Cees Hagenbeek
Ermengarde van Anjou
Ermengarde van Anjou, geb. voor 1070, ovl. Jeruzalem op 1 jun 1146.

tr. (1) voor 1087, (gesch. voor 1090)
met

Willem VIII/IX van Poitiers en Acquitanië, zn. van Willem VI/VIII van Poitou hertog van Aquitanië (hertog van Aquitanië) en Hildegard van Bourgondië, geb. op 22 okt 1071, hertog van Aquitanië en de Gascogne, ovl. op 10 feb 1126, begr. Moustier-Neuf [Frankrijk], tr. (3) met Amalberga Dangerosa de l' Isle-Bouchard, dr. van Bartholomeus de l' Isle-Bouchard en Giberga , ovl. voor 1115. Uit dit huwelijk geen kinderen.

tr. (2)
met

Alain IV (VI) Fergent de Bretagne, zn. van Hoel II (V) de Cornouille Duc de Bretagne (Graf v.Cornwall, 1066 Herzog der Bretagne) en Hedwig (Havoise) de Bretagne, ovl. op 13 okt 1119, tr. (2) met Constance van Engeland, dr. van Willem I de Veroveraar hertog Normandië (koning van Engeland) en Mathilde van Vlaanderen, geb. in 1061, ovl. op 13 aug 1094. Uit dit huwelijk geen kinderen.

Alain IV (VI) Fergent de Bretagne.
Rufus, Fergaunt, so: Hoel/Eudo, Comte de Bretagne, Herzog von Bretagne (1084), commanded the rear at Hastings, 1066, 6.7.1068 Earl.

Uit dit huwelijk een zoon:


 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Conan III*1099  †1148  49



Bronnen:
1.NRC Handelsblad (NRC 005), Krant, Mediahuis, Amsterdam, 2022

Heilwig van Merheim
Heilwig (Machteld, Hertwig, Hadewich, Margaretha) van Merheim1 (van Merheym, Mereheym), geb. circa 1183, erfdochter van Merum en half Asten, ovl. circa 1235.

tr. circa 1195
met

Albert (Albrecht) ridder van Kuyc1,2 (Albert van Kuyc, van Cuijck, van Cuyk), zn. van Hendrik II graaf van Cuyck (burggraaf van Utrecht) en Sophia van Rhenen (van Herpen) (erfdochter van Herpen, vermeld 1191-1203), geb. Cuijk circa 1177, ridder, vermeld 1191-1233, Heer van Cuyk en Grave 1204-1233, van Herpen, Merum en half Asten 1220, ovl. Asten in 1233.

 


Albert ridder van Kuyc.
Getuige bij een schenking van het allodium Herpen aan de Brabantse hertog 1191, heer van Cuyc en Grave 1204-1233, heer van Herpen, Merum en half Asten 1220-1233, stadsgraaf van Utrecht tot 12-3-1220, verkocht zijn rechten voor 200 pond Utrechts, leenman van de bisschop van Utrecht voor het hoge en lage gerecht van Gasperde en Everdingen.

Uit dit huwelijk 8 kinderen:


 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Hendrik III*1195  †1254  59
Rutger/Rogier*1200  †1268  68
Willem  †1240   
Margaretha*1198     
Dirk*1205  †1260  55
Aleidis/Margaretha  †1240   
Aleidis*1200  †1275  75
Agnes*1210  †1289  79



Bronnen:
1.Afgeschermd, Periodiek, Kon. Ned. Gen. voor Geslacht- en Wapenkunde, ‘s-Gravenhage, vanaf 1883
2.Floris V, een politieke moord in 1296 (B 207), Prof. dr. E.H.P. Cordfunke, Walburg Pers, Zutphen, 2011 (blz. 69)

Dirk van Cuijck
Dirk van Cuijck1,3,4,2, geb. circa 1205, burggraaf van Leiden (1243), ovl. voor 1260.

  • Vader:
    Albert (Albrecht) ridder van Kuyc1,2 (Albert van Kuyc, van Cuijck, van Cuyk), zn. van Hendrik II graaf van Cuyck (burggraaf van Utrecht) en Sophia van Rhenen (van Herpen) (erfdochter van Herpen, vermeld 1191-1203), geb. Cuijk circa 1177, ridder, vermeld 1191-1233, Heer van Cuyk en Grave 1204-1233, van Herpen, Merum en half Asten 1220, ovl. Asten in 1233, tr. circa 1195 met
 

tr. Leiden circa 1235
met

Christina Jacobsdr van Oestgeest burggravin van Leiden1,3,5,4,7,6 (Kerstine van Oegstgeest) (Oegstgeest, van), dr. van Jacob van Raephorst van burggraaf Leiden (burggraaf van Leiden (1201-1241)), geb. Leiden circa 1220, vrouwe van Leiderdorp en Oegstgeest, ovl. Leiden in 1271.

Christina Jacobsdr van Oestgeest burggravin van Leiden.
Vermeld 1251-1253, erfdochter van het Leids burggraafschap en het ambacht Leiderdorp en Oegstgeest. Leiden, Christina van (gest. vóór 15-5-1276), burggravin. Dochter van Jacob burggraaf van Leiden (actief 1201-1241). Christina van Leiden trouwde (1) [onzeker] met Dirk van Oegstgeest (actief 1221-1242), ridder; (2) [zeker] vóór 30-5-1253 met Dirk van Cuijk (actief 1242-1253), ridder. Uit huwelijk (1) werd wellicht 1 zoon, uit (2) werden 1 of 2 zoons geboren.
30 mei 1253 bepaalt zij dat het leen dat Willem van de Poel, burgen Haarlem, van haar houdt, onversterfelijk zal zijn.
Volgens een aantekening in een leenregister uit 1420 werd de erfdochter van de Leidse burggraaf Jacob bij diens overlijden door de grafelijkheid van Holland ‘in voogdij’ genomen. Dit betekende dat de grafelijkheid het bewind over haar erfenis voerde en mogelijk ook dat zij aan het hof van de graaf werd opgevoed. Vaststaat dat zij naderhand werd uitgehuwelijkt aan ‘een jongere broer’ uit de Utrechtse stadsgravenfamilie Van Cuijk. Als eigen inkomen kreeg zij de zogeheten ‘lage rechtspraak’ in Leiden en omstreken mee (Hoek, 54-55). Zij mocht dus een schout benoemen en had recht op een deel van de door deze geheven boetes. Door de familie van haar man werd zij beleend met land en tienden bij Sliedrecht. In een leenbrief uit 1251 noemt haar zwager Hendrik (III) van Cuijk haar ‘mijn lieve Christina, burggravin van Leiden’. Er was toen vermoedelijk nog geen stamhouder, want de leenbrief hield uitdrukkelijk de mogelijkheid open dat het leen op een dochter kon vererven. In 1253 trad Christina, ‘nederige burggravin (castellana) van Leiden’ en ‘gemalin van [Dirk], burggraaf aldaar, ridder’ zelf als leenvrouwe op. Haar man zegelde voor haar ‘omdat wij zelf geen zegel gebruiken’ (Kruisheer, 568, 655). Haar zoon Hendrik staat voor het eerst te boek in 1276. Hij was toen burggraaf van Leiden en leenvolger van zijn kort tevoren overleden moeder. In 1284 oorkondde hij dat burggraaf Jacob van Leiden zijn grootvader was geweest (Beelaerts, 220).
In een verklaring uit 1364 is sprake van een andere zoon van Christina van Leiden. Hij heette heer Willem van Oegstgeest, was ridder, had een dochter Christina, zegelde in 1285 en testeerde in 1312 (Janse, 16-17). Deze Willem zou vernoemd zijn naar een grootvader die in 1201 leefde (Monna, 68-69). Christina van Leiden moet dan eerder getrouwd zijn geweest met een zoon van Willem (I) van Oegstgeest – mogelijk Dirk van Oegstgeest, actief 1221-1242. Een aanwijzing daarvoor zou kunnen zijn dat de wapenzegels van Willem (II) van Oegstgeest uit 1285 en die van burggraaf Dirk van Leiden (zegelt vanaf 1310, zoon en opvolger van burggraaf Hendrik) aanzienlijk verschillen (Beelaerts, 291).
Belangrijker dan deze genealogische puzzels is de vraag hoe Christina’s titel ‘burggravin van Leiden’ in 1251 en 1253 moet worden begrepen. Het burggraafschap was bij de dood van haar vader teruggevallen aan de grafelijkheid. De historicus A. Kluit stelde in 1805 dat dit ‘kasteleinschap’ tot 1276 een mannelijk leen was en dat Christina ‘burggravin van Leiden’ werd genoemd vanwege haar huwelijk met heer Dirk van Cuijk, ‘burggraaf van Leiden’ (Kluit, 261). De genealoog W.A. Beelaerts van Blokland meende echter dat Dirk als burggraaf louter uit naam van zijn gemalin optrad. Vermoedelijk had Kluit gelijk. Ook in dertiende-eeuwse oorkonden van het Hollandse gravenhuis betekende de titel ‘gravin’ namelijk in eerste aanleg ‘gemalin van de graaf’ (Broer, 159-165). Hiermee werd zonder twijfel tevens de toon gezet voor de lagere adel. Dat Christina van Leiden in 1253 als ‘burggravin’ oorkondde, was dus waarschijnlijk alleen omdat haar man burggraaf was. Hun zoon Hendrik heeft dit ambt kennelijk van zijn vader en niet van zijn moeder geërfd.

Hendrik heer van Cuijk staat op 20 juli 1251 aan Christina burggravin van Leiden toe dat de goederen die zij van hem in Leenhouts, bij ontstentenis van een zoon op haar dochter vererven.

Naslagwerken.
NNBW.
Archieven.
Nationaal Archief, Den Haag: toegangen 3.01.01 (Graven van Holland), 3.19.81 (Kopieën Leenregister Huis Wassenaar (Twickel)) en 3.20.87 (Van Wassenaer van Duvenvoorde).
Literatuur.
A. Kluit, Historie der Hollandsche staatsregering tot aan het jaar 1795. Vijfde deel (Amsterdam 1805).
W.A. Beelaerts van Blokland, ‘De burggraven van Leiden vóór 1339’, De Nederlandsche Leeuw 39 (1921) 215-222.
C. Hoek, ‘De heren van Matenesse’, De Nederlandsche Leeuw 82 (1965) 32-58.
A.D.A. Monna, ‘De bezittingen van het Leidse burggraafschap’, in: Idem en W.H. Lenselink, Studies over het Zeeuwse en het Leidse burggraafschap (Groningen 1976) 63-106.
J.A. Coldewey, De Heren van Kuyc 1096-1400 (Tilburg 1981).
Oorkondenboek van Holland en Zeeland tot 1299, J.G. Kruisheer ed, 2 (Assen 1986).
J.C. Kort, ‘Repertorium op de grafelijke lenen in Rijnland’, Ons Voorgeslacht 42 (1987) 690-721.
C.J.C. Broer, ‘Echtgenote, deelgenote, lotgenote. Over oorkonden als bron voor vrouwengeschiedenis’, in: M. Mostert e.a. red, Vrouw, familie en macht. Bronnen over vrouwen in de Middeleeuwen (Hilversum 1990) 147-166.
A. Janse, Wie was Willem van Oegstgeest (1201)? (Oegstgeest 2001).

Uit dit huwelijk 2 kinderen:


 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Hendrik*1245  †1319  73
Lijzebeth*1260  †1321  61



Bronnen:
1.Afgeschermd, Periodiek, Kon. Ned. Gen. voor Geslacht- en Wapenkunde, ‘s-Gravenhage, vanaf 1883
2.Floris V, een politieke moord in 1296 (B 207), Prof. dr. E.H.P. Cordfunke, Walburg Pers, Zutphen, 2011 (blz. 69)
3.Het ontstaan van Leiden. (B 021), Freek Lugt, Primavera Pers, 978-90-5997-126-4, Leiden, 2012 (blz. 82)
4.Het goed van Oegstgeest (B 151), F.H. Lugt, Uitgeverij Ginkgo, 978-90-71256-09-7, Leiden, 2009 (blz. 189)
5.Het ontstaan van Leiden. (B 021), Freek Lugt, Primavera Pers, 978-90-5997-126-4, Leiden, 2012 (blz. 80)
6.Oorkondenboek van Holland en Zeeland van 1222 tot 1256, deel 2 (B 045), Oorkondenboek van Holland en Zeeland II, Dr. J.G. Kruisheer, van Gorcum, Assen, 1986 (blz. 568)
7.Oorkondenboek van Holland en Zeeland van 1222 tot 1256, deel 2 (B 045), Oorkondenboek van Holland en Zeeland II, Dr. J.G. Kruisheer, van Gorcum, Assen, 1986 (blz. 655)

Elisabeth Claesdr van Egmond
Elisabeth Claesdr van Egmond.

 

tr.
met

Zweder II heer van Vianen, zn. van Hubrecht ridder van Vianen en Agniese van Langerak (vermeld 1306-1317/1318), geb. circa 1275, ovl. in 1333.

 


Zweder II heer van Vianen.
Zweder II heer van Vianen, zegelde of 16 okt. 1317 als borg voor Wouter van Amstel van Mijnden ten overstaan van de Hollandse graaf Willem III, op 8 nov. 1323 namens de bisschop van Utrecht (die een dijkgraaf en heemraden voor de Lekdijk benoemde) en op 24 juli 1328 de huwelijkse voorwaarden van Jan van Culemborg, overl. 4 dec. 1333, tr. vermoedelijk een dochter van heer Claes van Egmond.
Op 29 sept. 1326 beloofden graaf Willem III en Willem van Duivenvoorde aan heer Zweder II, die de burcht en de heerlijkheid van Vianen aan hen had overgegeven, hem zijn goederen terug te geven, als hij uit zijn schulden ,,gered” was.

Uit dit huwelijk 2 dochters:


 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Heilwig*1333  †1351  18
Elisabeth*1310  †1337  27


Luthard van Kleef
Luthard graaf van Kleef.

tr.
met

Bertha ? .

Uit dit huwelijk een zoon:


 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Baldur     


Bertha ?
Bertha ? .

tr.
met

Luthard graaf van Kleef, zn. van Eberhard I graaf van Kleef.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Baldur     


Gottfried II van Breda
 
Gottfried II van Breda, geb. in 1160, heer van Breda, ovl. in 1216.


Gottfried II van Breda.
Ook genoemd Godefridus de Breda en Godefridus de Scoten. In een akte van 1190-1196 geeft Hendrik hertog van Lotharingen aan Godevaert de Scoten in leen, het goed van Breda, hij Godevaert de Scoten, zegt dat hij den burgt van Breda met al het goed 't gene ik heb bezeten en nog bezit beneden de plaatse welke Hage genoemd wordt, vrijelijk in handen van Heer hertog Henrick en van Vrouwe Hertogin M en van haeren erfgenaem, gesteld heb,......omdat mijne voorouder van haare voorzaten het zoo gehouden hebben....... Getuigde bij het vredesverdrag, na maart 1196, gesloten tussen Brabant en Gelre. Getuigde bij het verdrag tussen de hertog van Brabant en graaf Dirk VII. Getuigde in 1202 bij de schenking der gebroeders van Buusbeeck aan het kapitel van Antwerpen. Getuigde in 1203, toen Dirk VII afstand doet van zijn rechten op Breda. Getuigde in 1205 bij de gift van de hertog aan Cortenberg en in 1206 is hij voor deze borg. Viel in 1209 de abdij Villers (bij Brussel) lastig, waar hij aanspraak wilde maken op zijn rechten van Schooten, deze rechten werd hem ontzegd door de hertog van Brabant en zijn mannen bij hun uitspraak, van alle rechten op het door Engelbert destijds geschonken goed. Getuigden wederom in 1210 bij de bekrachtiging van Afflighems voorrechten. Getuigde in 1213, toen de inwoners van Leeuwen verschillende privilegiën ontvingen. Als Godfried van Breda is hij getuige in 1209 te Aarschot, in 1213 te Nijmegen. Ontvangt op 25-2-1213 het tolrecht op de Schelde. Op 23-12-1213 was hij samen met graaf Willem I te Middelburg en in november 1214 te Antwerpen bij het opmaken van de huwelijksvoorwaarden tussen Machteld van Brabant en Floris, de zoon van genoemde graaf.

 

tr.
met

Lutgard van Perk2 (van Cuijck), dr. van Hendrik II graaf van Cuyck (burggraaf van Utrecht) en Sophia van Rhenen (van Herpen) (erfdochter van Herpen, vermeld 1191-1203), geb. circa 1163, ovl. in 1219.

Uit dit huwelijk 3 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Beatrix*1200  †1251  51
Sophia*1187  †1237  50
Gilles     



Bronnen:
1.Oorkondenboek van Holland en Zeeland van 1222 tot 1256, deel 2 (B 045), Oorkondenboek van Holland en Zeeland II, Dr. J.G. Kruisheer, van Gorcum, Assen, 1986
2.Europäische Stammtafeln (ES 8), Detlev Schwennicke, Marburg [Duitsland], 1980 (blz. 29)

Lutgard van Perk
Lutgard van Perk1 (van Cuijck), geb. circa 1163, ovl. in 1219.

 

tr.
met

Gottfried II van Breda, zn. van Hendrik van Breda en Christina van Schoten, geb. in 1160, heer van Breda, ovl. in 1216.

 


Gottfried II van Breda.
Ook genoemd Godefridus de Breda en Godefridus de Scoten. In een akte van 1190-1196 geeft Hendrik hertog van Lotharingen aan Godevaert de Scoten in leen, het goed van Breda, hij Godevaert de Scoten, zegt dat hij den burgt van Breda met al het goed 't gene ik heb bezeten en nog bezit beneden de plaatse welke Hage genoemd wordt, vrijelijk in handen van Heer hertog Henrick en van Vrouwe Hertogin M en van haeren erfgenaem, gesteld heb,......omdat mijne voorouder van haare voorzaten het zoo gehouden hebben....... Getuigde bij het vredesverdrag, na maart 1196, gesloten tussen Brabant en Gelre. Getuigde bij het verdrag tussen de hertog van Brabant en graaf Dirk VII. Getuigde in 1202 bij de schenking der gebroeders van Buusbeeck aan het kapitel van Antwerpen. Getuigde in 1203, toen Dirk VII afstand doet van zijn rechten op Breda. Getuigde in 1205 bij de gift van de hertog aan Cortenberg en in 1206 is hij voor deze borg. Viel in 1209 de abdij Villers (bij Brussel) lastig, waar hij aanspraak wilde maken op zijn rechten van Schooten, deze rechten werd hem ontzegd door de hertog van Brabant en zijn mannen bij hun uitspraak, van alle rechten op het door Engelbert destijds geschonken goed. Getuigden wederom in 1210 bij de bekrachtiging van Afflighems voorrechten. Getuigde in 1213, toen de inwoners van Leeuwen verschillende privilegiën ontvingen. Als Godfried van Breda is hij getuige in 1209 te Aarschot, in 1213 te Nijmegen. Ontvangt op 25-2-1213 het tolrecht op de Schelde. Op 23-12-1213 was hij samen met graaf Willem I te Middelburg en in november 1214 te Antwerpen bij het opmaken van de huwelijksvoorwaarden tussen Machteld van Brabant en Floris, de zoon van genoemde graaf.

Uit dit huwelijk 3 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Beatrix*1200  †1251  51
Sophia*1187  †1237  50
Gilles     



Bronnen:
1.Europäische Stammtafeln (ES 8), Detlev Schwennicke, Marburg [Duitsland], 1980 (blz. 29)
2.Afgeschermd, Periodiek, Kon. Ned. Gen. voor Geslacht- en Wapenkunde, ‘s-Gravenhage, vanaf 1883

Eberhard I van Kleef
Eberhard I graaf van Kleef.

Eberhard I graaf van Kleef.
1050 Teilung der Grafschaft.


Hij krijgt een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Luthard     


Eberhard (1) van Kleef
Eberhard (1) van Kleef.

Eberhard (1) van Kleef.
Stifter der Kathedrale zu Wesel, Gründer von Neuß.


Hij krijgt een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Eberhard I     


Dirk van Rhenen
Dirk van Rhenen, geb. Ravenstein Herpen op 30 jun 1110, Burggraaf van Utrecht, ovl. in 1178.

Dirk van Rhenen.
Het :Land van Herpen" was een heerlijkheid gelegen in de huidige provincie Noord-Brabant dat als zodanig bestaan heeft tot het midden van de 12e eeuw en de voorloper is van het Land van Ravenstein. Tot het gebied behoorden de huidige plaatsen: Herpen, Uden, Boekel, Volkel, Zeeland, Reek, Neerloon, Huisseling, Deursen, Dennenburg, Schaijk, Velp, Neerlangel, Overlangel, Demen, Dieden en Ravenstein.
De oudste schriftelijke vermelding van Herpen dateert van 1150. Niet lang daarvoor kwam het gebied door huwelijk in bezit van de Heren van Cuijk. Oorspronkelijk was het Land van Herpen een allodium dat in het bezit was van het geslacht Van Rhenen.
Tot 1178 was de heerlijkheid Herpen in handen van Dirk van Rhenen (ca. 1111-1178), burggraaf van Utrecht. Hij was een broer van Godfried van Rhenen († 27 mei 1178), bisschop van Utrecht.

tr.
met

Annigje van Bierbeek h, dr. van Hendrik II van Bierbeek, geb. Rhenen op 12 jun 1115, ovl. Ravenstein Herpen op 8 jan 1196.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Sophia*1136 Rhenen †1203 Herpen 67


Annigje van Bierbeek
Annigje van Bierbeek h, geb. Rhenen op 12 jun 1115, ovl. Ravenstein Herpen op 8 jan 1196.

tr.
met

Dirk van Rhenen, zn. van Godfried II van Aarschot-Rhenen (vermeld 1125-1160, gegoed in Rhenen, Bemmel, Wormersbach, Herpen, half Asten (?), Perk, Anderlecht e) en Sophia van Bemmel van Kleef ?, geb. Ravenstein Herpen op 30 jun 1110, Burggraaf van Utrecht, ovl. in 1178.

Dirk van Rhenen.
Het :Land van Herpen" was een heerlijkheid gelegen in de huidige provincie Noord-Brabant dat als zodanig bestaan heeft tot het midden van de 12e eeuw en de voorloper is van het Land van Ravenstein. Tot het gebied behoorden de huidige plaatsen: Herpen, Uden, Boekel, Volkel, Zeeland, Reek, Neerloon, Huisseling, Deursen, Dennenburg, Schaijk, Velp, Neerlangel, Overlangel, Demen, Dieden en Ravenstein.
De oudste schriftelijke vermelding van Herpen dateert van 1150. Niet lang daarvoor kwam het gebied door huwelijk in bezit van de Heren van Cuijk. Oorspronkelijk was het Land van Herpen een allodium dat in het bezit was van het geslacht Van Rhenen.
Tot 1178 was de heerlijkheid Herpen in handen van Dirk van Rhenen (ca. 1111-1178), burggraaf van Utrecht. Hij was een broer van Godfried van Rhenen († 27 mei 1178), bisschop van Utrecht.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Sophia*1136 Rhenen †1203 Herpen 67


Balduin van Kleef
Balduin graaf van Kleef.


Hij krijgt een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Eberhard     


Johannes van Kleef
Johannes graaf van Kleef, ovl. na 812.

Johannes graaf van Kleef.
Teilnehmer in 812 an der Gesandtschaft nach Constantiopel, Gemahlin Konstantia aus Constantinopel.


Hij krijgt een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Balduin     


Jan Jacob Lodewijk ten Kate
Jan Jacob Lodewijk ten Kate, geb. Amsterdam in 1883.

 

tr. Amsterdam op 2 dec 1909
met

Wilhelmina Maria Barneveld, dr. van Christen Barneveld en Wilhelmina Maria Smit, geb. Amsterdam op 17 nov 1888.


Reinhold van Kleef
Reinhold van Kleef.


Hij krijgt een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Johannes  †812   


Theoderich I van Kleef
Theoderich I graaf van Kleef.


Hij krijgt een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Reinhold     


Aelius (Helius) van Kleef
Aelius (Helius) graaf van Kleef, ovl. voor 732.

tr.
met

Beatrix van Teisterbant, ovl. in 732.

Beatrix van Teisterbant.
dochter van: Dietrich der Bär+Beatrix.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Theoderich I     


Raoul I van Vermandois
Raoul I graaf van Vermandois, geb. circa 1085, 1120 graaf van Vermandois, ovl. op 14 okt 1152.

 

tr.
met

Petronella (Alix) van Poitou, dr. van Willem X hertog van Aquitanië-Poitou (hertog van Aquitanië en graaf van Poitou) en Eleonora de Châtellerault, geb. circa 1125, ovl. na 24 okt 1153.

Uit dit huwelijk 3 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Raoul II*1145  †1167  21
Elizabeth*1143  †1182  38
Eleonora*1152  †1221  69


Alferade Gerardsdr van Engelsdorp
Alferade Gerardsdr van Engelsdorp (Alverade van Engelsdorp, van Endelsdorp).

tr.
met

Willem van Wickenrade van Broekhuizen, zn. van Johan II van Broeckhuijsen (ridder in 1275) en Gert(rude) van Engelsdorf, ovl. circa 1375.

Willem van Wickenrade van Broekhuizen.
heer Willem van Broeckhuisen, ridder, door graaf Reinoud II in 1338 beleend met de heerlijkheid en het slot Wickradt tot een mansleen ten Zutphenschen rechte. Den 19e Maart  1339, bij de verheffing van het graafschap Gelre tot hertogdom door Keizer Lodewijk, wordt hij benoemd tot erfkamerling (SLICHTENHORST, a. v I 27 en VAN MIERIS, Charterb. 11, 616). Hij kreeg toen tevens de Ooster- of Steenweerd te Lobith met 50 morgen land aan den Rijn bij Elten, met twee zilveren bekers te verheergewaden. In 1344 is hij o. a. borg geweest bij het vernieuwen van de keuren der stad Nijmegen door Reinoud III (SLICHTENHORST, a. v, I 32). Hij was gehuwd met Alfrade, Gerritsdochter van Engelsdorp. In 1338 ontvangt Willem van Broichusen en zijn zoons bij Alffrade van Endelstorp Gerhardsdochter van graaf Reinald II van Gelre .
de burcht te Wickrath met vesten, woningen, dijken, grachten, visrecht, molen, voorburcht, woningen en huizen voor de burcht bij de kerspelkerk, de kerkegift, mannen, borchtmannen, lieden enz. in leen, te verheergewaden met 5 mark, als open huis.
Voert eest vorwarde, weert sake dat her Willem soene hedde, ende die soene voert soene hedden van veren Alfrade sinen wive voergenoemt, ende also lange alse mangeboert vander mansgeboert bleve, so soude hi bezitten die borgh te Wickerade.......mer wert sake dat her Willem ende vere Alfrade voergenoemt en gene mansgeboert te samen en hedden, ende hedden si mansgeboertende di mansgeboert hedden voert mangeboert alse dat geviel dat die mansgeboert aflivig wurde also dat daer en geen mansgeboert en bleve, die van hoem twen comen were so soude die voergenoemde borgh .... weder aan ons.

Bij goede lezing staat hierin, dat  tijdens de opstelling van dit stuk Willem en Alverade nog geen kinderen hebben. De verklaring hiervoor gaf mij Willem Oving aan, die heel scherpzinnig opmerkte, dat dit stuk inhoudelijk waarschijnlijk een herhaling is van een eerder stuk, dat echter niet meer bestaat, of misschien zelfs een deel is van hun huwelijksovereenkomst.
Willem van Broeckhuysen was in 1329 nog genoemd als knaap, maar in 1330 is hij gemeld als ridder, en dat betekent dat hij in dat jaar tenminste 18 jaar zal zijn geweest. Zijn broer Johan van Broeckhuysen werd voor het eerst genoemd samen met zijn vader in 1314. In 1318 is er een andere vermelding van de knaap Jan van Broeckhuysen, en dat betreft toch vermoedelijk dezelfde Johan van Broeckhuysen, zodat hij in dat jaar wel ouder zal zijn dan 14 jaar. Zijn geboortejaar ligt derhalve omstreeks 1304, misschien iets eerder. Zijn 1ste publieke optreden met zijn vader was dus tenminste op 10-jarige leeftijd. Het valt te verwachten, dat Johan van Broeckhuysen met Sophia van Loo is getrouwd rond 1330. Hij was dan vermoedelijk ca. 25 jaar oud. Willem van Broeckhuysen is vermoedelijk iets later dan zijn broer getrouwd met Alferade van Engelsdorp.

Uit dit huwelijk 3 zonen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Sweder*1360 Ophemert †1404  44
Johan     
Henric