Mstislaw van Kiev
Mstislaw (Mstislaw I Wladimirowitsch) (Mstislaw I Wladimirowitsch) van Kiev (Velikij Knjaz Kiewskij), Velikij Knjaz Kiewskij, geb. na 1075, groothertog van Kiev, ovl. op 15 apr 1132,
, Velikij, Harald, erst in Novgorod, 17. Großfürst von Kiew, 1111 unternimmt er Züge gegen Estland (Odenpäh), 1122 heiratet seine Tochter Irene Prinz Andronikos Komnenos, Sohn des Ioannes Komnenos. machtvolle Persönlichkeit, kann seinen Willen durchsetzen, Kenntnis von den Ehen ausschliesslich aus altisländischen Sagas. Ebenso bedeutend wie sein Vater. Verjagt 1128/9 vier Polotzker Fürsten, die in die Verbannung nach Byzanz gingen.; Forssman.- Vader:
Wladimir II Wsewolodowitsch van Kiev (Vladimir II Rurikides-van Kiev), zn. van Wsewolod I Jaroslawitsch Velikij Knjaz Kiewskij (vorst van het Kievse Rijk 1078-1093) en Irene van Byzantium, geb. Kiev [Russian Federation] in 1053, grootvorst van Kiev 1113-1125, ovl. op 19 mei 1125,
, Monomach, 1077 Knjaz Smolenskij, 1078-1095 Knjaz Tschernigovskij, 1093 Knjaz Perejaslavskij, 1113 16. Velikij Knjaz, begraben in Kiew. gründet Vladimir an der Kljasma, Tochter Maria heiratet Leon, einen Sohn Romanos IV. Diogenes, kann durch seine machtvolle Persönlichkeit seinen Willen gegenüber den Standesgenossen durchsetzen, ruft Fürstenversammlung nach Ljubetsch ein um Ordnung zu schaffen, Bedeutendster russischer Fürst des 12.Jh. nahm erst nach dem Tode seines ebenso schwachen wie gewalttätigen Vetters Vladimirs Svjatopolk (1113) als 61-jähriger den grossfürstlichen Thron auf ungestümes Drängen der Bevölkerung ein, die sich weigerte, den dazu berechtigten Vetter Vladimirs, Oleg Svjatoslavitsch, bei sich aufzunehmen; der unruhige, in Tschernigow residierende Fürst konnte die Zurücksetzung nicht verschmerzen und versuchte Vladimir -- freilich ohne Erfolg -- die grossfürstliche Würde durch Intrigen und zahllose Fehden streitig zu machen, sodass er sich beim Volke den Beinamen ``Goreslavisch'' erwarb; die Streitigkeiten wurden übrigens von den Nachkommen Vladimirs und Olegs fortgesetzt und brachten viel Unheil über Russland, u.a. weil die Fürsten sich der Mithilfe der nomadisierenden Polowzen bedienten, die bei dieser Gelegenheit die russischen Dörfer und Städte plünderten und die Bevölkerung in die Sklaverei fortführten. Vladimir Monomach war einer der wenigen Fürsten, der für die elenden sozialen Verhältnisse der unteren Schichten einen offenen Sinn besass, indem er Gesetze gegen die Versklavung verarmter Halbfreier durch die Grundherren erliess und die Stellung der freien Kleinbauern zu festigen suchte. In zahllosen Feldzügen, die er zu grossem Teil noch in der Regierungszeit Wsewolods und Svjatopolks geführt hat, erwarb sich dieser humane Grossfürst den Ruf eines tatkräftigen und mutigen Beschützers des ``russischen Landes'' und eines Förderers der Gerechtigkeit; Kaiser Alexios Komnenos ehrte ihn durch kostbare Geschenke und soll ihm angeblich eine goldene Krone verliehen haben. Schreibt eine ``Ermahnung'' (poutschenije) an seine Kinder, eine Bekenntnisschrift zum mutigen, aber umsichtigen Weltleben und zum sinnenfreudigen Christentum: lebendig-kühn und menschlich-tief. Vladimir Monomach verstand es -- gemäss seiner Veranlagung und einem entsagungsvollen Pflichtgefühl, das er sich in jahrelanger Übung anerzogen hatte --, politische Aktivität mit Bildungsbestrebungen und ausgebreiteter Wohltätigkeit zu vereinigen; denn wenn auch in dem Charakterbild, das der Chronist von seinem Lieblingsfürsten entwirft, ein reichlicher Schuss Schönfärberei enthalten ist, so zeugt doch Vladimirs ``Ermahnung'' höchst einprägsam von den von ihm gewonnenen Einsichten und Richtlinien seines fürstlichen Denkens und Handelns: ``Weder Fasten noch Einsiedlertum kann euch retten, sondern Wohltun. Vergesset der Armen nicht und gedenket, dass alles Gottes ist und euch nur zeitweilig verliehen. Seid Väter der Waisen, duldet nicht, dass der Starke den Schwachen verderbe. Scheuet euch vor Lüge, Völlerei und Wollust, sie verderben beides, Leib und Seele. Im Krieg seid tätig, euren Heerführern ein Vorbild, dann ist keine Zeit zu Gastmählern und Vergnügungen. Wenn ihr durch eurer Land reitet, duldet nicht, dass eure Gefolgsleute das Volk kränken. Was ihr nicht wisst, sollt ihr lernen; mein Vater konnte in fünf Sprachen reden. Ich habe stets selbst getan, was ich durch meine Diener hätte ausführen können. Dreiundachtzig Feldzüge habe ich geführt, ohne die geringeren zu zählen. Zweimal hat mich der Ur auf seine Hörner genommen. Ein Bär warf sich auf mich, dass mein Pferd unter mir, tr. in 1070.
tr. (1) in 1122
met
Ljubawa Dmitriewna Sawaditsch, ovl. in 1167,
, dochter van Dmitrij Sawiditsch, ein Novgoroder Bojar.
Uit dit huwelijk een dochter:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Euphrosine | *1130 | | †1186 | | 56 | 1 | 2 |
tr. (2)
met
Christine Ingidottar (Christine Ingedottir) Stenkil af Sverige, dr. van Inge (Stenkilsson) Konung af Sverige en Helena ? , geb. circa 1075, ovl. Nowgorod [Russian Federation] tussen 28 jan 1120 en 28 jan 1122 (18 jan 1122),
, Kristin, Im Hause Mstislaws wurde das Schwedische als Muttersprache der Kinder gesprochen oder jedenfalls verstanden: hat doch Kristine es durchgesetzt, daß ihre Töchter schwedische Namen erhalten haben; zwei von ihnen haben sich später mit nordischen Königssöhnen vermählt.
Uit dit huwelijk 2 dochters:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Malfred | | | †1137 | | | 1 | 1 |
2 | Ingibjörg | | | †1137 | | | 1 | 1 |
>
Bela II van Hongarije
Bela II van Hongarije, geb. circa 1109, koning van Hongarije 1131, ovl. op 13 feb 1141,
, bijgenaamd de Blinde, was koning van 1131 tot 1141 en behoorde tot het huis van Árpád. Hij was de zoon van Álmos, een zoon van koning Géza I van Hongarije, die de troon probeerde te grijpen van zijn broer koning Koloman. Als straf voor de mislukte rebellie werden Álmos en Béla blind gemaakt. Zijn oom koning Stefan stierf zonder nakomelingen, en duidde Béla aan als zijn opvolger.- Vader:
Almos (Almus) Prins van Hongarije Hertog van Kroatië, zn. van Geisa I van Hongarije (koning van Hongarije) en Synadene Synademos, geb. in 1068, hertog van Kroatië, ovl. in 1129,
, c.1089 Herzog v.Slavonien, 1102 Herzog v.Ungarn
Álmos (in Croatian and Slovak Almoš) (died 1129) was a Hungarian prince, the son of King Géza I of Hungary, brother of King Kálmán. He held several governmental posts in the Kingdom of Hungary. Between 1084 and 1091 he was the duke of Slavonia; between 1091 and 1095 he was named King of Slavonia (eastern Croatia). In 1095 Kálmán dethroned Álmos, making him the duke of the apanage Nitrian duchy (Tercia pars regni) instead. Álmos, supported by Germany and Bohemia, came in conflict with Kálmán in 1098, after Kálmán had declared himself the king of the whole of Croatia in 1097 (crowned in 1102). On August 21, 1104 Álmos married Predslava, the daughter of Svyatopolk II of Kiev. Kálmán made peace with Álmos in 1108, but only to have Álmos and his son Béla imprisoned in 1108 or 1109 and then blinded to prevent them from becoming the future king. After this he went on to live in seclusion at the monastery of Dömös founded by himself until his death, but his son would succeed as king of Hungary. Álmos was the last duke of Nitra (in Hungarian Nyitra), his removal also marks the end of the Nitrian Frontier Duchy and thus a full integration of most of today's Slovakia into the Kingdom of Hungary, tr. (1) met Sophie von Looz en, dr. van Emmo III van Loon (graaf van Loon 1046) en Swanhilde gravin van Holland. Uit dit huwelijk geen kinderen, tr. (2) in 1104.
tr. in 1129
met
Helena van Servië (Jelena von Raska, Vukanoniç van Servië), dr. van Urosh I prins van Servië en Anna Diogenes ?, prinses.
Uit dit huwelijk 2 kinderen:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Geisa II | *1130 | | †1161 | | 30 | 1 | 2 |
2 | Elisabeth | *1128 | | †1152 | | 24 | 1 | 4 |
>
Helena van Servië
Helena van Servië (Jelena von Raska, Vukanoniç van Servië), prinses.tr. in 1129
met
Bela II van Hongarije, zn. van Almos Prins van Hongarije Hertog van Kroatië (hertog van Kroatië) en Predslava van Kiev, geb. circa 1109, koning van Hongarije 1131, ovl. op 13 feb 1141,
, bijgenaamd de Blinde, was koning van 1131 tot 1141 en behoorde tot het huis van Árpád. Hij was de zoon van Álmos, een zoon van koning Géza I van Hongarije, die de troon probeerde te grijpen van zijn broer koning Koloman. Als straf voor de mislukte rebellie werden Álmos en Béla blind gemaakt. Zijn oom koning Stefan stierf zonder nakomelingen, en duidde Béla aan als zijn opvolger.
Uit dit huwelijk 2 kinderen:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Geisa II | *1130 | | †1161 | | 30 | 1 | 2 |
2 | Elisabeth | *1128 | | †1152 | | 24 | 1 | 4 |
>
Urosh I van Servië
Urosh I prins van Servië.tr.
met
Anna Diogenes ?.
Uit dit huwelijk een dochter:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Helena | | | | | | 1 | 2 |
>
Diederik Cranendonk
Diederik heer Cranendonk, geb. Maarheze circa 1305, Heer van Cranendonck (1340-1342), ovl. op 13 jul 1343,
, Dirck, heer van Cranendonck (1340-1342), wordt vermeld op 22-07-1331 als Willem van Horne en vijf van zijn leenmannen, waaronder Dirck zelf en Emond van Emmichoven een verklaring afleggen. Dirck was mogelijk pastoor van Bindervelt, Limburg. Om het geslacht voor uitsterven te behoeden huwde
hij, met dispensatie, zijn nicht Aleid van Horne. Zij bleven echter kinderloos. Dirck had waarschijnlijk wel een zoon, Roelof, bij N.N, dochter van Roelof van Emmichoven, geboren rond
1260, vermeld op 10-02-1300. Op basis van het familiewapen, twee afgewende zalmen, vermoedt men dat het geslacht Van Emmichoven uit het geslacht Van Altena stamt.
In plaats van Diederik zou ook zijn broer Willem III de vader van Roelof van Emmichoven kunnen zijn, die was echter in 1340 al overleden en is daarmee minder waarschijnlijk.
De afbeelding toont het kasteel Cranendonck in de 17e eeuw. De Fransen bezetten het huis in 1672, en bij hun aftocht in 1673 bliezen zij het kasteel op.- Vader:
Willem II van Horn van Cranendonk, zn. van Willem I heer van Horn-Cranendonk en Catharina van Kessel, geb. circa 1275, ovl. Maarheeze circa 1320,
, Was in 1289 nog minderjarig. In 1311 en 1316 zegelde hij met drie niet-omgewende hoorns.
Willem II en Elisabeth hadden drie zoons: Willem, Arnoud en Dirck, die in aanmerking zouden kunnen komen als vader van pastoor Roelof van Emmichoven. Dirck van Cranendonck is de beste kandidaat.
10.01.1314: Willem, heer van Cranendonck, draagt aan de graaf van Gelre zijn eigendommen de hoge rechtspraak en het brouwambt van Swalmen over, die Seger Vosken van Swalmen van hem te leen hield en aan de graaf heeft verkocht, tr. (2) met Margareta van Leefdael. Uit dit huwelijk geen kinderen, tr. (1).
tr. (1) circa 1339
met
Aleida van Horne, dr. van Willem IV / V van Horne en Gaesbeek (heer van Horn, Altena, Weert, Nederweert, Wessem, Heeze, Leende en Kortessem, ondervoogd van Thorn) en Oda van Putten en Strijen, geestelijke te Rijnsburg ?, ovl. tussen 1354 en 1360.
tr. (2)
met
Isolde Roelofsdr van Emmichoven, dr. van Roelof van Emmichoven, geb. Maarheeze circa 1305.
Uit dit huwelijk een zoon:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Roelof | *1330 | Dordrecht | †1388 | | 58 | 1 | 1 |
>
Predslava van Kiev
Predslava (Predslawa Swjatopolkowna) van Kiev (Nowgorodskaja ?).- Vader:
Svatopolk (Swjatopolk II Isjaslawitsch) van Kiev (Velikij Knjaz Nowgorodskij i Turowskij), zn. van Isjaslaw I Jaroslawitsch Velikij Ksiaz Kiewskij en Gertruda Polska ?, geb. circa 1050, ovl. op 16 apr 1113,
, Michail?, 1078-1088 in Novgorod, 1069-1071 in Polock, 1093 Grossfürst.
Svjatopolk II van Kiev, Svjatopolk Michail Izjaslavitsj (Russisch/Oekraiens: ????????? ?????????), (1050 – 16 april 1113) was de hoogste vorst van het Kievse Rijk van 1093 tot 1113.
Svjatopolk was de derde zoon van Izjaslav I van Kiev en Gertrude van Polen (ca. 1025 - 4 januari 1108), dochter van Mieszko II Lambert van Polen en Richeza van Lotharingen. Zijn doopnaam was Michael. Als derde zoon was hij geen serieuze kandidaat voor de troon in Kiev maar bekleedde hij bestuursfuncties in het Kievse Rijk namens zijn vader en daarna namens zijn oom Vsevolod I van Kiev. In 1059 werd hij benoemd tot prins van Polotsk, dat zijn vader had veroverd maar in 1071 weer moest opgeven. In 1078 werd hij prins van Veliki Novgorod tot 1088. In dat jaar werd hij benoemd tot prins van Turau - de Ostrogski-familie die van Svjatopolk afstamde zou dit gebied tot in de zeventiende eeuw besturen.
Na de dood van Vsevolod in 1093 werd Svjatopolk erkend als grootvorst. Na de dood van Vsevolod hadden de Koemanen plundertochten gehouden in het Kievse Rijk. Na de benoeming van Svjatopolk wilden de Koemanen over vrede onderhandelen en boden een schadevergoeding aan. Tegen de wensen van de andere prinsen besloot Svjatopolk tot oorlog maar het Kievse leger werd verslagen op 26 mei 1093 aan de Stuhna, een zijrivier van de Dnjepr (rivier). Svjatopolk werkte mee aan de politiek van Vladimir Monomach die was gericht op overleg en vrede tussen de prinsen van het Kievse Rijk. Aan de andere kant zette hij juist prinsen aan tot onderlinge oorlog.
Svjatopolk was drie maal getrouwd, tr.
tr. in 1104
met
Almos (Almus) Prins van Hongarije Hertog van Kroatië, zn. van Geisa I van Hongarije (koning van Hongarije) en Synadene Synademos, geb. in 1068, hertog van Kroatië, ovl. in 1129,
, c.1089 Herzog v.Slavonien, 1102 Herzog v.Ungarn
Álmos (in Croatian and Slovak Almoš) (died 1129) was a Hungarian prince, the son of King Géza I of Hungary, brother of King Kálmán. He held several governmental posts in the Kingdom of Hungary. Between 1084 and 1091 he was the duke of Slavonia; between 1091 and 1095 he was named King of Slavonia (eastern Croatia). In 1095 Kálmán dethroned Álmos, making him the duke of the apanage Nitrian duchy (Tercia pars regni) instead. Álmos, supported by Germany and Bohemia, came in conflict with Kálmán in 1098, after Kálmán had declared himself the king of the whole of Croatia in 1097 (crowned in 1102). On August 21, 1104 Álmos married Predslava, the daughter of Svyatopolk II of Kiev. Kálmán made peace with Álmos in 1108, but only to have Álmos and his son Béla imprisoned in 1108 or 1109 and then blinded to prevent them from becoming the future king. After this he went on to live in seclusion at the monastery of Dömös founded by himself until his death, but his son would succeed as king of Hungary. Álmos was the last duke of Nitra (in Hungarian Nyitra), his removal also marks the end of the Nitrian Frontier Duchy and thus a full integration of most of today's Slovakia into the Kingdom of Hungary, tr. (1) met Sophie von Looz en. Uit dit huwelijk geen kinderen.
Uit dit huwelijk een zoon:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Bela II | *1109 | | †1141 | | 31 | 1 | 2 |
>
Svatopolk van Kiev
Svatopolk (Swjatopolk II Isjaslawitsch) van Kiev (Velikij Knjaz Nowgorodskij i Turowskij), geb. circa 1050, ovl. op 16 apr 1113,
, Michail?, 1078-1088 in Novgorod, 1069-1071 in Polock, 1093 Grossfürst.
Svjatopolk II van Kiev, Svjatopolk Michail Izjaslavitsj (Russisch/Oekraiens: ????????? ?????????), (1050 – 16 april 1113) was de hoogste vorst van het Kievse Rijk van 1093 tot 1113.
Svjatopolk was de derde zoon van Izjaslav I van Kiev en Gertrude van Polen (ca. 1025 - 4 januari 1108), dochter van Mieszko II Lambert van Polen en Richeza van Lotharingen. Zijn doopnaam was Michael. Als derde zoon was hij geen serieuze kandidaat voor de troon in Kiev maar bekleedde hij bestuursfuncties in het Kievse Rijk namens zijn vader en daarna namens zijn oom Vsevolod I van Kiev. In 1059 werd hij benoemd tot prins van Polotsk, dat zijn vader had veroverd maar in 1071 weer moest opgeven. In 1078 werd hij prins van Veliki Novgorod tot 1088. In dat jaar werd hij benoemd tot prins van Turau - de Ostrogski-familie die van Svjatopolk afstamde zou dit gebied tot in de zeventiende eeuw besturen.
Na de dood van Vsevolod in 1093 werd Svjatopolk erkend als grootvorst. Na de dood van Vsevolod hadden de Koemanen plundertochten gehouden in het Kievse Rijk. Na de benoeming van Svjatopolk wilden de Koemanen over vrede onderhandelen en boden een schadevergoeding aan. Tegen de wensen van de andere prinsen besloot Svjatopolk tot oorlog maar het Kievse leger werd verslagen op 26 mei 1093 aan de Stuhna, een zijrivier van de Dnjepr (rivier). Svjatopolk werkte mee aan de politiek van Vladimir Monomach die was gericht op overleg en vrede tussen de prinsen van het Kievse Rijk. Aan de andere kant zette hij juist prinsen aan tot onderlinge oorlog.
Svjatopolk was drie maal getrouwd.- Vader:
Isjaslaw I Jaroslawitsch Velikij Ksiaz Kiewskij, zn. van Jaroslav I 'de Wijze' van Kiev (grootvorst van Kiev) en Ingegerd Olofsdotter van Zweden, geb. in 1025, ovl. op 3 okt 1078,
, 1054-1068 in Novgorod, Durch Bruder Svjatoslav aus Kiev vertrieben, bittet Heinrich IV. und den Papst um Hilfe, 1057 in Vladimir?, 1076-1077 in Tschernigow, tr.
tr.
met
NN Polowzkaja, ovl. voor 1103.
Uit dit huwelijk 2 dochters:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Predslava | | | | | | 1 | 1 |
2 | Sbyslawa | *1085 | | †1114 | | 29 | 1 | 1 |
>
Geisa I van Hongarije
Geisa I (Geza I) van Hongarije (Kiraly), geb. op 27 jun 1040, koning van Hongarije, ovl. op 24 apr 1077,
, Magnus, 1064-1074 Herzog, 1074 Kiraly
koning van Hongarije van 1074 tot 1077 en behoort tot het huis van Árpád.[1] Hij was een zoon van koning Béla I van Hongarije en Richezza van Polen. Zijn doopnaam was Magnus.
Jeugd
Géza's ouders leefden in Polen omdat zijn grootvader Vazul een mislukte staatsgreep had gepleegd. Toen zijn oom Andreas koning werd, konden ze terugkeren naar Hongarije. Na ongeveer tien jaar kwam het tot een open conflict tussen Andreas en Béla over de troonopvolging. Béla vluchtte weer met zijn gezin naar Polen en versloeg Andreas met een Pools leger. Béla werd koning in 1060 en Géza werd zijn belangrijkste adviseur. Andreas' minderjarige zoon Salomo van Hongarije vluchtte naar Duitsland en werd door de keizer als koning erkend. Géza bezocht in 1063 het Duitse hof en zou daar getrouwd zijn met Sophia van Loon (ca. 1045 - ca. 1065, kleindochter van de burggraaf Giselbert van Loon). In 1063 werd een Duitse expeditie uitgezonden om Salomo op de troon te plaatsen maar Béla stierf kort daarvoor door een ongeluk. Géza bood aan om Salomo te erkennen als koning, als hij het oude hertogdom van zijn vader (tussen de Morava (Tsjechië) en de Hron) zou krijgen. De regenten van Salomo wezen dit voorstel af en Géza vluchtte weer naar Polen. Toen de Duitsers terugkeerden naar huis, kwam Géza met een Pools leger naar Hongarije. Uiteindelijk werd op 26 januari 1064 in Gyor een overeenkomst gesloten: Salomo werd erkend als koning en Géza en zijn broers kregen inderdaad het hertogdom van hun vader (ook wel "Tercia pars Regni", het derde deel van het koninkrijk, genoemd).
Hertog[
In 1064 vierden Salomo en zijn neven samen het paasfeest in Pécs. Er ontstond een brand in de gebouwen waar ze verbleven en beide partijen gaven elkaar de schuld maar de aanwezige bisschoppen konden de zaak sussen. In de volgende jaren werkten Géza en zijn broers goed samen met de koning. In 1067 namen de koning en zijn neven deel aan een veldtocht in Dalmatië tegen Venetië. Het volgende jaar versloegen ze de Petsjenegen in een veldslag bij Lechin?a (bij Bistri?a (stad)). In 1071 veroverden ze Belgrado op het Byzantijnse Rijk. Maar de Byzantijnse bevelhebber gaf zich over aan Géza, en niet aan Salomo. Géza onderstreepte dit door de buit niet met de koning te delen en de Byzantijnse gevangen vrij te laten zonder daarvoor toestemming aan Salomo te vragen. Rond deze tijd zou Géza met Synadene van Byzantium zijn getrouwd, als tweede vrouw.
Het Byzantijnse leger heroverde Belgrado in 1072. Géza en Salomo ondernamen een nieuwe veldtocht maar Géza liet zijn broers achter in hun hertogdom, om dat te beschermen tegen aanhangers van Salomo. Door hun wantrouwen konden Géza en Salomo niet goed samenwerken en mislukte de veldtocht.
Géza en Salomo besteedden het jaar 1073 om buitenlandse steun te zoeken voor de komende confrontatie. Salomo kreeg steun uit Duitsland en Géza uit Polen en Bohemen. Salomo had zijn leger als eerste verzameld en koos de aanval. Hij versloeg Géza op 26 februari 1074. Kort daarna kwamen Boheemse en Poolse troepen Géza te hulp, en op 14 maar 1074 versloeg hij Salomo bij Mogyoród. Salomo raakte bij de veldslag gewond en vluchtte naar Duitsland.
Koning
Salomo kon het gezag houden over zijn meest westelijke provincies. Bovendien erkende hij keizer Hendrik IV als zijn leenheer. In ruil daarvoor stuurde Hendrik in augustus 1074 een legermacht die oprukte tot Vác. Maar toen Hendrik de opstand in Saksen niet onder controle kon krijgen, trok hij zijn leger terug.
Géza was door zijn aanhangers tot koning uitgeroepen en kon nu ook niet meer door Salomo worden bedreigd. Géza zocht internationale erkenning bij de paus en de keizer van het Byzantijnse Rijk. De paus vroeg in ruil om erkenning van de autoriteit van de paus over de koning, en Géza kon dat niet accepteren. Keizer Michaël VII Doukas erkende Géza wel, en stuurde hem een kroon omdat de oorspronkelijke Hongaarse kroon natuurlijk in handen was van Salomo. Beide kronen zouden later tot één kroon worden samengevoegd.
Géza stichtte de abdij van Hronský Benadik en voltooide de kathedraal van Vác. In 1076 liet hij zijn broer Ladislaus een veldtocht ondernemen tegen Salomo maar die had geen succes. Géza was inmiddels ziek en begon onderhandelingen met Salomo om af te treden en Salomo het koningschap terug te geven. De onderhandelingen mislukten echter en Géza werd na zijn dood in 1077 opgevolgd door Ladislaus. Géza werd begraven in Vác.
Huwelijken en kinderen
In zijn eerste huwelijk (1063) was Géza getrouwd met Sophia van Loon. Zij kregen de volgende kinderen:[2]
Koloman van Hongarije (1065-1116)
vermoedelijk een dochter, gehuwd met een Hongaarse edelman, moeder van troonpretendent Ivan (ovl. ca. 1023) die werd onthoofd onder koning Stefanus II van Hongarije.
In zijn tweede huwelijk (ca. 1070) was Géza getrouwd met Synadene. Zij kregen de volgende kinderen:
Álmos
vermoedelijk een dochter, gehuwd met een heer van Miskolc, moeder van troonpretendent Boris die ca. 1023 door Stefanus II werd verbannen.
Géza I (Hungarian: I. Géza) (c. 1040 – 25 April 1077), King of Hungary (1074-1077). During King Solomon's rule he governed, as Duke, one third of the Kingdom of Hungary. Afterwards, Géza rebelled against his cousin's reign and his followers proclaimed him king. However, he never achieved to strengthen his position, because King Solomon could maintain his rule over the Western part of the kingdom. Early years Géza was the eldest son of the future King Béla I of Hungary and his wife Adelaide/Rixa of Poland. When Géza was born, his parents were living in the court of his mother's brother, King Casimir I of Poland, because Béla had been obliged to leave Hungary after his father made an unsuccessful attempt against his cousin, King Stephen, the first King of Hungary. Géza was probably his pagan name, because he was baptized Magnus. In 1048, the family moved to Hungary, where his father received as appanage one third of Hungary ("Tercia pars Regni") from his brother, King Andrew I of Hungary who had acquired the throne from King Peter after a pagan revolt. Following his accession, King Andrew I had to face the attacks of Henry III, Holy Roman Emperor whose supremacy had been acknowledged by King Peter. King Andrew I and Duke Béla cooperated closely against the German attacks and they could preserve Hungary's independence. However, they cooperation began to loosen from 1053 when the king fathered a son, Solomon, because from that time he wanted to ensure his son's inheritance against his brother, who pursuant to the old Hungarian costums, as the oldest member of the royal family, could lay claim to the throne in case of the king's death. In 1057, King Andrew I had Solomon crowned to ensure his accession, and Géza had to participate in the coronation together with his father and his brothers, Ladislaus and Lampert. However, Duke Béla and his sons left the country in 1059 and they returned with Polish troops in the next year. King Andrew I lost two battles against his brother and died, and after his death Béla was crowned on 6 December 1060. During his father's reign, Géza was his main adviser and after his father's fatal accident it was he who administered the defence of the country against the German troops which entered Hungary in order to ensure Solomon's rule who had escaped to Germany in 1060. After his father's death on 11 September 1063, Géza offered to accept's his cousin's rule if he received his father's former duchy. However, King Solomon refused the offer and the superiority of his troops obliged Géza and his brothers to leave Hungary and they went to Poland. However, after the withdrawal of the German army, they came back to Hungary followed by troops King Boleslaw II of Poland, their maternal cousin, provided them. The parties, however, wanted to avoid the civil war and therefore they accepted the mediation services of the bishops, and they made an agreement on 20 January 1064 in Gyor. Under the agreement Géza and his brothers accepted Solomon's rule, and they received their father's former duchy, i.e, the one third of Hungary. Duke of Tercia pars Regni After the conclusion of the peace, King Solomon and his three cousins celebrated Easter together in Pécs. However, when a fire broke out, the two parties accused the other's followers of incerdiarism. The bishops had to intervene again in order to appease the king and the dukes. At that time, Géza married Sophia who was probably a daughter of a German count. In the next years, Géza and his brothers collaborated successfully with the king. In 1067, they led an army together to provide assistance to Géza's brother-in-law, King Dmitar Zvonimir of Croatia against Venice. In 1068, when the Pechenegs had overrun the territories of Transylvania, Géza, his brothers and the king went together against them and they won a victory at Kerlés. In 1071, King Solomon and the dukes led a campaign against the Byzantine Empire and laid siege to the fortress of Belgrade. The siege lasted two months, and the Greek commander surrendered the fort to Géza not to the king. Moreover, Géza denied to hand over the king's share of the booty and set the Greek captives free without the king's permission. Having the Byzantine troops reoccupied Belgrade in the next year, Géza and King Solomon led their armies together against the Greeks, but Géza left his two brothers behind, because he was worrying about that the king's partisans would try to occupy their duchy during their absence. The campaign was a total failure, because the king and the duke were not able to cooperate during the siege any more. During 1073, both King Solomon and his cousins were preparing for the coming struggle. The king sent his envoys to his brother-in-law, King Henry IV of Germany, while Géza and his brothers were seeking the help of their Polish and Czech relatives. In the beginning of 1074, before the Polish and Czech troops arrived, King Solomon led his armies against the dukes' territory and defeated Géza's troops on 26 February at Kemej. However, after the arrival of the reinforcement from Poland and Bohemia, the dukes' armies started a counter-attack and they won a decisive victory over King Solomon's troops on 14 March in the Battle of Mogyoród. King of Hungary Following the Battle of Mogyoród, King Solomon ran to the Western borders of Hungary seeking help from King Henry IV, whose supremacy he accepted, while Géza was declared king by his followers. However, King Solomon could still maintain his rule over the Counties (megye) of Moson and Pozsony. In August 1074, the imperial troops invaded the Northern part of the kingdom and advanced till Vác, but the German king was obliged to return to his domain because of the Saxons' uprising. Géza tried to obtain the international acknowledgement of his rule; therefore he sent embassies to Pope Gregory VII, who was struggling against the German king, and to Michael VII, Emperor of the Byzantine Empire. The pope claimed the recognition of his supremacy over Hungary which Géza did not accept, but the Byzantine emperor sent a crown, that was later incorporated with the ancient crown of Hungary, to him and Géza was crowned by that crown because the ancient crown was in the possession of King Solomon. At this time, Géza married a niece of Michael VII's military commander Nikephoros Botaneiates. During his reign Géza set up the Abbey of Garamszentbenedek and finished the building of the cathedral of Vác. In 1076, he sent his troops led by his brother, Duke Ladislaus against Pozsony, but King Solomon could beat off the troops. After this failure, according to the chronicles, Géza, who had become more and more ill, was thinking of his abdication in favour of his opponent, but they did not reach an agreement. He was buried in the cathedral of Vác.- Vader:
Bela I koning van Hongarije (Magyarország), zn. van Vazul van Hongarije en Anastasia Katun van Bulgarije, geb. circa 1014, koning van Hongarije, ovl. in 1063,
, 1048-1061 Herzog, 1061 Kiraly
Koning van Hongarije van 1061 tot 1063 en behoorde tot het huis van Árpád.
Béla was een zoon van hertog Vazul van Hongarije en van Katun van Bulgarije. Na de mislukte opstand van zijn vader werd hij samen met zijn broers verbannen. Hij woonde eerst in Bohemen en daarna in Polen. Béla vocht in het leger van koning Mieszko II Lambert van Polen en zou een opstand van de Pommeren hebben bedwongen door de aanvoerder van de opstandelingen in een tweegevecht te verslaan. Hij werd in Polen gedoopt met de naam Adalbert en trouwde met een Poolse prinses. Béla steunde zijn zwager Casimir I van Polen om de macht van het Poolse koningshuis te vestigen.
In 1047 werd zijn oudere broer Andreas koning van Hongarije. Béla werd benoemd tot hertog tussen de Morava (Tsjechië) en de Hron. In die functie was hij veldheer tegen Kroatië en Bulgarije. Béla leek de aangewezen troonopvolger maar toen Andreas zijn 5-jarige zoon Salomon tot medekoning kroonde, vluchtte Béla naar Polen. Met een Pools leger wist hij in twee veldslagen Andreas te verslaan, diein 1060 in gevangenschap aan zijn verwondingen bezweek. Diens vrouw wist echter met Salomon en de schatkist naar Duitsland te vluchten. Béla werd koning van Hongarije maar de Duitse regentes Agnes steunde Salomon als tegenkoning.
Toen de landdag in 1061 het herstel van het heidendom eiste, liet hij de landdag door troepen uiteen jagen. Béla hervormde het muntwezen en de economie. In 1063 trok een Duits leger onder Otto I vanNortheim naar Hongarije om Salomon op de troon te zetten. Het kwam niet tot een veldslag want Béla raakte zwaargewond toen de baldakijn van zijn troon in zijn paleis in Dömös instortte, en overleedkort daarna. Béla werd begraven in de abdij van Szekszárd die hij in 1061 had gesticht.
Béla was gehuwd met de Poolse koningsdochter Richezza, dochter van Mieszko II Lambert. Zij hadden volgende kinderen:
Géza I van Hongarije, koning in 1074-1077 Lanka, gehuwd met Rostislav van Rostov Veliki Sophia (-1095), huwde een eerste maal rond 1062 met Ulrich I van Weimar, markgraaf van Carniola, graaf van Istrië (-1070) en een tweede maal rond 1071 met Magnus van Saksen Ladislaus I van Hongarije koning in 1077-1095 Euphemia (Ludmilla) (-1111), huwde met prins Otto I de Schone van Moravië-Olmütz (-1087) Maria, (rond 1053/55-); huwde met Andronicus Dukas, medekeizer van Byzantium, zoon van Constantijn X van Byzantium Lampert, hertog van Nitra in 1077-1095 Helena (Ilona), huwde met de koning van Kroatië Dmitar Zvonimir (1075-1089) Béla had ook nog een onechte dochter Sophia, getrouwd met graaf Lambert Hont-Pázmány.
Béla I the Champion or the Bison (Hungarian: I. (Bajnok/Bölény) Béla) (c. 1016 – 11 September 1063), King of Hungary (1060-1063). He descended from a younger branch of the Árpád dynasty and spent seventeen years in exile, probably in the court of the Kings of Poland. He came back to Hungary at the request of his brother, King Andrew I who assigned him the government of one third of the kingdom. However, Béla did not want to accept the hereditary rights of his brother's son, Solomon to the throne and he rebelled against his brother. Although, he managed to ascend to the throne after defeating King Andrew, he could not strengthen his reign and ensure his sons' succession. Early years Béla was the second[1] son of Duke Vazul, a cousin of Stephan I, the first King of Hungary. His mother was probably the concubine (a daughter of a member of the Hungarian gens Tátony) of his father, who still followed pagan customs[2]. On September 2, 1031, King Stephen I's only surviving son Imre was killed by a boar while hunting. King Stephen I wanted to secure the position of the Christianity in his semi-converted kingdom; therefore he was planning to name his sister's son, Peter Urseolo as his successor. However, Duke Vazul, who was suspected to be following pagan customs, took part in a conspiracy aimed at the murder of the king. But the assassination attempt failed and Duke Vazul had is eyes gouged out and molten lead poured in his ears and his three sons were exiled. In exile After their father's tragic death, the three brothers were obliged to leave the country. Fleeing first to Bohemia, they continued to Poland where Béla settled down, while his brothers, Levente and Andre continued on, settling in Kiev. In Poland, Béla served King Mieszko II Lambert of Poland and took part in the king's campaigns against the pagan Pomeran tribes. He became a successful military leader, and the king gave his daughter[3] in marriage to him. He may have been baptized just before his marriage, and his Christian name was Adalbert. After his marriage, he probably lived in Poland even during the time of interregnum when his brother-in-law, King Casimir I of Poland was obliged to leave the country. Some authors claim that during the interregnum in Poland, Béla fled to Bohemia and they identify Béla with "King Stephen's cousin", mentioned in medieval chronicles [4], whom the Emperor Henry III, in 1043, assigned to govern the parts of Hungary he had occupied from King Samuel Aba, when the Hungarians refused to accept King Peter's rule. Duke of Tercia pars Regni In the meantime, after a sanguine pagan revolt which ended the rule of King Peter, Béla's brother ascended the throne in Hungary as King Andrew I. However, his relations with the Holy Roman Empire remained tense, because King Peter had been not only a close ally of the Emperor Henry III, but he also had become a vassal of the Holy Roman Empire. King Andrew sent an embassy to the imperial court and offered to accept the Emperor's supremacy, but Henry III refused the peace; therefore the new King of Hungary had to make preparations for the approaching war. That was the reason he invited his younger brother, the successful military leader, Béla to his court, and Béla accepted his offer. In 1048, Andrew conceded one third of Hungary (Tercia pars Regni) in appanage to Béla.[5]. The two brothers shared power without incident until 1053, when King Andrew fathered a son, Solomon. Thereafter, Andrew became determined to secure the throne for his son and to displace his brother. Andrew, therefore, had his son (Béla's nephew) crowned "junior king" (rex iunior) in 1057. Following the coronation, Béla left his brother's court. In two years later, according to legend, King Andrew called back Béla to his court, and placed before him a crown and a sword, representing royal and ducal power, respectively, and asked Béla to take his choice. Knowing that choosing the crown would mean his life, Béla instead selected the sword. Shortly afterwards, Béla fled to Poland where he was received by King Boleslaw II of Poland, nephew of his wife. King of Hungary In 1060, Béla returned to Hungary and defeated King Andrew I to become the new king. After his brother's death and Béla's victory at the Theben Pass, Béla was crowned king on December 6, 1060. During his brief reign he concerned himself with crushing pagan revolts in his kingdom. Hungarian chroniclers praised Béla for introducing new currency, such as the silver denarius, and for his benevolence to the former followers of his nephew, Solomon. Béla died in an accident when his throne's canopy collapsed. After Béla's death, King Henry IV of Germany installed Solomon as the new king and Béla's male progenies had to flee to Poland again, tr. (2) met Tuta von Formbach im Schweinachgau. Uit dit huwelijk geen kinderen, tr. (1) circa 1039.
tr. (1) na 1065
met
Synadene Synademos (van Byzantium), dr. van prins Theodulus Synademos (Byzantijns veldheer) en NN Botaneiata, geb. in 1050, ovl. circa 1077,
, dochter van Theodul Synadenos.
Uit dit huwelijk een zoon:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Almos | *1068 | | †1129 | | 61 | 2 | 1 |
tr. (2) in 1062
met
Sophie Polski (Sophie de Looz), geb. in 1045, ovl. in 1065
>
Synadene Synademos
Synadene Synademos (van Byzantium), geb. in 1050, ovl. circa 1077,
, dochter van Theodul Synadenos.- Vader:
prins Theodulus Synademos, geb. Constantinopel in 1024, Byzantijns veldheer,
, prins van het Byzantijnse Rijk, tr.
tr. na 1065
met
Geisa I (Geza I) van Hongarije (Kiraly), zn. van Bela I koning van Hongarije (koning van Hongarije) en Richenza van Polen, geb. op 27 jun 1040, koning van Hongarije, ovl. op 24 apr 1077,
, Magnus, 1064-1074 Herzog, 1074 Kiraly
koning van Hongarije van 1074 tot 1077 en behoort tot het huis van Árpád.[1] Hij was een zoon van koning Béla I van Hongarije en Richezza van Polen. Zijn doopnaam was Magnus.
Jeugd
Géza's ouders leefden in Polen omdat zijn grootvader Vazul een mislukte staatsgreep had gepleegd. Toen zijn oom Andreas koning werd, konden ze terugkeren naar Hongarije. Na ongeveer tien jaar kwam het tot een open conflict tussen Andreas en Béla over de troonopvolging. Béla vluchtte weer met zijn gezin naar Polen en versloeg Andreas met een Pools leger. Béla werd koning in 1060 en Géza werd zijn belangrijkste adviseur. Andreas' minderjarige zoon Salomo van Hongarije vluchtte naar Duitsland en werd door de keizer als koning erkend. Géza bezocht in 1063 het Duitse hof en zou daar getrouwd zijn met Sophia van Loon (ca. 1045 - ca. 1065, kleindochter van de burggraaf Giselbert van Loon). In 1063 werd een Duitse expeditie uitgezonden om Salomo op de troon te plaatsen maar Béla stierf kort daarvoor door een ongeluk. Géza bood aan om Salomo te erkennen als koning, als hij het oude hertogdom van zijn vader (tussen de Morava (Tsjechië) en de Hron) zou krijgen. De regenten van Salomo wezen dit voorstel af en Géza vluchtte weer naar Polen. Toen de Duitsers terugkeerden naar huis, kwam Géza met een Pools leger naar Hongarije. Uiteindelijk werd op 26 januari 1064 in Gyor een overeenkomst gesloten: Salomo werd erkend als koning en Géza en zijn broers kregen inderdaad het hertogdom van hun vader (ook wel "Tercia pars Regni", het derde deel van het koninkrijk, genoemd).
Hertog[
In 1064 vierden Salomo en zijn neven samen het paasfeest in Pécs. Er ontstond een brand in de gebouwen waar ze verbleven en beide partijen gaven elkaar de schuld maar de aanwezige bisschoppen konden de zaak sussen. In de volgende jaren werkten Géza en zijn broers goed samen met de koning. In 1067 namen de koning en zijn neven deel aan een veldtocht in Dalmatië tegen Venetië. Het volgende jaar versloegen ze de Petsjenegen in een veldslag bij Lechin?a (bij Bistri?a (stad)). In 1071 veroverden ze Belgrado op het Byzantijnse Rijk. Maar de Byzantijnse bevelhebber gaf zich over aan Géza, en niet aan Salomo. Géza onderstreepte dit door de buit niet met de koning te delen en de Byzantijnse gevangen vrij te laten zonder daarvoor toestemming aan Salomo te vragen. Rond deze tijd zou Géza met Synadene van Byzantium zijn getrouwd, als tweede vrouw.
Het Byzantijnse leger heroverde Belgrado in 1072. Géza en Salomo ondernamen een nieuwe veldtocht maar Géza liet zijn broers achter in hun hertogdom, om dat te beschermen tegen aanhangers van Salomo. Door hun wantrouwen konden Géza en Salomo niet goed samenwerken en mislukte de veldtocht.
Géza en Salomo besteedden het jaar 1073 om buitenlandse steun te zoeken voor de komende confrontatie. Salomo kreeg steun uit Duitsland en Géza uit Polen en Bohemen. Salomo had zijn leger als eerste verzameld en koos de aanval. Hij versloeg Géza op 26 februari 1074. Kort daarna kwamen Boheemse en Poolse troepen Géza te hulp, en op 14 maar 1074 versloeg hij Salomo bij Mogyoród. Salomo raakte bij de veldslag gewond en vluchtte naar Duitsland.
Koning
Salomo kon het gezag houden over zijn meest westelijke provincies. Bovendien erkende hij keizer Hendrik IV als zijn leenheer. In ruil daarvoor stuurde Hendrik in augustus 1074 een legermacht die oprukte tot Vác. Maar toen Hendrik de opstand in Saksen niet onder controle kon krijgen, trok hij zijn leger terug.
Géza was door zijn aanhangers tot koning uitgeroepen en kon nu ook niet meer door Salomo worden bedreigd. Géza zocht internationale erkenning bij de paus en de keizer van het Byzantijnse Rijk. De paus vroeg in ruil om erkenning van de autoriteit van de paus over de koning, en Géza kon dat niet accepteren. Keizer Michaël VII Doukas erkende Géza wel, en stuurde hem een kroon omdat de oorspronkelijke Hongaarse kroon natuurlijk in handen was van Salomo. Beide kronen zouden later tot één kroon worden samengevoegd.
Géza stichtte de abdij van Hronský Benadik en voltooide de kathedraal van Vác. In 1076 liet hij zijn broer Ladislaus een veldtocht ondernemen tegen Salomo maar die had geen succes. Géza was inmiddels ziek en begon onderhandelingen met Salomo om af te treden en Salomo het koningschap terug te geven. De onderhandelingen mislukten echter en Géza werd na zijn dood in 1077 opgevolgd door Ladislaus. Géza werd begraven in Vác.
Huwelijken en kinderen
In zijn eerste huwelijk (1063) was Géza getrouwd met Sophia van Loon. Zij kregen de volgende kinderen:[2]
Koloman van Hongarije (1065-1116)
vermoedelijk een dochter, gehuwd met een Hongaarse edelman, moeder van troonpretendent Ivan (ovl. ca. 1023) die werd onthoofd onder koning Stefanus II van Hongarije.
In zijn tweede huwelijk (ca. 1070) was Géza getrouwd met Synadene. Zij kregen de volgende kinderen:
Álmos
vermoedelijk een dochter, gehuwd met een heer van Miskolc, moeder van troonpretendent Boris die ca. 1023 door Stefanus II werd verbannen.
Géza I (Hungarian: I. Géza) (c. 1040 – 25 April 1077), King of Hungary (1074-1077). During King Solomon's rule he governed, as Duke, one third of the Kingdom of Hungary. Afterwards, Géza rebelled against his cousin's reign and his followers proclaimed him king. However, he never achieved to strengthen his position, because King Solomon could maintain his rule over the Western part of the kingdom. Early years Géza was the eldest son of the future King Béla I of Hungary and his wife Adelaide/Rixa of Poland. When Géza was born, his parents were living in the court of his mother's brother, King Casimir I of Poland, because Béla had been obliged to leave Hungary after his father made an unsuccessful attempt against his cousin, King Stephen, the first King of Hungary. Géza was probably his pagan name, because he was baptized Magnus. In 1048, the family moved to Hungary, where his father received as appanage one third of Hungary ("Tercia pars Regni") from his brother, King Andrew I of Hungary who had acquired the throne from King Peter after a pagan revolt. Following his accession, King Andrew I had to face the attacks of Henry III, Holy Roman Emperor whose supremacy had been acknowledged by King Peter. King Andrew I and Duke Béla cooperated closely against the German attacks and they could preserve Hungary's independence. However, they cooperation began to loosen from 1053 when the king fathered a son, Solomon, because from that time he wanted to ensure his son's inheritance against his brother, who pursuant to the old Hungarian costums, as the oldest member of the royal family, could lay claim to the throne in case of the king's death. In 1057, King Andrew I had Solomon crowned to ensure his accession, and Géza had to participate in the coronation together with his father and his brothers, Ladislaus and Lampert. However, Duke Béla and his sons left the country in 1059 and they returned with Polish troops in the next year. King Andrew I lost two battles against his brother and died, and after his death Béla was crowned on 6 December 1060. During his father's reign, Géza was his main adviser and after his father's fatal accident it was he who administered the defence of the country against the German troops which entered Hungary in order to ensure Solomon's rule who had escaped to Germany in 1060. After his father's death on 11 September 1063, Géza offered to accept's his cousin's rule if he received his father's former duchy. However, King Solomon refused the offer and the superiority of his troops obliged Géza and his brothers to leave Hungary and they went to Poland. However, after the withdrawal of the German army, they came back to Hungary followed by troops King Boleslaw II of Poland, their maternal cousin, provided them. The parties, however, wanted to avoid the civil war and therefore they accepted the mediation services of the bishops, and they made an agreement on 20 January 1064 in Gyor. Under the agreement Géza and his brothers accepted Solomon's rule, and they received their father's former duchy, i.e, the one third of Hungary. Duke of Tercia pars Regni After the conclusion of the peace, King Solomon and his three cousins celebrated Easter together in Pécs. However, when a fire broke out, the two parties accused the other's followers of incerdiarism. The bishops had to intervene again in order to appease the king and the dukes. At that time, Géza married Sophia who was probably a daughter of a German count. In the next years, Géza and his brothers collaborated successfully with the king. In 1067, they led an army together to provide assistance to Géza's brother-in-law, King Dmitar Zvonimir of Croatia against Venice. In 1068, when the Pechenegs had overrun the territories of Transylvania, Géza, his brothers and the king went together against them and they won a victory at Kerlés. In 1071, King Solomon and the dukes led a campaign against the Byzantine Empire and laid siege to the fortress of Belgrade. The siege lasted two months, and the Greek commander surrendered the fort to Géza not to the king. Moreover, Géza denied to hand over the king's share of the booty and set the Greek captives free without the king's permission. Having the Byzantine troops reoccupied Belgrade in the next year, Géza and King Solomon led their armies together against the Greeks, but Géza left his two brothers behind, because he was worrying about that the king's partisans would try to occupy their duchy during their absence. The campaign was a total failure, because the king and the duke were not able to cooperate during the siege any more. During 1073, both King Solomon and his cousins were preparing for the coming struggle. The king sent his envoys to his brother-in-law, King Henry IV of Germany, while Géza and his brothers were seeking the help of their Polish and Czech relatives. In the beginning of 1074, before the Polish and Czech troops arrived, King Solomon led his armies against the dukes' territory and defeated Géza's troops on 26 February at Kemej. However, after the arrival of the reinforcement from Poland and Bohemia, the dukes' armies started a counter-attack and they won a decisive victory over King Solomon's troops on 14 March in the Battle of Mogyoród. King of Hungary Following the Battle of Mogyoród, King Solomon ran to the Western borders of Hungary seeking help from King Henry IV, whose supremacy he accepted, while Géza was declared king by his followers. However, King Solomon could still maintain his rule over the Counties (megye) of Moson and Pozsony. In August 1074, the imperial troops invaded the Northern part of the kingdom and advanced till Vác, but the German king was obliged to return to his domain because of the Saxons' uprising. Géza tried to obtain the international acknowledgement of his rule; therefore he sent embassies to Pope Gregory VII, who was struggling against the German king, and to Michael VII, Emperor of the Byzantine Empire. The pope claimed the recognition of his supremacy over Hungary which Géza did not accept, but the Byzantine emperor sent a crown, that was later incorporated with the ancient crown of Hungary, to him and Géza was crowned by that crown because the ancient crown was in the possession of King Solomon. At this time, Géza married a niece of Michael VII's military commander Nikephoros Botaneiates. During his reign Géza set up the Abbey of Garamszentbenedek and finished the building of the cathedral of Vác. In 1076, he sent his troops led by his brother, Duke Ladislaus against Pozsony, but King Solomon could beat off the troops. After this failure, according to the chronicles, Géza, who had become more and more ill, was thinking of his abdication in favour of his opponent, but they did not reach an agreement. He was buried in the cathedral of Vác, tr. (2) met Sophie Polski. Uit dit huwelijk geen kinderen.
Uit dit huwelijk een zoon:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Almos | *1068 | | †1129 | | 61 | 2 | 1 |
>
NN Esterhazy
NN Esterhazy.- Vader:
NN Esterhazy, legerofficier,
, had speelschulden en raakte geld en goederen kwijt. Werd straatarm en huwelijkte zijn 17-jarige dochter uit.
tr. Mondsee (Salzkammergut) [Oostenrijk]
met
Prinz Johann von Lobkowicz, geb. tussen 1805 en 1815, Kammervorsteher Kaiser Franz-Joseph in 1833
>
Hartnid de Ponthieu ?
Hartnid de Ponthieu ?, geb. voor 800.- Vader:
Angilbert Comes de Ponthieu ?, geb. circa 750, abt van Saint-Riquier, ovl. op 18 feb 814,
, was een briljante man van de wereld en leefde ca 780-790 Leiter der Hofgeistlichkeit König Pippins v.Italien, dann Abt von St.Riquier, wo er noch 802 nachgewiesen ist, tr.
>
Nithard de Ponthieu ?
Nithard de Ponthieu ?, geb. voor 800, ovl. op 15 mei 845,
, maakte naam als geschiedschrijver, Karolinger? nicht EStt, G, seit Anfang 845 Laienabt von S.-Riquier, Geschichtschreiber, fällt im Kampf.- Vader:
Angilbert Comes de Ponthieu ?, geb. circa 750, abt van Saint-Riquier, ovl. op 18 feb 814,
, was een briljante man van de wereld en leefde ca 780-790 Leiter der Hofgeistlichkeit König Pippins v.Italien, dann Abt von St.Riquier, wo er noch 802 nachgewiesen ist, tr.
>
Lodewijk van Rennes
Lodewijk van Rennes, geb. circa 800, ovl. op 9 jan 867.- Vader:
Rorich (Roricn, Rorgon, Rorgonis, Roderich) (Roricon II) graaf van Maine, Comte, van Rennes, zn. van Gauzlin I du Maine en Adeltrude van Franken, geb. circa 780, ovl. op 1 mrt 840 (na 832),
, Roricon I., Rorico, Rorgo, Roderich, 819 Graf von Rennes, um 832 Graf von Maine (Le Mans) und einem Teil der Bretagne, war um 800 verheiratet (liiert) mit Rotrud, der Tochter KdG (775 - 6.6.810); Busse. DFA57. + nach 1.3.839. Stiftet 824 das Kloster Saint Maur sur Loire (Glanfeuil). War 838 missus Herzog Karls, des späteren Kaisers Karls des Kahlen Rorich, Rorgo +ca 840, nach 1.3.839, Am Hof KdG, 819 Graf v.Rennes, um 832 v.LeMans und einem Teil der Bretagne, 824 Stifter des Klosters S.-Maur-sur-Loire, 838 missus Karls des Kahlen, vor 832 verheiratet mit Bilichild, aus dieser Ehe 4 Söhne und 1 Tochter, Hij krijgt geen kinderen, tr. (1) in 832 met Bilichilde . Uit dit huwelijk 2 kinderen., tr. (2).
>
Gerberga van Lombardije
Gerberga (Gertrude) van Lombardije, geb. circa 726, begr. Maine [Frankrijk].relatie
met
Karloman Karlmann II König v. Neustrien, zn. van Pippijn III de Korte (koning 751-768) en Bertrade van Laon, geb. in 751, ovl. in 771.
Uit deze relatie 2 dochters:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Cunigunde | *770 | Aix-la-Chapelle | †804 | | 34 | 1 | 2 |
2 | Ida | *770 | | †825 | Herzfeld [Duitsland] | 55 | 1 | 2 |
>
Dirk Alras van Arkel
Dirk Alras van Arkel.- Vader:
Jan III van Arkel1, zn. van Jan (Johan Herbaren) graaf van Arkel (ridder, heer van Arkel) en Bertrade Gerardsdr van Sterkenburgh, geb. tussen 1265 en 1270, heer van Arkel, vermeld 1297-1324, ovl. op 24 dec 1324, begr. St. Maarten en St. Vincent, tr. (1) in 1293 met Mabelia van Voorne. Uit dit huwelijk 2 kinderen., tr. (2) met Kunigunde van Virneburg, dr. van Ruprecht II van Virneburg (graaf van Virneburg 1290, erfelijk burger van Keulen 1295, vermeld vanaf 1270) en Kunigunde von Cuyck (vermeld 1295-1329). Uit dit huwelijk 4 kinderen., tr. (2) in 1314.
>
Adelheid
Adelheid (Ada) , non.
>
Rotheid
Rotheid .
>
Jannetje Staak
Jannetje Staak, ged. Zwijndrecht op 22 mrt 1739.
>
Hendrik van Virneburg
Hendrik graaf van Virneburg, geb. voor 1238, graaf von Virneburg 1241, vermeld 1238-89, (kanunnik te Karden 1238,) resigneert, ovl. circa 1289,
, 1238 Canonicus zu Carden, 1241 weltlich, bei Oidtmann Sohn Robert I, 1254 mit Graf Godfried v.Sponheim gegen Erzbischof v.Trier, 1270 trägt er mit dem Sohn Ruprecht das Allod Welcherath dem Grafen Heinrich v.Luxemburg zu Lehen auf, 25.11.1275 Verkauf des Hofes zu Kell an das Kloster Laach, 7.4.1277 Beitritt zum Bündnis gegen den Erzbischof v.Köln, 1289 Helfer des Grafen v.Berg.- Vader:
Hermann V van Virneburg, zn. van Gottfried Graf van Virneburg, geb. voor 1209, ovl. na 1254,
, 1209-1238 urkundl, Erbauer der Burg Monreal, 1222 durch Schiedsspruch des Erzbischofs v.Köln Teilerbe der Schwiegereltern Eigentümer der Burg Schaumburg a.d.Lahn und Mitbesitzer der Burg Leiningen, 1229 Erbeinigung mit dem Bruder, 25.11.1238 Schenkung ans Kloster Himmelrode, 1238 Mönch zu Hemmenrode, tr.
tr.
met
Ponzetta van Oberstein, vermeld 1275-78, ovl. na 1274.
Uit dit huwelijk 2 kinderen:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Ruprecht II | *1270 | | †1308 | | 38 | 1 | 3 |
2 | Lisa | | | †1304 | | | 3 | 8 |
>
Ruprecht III van Virneburg
Ruprecht III (Robert, Rupert) graaf van Virneburg, maarschalk van Westfalen, ovl. in 1355,
, 1310 Burgmann zu Lahnstein, 1319 versetzt er die Burg zu Nieder-Wied für 3368 1/2 Mark an das Haus Volmundstein, 1321-1328 Marschall und Landdrost in Westfalen, 1329 versetzt er Burg und Herrschaft Nieder-Wied für 2500 Mark an die Eheleute Meinfelder, 1346 Testament, 1347 Verkauf von Haus Frens.- Vader:
Ruprecht II van Virneburg, zn. van Hendrik graaf van Virneburg (graaf von Virneburg 1241, vermeld 1238-89, (kanunnik te Karden 1238,) resigneert) en Ponzetta van Oberstein (vermeld 1275-78), geb. in 1270, graaf van Virneburg 1290, erfelijk burger van Keulen 1295, vermeld vanaf 1270, ovl. in 1308, , Robert, Rudbrecht, 1288 in der Schlacht von Worringen auf der brabantischen Seite, 1294 von König Adolf mit 50 Mark köln.Pfennige angeworben, 1295 Erwerb des erblichen Bürgerrechts von Köln, 1306 Kauf von 1/2 Wied (Nederwede) von Eppstein für 4500 Mark, tr. voor 1295.
|  |
tr.
met
Agnes van Westerburg-Runkel, ovl. in 1339.
Uit dit huwelijk een zoon:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Heinrich II | | | †1338 | | | 1 | 0 |
Bronnen:
1. | Afgeschermd, Periodiek, Kon. Ned. Gen. voor Geslacht- en Wapenkunde, ‘s-Gravenhage, vanaf 1883 |
2. | Genealogie van Nassau (B 150), ir B.T. Wilschut, Uitgeverij Kronieken, 978-90-8860-0005-0, Amsterdam, 2009 (blz. 4) |
3. | Floris V, een politieke moord in 1296 (B 207), Prof. dr. E.H.P. Cordfunke, Walburg Pers, Zutphen, 2011 (blz. 69) |
>