tr. (1) circa 1239
met
Arnulf V van Diest, zn. van Arnold IV van Diest en Oda van Diest ?, tr. met
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Arnold VI | *1240 | †1297 | 57 | 2 | 6 |
tr. (2) in 1200
met
Boudewijn III van Komen, tr. met
Uit dit huwelijk 2 kinderen.
tr. (3) circa 1210
met
Giselbrecht I van Zottegem Ressegem, zn. van Gerard II van Zottegem Ressegem en Beatrix van Massemen (Vrouwe van Massemen en Laarne), geb. in 1182, ovl. in 1238, tr. met
Giselbrecht I van Zottegem Ressegem.
Heer van Zottegem Ressegem en Laarne, Leeuwergem en Waesberg.
Uit dit huwelijk 8 kinderen, waaronder:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Baldwinus | 1 | 1 |
tr. (4) circa 1230
met
Godfried II van Breda, tr. met
relatie
met
Alix Vicomtesse de Clermont Chateaudun Dame de Mondoubleau, Erbin von Chateaudun, relatie met
Uit deze relatie 2 zonen:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Jan | †1360 | 1 | 1 | ||||
2 | Guy V | †1345 | 2 | 1 |
| ![]() |
tr.
met
Aleyt Ricoltsdr van Ochten (van Ugten), dr. van Rycolt II van Ochten (heer van Isendoorn) en Jutta (Agnes) van Cuijck, geb. in 1226, ovl. circa 1295, tr. (2) in 1255 met haar aangetrouwd oom Ridder Rudolf (Roelof I, Raoul) de Chatillon bijgenaamd de Cock van Weerdenburgh (Raoul de Châtillon, de Cocq van Châtillon, de Cock van Weerdenburg) (Raoul de Châtillon), zn. van René (Reinald II) de Châtillon en Jkv. Nn Raoulsdr. Coucy, geb. te Chatillon-sur-Long [Frankrijk] circa 1210, miles, 1e heer van Waardenburg, Opijnen en IJzendoorn, vermeld 1265-1295, ovl. in 1283 (circa 1275). Uit dit huwelijk 4 kinderen. (Ridder Rudolf (Raoul de Châtillon) tr. (1) met zijn nicht Aleyt Ricoltsdr van Ochten. Uit dit huwelijk 4 kinderen, tr. (2) circa 1231 met Agnes van Kuyc, dr. van Ridder Hendrik III graaf van Kuyc en Agnes Jansdr Putten van Persijn, geb. te Cuijck circa 1214. Uit dit huwelijk 2 zonen), tr. (1) met
Yda van Andel.
Haar naam is ontleend aan het obituarium van de Sint Jan te Den Bosch. Hun dochter Yda (dochter van Yda) huwde met de Bossche ridder Gooswijn Cnode, overl. v. 1306. In 1306 komen we een zoon van hem met naam Jan van Arkel tegen.
Ridder Rudolf de Chatillon bijgenaamd de Cock van Weerdenburgh (Raoul de Châtillon).
Rudolf de Cock heette van oorsprong de Châtillon. Volgens overlevering noemde de Franse koning hem "Coquin"= schavuit/haantje, hetgeen hij als Geuzennaam beschouwde en was wel zo beledigd als edelman dat hij zwoer de naam te dragen tot hij op gepaste wijze revanche had genomen. Hij viel daarop met enkele edelen de troepen van de Franse koning aan die hij versloeg. Toen de koning dit ter ore kwam, zou hij gezegd hebben,"Le Cocq a chanter de bon matin", (De haan heeft vroeg gekraaid". Door dit voorval was Raoul niet meer veilig in Frankrijk en trok zich terug naar het geërfde kasteel van zijn nicht Philppina van Dammartin en zijn neef Graaf Otto II van Gelre, te Rhenoy. Hij noemde zich vanaf dat moment niet meer de Châtillon, mede omdat hij nog steeds niet veilig was voor de Franse koning.
Hij gebruikte evenals zijn nazaten alleen de naam de Cocq/de Cock. Alle de Cock's hadden als basis hetzelfde wapen als de Châtillon, maar dan als toevoeging een onderdeel van het wapen van hun verworven bezit daarbij gevoegd. Zie wapens van Herwijen, Delwijnen, Geldermalsen, Kerkwijk, Zaltbommel etc.
Op 5 augustus 1265 gaf Otto II van Gelre de dorpen Hiem (oude naam van Waardenburg), Neerijnen en Opijnen aan Rudolph de Cock. Die stond op zijn beurt Rhenoy af aan Otto II.
Otto II van Gelre was getrouwd met Philippa de Dammartin en later met Philippina de Châtillon. Hier liggen de familieverbanden, en de reden waarom Rudolf gronden kreeg in de Betuwe en met name het geërfde kasteel te Rhenoy, dat hij later inruilde voor Weerdenburg.
Rudolf wordt ook in 1265 genoemd als eerste eigenaar van kasteel Ophemert in de gemeente Neerijnen.
Het huis Châtillon was een bekende Franse familie, waarvan de oorsprong teruggaat tot de 9e eeuw en die uitstierf in 1762. De naam is afkomstig van een graafschap in de Champagne, waarvan Châtillon-sur-Marne de hoofdstad was en uitzwermde in de takken Saint-Pol-sur-Ternoise, Blois, Penthièvre, Chartres, etc. De graven van Châtillon voegden aan hun titel deze toe van prins van Porcien.
Een tak van het Huis Châtillon noemde zich De Coqc of De Cock, te beginnen met:.
Raoul van Châtillon, beter bekend als Rudolph I de Cock (1210-1280), 1e heer van Weerdenburg 1265-1280 en heer van Hiern, Neerijnen, Oppijnen en Meteren.
Van Rodolf de Cock van Weerdenberg is een aantal vermeldingen bekend. Allereerst wordt hij genoemd in 1265 met zijn vader Rodolf, en zijn broers Henric, Gijsbert en Willem. Daarna wordt hij vermeld in 1280, 1283, 1287, 1292, 1300 en 1306. In ieder geval in 1280 is hij zijn vader al opgevolgd als de tweede heer van Weerdenberg, en hij is het die in 1283 den sael en de ronde toern van Weerdenberg heeft laten bouwen. Hij wordt voor het eerst genoemd met zijn broers Henric, Gijsbert en Willem in de bekende acte van 1265. Over hun leeftijden is op dit moment weinig te zeggen, maar te proberen is een poging om een beetje reeële schatting te maken van hun leeftijden. Omdat zij alle 4 vermeld worden, mag de conclusie getrokken worden, dat ze volwassen waren. Ervan uitgaande, dat de jongste misschien rond de 14 jaar is. De oudste zoon zal dan makkelijk rond de 22 jaar zijn, en is daarmee dus geboren rond 1243. Zijn laatste vermelding ligt rond 1306, dus dan zou hij rond 65 jaar zijn geworden. Alleszins acceptabele getallen, waar misschien ook nog enige rek in zit. In het minimale geval was de jongste zoon rond de 2 jaar, en de oudste dan rond de 10 jaar, en dan zou Rodolf II geboren zijn rond 1255, en overleden zijn op in zijn vijftiger jaren. Er is voor zijn geboortejaar dus een schatting te maken: tussen 1240 en 1255. Zijn vader kan dan getrouwd zijn rond die tijd, 1235-1250 lijkt acceptabel, en uit de vermelding van 1283 is bekend dat zijn vader ook Rodolf heette.
Rudolph I de Cocq liet zijn afkomst van Huis Mello weg en hanteerde alleen de Cocq (van Weerdenburg).
…Hij voerde wel het wapen van moeders huis de Châtillon.
Zijn nichtje, Philippine, een dochter van oom Simon de Dammartin trouwde in 1253 met graaf Otto II van Gelre.
…Anno 1332 treden zoon Gijsbert & kleinzoon Ricold nog op als getuigen bij Rainald II von Geldern (†1343).
op 5 augustus 1265 gaf graaf Otto II van Gelre de dorpen Hiern (Waardenburg), Neerijnen en Opijnen aan Rudolph de Cock.
…die daartegenover zijn bezittingen in Rhenoy afstond.
Leenheer, graaf Otto, gaf Rudolf I toestemming om te bouwen => het latere Kasteel Waardenburg.
…De aftakking van Waardenburg sterft eind 16e eeuw uit met Agnes de Cocq g.m. W. v Broeckhuysen (†1415).
Periode Heer van Waardenburg Opmerking .
tot 1280 Rudolf I --- .
tot 1315 Rudolf II --- .
tot xxxx Gerard g.m. Johanna van Buren .
tot xxxx Johan g.m. Agnes van Mirlaer .
tot xxxx Gerard II g.m. Henrica van Culemborg .
tot xxxx Willem van Broeckhuysen (†1415) g.m. Agnes d C v W .
tot xxxx Johan van Broeckhuysen g.m. Agnes van Brakel .
Grootvader Gerard II maakt zijn kleinzoon Johan van Broeckhuysen tot zijn erfgenaam.
… Johan, heer Willems soen van Broechusen, was de 7e Heer van Weerdenberch.
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Roelof | *1275 | Noordeloos | †1358 | 83 | 0 | 0 |
| ![]() |
tr. (1)
met
Elisabeth van Emmikhoven, geb. circa 1280, ovl. circa 1320, tr. (2) met Claes Claeszn Oem, zn. van Claes Claeszn Oem (schepen, wijnkoper, pachter van de wijnaccijns) en Elisabeth Vrancken van Dordrecht. Uit dit huwelijk geen kinderen (Claes Claeszn relatie (1) met Johanna Jansdr van (Johanna Jansdr) van Arkel van Bockhoven, dr. van Jan II graaf van Arkel (ridder, heer van Arkel) en Bertrade Gerardsdr van Sterkenburgh, geb. te Benthuizen, Zuid-Holland circa 1280. Uit deze relatie een zoon, tr. (2) met Elisabeth van Emmikhoven. Uit dit huwelijk geen kinderen), tr. (1) met
Uit dit huwelijk een dochter:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Heilwig | †1337 | 1 | 1 |
relatie (2)
met
Odilia barones van Cuijck, dr. van Otto van Cuijck en Aleidis van Diest, geb. te Veere circa 1295, ovl. te Gorinchem in 1316, relatie met
Uit deze relatie een dochter:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Elisabeth | *1310 | †1345 | 35 | 1 | 1 |
| ![]() |
tr. te Bergen op Zoom op 29 jul 1699
met
Maria Catharina de Sweseringhe, dr. van Antoni de Sweserengh (kapitein) en Cornelia de Cupere, tr. met
Jor.Jurriaen van Lennep tot Biljoen.
Hij komt het eerst voor in een brief d.d. 11 februari 1630 in de processtukken tussen zijn ouders en zijn oom Carel. Zijn vader kreeg voor hem – toen al George van Lennep genoemd – admissie door het domkapittel van de vicarie der HH Bartholomeus en Andreas in die kerk.
In 1647 had hij het ongeluk manslag te begaan aan zekere Herman Becker uit Nederasselt. Diens broeder Henrick (erfgenaam voor de helft) machtigde op 7 oktober van dat jaar Balthasar van Ghous “om over den manslag bij van Lennep sone op Billioen .. met den voorn. Lenneps vader en moeder van sijnentwege te soenen”303. Zijn moeder koopt vervolgens voor ƒ 6000 een kornetschap voor hem in de compagnie van de heer van Rummen ter repartitie van Groningen. Als zodanig lag hij eerst in garnizoen te Herpen, waar hij in huis kwam bij jonkheer Willem van Hoengen gen. Wassenbergh (wiens vader Adolf in het Kleefse woonde) en diens vrouw Anna Vaeck, een lid van het bekende Betuwse geslacht304. Er was ook een dochter Wilhelmina, die hij op trouwbeloften zover wist te krijgen dat zij twee.
kinderen baarde: Johanna en Adolf, resp. geboren te Herpen op 10 juli 1648 en “aenderen daechs nae nieuwe Jaersdach 1650). Hij loste zijn trouwbeloften echter niet in (tot zijn verweer in de latere processen behoorde de opmerking dat het gezin woonde in een huis met gaten in het dak, hoewel er veel roggeakkers bij waren) en de misleide en onteerde verloofde wendde zich in arren moede tot de Raad van Staten die hem op 12 november 1650 veroordeelde tot betaling van ƒ 150 voor de eerste kraam en fƒ160 ‘sjaars voor het onderhoud.
Zij stelde bovendien een huwelijksdwang te hebben verkregen, dat onwerkzaam bleef, omdat Jurrien zijn kornetschap prompt verkocht en ‘’t geld daarvan verteerde. Nieuwe processen volgden nog voor het gericht van Veluwenzoom (Brummen) en het Hof, met sententies d.d. 9 november 1652 en 17 juli 1654, waarvan –hoezeer zij telkenmale ook zegevierde- het de vraag is of de ongelukkige er veel wijzer van werd, gezien ’s mans voortdurend sabotage.
Ondertussen had hij nog een paard met tuig staan in de herberg den Gulden Arendt van Jacob van Dam te Arnhem, dat de herbergier op 23 januari 1653 in beslag neemt “ter cause vant gewelt, dat hij den 4de desen bij nacht tijdt ten huyse van de voorn. Jacob van Dam bedreven heeft”. Zijn moeder weigerde de dagvaarding aan te nemen en zeide, dat hij niet te Grave was.
Daar hij ook al een kwart jaar niet in zijn toenmalige logement bij de weduwe van Aert van Buyren te Ravestein was geweest, werd de weert in een pulpitis op zijn kamer gelegd. De zaak diende op 22 februari, waarbij bleek, dat hij Jacob van Dam met een mes in zijn gezicht zou hebben gesneden en verwond, nadat het alsmaar door etende paard op 1 maart voor 112 rijksdaalders was verkocht. Op 5 mei volgde eindelijk Jurriens verweer, waarbij hij stelde, dat hij laat gearriveerd zijnde naar bed was gegaan en dat de weerd vervolgens was binnengekomen en zij nog twee kan wijn hadden gedronken. Natuurlijk kwam daar ruzie uit voort, de weerd wilde een vrouwspersoon, dat ook in de kamer was, daaruit hebben en volgens Lennep had de weerd nog eerder dan hij zijn mes getrokken. De zaak eindigde met.
het vonnis van de Arnhemse lage bank d.d. 7 juli 1653 houdende veroordeling van Jurrien tot betaling van 100 daalders en het meesterloon ad ƒ 36, alsmede de kosten der procedure. Na zijn ontslag uit de militaire dienst was hij ambtsjonker van Rheden geworden, als hoedanig hij in 1654 wordt vermeld 306 en op 8 november 1655 werd hij lid van de Veluwse ridderschap, maar al eerder was hij gehuwd met zijn stiefzusje Catharina van Broeckhuyzen, dochter van Willem tot Barlham en Anna van Ewijck. Tezamen verkochten zij op 13 mei 1653 een obligatie. Zij overleed echter al in 1655 een dochter Cunera nalatende.
Vrouwe Catharina Elisabeth de Cupere van Bergambacht.
Frederick van Beeck als gemachtigde van Gerard Bercheijck, mitsgaders Catharina Elisabeth de Cupere van Bergambacht, huisvrouw van Bercheijck, transporteert aan Matthias van Beeck nomine uxoris en Johanna van Diemerbroeck een plecht van 400 gulden in 2-1675 gevestigd op een huis in Rhenen waar Tiel uithangt op de Markt, waarvan tegenwoordig possesseur is de weduwe van Dirck Hendricksz van de Wael. Conform plechtbrief van 21-3-1633. Op dezelfde dag transporteren Matthias van Beeck nomine uxoris en Johanna van Diemerbroek deze plecht op een huis in Veenendaal genaamd De Hulck, waarvan tegenwoordig eigenaar is Reijnier van Bussum, conform plechtbrief van 22-4-1638. Op 13-9-1675 te Utrecht gepasseerd. Gerard Bercheijck geeft over aan Matthias van Beeck x Maria van Diemerbroeck en Johanna van Diemerbroek, kinderen van Margaretha Raap, weduwe van Cornelis van Diemerbroek, in leven predikant te Rhenen, in voldoende van het resterende kapitaal van 1300 gulden sedert 29-6-1671 verlopen, 700 gulden van een verkocht huis in Rhenen door dr. Wijkersloot aldaar bij decreer gekocht.
Op 13 December 1701, verlijdt Notaris H. Woudenbergh een akte houdende toestemming om te trouwen van een familielid: Maria Catharina de Sweseringh. Utrechts Archief, Not. Akten: nr. U78a5, d.d. 4 April 1695, Notaris H. Vyandt Naam eerste comparant: Catharina de Cupere Echtgenote eerste party: laatst wed. Gerbrand Bercheyck Beroep eerste comparant: in leven raet in de vroetschap en borgemeester van : Rhenen Naam comparant ter andere zyde: kinderen van + Joost Caspar de Renesse en : Maria de Cupere, in leven echtelieden: Naam comparant ter andere zyde: Johan Adolph de Renesse, neef Naam comparant ter andere zyde: Christiaen Diderick de Renesse, neef Inhoud rechtshandeling: van haar aandeel van de nalatenschap van broer : + Joris de Cupere, zynde 1/4e deel Maria Catharina van Sweserengh, blijkbaar r.k. gedoopt te Culemborg in 1678, ondertr. dus te Bergen op Zoom met Gerrit Johan van Bergeijck, geboortig uit het Rynserveen. Zonder enige twijfel is hij afkomstig uit Rhenen en betekent Rynsserveen: Rhenenseveen. Bij notaris A. van Wijck te Rhenen vond ik een acte, waarin dd. 21 april 1678 compareren vrouwe Catharina Elisabeth de Cupere van Bergambacht, VI voor 1/8ste erfgename van haar ouders Christiaen de Cupere en Maria Magnus, Haar mede-erfgenaam voor 1/8ste was haar overleden broeder Joris de Cupere. Zij wordt bijgestaan ,door haar man Gerard van Bergeijck (Die blijkens acte bij dezelfde notaris van 6 nov. 1679 toen burgemeester van Rhenen was). Haar zuster Cornelia de Cupere, vrouw van kapitein de Sweserengh compareert mede.
tr. op 17 aug 1801
met
Hendrika van der Wall, tr. met
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Pieter | *1818 | Arnhem | 1 | 0 |
tr. op 17 aug 1801
met
Pieter Boonzaier, geb. te Arnhem op 8 jan 1777, ovl. te Zutphen op 22 okt 1842, tr. met
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Pieter | *1818 | Arnhem | 1 | 0 |
tr. (1) te Utrecht op 3 feb 1611
met
Johan van Bercheijck, zn. van Bartholomeus van Berch Eyck en Aleid Momme, procureur te Rhenen, ovl. tussen 1 mei 1637 en 22 apr 1638, begr. te Rhenen (Cunerakerk) de hierna volgende tekst is overgenomen uit "Genealogische en Heraldische Gedenkwaardigheden in en uit de Provincie Utrecht", beschreven door P.C. Bloys van Treslon Prins, uitgave A. Oosthoek, anno 1919 te Utrecht.
Deze lijst geeft een beeld van de in 1919 nog aanwezige zerken in de Cunerakerk, waarbij Bloys aantekent dat onder de vaste banken ook nog verscheidene zerken moeten liggen. Dit zal inderdaad het geval zijn geweest, daar thans in de Cunerakerk enige zerken te zien zijn die niet bij Bloys voorkomen. De nummering van de grafstenen is van Bloys afkomstig en correspondeert niet met de door de Cunerakerk gehanteerde nummering der graven.
Grafnummering van de Kerk is 42.
Dese groefstede hoort toe de erfgenamen van Za. Johan Bercheyck anno 1648.
Graf nummer 68
Opschrift: CVO.
Van 1648 af is de advocaat Bergeyck eigenaar. Op de derde lijst is dat diens weduwe. Van de vijfde lijst af is Cornelis van Overmeer eigenaar. Op de zesde lijst is het de huisvrouw van Jan Sterk. Doch op de zevende lijst is Cornelis van Overmeer weer eigenaar "in plaats van Jan Sterk". In 1787 is het graf reeds vervallen aan de kerk, tr. (1) met Elisabeth van Dompselaer. Uit dit huwelijk 3 kinderen, tr. (2) met
Uit dit huwelijk 4 kinderen, waaronder:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Bartholomeus | *1610 | Rhenen | †1659 | Rhenen | 48 | 1 | 11 |
tr. (2)
met
relatie
met
Vrouwe Catharina Elisabeth de Cupere van Bergambacht, dr. van Christiaen de Cupere (domkanunnik) en Maria Magnus, begr. te Utrecht op 8 jan 1730, tr. (1) met Jor.Jurriaen (Jor Jurrien) van Lennep tot Biljoen, zn. van Werner van Lennep tot de Werve en Cunera van Lennep. Uit dit huwelijk geen kinderen (Jor.Jurriaen (Jor Jurrien) tr. (1) met Vrouwe Catharina Elisabeth de Cupere van Bergambacht. Uit dit huwelijk geen kinderen, tr. (2) met Catharina Broeckhuyzen. Uit dit huwelijk geen kinderen, tr. (3) met Catharina van Broechuisen. Uit dit huwelijk een dochter), relatie (2) met | ![]() |
Uit deze relatie 3 kinderen:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Gerard | Rinsseveen | 1 | 0 | ||||
2 | Lumea | ~1677 | Rhenen | 0 | 0 | |||
3 | Thomas | 0 | 0 |
| ![]() |
Vrouwe Catharina Elisabeth de Cupere van Bergambacht.
Frederick van Beeck als gemachtigde van Gerard Bercheijck, mitsgaders Catharina Elisabeth de Cupere van Bergambacht, huisvrouw van Bercheijck, transporteert aan Matthias van Beeck nomine uxoris en Johanna van Diemerbroeck een plecht van 400 gulden in 2-1675 gevestigd op een huis in Rhenen waar Tiel uithangt op de Markt, waarvan tegenwoordig possesseur is de weduwe van Dirck Hendricksz van de Wael. Conform plechtbrief van 21-3-1633. Op dezelfde dag transporteren Matthias van Beeck nomine uxoris en Johanna van Diemerbroek deze plecht op een huis in Veenendaal genaamd De Hulck, waarvan tegenwoordig eigenaar is Reijnier van Bussum, conform plechtbrief van 22-4-1638. Op 13-9-1675 te Utrecht gepasseerd. Gerard Bercheijck geeft over aan Matthias van Beeck x Maria van Diemerbroeck en Johanna van Diemerbroek, kinderen van Margaretha Raap, weduwe van Cornelis van Diemerbroek, in leven predikant te Rhenen, in voldoende van het resterende kapitaal van 1300 gulden sedert 29-6-1671 verlopen, 700 gulden van een verkocht huis in Rhenen door dr. Wijkersloot aldaar bij decreer gekocht..
Op 13 December 1701, verlijdt Notaris H. Woudenbergh een akte houdende toestemming om te trouwen van een familielid: Maria Catharina de Sweseringh. Utrechts Archief, Not. Akten: nr. U78a5, d.d. 4 April 1695, Notaris H. Vyandt Naam eerste comparant: Catharina de Cupere Echtgenote eerste party: laatst wed. Gerbrand Bercheyck Beroep eerste comparant: in leven raet in de vroetschap en borgemeester van : Rhenen Naam comparant ter andere zyde: kinderen van + Joost Caspar de Renesse en : Maria de Cupere, in leven echtelieden: Naam comparant ter andere zyde: Johan Adolph de Renesse, neef Naam comparant ter andere zyde: Christiaen Diderick de Renesse, neef Inhoud rechtshandeling: van haar aandeel van de nalatenschap van broer : + Joris de Cupere, zynde 1/4e deel Maria Catharina van Sweserengh, blijkbaar r.k. gedoopt te Culemborg in 1678, ondertr. dus te Bergen op Zoom met Gerrit Johan van Bergeijck, geboortig uit het Rynserveen. Zonder enige twijfel is hij afkomstig uit Rhenen en betekent Rynsserveen: Rhenenseveen. Bij notaris A. van Wijck te Rhenen vond ik een acte, waarin dd. 21 april 1678 compareren vrouwe Catharina Elisabeth de Cupere van Bergambacht, VI voor 1/8ste erfgename van haar ouders Christiaen de Cupere en Maria Magnus, Haar mede-erfgenaam voor 1/8ste was haar overleden broeder Joris de Cupere. Zij wordt bijgestaan ,door haar man Gerard van Bergeijck (Die blijkens acte bij dezelfde notaris van 6 nov. 1679 toen burgemeester van Rhenen was). Haar zuster Cornelia de Cupere, vrouw van kapitein de Sweserengh compareert mede.
![]() |
tr. voor 1675
met
Cunera van Lennep, dr. van Jor.Jurriaen van Lennep tot Biljoen (heer van Biljoen) en Catharina van Broechuisen, geb. tussen 1654 en 1655, ovl. te Utrecht op 7 mei 1697, tr. met
Cunera van Lennep.
Zij krijgt in het testament d.d. 24 augustus 1657 van haar tante Geertruyd (Heurnius), die verder alles aan haar zuster Johanna nalaat, als enige een legaat van ƒ 2000 en het meubilair. Ook in de testamenten van haar stiefmoeder (Catharina Elisabeth de Curpere van Bergambacht) ontbreekt zij niet, laatstelijk in dat van 1688.
Thomas van Berch Eyck en Cunera van Lennep
Op 6-8-1679 compareren Thomas Bergheijck, raad der stad Rhenen, en Juffr. Cunera van Lennep e.l, zij als enige nagelaten dochter van wijlen Johannesdr. Jurrien van Lennep en Joffr. Catharina van Broechuisen, sub et re Joost Ruger en zijn huisvrouw hun Ed. dederdeel aan huis en hofstede, staande en gelegen bij de Velperpoort, waar de vergulde beer uithangt.
Kinderen:
Bartholomeus 1675
Georgh 1676
Catharina 1677
Geertruijd 1679
Georgh Rudolph 1680.
Uit dit huwelijk 2 kinderen:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Catharina | ~1677 | Rhenen | 0 | 0 | |||
2 | Bartholomeus | ~1675 | 0 | 0 |
| ![]() |
Vrouwe Catharina Elisabeth de Cupere van Bergambacht.
Frederick van Beeck als gemachtigde van Gerard Bercheijck, mitsgaders Catharina Elisabeth de Cupere van Bergambacht, huisvrouw van Bercheijck, transporteert aan Matthias van Beeck nomine uxoris en Johanna van Diemerbroeck een plecht van 400 gulden in 2-1675 gevestigd op een huis in Rhenen waar Tiel uithangt op de Markt, waarvan tegenwoordig possesseur is de weduwe van Dirck Hendricksz van de Wael. Conform plechtbrief van 21-3-1633. Op dezelfde dag transporteren Matthias van Beeck nomine uxoris en Johanna van Diemerbroek deze plecht op een huis in Veenendaal genaamd De Hulck, waarvan tegenwoordig eigenaar is Reijnier van Bussum, conform plechtbrief van 22-4-1638. Op 13-9-1675 te Utrecht gepasseerd. Gerard Bercheijck geeft over aan Matthias van Beeck x Maria van Diemerbroeck en Johanna van Diemerbroek, kinderen van Margaretha Raap, weduwe van Cornelis van Diemerbroek, in leven predikant te Rhenen, in voldoende van het resterende kapitaal van 1300 gulden sedert 29-6-1671 verlopen, 700 gulden van een verkocht huis in Rhenen door dr. Wijkersloot aldaar bij decreer gekocht..
Op 13 December 1701, verlijdt Notaris H. Woudenbergh een akte houdende toestemming om te trouwen van een familielid: Maria Catharina de Sweseringh. Utrechts Archief, Not. Akten: nr. U78a5, d.d. 4 April 1695, Notaris H. Vyandt Naam eerste comparant: Catharina de Cupere Echtgenote eerste party: laatst wed. Gerbrand Bercheyck Beroep eerste comparant: in leven raet in de vroetschap en borgemeester van : Rhenen Naam comparant ter andere zyde: kinderen van + Joost Caspar de Renesse en : Maria de Cupere, in leven echtelieden: Naam comparant ter andere zyde: Johan Adolph de Renesse, neef Naam comparant ter andere zyde: Christiaen Diderick de Renesse, neef Inhoud rechtshandeling: van haar aandeel van de nalatenschap van broer : + Joris de Cupere, zynde 1/4e deel Maria Catharina van Sweserengh, blijkbaar r.k. gedoopt te Culemborg in 1678, ondertr. dus te Bergen op Zoom met Gerrit Johan van Bergeijck, geboortig uit het Rynserveen. Zonder enige twijfel is hij afkomstig uit Rhenen en betekent Rynsserveen: Rhenenseveen. Bij notaris A. van Wijck te Rhenen vond ik een acte, waarin dd. 21 april 1678 compareren vrouwe Catharina Elisabeth de Cupere van Bergambacht, VI voor 1/8ste erfgename van haar ouders Christiaen de Cupere en Maria Magnus, Haar mede-erfgenaam voor 1/8ste was haar overleden broeder Joris de Cupere. Zij wordt bijgestaan ,door haar man Gerard van Bergeijck (Die blijkens acte bij dezelfde notaris van 6 nov. 1679 toen burgemeester van Rhenen was). Haar zuster Cornelia de Cupere, vrouw van kapitein de Sweserengh compareert mede.
tr.
met
Aleid Momme, dr. van Johan Momme en Aleid van Barmentlo, geb. in 1534, ovl. in apr 1601, tr. met
Uit dit huwelijk 3 kinderen:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Elisabeth | 1 | 0 | |||||
2 | Johan | †1637 | Rhenen (Cunerakerk) | 2 | 7 | |||
3 | Aleid | †1636 | 1 | 0 |
![]() |
tr.
met
Bartholomeus van Berch Eyck, zn. van Bartholomeus van Eyck van Bruxelles en Elisabeth van Lömel van Laer, geb. in 1535, ovl. in 1603, tr. met
Uit dit huwelijk 3 kinderen:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Elisabeth | 1 | 0 | |||||
2 | Johan | †1637 | Rhenen (Cunerakerk) | 2 | 7 | |||
3 | Aleid | †1636 | 1 | 0 |
tr. te Rhenen op 19 feb 16031
met
Johan Anthonisz de Roever (de Reuver), tr. (1) voor 1600 met Maria van Hasselt. Uit dit huwelijk geen kinderen, tr. (2) met
relatie
met
Hendrik Bomer, ovl. op 13 dec 1636, relatie met
relatie
met
Aleid van Berch Eyck, dr. van Bartholomeus van Berch Eyck en Aleid Momme, ovl. op 13 dec 1636, relatie met
tr. (1) voor 1600
met
Maria van Hasselt, tr. met
tr. (2) te Rhenen op 19 feb 16031
met
Elisabeth van Berch Eyck (van Eyck de Brusselle gnt van Bergeyk), dr. van Bartholomeus van Berch Eyck en Aleid Momme, tr. met
Elisabeth van Berch Eyck.
Jan de Roever Anthonsiz, weduwenaar van Ybruijtje van Hasslet, is gehuwd te Rhenen 19 febr. 1603.
Johan Momme | ![]() |
in Genealogie van Johan Huybrechtsen van Eyck patrilineair Kwartierstaat van ir Cees (Cornelis Jorden) Hagenbeek Johan Momme, geb. te Kell [Duitsland], ovl. te Steenwijk op 18 okt 1580. |
tr.
met
Aleid van Barmentlo, dr. van Johan van Barmentlo en NN van Bronckhorst, geb. voor 1519, ovl. op 15 apr 1601, tr. met
Uit dit huwelijk een dochter:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Aleid | *1534 | †1601 | 66 | 1 | 3 |