tr.
met
Willem van Lennep, zn. van Wolter van Lennep en Margaretha van der Lawick, geb. voor 1535.
Willem van Lennep.
filiatie niet bewezen.
Zijn afstamming van Roelof is niet zeker!. Aangenomen op grond van zijn bezit te Coevorden, waarschijnlijk afkomstig van het rentmeesterschap van zijn voorouders.
Op 20-3-1572 hebben de buren van Wachtum een geschil met de buren van Dalen en Willem van Lennip. .
Op 18-4-1572 is er een geschil tussen Willem van Lennip en Geert schilt over het onderhoud van de Louwenborchsen ruiteren ruiteren.
Op 18-3-1574 heeft Willem van Lennip een geschil met Grete Fluggen over een koe. .
Op 24-3-1575 heeft Willem van Lennip een geschil met Berent Schutte over het gebruik van land te Dalen Dalen.
In 1577 wordt hij aangeklaagd wegens een "mesbote" aan Jan Weggemans.
Op 21-31578 heeft hij een geschil met Frede rick ten Vlieghuis betreffende een betaling.
Een Willem van Lennep is drost ambtsverwalter te Wedde in 1581.
Uit dit huwelijk 2 kinderen, waaronder:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Roelof | *1560 | †1640 | 80 | 2 | 6 |
tr.
met
Margaretha van der Lawick, dr. van Ernst van der Lawick en Gijsberta van Randwijck, geb. circa 1510.
Uit dit huwelijk 4 kinderen, waaronder:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Willem | *1535 | 1 | 2 |
tr.
met
Wolter van Lennep, zn. van Roelof Woltersz. van Lennep, geb. circa 1510, ovl. voor 1600.
Wolter van Lennep.
Hij wordt in 1559 beleend met Geesteren, na de dood van zijn vader Roelof van Lennep. .
Op 22-12-1569 wordt Wolter van Lennep als gemachtigde van Albert van Steenwijk, en ten behoeve van deze, na de dood van diens zoon Henrick beleend met twee derde deel van Clawesing en de Nieuwe Hof. .
9-4-1600: Compareerden voor Johan Dans und Berfelt, Margaretha van der Laewick, weduwe van Wolter van Lennep, Johan Simons als man ende momber van Jenneken van Laewick, Ernest van de Wall daer moeder aff was Styntyn van der Laewick, hem sterck maeckende voer sijne drye susteren unde Ernst Stevens die soen van Steven Rende als man van Marie van der Laewick unde d'Erenfeste Gadert van Berfelt et potentiaverunt Mr. Lambertum Croll in causis contra die vermeinte dochter van zr. Laurens van der Schuyre el alios quoscunque ad lites, cum postate substituendi caventes se ratum habituros.
Uit dit huwelijk 4 kinderen, waaronder:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Willem | *1535 | 1 | 2 |
Hij krijgt een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Wolter | *1510 | †1600 | 90 | 1 | 4 |
tr.
met
Uit dit huwelijk 4 dochters:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Margaretha | *1510 | 1 | 4 | ||||
2 | Stijntje | 1 | 0 | |||||
3 | Maria | 1 | 0 | |||||
4 | Jenneke | 1 | 0 |
tr.
met
Ernst van der Lawick (van der Lauwijck).
Ernst van der Lawick.
Hij verschijnt in de archieven ls gerichtsman van de Veluwe in 1545, 1546 en 1548.
Verder is er sprake van 'de erven van Ernst van der Lawick' die in conflict zijn over de nalatenschap van ene Laurens (van der) Schuyre(n)/Schuere(n). De eerste 14 stukken over dit conflict stammen uit 1575. Laurens van der Schuyren zit dan in hechtenis en er is een verzoek om een wever en een kuiper te ondervragen, die zijn medeplichtigen zouden zijn. In juni 1580, als Laurens overleden is, is er een strijd om zijn nalatenschap. Laurens zou in Antwerpen getrouwd zijn met Marike Kors. Vermoedelijk beschikt Marike wel over de goederen uit de nalatenschap, want de landdag gelast haar de nalatenschap te ontruimen, in eerste instantie ten behoeve van de schout van Ede, die de goederen tot een uitspraak laat beheren door een onafhankelijke zaakwaarnemer of te wel 'sekwester'. Ernst en na zijn dood zijn nazaten betwisten de geldigheid van het huwelijk en daarmee aanspraak van Marike en haar dochter Laurentgen op de de erfenis. In juli 1580 wordt Marike gelast haar acties tegen Jorden van der Lauwick en Ernst en zijn nazaten als erfgenamen van Laurens te staken.
Tevens wordt dan opdracht gegeven de goederen in bezit van deze erfgenamen te stellen. Maar blijkbaar zijn die goederen in 1599 nog niet uitgeleverd aan die erfgenamen. In dat jaar betreedt de dochter van Marike, Laurentgen, het strijdtoneel als dochter van Laurens. Zij vraagt verder geen betalingen (uit de boedel) te doen aan de kinderen van Ernst van der Lawick. Zij betwist dat de nazaten van Ernst recht hebben op de nalatenschap van Laurens.
Vervolgens is in april 1600 een proces aangespannen door Margaretha van der Laewick en vertegenwoordigers van Jenneken, Stytyn en Marie van der Laewick tegen de "vermeinte dochter van zr. Laurens van der Schuyre". Blijkbaar is dit proces voor de erven van Ernst van der La wick niet erg succesvol verlopen, want in een brief uit mei van dat jaar wordt gesproken over het vonnis "tusschen Laurentgen van der Schuer en de gepretendeerde erfgenamen van Laurens van der Schuer". De goederen worden (weer) onder beheer van een sekwest er.
gesteld.
Uit dit huwelijk 4 dochters:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Margaretha | *1510 | 1 | 4 | ||||
2 | Stijntje | 1 | 0 | |||||
3 | Maria | 1 | 0 | |||||
4 | Jenneke | 1 | 0 |
tr.
met
Mechtelt van Steenwijck (van Steenwijk), dr. van Albert van Steenwijck en Johanna van Selwert (Erfdochter), geb. Hardenberg Huis te Schere circa 1460.
Mechtelt van Steenwijck.
vermeld 1487-1494.
Uit dit huwelijk 2 kinderen, waaronder:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Roelof | *1480 | †1559 | Hardenberg | 78 | 1 | 1 |
tr.
met
Wolter Roelofsz van Lennep, zn. van Roelof van Lennep en Isabella van Camphuijsen, geb. circa 1445.
Wolter Roelofsz van Lennep.
Wolter Roelofzoon van Lennep wordt in 1471 genoemd als erfholtrichter.
3-5-1487: Op des hilligen Crucisdach Invencionis: De gebroeders Johan, Henric en Arnt van Steenwijk, en Wolter van Lennep, namens zijn vrouw Mechtelt en haar zuster Femme, verklaren tezamen verkocht te hebben aan Bartolt Knasse het Hoeynghe erve te Een, bestaande uit huis, hof, landerijen en een waardeel, dat nu in pacht is bij Roelof Jonge Johans. Het erf is gelegen in het kerspel van Norg en Veenhuizen in de marke Een. De verkopers verklaren hiervoor de stok aan Bartolt Knasse gelegd te hebben voor buren van Een, te weten Roelof Baijens, Johan Barldeszoen, Henric Mettens, Barelt Jonge Johans, de broer van Roelof en andere getuigen. Bezegeld door Johan van Steenwijk, namens zijn broers, door Wolter van Lennep, namens de zusters Mechtelt en Femme van Steenwijk, en door Arnt van Hueswerden, rentmeester van Coevorden. .
Van Spaen noemt een niet in het Tijdrekenkundig Register opgenomen acte van 1490, waarin zij een rentebrief uit 1440 lossen van haar grootou ders Hendrik van Selwert en Mechtelt Mechtelt.
Het klooster Galilea vergunt hen 23 juni 1492 uit gunst om telkens jare op St. Marten in de winter met 24 overl. Rijnsche gld de twee mud rogge te lossen, die zij vroeger aan het klooster verkocht hadden uit het goed Ansinck in de buurtschap Beerze onder Ummen, mits de lossing een half jaar tevoren aankondigende en op .
18-10-1494 een gelijk verlof nu met 200 overl. Rijnsche gld. van een rente van 16 mud uit het goed Anekirc k, met marginale aantekening: Vacat quis redempti sunt in anno 1498 Martini.
Uit dit huwelijk 2 kinderen, waaronder:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Roelof | *1480 | †1559 | Hardenberg | 78 | 1 | 1 |
1. | Afgeschermd, Periodiek, Kon. Ned. Gen. voor Geslacht- en Wapenkunde, ‘s-Gravenhage, vanaf 1883 |
tr.
met
tr.
met
Stijntje van der Lawick, dr. van Ernst van der Lawick en Gijsberta van Randwijck.
tr.
met
tr.
met
Maria van der Lawick, dr. van Ernst van der Lawick en Gijsberta van Randwijck.
tr.
met
tr.
met
Jenneke van der Lawick, dr. van Ernst van der Lawick en Gijsberta van Randwijck.
tr.
met
Wilhelmina Bloemendaal tot Est, geb. Tuil in dec 1614, ovl. op 11 mei 1633.
Bronnen:
1. | Afgeschermd, Periodiek, Kon. Ned. Gen. voor Geslacht- en Wapenkunde, ‘s-Gravenhage, vanaf 1883 |
tr.
met
Christoffel van der Lawick, zn. van Gooswijn van der Lawick en Johanna Bentinck (Vrouwe van 't Velde (Warnsveld)).
Christoffel van der Lawick.
Heer van Geldermalsen, in 1628 kapitein en in 1629 drost van Bredevoort.
Beleend met ter Hegge.
tr.
met
Jurriaen (Jorrien, Georg) van Lennep, zn. van Werner van Lennep tot de Werve en Cunera van Lennep, heer van Biljoen.
Jurriaen van Lennep.
Hij komt het eerst voor in een brief d.d. 11 februari 1630 in de processtukken tussen zijn ouders en zijn oom Carel. Zijn vader kreeg voor hem – toen al George van Lennep genoemd – admissie door het domkapittel van de vicarie der HH Bartholomeus en Andreas in die kerk.
In 1647 had hij het ongeluk manslag te begaan aan zekere Herman Becker uit Nederasselt. Diens broeder Henrick (erfgenaam voor de helft) machtigde op 7 oktober van dat jaar Balthasar van Ghous “om over den manslag bij van Lennep sone op Billioen ... met den voorn. Lenneps vader en moeder van sijnentwege te soenen”303. Zijn moeder koopt vervolgens voor ƒ 6000 een kornetschap voor hem in de compagnie van de heer van Rummen ter repartitie van Groningen. Als zodanig lag hij eerst in garnizoen te Herpen, waar hij in huis kwam bij jonkheer Willem van Hoengen gen. Wassenbergh (wiens vader Adolf in het Kleefse woonde) en diens vrouw Anna Vaeck, een lid van het bekende Betuwse geslacht304. Er was ook een dochter Wilhelmina, die hij op trouwbeloften zover wist te krijgen dat zij twee.
kinderen baarde: Johanna en Adolf, resp. geboren te Herpen op 10 juli 1648 en “aenderen daechs nae nieuwe Jaersdach 1650). Hij loste zijn trouwbeloften echter niet in (tot zijn verweer in de latere processen behoorde de opmerking dat het gezin woonde in een huis met gaten in het dak, hoewel er veel roggeakkers bij waren) en de misleide en onteerde verloofde wendde zich in arren moede tot de Raad van Staten die hem op 12 november 1650 veroordeelde tot betaling van ƒ 150 voor de eerste kraam en fƒ160 ‘sjaars voor het onderhoud.
Zij stelde bovendien een huwelijksdwang te hebben verkregen, dat onwerkzaam bleef, omdat Jurrien zijn kornetschap prompt verkocht en ‘’t geld daarvan verteerde. Nieuwe processen volgden nog voor het gericht van Veluwenzoom (Brummen) en het Hof, met sententies d.d. 9 november 1652 en 17 juli 1654, waarvan –hoezeer zij telkenmale ook zegevierde- het de vraag is of de ongelukkige er veel wijzer van werd, gezien ’s mans voortdurend sabotage.
Ondertussen had hij nog een paard met tuig staan in de herberg den Gulden Arendt van Jacob van Dam te Arnhem, dat de herbergier op 23 januari 1653 in beslag neemt “ter cause vant gewelt, dat hij den 4de desen bij nacht tijdt ten huyse van de voorn. Jacob van Dam bedreven heeft”. Zijn moeder weigerde de dagvaarding aan te nemen en zeide, dat hij niet te Grave was.
Daar hij ook al een kwart jaar niet in zijn toenmalige logement bij de weduwe van Aert van Buyren te Ravestein was geweest, werd de weert in een pulpitis op zijn kamer gelegd. De zaak diende op 22 februari, waarbij bleek, dat hij Jacob van Dam met een mes in zijn gezicht zou hebben gesneden en verwond, nadat het alsmaar door etende paard op 1 maart voor 112 rijksdaalders was verkocht. Op 5 mei volgde eindelijk Jurriens verweer, waarbij hij stelde, dat hij laat gearriveerd zijnde naar bed was gegaan en dat de weerd vervolgens was binnengekomen en zij nog twee kan wijn hadden gedronken. Natuurlijk kwam daar ruzie uit voort, de weerd wilde een vrouwspersoon, dat ook in de kamer was, daaruit hebben en volgens Lennep had de weerd nog eerder dan hij zijn mes getrokken. De zaak eindigde met.
het vonnis van de Arnhemse lage bank d.d. 7 juli 1653 houdende veroordeling van Jurrien tot betaling van 100 daalders en het meesterloon ad ƒ 36, alsmede de kosten der procedure. Na zijn ontslag uit de militaire dienst was hij ambtsjonker van Rheden geworden, als hoedanig hij in 1654 wordt vermeld 306 en op 8 november 1655 werd hij lid van de Veluwse ridderschap, maar al eerder was hij gehuwd met zijn stiefzusje Catharina van Broeckhuyzen, dochter van Willem tot Barlham en Anna van Ewijck. Tezamen verkochten zij op 13 mei 1653 een obligatie. Zij overleed echter al in 1655 een dochter Cunera nalatende.
tr. (1) in 1619
met
Cunera van Lennep, dr. van Johan van Lennep tot Biljoen en Bernharda van Meeckeren alias Straatmans, ovl. Utrecht op 5 dec 1664.
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Jurriaen | 2 | 1 |
tr. (2) in 1652
met
Willem van Broeckusen tot Berlham, dr. van Daniel van Broeckusen tot Berlham en NN Fransdr van Loe, ovl. in 1654, begr. Velp.
Willem van Broeckusen tot Berlham.
majoor bij de ruiters, afgedankt 1647, in 1654 doodgeschoten door Borchard van Arnhem.
tr. in 1619
met
Werner van Lennep tot de Werve, zn. van Jorrien van Lennip en Maria van Duvenvoorde, geb. tussen 1592 en 1597, ovl. Biljoen op 7 jul 1651, tr. (2) met Willem van Broeckusen tot Berlham. Uit dit huwelijk geen kinderen.
Werner van Lennep tot de Werve.
In 1642 spande hij voor zijn vrouw Cunera en haar zuster Margerita in 1642 een proces aan tegen hun broeder Carel van Lennep. Zij betwistten hem het bezit van de Poll ofte Hof tot Bovendorp, later genoemd Van-Lennepmolen, en verwijzen naar een kaart van Nic. Geelkercken, waarop ’n scheiding staat getekend.
Hij werd, na afstand voor zijn moeder en behoudens ouderlijk vruchtgebruik, in juni 1597 met het huis te Werve beleend, zoals wij bij zijn ouders zagen.
Mogelijk speelde hierbij een rol, dat het goed veilig gesteld was tegen zijn mogelijk nog levende halfbroers of zusters van zijn moeders zijde. Op 18 januari 1608 als 15 jarige ingeschreven als student te Leiden. Volwassen geworden, verblijft hij echter te Utrecht, ten huize van zijn oom en tante Zuylen, vanwaar hij op 15 september 1615 zijn besloten testament deponeert bij notaris J.A. Wtenwaall. Op voordracht van zijn oom had hij op 9 december 1613 op een door de stad te vergeven beurt al een vacante prebende in het Domkapittel gekregen of gekocht en na op 8 september 1617 na het overlijden van Harmen van Daal te zijn toegelaten tot het supplement, werd hij op 12 december 1617 in het Domkapittel opgenomen285. Openbare functies schijnt hij verder niet bekleed te hebben. Na zijn huwelijk in 1619 woonde hij vermoedelijk op Te Werve, als leenman waarvan hij op 19 september 1622 octrooi tot dispositie (d.w.z. tot vrije beschikking per testament) verkreeg286.
Nadien treedt hij vooral in processen naar voren. In 1621 voert hij er een voor het Hof van Holland tegen Daniel Suycker287. Op 5 februari 1635 machtigt hij te Voorburg zijn oom Zuylen om het Huis te Werve (met bouwhuis en 50 morgen land) en de korenmolen te verkopen, wat op 18 juni 1634 tot een belening leidt aan een zekere Nicolaas Verlon. Maar daarmede was hij nog niet van de schuldeisers af. Op 6 maart 1635 volgt machtiging door Frederik Hendrik tot het doen van oproepen ter verkrijging van willig decreet en op 27 mei 1638 ging de koper van het huis, Nicolaas Verloo bij het Hof in appèl van een op 1 mei door het gericht van Voorburg gewezen vonnis, waarbij oom Zuylen wederom als gemachtigde van zijn neef en diens vrouw optrad. Ook tegen een derde werd in dat jaar voor het Hof geprocedeerd over erfpachten. Nog eenmaal moet zijn oom voor hem optreden. Op 11 mei 1639 machtigt het echtpaar hem voor een Utrechtse notaris om een verleibrief van 16000 lb Vlaams hypotheek op het Huis te Werve (vermoedelijk van een koop) te transporteren. De tien morgen op ’t Woud waren in 1600 al door zijn voogden vervreemd. Als de plaats van zijn ongedateerde bijdrage tussen andere van 12 oktober 1632 en 10 mei 1634 in het album amicorum van jonkheer Dirk Uitenhage de Mist (waarin alle inschrijvingen uit de jaren 1632-1636 dateren) door chronologise volgorde bepaald is, dateert de zijne nog uit zijn laatste Voorburgse jaren, ofschoon al tweemaal gedrukt, laat ik de zijne hier nog eenmaal volgen.
Aenigma Hispanicum.
Que rosa es rosa.
Hermoda coma una rosa.
No tiene boca ni dientes.
Muchos amigos, pocos parientes.
Sum Wernheri a Lennip.
en daarbij zijn eigen wapen met helm en helmteken en zijn vier kwartierwapens Lennep, Renesse, Duvenvoorde-Warmond en Foreest.
Alvorens over zijn verdere lotgevallen te berichten, dien ik hier eerst zijn daarmede.
samenhangende huwelijk te vermelden. Volgens Dorth, die hem overigens abusievelijk Willem noemt, huwde hij in 1619 met zijn verre bloedverwante Cunera van Lennep, dochter van Johan tot Biljoen en Bernharda van Meeckeren alias Straatmans. Zoals boven gezegd, gaf hij in februari 1633 opdracht om het huis te Werve te verkopen. Nog in hetzelfde jaar, op 24 oktober 1633 kopen Warner en Cunera voor f 50.000 het huis Biljoen, dat toen nog onverdeeld bezit was van haar moeder, broeders en zusters en een neef Huyn van Amstenrade. Ook hier trad oom Zuylen, die Warners vaste mentor schijnt te zijn geweest als dedingsvriend op292. In 1640 procedeerde Werner voor het Veluwse gericht nog tegen zijn zwager Carel. In elk geval vestigt het echtpaar zich nu op haar ouderlijk huis, waarvan zij het bezit nog afronden door aankoop op 24 maart 1640 voor 102 gulden van circa 1 molder.
gesaeys op de Velper Enck omtrent den huyse Billioen en aan de oostzijde aan hun bezit grenzende en-zij met haar volgende man- 17 oktober 1652 door ruiling met de Arnhemse magistraat en administrateur der vicarieën in de Grote kerk aldaar van een perceel bouwland bij het huis en bij de molen van Frans van Aelst tegen 1214 roeden vicarieland den Dumpelsteen bij Biljoen aan de Doesburgse straat293. Zoals uit de laatste acte blijkt, was Warner toen niet meer in leven. Hij overleed “seer haestig”, zoals Spaen weet te melden, op 7 juli 1651 en werd in de Velper kerk begraven. Een gave afdruk van zijn zegel hing onder een transportacte d.d. 11 juli 1648 in het Nassaus Domeinarchief294. De weduwe hertrouwde in 1652 met Willem van Broeckhuyssen tot Barlham, naar het heet zoon van Daniel en N. van.
Loe Fransdr. , Rhemen, aan wie ik dit ten dele ontleen, gaf hem ook een rang van majoor bij de ruiterij. Sedert 1650 was hij weduwnaar van Anna van Ewijck. Lang duurde dit tweede huwelijk niet. In 1654 werd hij in een duel doodgeschoten door Borchard van Arnhem. Drie jaar later, op 3 juli 1657 deed zij afstand van haar eigendom en lijftocht rechten op Biljoen ten gunste van haar dochter en schoonzoon Walenburg. De overdrachtsacte geeft een uitvoerige omschrijving van het goed, die ik hier laat volgen: “’t huys Billioen, binnen ende buiten hoff, boomgaarden, grachten, cingels, grote ende cleine jacht, conijnewaranden, tins ende erffpacht, weylanden, rijschweerden, die hoffstede ende landerijen, d’welkcke verpachtet sijn, hett.
katerstedeke in ’t kerspel Velp gelegen met die weijkens, die pampiermoelen, ’t huys nieuw Billioen gen-, die gronmt van den gehelen Elst, die bouwlanden, holtgewassen etc.” Voorts twee obligaties resp. ad ƒ 800 en ƒ 650 op de landrentmeester Zeger van Arnhem tot Nederhaegen, een kapitaal van f 1570 op een landman te Beekbergen, en jaarrenten van ƒ 104:12:- en ƒ 2000 resp. op de stad Arnhem en op den Haer van den Hair. Het stuk is getekend door haar (Kunera van Lennep), de Velper dorpspredikant, die zij als gekoren momber had aangezocht, en de kinderen G. à Lennip, Catharina Elisabeth de Cupere, C:J: van Weede, Gertrut van Lennep en Jan van Lennep. De Lennepzegels tonen het doorsneden wapen, met niet aanziende leeuw. Wat niet uit dit stuk blijkt, maar later ter sprake komt, is dat broeder Jurrien een vordering op de Weedes behield van ƒ 23.210,-. Of de moeder bij deze gelegenheid het huis heeft verlaten, is niet duidelijk.
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Jurriaen | 2 | 1 |
tr.
met
Bernharda van Meeckeren alias Straatmans.
Uit dit huwelijk een dochter:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Cunera | †1664 | Utrecht | 1 | 1 |