Cees Hagenbeek
Aleid van Barmentlo
Aleid van Barmentlo, geb. voor 1519, ovl. op 15 apr 1601.

tr.
met

Johan Momme, zn. van Frederik Mom van Kell en N. Hoornkes, geb. Kell [Duitsland], ovl. Steenwijk op 18 okt 1580.

 

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Aleid*1534  †1601  66


Bartholomeus van Eyck van Bruxelles
Bartholomeus van Eyck van Bruxelles.

relatie
met

Elisabeth van Lömel van Laer, dr. van Jan van Lömel van Laer en NN. van Gestel.

Uit deze relatie 4 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Bartholomeus*1535  †1603  68
Helena     
Laurens     
Johan     


Elisabeth van Lömel van Laer
Elisabeth van Lömel van Laer.

relatie
met

Bartholomeus van Eyck van Bruxelles, zn. van Jan Hubert van Eyck van Bruxelles en Helena Johannisdr Backs.

Uit deze relatie 4 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Bartholomeus*1535  †1603  68
Helena     
Laurens     
Johan     


Jan van Lömel van Laer
Jan van Lömel van Laer.

tr.
met

NN. van Gestel.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Elisabeth     


NN. van Gestel
NN. van Gestel.

tr.
met

Jan van Lömel van Laer.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Elisabeth     


Johan van Berch Eyck
Johan van Berch Eyck.


Helena van Berch Eyck
Helena van Berch Eyck, non te Orthen.


Laurens van Berch Eyck
Laurens van Berch Eyck.


Jan Hubert van Eyck van Bruxelles
Jan Hubert van Eyck van Bruxelles.

tr.
met

Helena Johannisdr Backs.

Uit dit huwelijk 2 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Maria     
Bartholomeus     


Helena Johannisdr Backs
Helena Johannisdr Backs.

tr.
met

Jan Hubert van Eyck van Bruxelles, zn. van Bartholomeus van Eyck van Bruxelles en Maria van Bruxelles.

Uit dit huwelijk 2 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Maria     
Bartholomeus     


Maria van Eyck
Maria van Eyck.


Bartholomeus van Eyck van Bruxelles
Bartholomeus van Eyck van Bruxelles.

tr.
met

Maria van Bruxelles.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Jan     


Maria van Bruxelles
Maria van Bruxelles.

tr.
met

Bartholomeus van Eyck van Bruxelles, zn. van Johan Huybrechtsen van Eyck en Elisabeth van Bruxelles.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Jan     


Johan Huybrechtsen van Eyck
Genealogie van Johan Huybrechtsen van Eyck patrilineair

Johan Huybrechtsen van Eyck.

tr.
met

Elisabeth van Bruxelles.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Bartholomeus     


Elisabeth van Bruxelles
Elisabeth van Bruxelles.

tr.
met

Johan Huybrechtsen van Eyck.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Bartholomeus     


Cunera van Lennep
Cunera van Lennep, geb. tussen 1654 en 1655, ovl. in 1688.

Cunera van Lennep.
zij krijgt in het testament d.d. 24 augustus 1657 van haar tante Geertruyd, die verder alles aan haar zuster Johanna nalaat, als enige een legaat van ƒ 2000 en het meubilair. Ook in de testamenten van haar stiefmoeder ontbreekt zij niet, laatstelijk in dat van 1688.

relatie
met

Thomas van Berch Eyck, zn. van dr. Gerard van Berch Eyck (burgemeester van Rhenen) en Vrouwe Catharina Elisabeth de Cupere van Bergambacht, geb. Rhenen kort voor 1640, raad van Rhenen.

Thomas van Berch Eyck.
Is als Rhenensis als 24 jarige op 15 januari 1629 te Leiden aangekomen en.
nadien advocaat, rentmeester en ontvanger in zijn geboortestad.

Rhenen, Not. A. van Wijck.
03-07-1677.
Gerard van Hattem, wonende aan de Ingensen dijk Neder-Betuwe, machtigt Thomas van Bercheijck, procureur te Rhenen, in omnibus ad lites.
RA Gelderland civiele processen NB 126.
dossier 21, 00-00-1677.
Aanspraak van Thomas Bercheyck als volm. van Sr Gillis Ardinois, coopman tot Amsterdam, tegen Garhard van Hattum onder Ingen. Aenlegger had aan verweerder voor eenige duysenden an Coopmanschappen gelevert, waarvan nog schuldig 373 g 14 st. Hij heeft besating gedaan op 15 Nov. 1676. Verwr deed ontsating. Bijlage A. 1 of 7 Mei 1677. Lijst van geleverde goederen, o.a. Brasilisch hout, gemalen Kieppel, gemalen potloot, een baal roothout, geel oker, spaens groen, witte wijnsteen, manden lijm.


Jurriaen van Lennep
Jurriaen (Jorrien, Georg) van Lennep, heer van Biljoen.

Jurriaen van Lennep.
Hij komt het eerst voor in een brief d.d. 11 februari 1630 in de processtukken tussen zijn ouders en zijn oom Carel. Zijn vader kreeg voor hem – toen al George van Lennep genoemd – admissie door het domkapittel van de vicarie der HH Bartholomeus en Andreas in die kerk.
In 1647 had hij het ongeluk manslag te begaan aan zekere Herman Becker uit Nederasselt. Diens broeder Henrick (erfgenaam voor de helft) machtigde op 7 oktober van dat jaar Balthasar van Ghous “om over den manslag bij van Lennep sone op Billioen ... met den voorn. Lenneps vader en moeder van sijnentwege te soenen”303. Zijn moeder koopt vervolgens voor ƒ 6000 een kornetschap voor hem in de compagnie van de heer van Rummen ter repartitie van Groningen. Als zodanig lag hij eerst in garnizoen te Herpen, waar hij in huis kwam bij jonkheer Willem van Hoengen gen. Wassenbergh (wiens vader Adolf in het Kleefse woonde) en diens vrouw Anna Vaeck, een lid van het bekende Betuwse geslacht304. Er was ook een dochter Wilhelmina, die hij op trouwbeloften zover wist te krijgen dat zij twee.
kinderen baarde: Johanna en Adolf, resp. geboren te Herpen op 10 juli 1648 en “aenderen daechs nae nieuwe Jaersdach 1650). Hij loste zijn trouwbeloften echter niet in (tot zijn verweer in de latere processen behoorde de opmerking dat het gezin woonde in een huis met gaten in het dak, hoewel er veel roggeakkers bij waren) en de misleide en onteerde verloofde wendde zich in arren moede tot de Raad van Staten die hem op 12 november 1650 veroordeelde tot betaling van ƒ 150 voor de eerste kraam en fƒ160 ‘sjaars voor het onderhoud.
Zij stelde bovendien een huwelijksdwang te hebben verkregen, dat onwerkzaam bleef, omdat Jurrien zijn kornetschap prompt verkocht en ‘’t geld daarvan verteerde. Nieuwe processen volgden nog voor het gericht van Veluwenzoom (Brummen) en het Hof, met sententies d.d. 9  november 1652 en 17 juli 1654, waarvan –hoezeer zij telkenmale ook zegevierde- het de vraag is of de ongelukkige er veel wijzer van werd, gezien ’s mans voortdurend sabotage.
Ondertussen had hij nog een paard met tuig staan in de herberg den Gulden Arendt van Jacob van Dam te Arnhem, dat de herbergier op 23 januari 1653 in beslag neemt “ter cause vant gewelt, dat hij den 4de desen bij nacht tijdt ten huyse van de voorn. Jacob van Dam bedreven heeft”. Zijn moeder weigerde de dagvaarding aan te nemen en zeide, dat hij niet te Grave was.

Daar hij ook al een kwart jaar niet in zijn toenmalige logement bij de weduwe van Aert van Buyren te Ravestein was geweest, werd de weert in een pulpitis op zijn kamer gelegd. De zaak diende op 22 februari, waarbij bleek, dat hij Jacob van Dam met een mes in zijn gezicht zou hebben gesneden en verwond, nadat het alsmaar door etende paard op 1 maart voor 112 rijksdaalders was verkocht. Op 5 mei volgde eindelijk Jurriens verweer, waarbij hij stelde, dat hij laat gearriveerd zijnde naar bed was gegaan en dat de weerd vervolgens was binnengekomen en zij nog twee kan wijn hadden gedronken. Natuurlijk kwam daar ruzie uit voort, de weerd wilde een vrouwspersoon, dat ook in de kamer was, daaruit hebben en volgens Lennep had de weerd nog eerder dan hij zijn mes getrokken. De zaak eindigde met.
het vonnis van de Arnhemse lage bank d.d. 7 juli 1653 houdende veroordeling van Jurrien tot betaling van 100 daalders en het meesterloon ad ƒ 36, alsmede de kosten der procedure. Na zijn ontslag uit de militaire dienst was hij ambtsjonker van Rheden geworden, als hoedanig hij in 1654 wordt vermeld 306 en op 8 november 1655 werd hij lid van de Veluwse ridderschap, maar al eerder was hij gehuwd met zijn stiefzusje Catharina van Broeckhuyzen, dochter van Willem tot Barlham en Anna van Ewijck. Tezamen verkochten zij op 13 mei 1653 een obligatie. Zij overleed echter al in 1655 een dochter Cunera nalatende.

tr. (1) Utrecht (Catharijnekerk) op 3 mrt 1653
met

Catharina Elisabeth de Cupere.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Cunera*1654  †1688  34

tr. (2)
met

Catharina Broeckhuyzen, ovl. in 1655.


Catharina Elisabeth de Cupere
Catharina Elisabeth de Cupere.

tr. Utrecht (Catharijnekerk) op 3 mrt 1653
met

Jurriaen (Jorrien, Georg) van Lennep, zn. van Werner van Lennep tot de Werve en Cunera van Lennep, heer van Biljoen, tr. (2) met Catharina Broeckhuyzen. Uit dit huwelijk geen kinderen.

Jurriaen van Lennep.
Hij komt het eerst voor in een brief d.d. 11 februari 1630 in de processtukken tussen zijn ouders en zijn oom Carel. Zijn vader kreeg voor hem – toen al George van Lennep genoemd – admissie door het domkapittel van de vicarie der HH Bartholomeus en Andreas in die kerk.
In 1647 had hij het ongeluk manslag te begaan aan zekere Herman Becker uit Nederasselt. Diens broeder Henrick (erfgenaam voor de helft) machtigde op 7 oktober van dat jaar Balthasar van Ghous “om over den manslag bij van Lennep sone op Billioen ... met den voorn. Lenneps vader en moeder van sijnentwege te soenen”303. Zijn moeder koopt vervolgens voor ƒ 6000 een kornetschap voor hem in de compagnie van de heer van Rummen ter repartitie van Groningen. Als zodanig lag hij eerst in garnizoen te Herpen, waar hij in huis kwam bij jonkheer Willem van Hoengen gen. Wassenbergh (wiens vader Adolf in het Kleefse woonde) en diens vrouw Anna Vaeck, een lid van het bekende Betuwse geslacht304. Er was ook een dochter Wilhelmina, die hij op trouwbeloften zover wist te krijgen dat zij twee.
kinderen baarde: Johanna en Adolf, resp. geboren te Herpen op 10 juli 1648 en “aenderen daechs nae nieuwe Jaersdach 1650). Hij loste zijn trouwbeloften echter niet in (tot zijn verweer in de latere processen behoorde de opmerking dat het gezin woonde in een huis met gaten in het dak, hoewel er veel roggeakkers bij waren) en de misleide en onteerde verloofde wendde zich in arren moede tot de Raad van Staten die hem op 12 november 1650 veroordeelde tot betaling van ƒ 150 voor de eerste kraam en fƒ160 ‘sjaars voor het onderhoud.
Zij stelde bovendien een huwelijksdwang te hebben verkregen, dat onwerkzaam bleef, omdat Jurrien zijn kornetschap prompt verkocht en ‘’t geld daarvan verteerde. Nieuwe processen volgden nog voor het gericht van Veluwenzoom (Brummen) en het Hof, met sententies d.d. 9  november 1652 en 17 juli 1654, waarvan –hoezeer zij telkenmale ook zegevierde- het de vraag is of de ongelukkige er veel wijzer van werd, gezien ’s mans voortdurend sabotage.
Ondertussen had hij nog een paard met tuig staan in de herberg den Gulden Arendt van Jacob van Dam te Arnhem, dat de herbergier op 23 januari 1653 in beslag neemt “ter cause vant gewelt, dat hij den 4de desen bij nacht tijdt ten huyse van de voorn. Jacob van Dam bedreven heeft”. Zijn moeder weigerde de dagvaarding aan te nemen en zeide, dat hij niet te Grave was.

Daar hij ook al een kwart jaar niet in zijn toenmalige logement bij de weduwe van Aert van Buyren te Ravestein was geweest, werd de weert in een pulpitis op zijn kamer gelegd. De zaak diende op 22 februari, waarbij bleek, dat hij Jacob van Dam met een mes in zijn gezicht zou hebben gesneden en verwond, nadat het alsmaar door etende paard op 1 maart voor 112 rijksdaalders was verkocht. Op 5 mei volgde eindelijk Jurriens verweer, waarbij hij stelde, dat hij laat gearriveerd zijnde naar bed was gegaan en dat de weerd vervolgens was binnengekomen en zij nog twee kan wijn hadden gedronken. Natuurlijk kwam daar ruzie uit voort, de weerd wilde een vrouwspersoon, dat ook in de kamer was, daaruit hebben en volgens Lennep had de weerd nog eerder dan hij zijn mes getrokken. De zaak eindigde met.
het vonnis van de Arnhemse lage bank d.d. 7 juli 1653 houdende veroordeling van Jurrien tot betaling van 100 daalders en het meesterloon ad ƒ 36, alsmede de kosten der procedure. Na zijn ontslag uit de militaire dienst was hij ambtsjonker van Rheden geworden, als hoedanig hij in 1654 wordt vermeld 306 en op 8 november 1655 werd hij lid van de Veluwse ridderschap, maar al eerder was hij gehuwd met zijn stiefzusje Catharina van Broeckhuyzen, dochter van Willem tot Barlham en Anna van Ewijck. Tezamen verkochten zij op 13 mei 1653 een obligatie. Zij overleed echter al in 1655 een dochter Cunera nalatende.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Cunera*1654  †1688  34


Maria Catharina de Sweseringhe
Maria Catharina de Sweseringhe.

  • Vader:
    Antoni de Sweserengh, kapitein, ovl. tussen mei 1677 en 5 sep 1682 , tr. Utrecht op 1 sep 1666 met

tr. Bergen op Zoom op 29 jul 1699
met

Gerard Johan van Berch Eyck, zn. van dr. Gerard van Berch Eyck (burgemeester van Rhenen) en Vrouwe Catharina Elisabeth de Cupere van Bergambacht, geb. Rinsseveen, vaandrager.


Katharina van der Mije
Katharina van der Mije, ged. Zandvoort op 24 apr 1757 (getuige: Marijtje Groen), ovl. aldaar op 29 aug 1779.

  • Vader:
    Adriaan van der Mije, ged. Zandvoort op 10 okt 1713, broodbakker, tr. Zandvoort op 25 mrt 1753 met

otr. Zandvoort op 10 sep 1777, tr. Rijnsburg op 28 sep 1777
met

Ds Johannes Gibbes van der Bell, zn. van Ds Theodorus van der Bell (predikant) en Maria Gibbes, ged. Rockanje op 7 jun 1750, predikant, doopgetuige van zijn neef Johannes van Schravendijk Rijnsburg op 8 dec 1771, doopgetuige van zijn nicht Catharina van Schravendijk, was predikant te Venhuizen in nov 1795, ovl. Schellingwoude op 27 jun 1805.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Maria*1778 Zandvoort