Cees Hagenbeek

Cunegonde van Kuinre
 
Cunegonde van Kuinre1, geb. circa 1395.

tr. Kuinre circa 1420
met

Gerrit (Gerard) van Arnhem1, zn. van Wijnand van Arnhem en Odilia van den Gruuthuys, geb. circa 1390, ged. Arnhem op 12 apr 1436, begr. aldaar Klooster Mariëndaal.

Gerrit van Arnhem.
schepen van Arnhem 1413... 1436, burgemeester 1422, 1424, 1431.

1413...1436, Arnhem. Schepenen: 1413-1414 Gherit en Wijnand van Arnhem; .
1417 2 x Wijnand en Gerrit; 1421 Gerrit; 1422 Gerrit en Wijnand;.
1423 Gerrit en heer Dirck; 1425-1426 heer Dirck en Gerrit;.
1427. 1436 Gerrit 1431 met Wijnand.
5 febr. 1424 (die Agathe virginis), Arnhem. Gerard van Arnhem burgemeester.
29 maart 1425, Arnhem. Toen Gerit van Arnhem, die borgermeister van sinen yair der stat rekenschap dede ende 't gelaegh gesat wart enz.
1431-1432 Gerit en Wijnant van Arnhem zijn beiden burgemeester.
± 5/11 juli 1431. Derick Ploech en Gerit van Arnhem, schepenen, oorkonden, dat Peter van Arnhem, bastaard, diens vrouw Agnyese en haar broeder Goidert een rente overgedragen hebben aan Philips van Polanen.
30 maart 1435, Gerrit van Arnhem, Jan van Sallandt en Wynant Ridder geven vidimus van een akte van 20 aug. 1429.

Uit dit huwelijk 2 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Wijnand  †1486 Arnhem  



Bronnen:
1.Afgeschermd, Periodiek, Kon. Ned. Gen. voor Geslacht- en Wapenkunde, ‘s-Gravenhage, vanaf 1883

Arend van den Gruuthuys
Arend van den Gruuthuys.


Hij krijgt een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Odilia Arnhem †1399   


Kunigunde
Kunigunde .

tr.
met

Otto van Arberg, zn. van Henricus van Arberg (Burgravus Coloniensis) en Mechtild von Sayn, geb. circa 1162, ovl. na 1220.

Otto van Arberg.
vermeld 1215.
Stifter von Kloster Marienstadt.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Gerhard II*1210  †1281  71


Wernekind von Sachsen
Wernekind von Sachsen, geb. circa 710, ovl. in 768.

  • Moeder:
    Gunilda von Rügen (Gunilda Dobzogera d' Ascanië), geb. circa 680, ovl. in 746.

tr.
met

Gundelinde van Rúgen, geb. in 705, prinses van Rügen, ovl. in 768.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Billung I*739  †787  48


Gundelinde van Rúgen
Gundelinde van Rúgen, geb. in 705, prinses van Rügen, ovl. in 768.

tr.
met

Wernekind von Sachsen, zn. van Wernechim von Sachsen (hertog van Sachsen) en Gunilda von Rügen, geb. circa 710, ovl. in 768.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Billung I*739  †787  48


Billung I von Sachsen
Billung I prins von Sachsen, geb. in 739, ovl. in 787.

tr. in 756
met

Ne van Assenburg, geb. circa 740.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Amalung*756  †811  55


Ne van Assenburg
Ne van Assenburg, geb. circa 740.

tr. in 756
met

Billung I prins von Sachsen, zn. van Wernekind von Sachsen en Gundelinde van Rúgen (prinses van Rügen), geb. in 739, ovl. in 787.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Amalung*756  †811  55


Amelung II van Saksen
Amelung II van Saksen, geb. circa 800.


Hij krijgt een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Imminhild     


Aldegisel van Friesland
Aldegisel van Friesland, geb. in 623, ovl. in 680.

Aldegisel van Friesland.
Aldegisel, Aldegisl, Aldgillis, Aldgisl, Aldgils or Eadgils (fl. c. 678) was the ruler of Frisia (as king or duke) in the late seventh century contemporarily with Dagobert II and a very obscure figure. All that is known of him is in relation to the famous saint that he harboured and protected, Wilfrid, but he is the first historically verifiable ruler of the Frisians.[1](p792) What the exact title of the Frisian rulers was depends on the source. Frankish sources tend to call them dukes; other sources often call them kings. Wilfrid, deposed from his Archdiocese of York, exiled from Northumbria and on his way to Rome to seek papal support, landed in Frisia in 678.[1](p792) and was warmly received by Aldegisel, who entertained him for several months over the winter, probably at Utrecht. According to Stephen of Ripon, Wilfrid's biographer, Aldegisel encouraged Wilfrid in his effective evangelism and "[the Frisians] accepted his [Wilfrid's] teaching and with a few exceptions all the chiefs were baptised by him in the name of the Lord, as well as many thousands of common people." It is possible that Aldegisel was one of the early converts. However, it has been doubted whether Wilfrid was actually successful in Frisia, since there is no other evidence of the success of Christianity there before the work of Willibrord. While Wilfrid was at Aldegisel's court, the Frankish mayor of the palace, Ebroin, offered a bushel of gold coins in return for Wilfrid, alive or dead. Aldegisel himself is said to have torn up and burned the letter from the Frankish mayor in front of the ambassadors and his household. It has been surmised by some that Aldegisel's kindness to Wilfrid was a mode of defiance of Frankish domination. His successor and possibly son was Radbod, who followed the older pagan ways and was an enemy of Charles Martel.

tr.
met

Arigis de Frise, geb. Denemarken [Denemarken].

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Radbod*648     


Arigis I van Friesland
Arigis I van Friesland, geb. circa 585, ovl. in 656.


Hij krijgt een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Aldegisel*623  †680  57


Audulf van Friesland
Audulf van Friesland, geb. circa 560, ovl. circa 627.

Audulf van Friesland.
Audulf or Audwulf, (Latin: Audulfus) was a Frisian king at the time of the Great Migration, (around 600). Nowadays historians mostly think that there was a Frisian king in the first half of the 7th century with the name Audulf, containing the words adel and wolf. The land this king ruled was probably the central rivers area of the Netherlands. The written sources do not contain any information of this monarch, but there are some golden coins found with the words “Audulfus” and “Frisia” on them. The land where the Frisian people once lived was at that time divided, each with his own ruler.[1] Excavations in the north of Friesland, in the area called Westergo proved that some kind of power has existed in that time in the province of Friesland. The coins were found in the Netherlands at Escharen in nearby Arnhem and also in England. Most are dated between 600 and 630. At the beginning of 2006 a coin stamp of Audwulf with the words AUDWULF FRISIA was found in the Frisian village Wijnaldum at the place which earlier was searched for the keningshal of the Frisian kings.[citation needed] Another interesting finding that is brought in context with Audulf is the treasure trove of Wiuwert. One of the coins has the inscription VICTORIA AUDUFO, probably made to remember a remarkable victory on another people. Some think this people were the Franks who fought the Frisian for control of the Rhine delta.


Hij krijgt een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Arigis I*585  †656  71


NN Sepperothe
NN Sepperothe.

NN Sepperothe.
Krijgt na de dood van haar grootvader het landgoed Eyen als leengoed van de Bisschop van Utrecht. Haar zuster krijgt het landgoed Lemferding bij Eelde, eveneens leengoed van de Bisschop van Utrecht. Haar broers krijgen gezamenlijk de Prefectuur in Groningen en de bezittingen aldaar.
Van de verdeling van de erfenis zijn geen stukken bekend, maar het is af te leiden uit latere oorkonden waarin opbrengsten van het Sticht Utrecht staan vermeld.

tr.
met

Henric (de Crane) van Kuinre, zn. van Hendrik van Cunre van Urk, geb. in 1160, ovl. in 1215.

 


Henric (de Crane) van Kuinre.
Ook vermeld als Hendrik de Crane, maar waarschijnlijk een onjuiste beoordeling van de vermelding "Crue" in de oudste oorkonde. Dit zal Cunre moeten zijn.
Geschiedenis van Friesland; MD Teenstra: 1195 Hendrik de Kraan, graaf van de Kuinder. (blz 121). Hendrik gedroeg zich als graaf in het gebied langs de zuidkust van Friesland.Hij was borggraaf van de Kuinder en waarschijnlijk ook van Urk en Emelweerd, een leen van de bisschop van Utrecht. Deze bisschop had samen met de graaf van Holland de grafelijke rechten over het Friesland tussen Vlie en Lauwers verkregen. Toen Willem (zonder land) terugkeerde van een roemrijke tocht naar Palestina vond hij het vaderlijk erfgoed verdeeld. Door tussenkomst van oom Boudewijn, toen bisschop van Utrecht, stond broer Dirk hem Friesland (tussen Vlie en Lauwers) af. Daar verdreef hij Hendrik de Crane van de grond die Hendrik onrechtmatig in bezit had en bouwde een sterk slot in Oosterzee om Hendrik in bedwang te houden.
Annales Egmondensis pagina 193: Bisschoppelijk leenman Hendrik van Kuinre neemt Willem van Holland gevangen omstreeks 1196. Willem van Holland was graaf van Friesland. Deze gevangenneming gebeurde op het slot ter Horst, waar Willem was uitgenodigd door zijn broer Dirk van Holland. Aan tafel, onder de ogen van Dirk, nam Hendrik de Crane Dirks broer Willem gevangen. Dirk was dus kennelijk de opdrachtgever. De aanleiding was de openlijke steun die Willem verleende aan graaf Otto van Gelre, de vijand van Dirk.
Zie verder: Algemene Geschiedenis des Vaderlands door JP Arend, tweede deel 900-1581; 1841 JF Schleijer Amsterdam.

OSU0567;1204; Hendrik van Kuinre krijgt zijn goederen en rechten terug die hem door graaf Willem van Friesland waren ontnomen. (=de borg te Kuinre en bijbehorende rechten).
OSU0568; 1204 Bisschop Diederik vergunt aan de bewoners van Holtpade een parochiekerk te stichten.
Getuigen: Hendrik van Kuinre, Herman van Voorst, Arnold van Ruinen, Bernard Benzinck, Arnold Wilde, Hugo en Wigher Storm, Engelbert Merekinck.
Deze Hendrik van Kuinre moet wel dezelfde persoon zijn als de twee jaar later vermelde Hendrik van Norch. Het familiewapen van Norch is gelijk aan het familiewapen van Kuinre.
ogd0043 datum 1206 of 1207. Theodoricus, bisschop van Utrecht, verklaart van Fredericus, abt van Ruinen, de kerken van Steenwijk en Borne verkregen te hebben alsmede de kapel van Westerbork benevens enige tienden voor enige tienden in ruil tegen de kerk van Beilen.
Genoemd worden: Johan van Vollenhove, Herman van Steenwijck, Wolter van Coevorden, de broers Rudolf en Menso van Peize, Arnold van Ruinen, Otto van de Pol, Hugo Storm, Gerard Lewe, Hugo Donker, de broers Egbert en Menso van Groningen, Wicher Lapinch (Radinc bij Vollenhove?), Randulfo ?, Hendrik van Norch, Walter Radinc, Schulte Bartold, Gelmer van Ide, Werenzone van Bunne, Egbert ten Hove, Otto van Ruinen en Jacob ter A.
OSU0601; 1211; Bisschop Diederik schenkt, voor zijne memorie, aan het klooster te Ruinen de tienden uit een huis te Volenhove, dat het klooster reeds lang bezeten had. Getuigen: Hendrik van Groningen, Johan van Vollenhove priesters, Folkert van Coevorden, Hendrik van Kuinre, Hugo Storm, Arnold Wilde, Hugo Donker, Gijsbert, Walter, Godfried, Gosewijn, Arnold van Ruinen, Otto, dienstmannen.
Oorkondenboek Sticht Utrecht nr. 613.
1213; De elect Otto schenk aan de horige lieden te Wilsum en Zalk op het Veen, die wonen op hoeven van Diederik en Hendrik van Buckhorst, dezelfde vrijheid die de burgers van Zalk, Zwolle en andere steden en dorpen in de omtrek genieten. Dirk en Hendrik zullen hofsteden verpachten en het lagere gerecht uitoefenen.
Getuigen: Hendrik van Kuinre, Gijsbert en Egbert van Amstel, broers, Herman van Voorst, Wolter van IJsselmuiden, Arnold Loef, Steven van Bosinchem, Arnold de Wilde, Thicard schulte van Vollenhove, en vele andere goede lieden.

Elders gepubliceerd: Henrici NORCH. Familiewapen: in veld van zilver vijf linker schuinbalken van keel.
Genoemd in 1206.(drs. O.D.J. Roemeling, ’Adelijke geslachten in de ME in Drente’, NL 1973).

De Heren van Kuinre waren de ergste zeerovers van Noord Nederland, te vergelijken met roofridders als Zweder van Bentheim, Herbrun van Putten (’de gesel der Veluwe’) en Zweder van Voorst. Hun kasteel lag op een uitermate strategische locatie ten opzichte van de Hanzeroutes naar het Oostzeegebied. Kooplieden uit onder ander Danzig (Gdansk) en Hamburg werden nogal eens opgebracht en voor losgeld op het slot te Kuinre vastgezet. Aldus de tekst in .

De Heren van Kuinre waren ridders, maar anderen vonden hen rovers. Zij leefden in de tweede helft van de Middeleeuwen, in een tijd dat er veel gehandeld werd tussen de Hanzesteden. In de Noordoostpolder zijn resten gevonden van 2 burchten. Deze kastelen stonden aan beide kanten van de oude rivier de Kuinder of de Tjonger.
De oudste burcht werd gebouwd rond 1200. Maar toen de Zuiderzee steeds groter werd, dreigde het kasteel te worden weggespoeld. De Heren van Kuinre moesten verhuizen. Even verderop bouwden ze een nieuw kasteel. Hoe die kastelen er precies uitzagen weten we niet. In de polderbodem zijn resten van fundamenten en voorwerpen als wapens, potten en bekers teruggevonden.
De Heren van Kuinre waren niet geliefd bij de handelaren van de Hanzesteden. De ’heren’ namen de vracht of het schip van de handelaren soms in beslag. In ruil voor losgeld konden ze hun eigendommen terugkrijgen. Soms zonken de handelsschepen ook wel op de Zuiderzee. In Flevoland zijn 14 wrakken gevonden van deze handelsschepen. Die handelsschepen worden ook wel koggen genoemd.

Uit dit huwelijk 2 zonen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Hendrik*1180  †1218  38
Rudolphus*1190  †1254  64


Hendrik van Cunre van Urk
Hendrik van Cunre van Urk, geb. circa 1140, ovl. na 1170.

Hendrik van Cunre van Urk.
Opgevoerd om een mogelijk gat in de tijdbalk te overbruggen.
Dat Hendrik van Cunre een zoon is van Coenraad van Urk is niet uit oorkonden of annalen af te leiden. Maar gezien de levensloop van Hendrik de Crane van Kuinre ligt de afstamming voor de hand.
Omstreeks 1165 is een burcht te Kuinre gebouwd en deze Hendrik zal dan de eerste bewoner zijn geweest van die burcht.
Kuinre is een strategisch gelegen plek waar door het leger van Karel Martel of zijn opvolgers zeker een versterking met verblijfsmogelijkheden is aangelegd en grond ontgonnen voor voedselpruduktie, tijdens de pogingen om de Friezen en Saksen te onderwerpen. Het landgoed diende dan voor de voedselvoorziening van het leger en de decentrale hoven. Het landgoed/leengoed was in slechte staat van exploitatie, wanneer bisschop Godebald in 1118 het "Swechus" in Kuinre in bezit krijgt. Een burcht was niet (meer) aanwezig, maar alleen een (zomer)verblijf voor vee en verzorgers, vergelijkbaar met de Bôen van Schoonebeek.
Aan wie het goed in 1118 in leen is gegeven door de bisschop Godebald is niet vermeld.
Rond 1165 was Godfried van Rhenen bisschop van Utrecht, als opvolger van Herman van Horne, die in 1150 Hartbert van Wierum was opgevolgd als bisschop. Bisschoppen moeten, net als andere wereldlijke heersers, een beroep doen op vertrouwelingen om hun macht veilig te stellen. Dat gebeurde meestal door de benoeming van familieleden op hoge posten en door het uitgeven van leengoederen, eventueel met burcht, op strategische plekken aan dienstmannen/ridders uit hun directe omgeving. Na 1165 verschijnen in het Oversticht in oorkonden meer namen van ridders/leenmannen van de bisschop, waarvan het stamgebied uit de omgeving van die bisschoppen moet worden gezocht, vaak als zoons van bestaande leenmannen.


Hij krijgt een zoon:


 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Henric*1160  †1215  55


Adalhardus van Urk
Adalhardus van Urk, geb. in 1090.

Adalhardus van Urk.
Ca. 1107 Abt Herman van Zutphen van het klooster St Pantaleon geeft de hof te Urk in pacht aan Adelhardus, de voogd van dat hof. Het leengoed verkeerde in neergaande staat van exploitatie.
Het wapen van Hendrik van Kuinre, kleinzoon van Adelhardus, heeft sterke overeenkomsten met het wapen van Looz(Loon) en Horne.
Als Adelhardus zijn grootvader is, is een mogelijke overgrootvader Hendrik van Looz(Loon). Van deze Hendrik zijn verder geen gegevens bekend, maar hij past wel in de tijdbalk.
Adelhardus was voogd van het hof te Urk en als verkrijger van het leengoed zullen er (familie)banden zijn geweest, of met de van Zutphens, of met andere betrokkenen bij het klooster St Pantaleon.
Het leengoed Urk van Adelhardus ligt in het graafschap dat op 28 december in het jaar 1107 verkregen is door Hendrik van Zutphen, (zoon van Otto de Rijke van Zutphen), van de keizer, in ruil tegen het leengoed Alzey, waar de keizer belang bij had. Hendrik was even voor de ruiling, op ruim 40-jarige leeftijd voor het eerst getrouwd met de ongeveer 10 jaar oudere weduwe Mathilde van Beichlingen van Northeim. De kans op het krijgen van kinderen door dit echtpaar was klein, en als voorwaarde had de keizer gesteld dat, mocht Hendrik bij zijn overlijden geen wettige mannelijke nakomelingen hebben, bij uitzondering zijn vader, graaf Otto, indien deze dan nog in leven was, het graafschap zou krijgen. In alle andere gevallen zou het graafschap dan terugvallen op de keizer. Het verkrijgen van Alzey was voor de keizer kennelijk van zo groot belang dat hij een deel van Frisia, dat hij in principe al had toegezegd aan de Bisschop van Utrecht, in ruil aanbood aan een nakomeling van één van de machtigste en rijkste graven binnen zijn rijk. Mogelijk zijn er voor de ruiling nog meer afspraken gemaakt en is het huwelijk van Hendrik met Mathilde daar een deel van, evenals het verkrijgen van het leengoed/hofgoed Urk door Adelhardus.
Een familieband tussen Adelhardus en de van Zutphens lijkt voor de hand te liggen. Directe aanwijzingen zijn er echter niet. Een mogelijkheid is dat Adelhardus dezelfde persoon is als Alardus van Wesenhorst, zoon van Godfried van Lohn en kleinzoon van Gerard van Zutphen van Lohn, die een broer is van Otto de Rijke van Zutphen. Godfried en Gerard waren in 1108 al overleden. Een mogelijke aanwijzing is een oorkonde van 1145, waarin keizer Koenraad III de schenking bekrachtigd van de gouwen Oostergo en Westergo in Friesland aan de bisschop van Utrecht. Getuigen hierbij waren o.a. Allardus van Wesenhorst en zijn broer Winemarus. Een bezitter van rechten in een aangrenzend gebied is dan een logische getuige.
Maar het familiewapen van Lohn is een geheel andere dan die van Loon(Looz)(Urk)(Kuinre). Daarom wordt hier Hendrik van Looz(Loon) als mogelijke voorouder opgevoerd. Daarmee wordt de lijn naar van Loon aangegeven, maar ook naar Horne.


Hij krijgt een zoon:


 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Coenraed*1120  †1148  28


Hendrik van Looz
Hendrik van Looz, geb. in 1078.

 


Hij krijgt een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Adalhardus*1090     



Bronnen:
1.Maison de Hornes, Horn, Horne, Hoerne, Huerne, Hoorne, etc. (B 014), Etienne Patou, 2014 (blz. 1)

Hagiza Hasala van Jutland
Hagiza Hasala van Jutland, geb. circa 620.

tr. circa 662
met

Wisislaus des Obotrides (des Hérules, Billung von Wenden?), zn. van Radagest II des Hérules (Roi des Hérules (23°) et des Vendes) en Ubertina des Granates, geb. circa 615, koning van de Wenden, ovl. in 685.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Dobrogera*653  †740  87


Radagest II des Hérules
Radagest II des Hérules, geb. in 550, Roi des Hérules (23°) et des Vendes, ovl. in 618.

tr.
met

Ubertina des Granates, geb. in 570.

Uit dit huwelijk 2 zonen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Wisislaus*615  †685  70
Goswin*590     


Ubertina des Granates
Ubertina des Granates, geb. in 570.

tr.
met

Radagest II des Hérules, geb. in 550, Roi des Hérules (23°) et des Vendes, ovl. in 618.

Uit dit huwelijk 2 zonen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Wisislaus*615  †685  70
Goswin*590     


Goswin des Hérules Obotrides
Goswin des Hérules Obotrides, geb. in 590, Roi des Obotrides.

tr. in 615
met

NN de Francie Orientale.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Julanda*615  †645  30


NN de Francie Orientale
NN de Francie Orientale.

tr. in 615
met

Goswin des Hérules Obotrides, zn. van Radagest II des Hérules (Roi des Hérules (23°) et des Vendes) en Ubertina des Granates, geb. in 590, Roi des Obotrides.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Julanda*615  †645  30