Cees Hagenbeek
NN van Gronebeke
NN van Gronebeke (Groningen, van), geb. Bierum circa 1094, ovl. Groningen in 1177.

tr. Groningen in 1113
met

Leffard (Ludolf, Lifferd, Lefferd, Leffart, Leffardt) van Bierum van Groningen Gronebeke, zn. van Lefferd Rudolfsz van Bierum van Groningen Gronebeke (burggraaf van Buren) en Sigardis van Bierum, geb. Bierum in 1093, ged. in 1114, borggraaf en prefect van Groningen en Selwerd, ovl. Groningen in 1178.

Leffard van Bierum van Groningen Gronebeke.
Groningen (Leffard, Lifferd van), eerste bisschoppelijke praefect van Groningen, geboortig uit Bierum, broeder van bisschop Herbert van Utrecht (1139-50), die te Groningen en Coevorden leenroerige praefecten (burggraven) aanstelde. Hij voerdeer het bestuur nog 1170-78 en stierf 1178 met nalating eener dochter, gehuwd met Godschalk van Sepperothe, na wien de praefectuur gewoonlijk in drie deelen verdeeld wordt gevonden.

Wordt in oorkonden vermeld 1170 en 1176.
Vgl. Quedam Narracio, uitg. Pijnacker Hordijk 2 vlg.; Oorkdbk.

Bij zijn dood in 1178 streden zijn broer Lambert van Peize en zijn 3 kleinzoons om de opvolging van de prefectuur. De strijd werd gewonnen door de kleinzoons, die ieder een derde deel van de prefectuur kregen.

Uit De Nederlandse Leeuw 1979 pagina 74:.

Hier gaat men er van uit dat Lambert van Peize niet zijn broer was, maar een zoon. Ook zou Leffard nog een oudere zoon hebben, eveneens Leffard geheten. Deze zou hem zijn opgevolgd als prefect van Groningen:.

Leffard II's bij name onbekende dochter huwde met een Westfaalse edelman, Godschalk van Sepperode.Deze vestigde zich met zijn vrouw te Groningen. Beiden stierven zij vóór haar ouders. Toen laatstgenoemden niet meer leefden en daardoor de prefectuur openviel, ontstond onenigheid tussen Lambert van Peize enerzijds en de kleinzoons van Leffard anderzijds over de opvolging in de prefectuur, waarop Lambert aanspraak maakte en die de kleinzoons Rodolf, Menzo en Egbert van Groningen niet wilden afstaan. De bisschop intervenieerde en schonk de prefectuur aan het geslacht Van Groningen als leenbezit voor een bedrag van 300 mark, en wel aan ieder der drie gebroeders voor een derde deel. Bij hun nageslacht bleef deze driedeling bestaan en het twistpunt had geen nadelige gevolgen voor de interfamiliale relaties.
In 1141 werd door bisschop Hartbert van Bierum diens broer Ludolf van Bierum bekleed met de erfelijke waardigheid van burggraaf van Coevorden. Daarmee heeft Hartbert een trouwe vazal, wellicht zelfs een stroman die het gebied bestuurt. Nadat Hartbert in 1150 was overleden, werd de binding tussen het bisdom Utrecht en de Stadt en Heerlickheyt Coevorden snel minder sterk.

Ludolf werd opgevolgd door zijn zoons Volker van Coevorden en Rudolf I van Coevorden. Zij gedroegen zich als onafhankelijke heren. In 1182 leidde dit tot een belegering van de motte door bisschop Boudewijn van Holland, waarbij de stad grotendeels werd verwoest. Als nieuwe kasteelheer werd door de bisschop graafOtto van Bentheim aangesteld. De Heren van Coevorden en graaf Otto, zouden elkaar de heerschappij nog vele jaren betwisten. Tussen 1186 en 1192 werd opnieuw oorlog gevoerd, waarbij Rudolf I van Coevorden in gijzeling werd genomen. Volker wist intussen het kasteel te veroveren met daarin het gezin van Otto. Daarmee stonden de heren voldoende sterk om de macht op te eisen. Rudolf I van Coevorden werd erkend als burggraaf van Coevorden. Volker vestigde zich inAnsen en was de vader van Rudolf II van Coevorden, die burggraaf van Coevorden zou worden.

.

Slag bij Ane.
1rightarrow.png Zie Slag bij Ane voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Coevorden lag strategisch op de route van Groningen naar Münster, wat de stad tot een welvarende vestingstad maakte. De in 1215 gewijde bisschop van Utrecht Otto van Lippe besloot de aanspraken van het bisdom op het gebied te verstevigen, niet in de laatste plaats om zijn inkomsten uit het gebied veilig te stellen, dan wel te vergroten. Otto stuitte echter op grote tegenstand, omdat de boeren hun heer Rudolf II van Coevorden steunden. Dit resulteerde in de slag bij Ane, waarbij Otto het leven verloor en de Drentse boeren onder commando van Rudolf II van Coevorden een klinkende overwinning behaalden.

Na de dood van Otto van Lippe werd Wilbrand van Oldenburg tot bisschop gewijd, en ook Wilbrand trok ten strijde tegen de opstandige Drenten, waarbij hij de hulp van de Friezen inriep. Maar ook deze slag, de Fries-Drentse oorlog, werd door de Drenten gewonnen. In een latere slag, bij Peize, werden de Drenten uiteindelijk verslagen, en werd burggraaf Rudolf II van Coevorden onder valse voorwendselen naar het kasteel van Hardenberg gelokt. Hij werd gevangengenomen, gemarteld en vermoord op 25 juli 1230.

Het was zelden koek en ei tussen de bisschoppen en de kasteleins, en de vraag is of dit iets te maken had met de verhuizing in 1258 van het Sancta Maria de Campe- of Mariënklooster van Coevorden naar een dekzandrug op een plaats waar nu het centrum van Assen ligt.

Late Middeleeuwen.
In 1288 kwam een kleinzoon van Rudolf weer aan de macht, en werd het kasteleinschap van de van Coevordens hersteld. Reinoud van Coevorden was een zoon van Eufemia, de dochter van Rudolf II, en van Hendrik van Borculo. Reinoud werd de stamvader van een reeks sterke heren van Coevorden, een dynastie die tot1402 zou voortduren. Het machtsgebied breidde zich uit tot Borculo, Diepenheim, Lage (Duitsland) en Selwerd. Ze verwierven het muntrecht en beheersten de rechtspraak in Drenthe.

Pas tegen het einde van de 14e eeuw maakte bisschop Frederik van Utrecht een einde aan de strubbelingen door het opheffen van de erfelijkheid van het kasteleinschap van Coevorden. Frederik maakte daarbij handig gebruik van de onrust onder de bewoners van het gebied, Reinoud maakte zich niet populair met onrechtmatige belastingen en andere wandaden. In 1395 trok Frederik ten strijde tegen de heer van Drenthe, maar anders dan bij de slag bij Ane kon Reinoud niet rekenen op de steun van de boeren. Frederik werd door de notabelen van Coevorden erkend als landsheer, en zo kwam Reinoud alleen te staan in de strijd. Op 4 april 1402 deed hij afstand van al zijn rechten, en de Van Coevordens trokken zich terug op hun bezittingen in Twente en de Achterhoek. Coevorden kreeg op 31 december 1407 stadsrechten.

GRONINGEN (Leffard, Lifferd van), eerste bisschoppelijke praefect van Groningen, geboortig uit Bierum, broeder van bisschop Herbert van Utrecht (1139-50), die te Groningen en Coevorden leenroerige praefecten (burggraven) aanstelde. Hij voerde er het bestuur nog 1170-78 en stierf 1178 met nalating eener dochter, gehuwd met Godschalk van Sepperothe, na wien de praefectuur gewoonlijk in drie deelen verdeeld wordt gevonden.
Vgl. Quedam Narracio, uitg. Pijnacker Hordijk 2 vlg.; Oorkdbk.
Bij zijn dood in 1178 streden zijn broer Lambert van Peize en zijn 3 kleinzoons om de opvolging van de prefectuur.
De strijd werd gewonnen door de kleinzoons, die ieder een derde deel van de prefectuur kregen.
Uit De Nederlandse Leeuw 1979 pagina 74:.
Hier gaat men er van uit dat Lambert van Peize niet zijn broer was, maar een zoon. Ook zou Leffard nog een oudere zoon hebben, eveneens Leffard geheten. Deze zou hem zijn opgevolgd als prefect van Groningen:.
Leffard II's bij name onbekende dochter huwde met een Westfaalse edelman, Godschalk van Sepperode.Deze vestigde zich met zijn vrouw te Groningen. Beiden stierven zij vóór haar ouders. Toen laatstgenoemden niet meer leefden en daardoor de prefectuur openviel, ontstond onenigheid tussen Lambert van Peize enerzijds en de kleinzoons van Leffard anderzijds over de opvolging i n de prefectuur, waarop Lambert aanspraak maakte en die de kleinzoons Rodolf, Menzo en Egbert van Groningen niet wilden afstaan. De bisschop intervenieerde en schonk de prefectuur aan het geslacht Van Groningen als leenbezit voor een bedrag van 300 mark, en wel aan ieder der drie gebroeders voor een derde deel. Bij hun nageslacht bleef deze driedeling bestaan en het twistpunt had geen nadelige gevolgen voor de interfamiliale relaties.
Op andere plekken wordt echter uitgegaan van 1 enkele Leffard.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
NN     


Lefferd Rudolfsz van Bierum van Groningen Gronebeke
Lefferd Rudolfsz van Bierum van Groningen Gronebeke (Bierum, van), geb. Bierum in 1070, burggraaf van Buren, ovl. in 1150.

Lefferd Rudolfsz van Bierum van Groningen Gronebeke.
Kasteelheer te Coevorden vanaf ca 1143. De van Werls hadden in die tijd vele graafschappen in leen in het noordelijk deel van het keizerrijk, langs de kust. Ze staan vermeld als graaf in de Emsgau, graaf in Frisia, graaf in Fivelgo. Rudolf van Wierum, de hier opgevoerde vader van Herbert of Hartbert van Wierum, zal een kleinzoon zijn van graaf Rudolf van Fivelgo, vermeld in de oorkonde van mei 1040 waarin keizer Hendrik Drenthe en de stad Groningen en andere goederen schenkt aan de bisschop van Utrecht.
Herman II van Werl had een zoon Rudolf uit een tweede huwelijk waarvan verder niets bekend is. Hij kwam niet in aanmerking voor opvolging als graaf. Na de dood van Herman II werd zijn zoon Bernhard III, uit zijn eerste huwelijk, graaf in de Emsgau en Frisia (tussen Lauwers en Eems). Bernhard had een borg in Emden. Het was gebruikelijk in grafelijke kringen om belangrijke bestuurlijke posities te laten innemen door vertrouwelingen en dan meestal familieleden. Daardoor was de macht beter te handhaven en mogelijk uit te breiden. Het gebied van graaf Bernhard bestond uit meerdere gouwen. Het is dan aan te nemen dat een deel van die gouwen, waaronder Fivelgo en Hunsego, als onderleen door Bernhard aan zijn halfbroer Rudolf is gegeven. De zetel van deze Rudolf zal dan op een strategische plek hebben gelegen in dit gebied. Deze plek is dan Wierum, van waaruit een goede verbinding over zee met Emden bestond. Op dit punt, waar Hunze en Aa samen komen en waar alle verkeer van en naar Groningen te controleren is, zal zeker een borg of versterkt huis hebben gestaan. Kleinzoon Rudolf, vader van Herbert, zal hier gewoond hebben en niet in Bierum zoals deze plaats is vertaald uit het latijn door de samenstellers van de bekende oorkondenboeken van het Sticht.
Zie ook de veronderstelling van Roemeling, vermeld bij Herbert. Rudolf zal dan bekend geweest zijn als Rudolf van Wierum.
Wierum, en meerdere terpen langs de Hunze, waren al bewoond voor het jaar 0.
Zeer waarschijnlijk is de borg Selwerd, net ten zuiden van Wierum, een vervanging van een versterkt huis (oorspronkelijk een mottekasteel) te Wierum.
Archeologische opgravingen door de stad Groningen, http://gemeente.groningen.nl/stadsgeschiedenis/over-archeologie, toonden aan dat ter plaatse waar de borg Selwerd heeft gestaan, ook sporen zijn gevonden van een eerder ter plaatse gebouwde houten borg of bolwerk, vermoedelijk gebouwd omstreeks 1100-1150. De bouwer is dan een nazaat van Rudolf van Wierum en moet dan Leffart zijn geweest, door zijn broer Herbert, bisschop van Utrecht en leenheer van het gebied Selwerd, benoemd als prefect van Groningen. De afgezette prefect Egbert woonde op de Gruenenborg aan de Hunze. De borg Selwerd is dan het stamhuis van de prefecten van Groningen van het Westfaalse geslacht van Werl / (later van Sepperothe),waarin de naam Rudolf veelvuldig voorkomt. De Gruenenborg aan de Hunze is het stamhuis van de prefecten van het Saksische geslacht Groenenberg of Groenebeke, verwant aan de graven van Brunswijk, waarvan velen de naam Egbert dragen.
Rudolf trouwde met [misschien] Sigardis? van NN. Sigardis is overleden na 1148 in Coevorden.

tr. Bierum
met

Sigardis van Bierum.

Uit dit huwelijk 2 zonen:


 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Leffard*1093 Bierum †1178 Groningen 85
Ludolf*1093 Bierum †1177 Ansen 84


Sigardis van Bierum
Sigardis van Bierum.

tr. Bierum
met

Lefferd Rudolfsz van Bierum van Groningen Gronebeke (Bierum, van), zn. van Rudolf Rudofsz van Bürum van Fivelgo van Werl, geb. Bierum in 1070, burggraaf van Buren, ovl. in 1150.

Lefferd Rudolfsz van Bierum van Groningen Gronebeke.
Kasteelheer te Coevorden vanaf ca 1143. De van Werls hadden in die tijd vele graafschappen in leen in het noordelijk deel van het keizerrijk, langs de kust. Ze staan vermeld als graaf in de Emsgau, graaf in Frisia, graaf in Fivelgo. Rudolf van Wierum, de hier opgevoerde vader van Herbert of Hartbert van Wierum, zal een kleinzoon zijn van graaf Rudolf van Fivelgo, vermeld in de oorkonde van mei 1040 waarin keizer Hendrik Drenthe en de stad Groningen en andere goederen schenkt aan de bisschop van Utrecht.
Herman II van Werl had een zoon Rudolf uit een tweede huwelijk waarvan verder niets bekend is. Hij kwam niet in aanmerking voor opvolging als graaf. Na de dood van Herman II werd zijn zoon Bernhard III, uit zijn eerste huwelijk, graaf in de Emsgau en Frisia (tussen Lauwers en Eems). Bernhard had een borg in Emden. Het was gebruikelijk in grafelijke kringen om belangrijke bestuurlijke posities te laten innemen door vertrouwelingen en dan meestal familieleden. Daardoor was de macht beter te handhaven en mogelijk uit te breiden. Het gebied van graaf Bernhard bestond uit meerdere gouwen. Het is dan aan te nemen dat een deel van die gouwen, waaronder Fivelgo en Hunsego, als onderleen door Bernhard aan zijn halfbroer Rudolf is gegeven. De zetel van deze Rudolf zal dan op een strategische plek hebben gelegen in dit gebied. Deze plek is dan Wierum, van waaruit een goede verbinding over zee met Emden bestond. Op dit punt, waar Hunze en Aa samen komen en waar alle verkeer van en naar Groningen te controleren is, zal zeker een borg of versterkt huis hebben gestaan. Kleinzoon Rudolf, vader van Herbert, zal hier gewoond hebben en niet in Bierum zoals deze plaats is vertaald uit het latijn door de samenstellers van de bekende oorkondenboeken van het Sticht.
Zie ook de veronderstelling van Roemeling, vermeld bij Herbert. Rudolf zal dan bekend geweest zijn als Rudolf van Wierum.
Wierum, en meerdere terpen langs de Hunze, waren al bewoond voor het jaar 0.
Zeer waarschijnlijk is de borg Selwerd, net ten zuiden van Wierum, een vervanging van een versterkt huis (oorspronkelijk een mottekasteel) te Wierum.
Archeologische opgravingen door de stad Groningen, http://gemeente.groningen.nl/stadsgeschiedenis/over-archeologie, toonden aan dat ter plaatse waar de borg Selwerd heeft gestaan, ook sporen zijn gevonden van een eerder ter plaatse gebouwde houten borg of bolwerk, vermoedelijk gebouwd omstreeks 1100-1150. De bouwer is dan een nazaat van Rudolf van Wierum en moet dan Leffart zijn geweest, door zijn broer Herbert, bisschop van Utrecht en leenheer van het gebied Selwerd, benoemd als prefect van Groningen. De afgezette prefect Egbert woonde op de Gruenenborg aan de Hunze. De borg Selwerd is dan het stamhuis van de prefecten van Groningen van het Westfaalse geslacht van Werl / (later van Sepperothe),waarin de naam Rudolf veelvuldig voorkomt. De Gruenenborg aan de Hunze is het stamhuis van de prefecten van het Saksische geslacht Groenenberg of Groenebeke, verwant aan de graven van Brunswijk, waarvan velen de naam Egbert dragen.
Rudolf trouwde met [misschien] Sigardis? van NN. Sigardis is overleden na 1148 in Coevorden.

Uit dit huwelijk 2 zonen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Leffard*1093 Bierum †1178 Groningen 85
Ludolf*1093 Bierum †1177 Ansen 84


Euphemie van Buckhorst
Mie (Euphemie, Agnes) van Buckhorst1, geb. circa 1378.

otr. in 1400 137. Resp.: Gemeente-archief van Zwolle, rechterl. archieven, inv. nr.
001-00167, blz. 98 (boedelbeschrijving uit 1630 van J r . A. van
den Rutenborgh: Huwelijksvoorwaarden tussen Winald van
Arnhem en Agnes van Buchorst 1400 (o.i. dient dit Mie
(Euphemie), IX B, 2, te z(jn)). en Het geslacht de Vos van
Steenwrjk blz. 161—165 (tweede huwelijk, en levensloop tweede
echtgenoot): Ned. Adelsb. 1953, blz. 168; De Ned. Leeuw
1959, k. 289, 290, tr.
met

Wijnand van Arnhem1, zn. van Gerrit Wynandsz van Arnhem en Jutte Gruter, geb. Arnhem in 1356, ovl. Velp op 26 mrt 1433.

Wijnand van Arnhem.
ridder, heer van Resande.

ridder, heer van Resande, vermeld 1360-1419, heeft de heerlijkheid Resande in leen van het huis Doorwerth, beleend met het halve veer aan de Praets 1360, met het Malburgse veer 1371, bezegelt als knape de huwelijksvoorwaarden van hertog Eduard 1368 en de 'landvrede' van 1377, beleend met andere lenen 1382, 1383, 1394, als knape borg voor de hertog 1403, ridder 1419, tr. Elisabeth van Assendelft.
Ten westen van de stad Arnhem slijpt al sinds de ijstijden een beek een dal van de stuwwal uit. Deze beek werd en wordt Slijpbeek (Sliepbeek), Klingelbeek (?cling?= heuvel) of Mariëndaalbeek genoemd. In het dal bevinden zich meer kleinere beken die vanuit verschillende bronnen en sprengkoppen (uitgegraven verzamelplek van grondwater) beginnen.
In een hoger gelegen deel van dat dal, in de onmiddellijke nabijheid van de sprengkop van de beek, stelde een aanzienlijke Arnhemse burger - Wijnand van Arnhem - in 1392 grond ter beschikking om een klooster te stichten. Het klooster kreeg, naar de ligging bij de bronnen en beken, de naam ?Domus Fontis Beatae Mariae?, ?Het huis bij de bron van de Heilige Maria?. Deze lange naam werd in het dagelijks gebruik Fonteijne-klooster (fonteijn=bron), Mariënborn (born=bron) en later Mariëndaal.
Wijnand van Arnhem had van de Gelderse Hertog Willem van Gulik en de bisschop van Utrecht, Floris van Wevelinchoven, toestemming gekregen om het klooster te vormen naar het voorbeeld van het beroemde klooster te Windesheim, even ten zuiden van Zwolle. Daar leefden Geert Grote en zijn volgelingen volgens de regels van de ?Augustijner orde der Reguliere kanunniken?. Eén van die volgelingen, de Arnhemse burger Arent van Gruythuijzen, ondersteunde Wijnand van Arnhem bij de stichting van het nieuwe Augustijnerklooster bij Arnhem. enkele geestelijken, waaronder Meester Floris Radewijns, Willem van Gronde en Jan van Brinkrink, kwamen uit Windesheim over om voor de inrichting van het klooster te zorgen.
De bouwmeesters waren Hendrik Wildo uit Þs-Hertogenbosch en Hendrik Wilsen uit Kampen. De eerste rector van het klooster was Johannes van Kempen, de broer van de beroemde Thomas à Kempis. De eerste prior (bestuurder) was Arnold van Kalkar.
Het klooster maakte een geheel uit met het klooster te Windesheim en werd ?de oudste dochter van Windesheim" genoemd. De kleding van de kloosterlingen bestond uit een wit overkleed met daarboven een zwarte kap. De bewoners van het klooster hielden zich vooral bezig met landbouw en wetenschap. Beroemd was de schrijf- en boekenzaal, het scriptorium, van het klooster. Het klooster had een eigen kerkhof. Daar werd o.a. Mechteld van Gelre (overleden 1381) begraven.


Bronnen:

1.Afgeschermd, Periodiek, Kon. Ned. Gen. voor Geslacht- en Wapenkunde, ‘s-Gravenhage, vanaf 1883

Willem van Buckhorst
Willem van Buckhorst1.

Willem van Buckhorst.
vermeld in 1380—1408, overleed.
in 1408/'09; hij woonde te Zalk, waar hij familiegoederen.
bezat en in 1407 en 1408 richter was.

tr.
met

Lutgard 1.

Uit dit huwelijk 2 kinderen, waaronder:


 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Mie*1378     



Bronnen:
1.Afgeschermd, Periodiek, Kon. Ned. Gen. voor Geslacht- en Wapenkunde, ‘s-Gravenhage, vanaf 1883

Lutgard
Lutgard 1.

tr.
met

Willem van Buckhorst1, zn. van Johan I van Buckhorst en Agnes van Heeckeren.

Willem van Buckhorst.
vermeld in 1380—1408, overleed.
in 1408/'09; hij woonde te Zalk, waar hij familiegoederen.
bezat en in 1407 en 1408 richter was.

Uit dit huwelijk 2 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Mie*1378     



Bronnen:
1.Afgeschermd, Periodiek, Kon. Ned. Gen. voor Geslacht- en Wapenkunde, ‘s-Gravenhage, vanaf 1883

Gijbert I van Buckhorst
Gijbert I van Buckhorst1.

Gijbert I van Buckhorst.
ridder, heer van Buckhorst en Zalk (1261), vermeld in 1230—1266, had connecties met het Nedersticht en was een tijdlang in bisschoppelijke ambtelijke dienst (drost, 1244). Evenals zijn vader schaarde hij zich aan Gelderse kant in een strijd tussen de Utrechtse bisschop en Gelre.

Als getuige was Gijsbert I op 31 augustus 1230 te Deventer aanwezig, toen bisschop Willebrand aan Zwolle stadsrechten verleende. 21 juli 1233 was hij te Deventer getuige voor de bisschop bij de stichting en in-bescherming-neming van het klooster Mariènberg voor het zieleheil van de bij Ane gesneuvelden. Een overeenkomst tussen het kapittel van St. Jan en Giselbertus, ridder, van Buckhorst vermeldden we al in de inleiding; Gijsbert verkocht twee aan het Sticht leenroerige.
hoeven onder Zuilen ten overstaan van bisschop Willebrand in ruil voor goederen die hij aan de bisschop opdroeg en deze transactie werd 16 december 1240 door de elect Otto bekrachtigd; de overdracht moet hebben plaatsgevonden vóór 27 juli 1233, de sterfdatum van bisschop Willebrand.
Gijsbert I had nauwe banden met de bisschop, want in mei 1244 was ridder Gijsbert van Buckhorst bisschoppelijk getuige en heette daarbij diens drost of ambtman ("dapifer"). Bisschoppelijk getuige was hij ook 26 maart en 4 april 1247, 11 januari 1248, te Deventer 1252 en te Vollenhove 12 juli 1258.
Daarna was het een tijdlang mis tussen Gijsbert I en de bisschop, want evenals zijn vader koos hij de zijde van Gelre in een conflict met het Sticht. De onenigheid had o.m. te maken met de Gelders-Stichtse grens in de streek "qui dicitur Vene", het broekland bij Buckhorst, door Ketner wellicht juist geïnterpreteerd als Buckhorsterbroek, door G. J . ter Kuile als Kamperveen; .
31 maart 1261 werd bepaald, dat door vier arbiters de grens tussen het gebied van beide landsheren definitief zou worden vastgesteld, waarna 26 februari 1262 de regeling door partijen werd bekrachtigd. Kennelijk was het huis Buckhorst door Stichtse troepen bezet en werd Gijsbert uit zijn lenen ontzet, want bij de vredesluiting van 25 juli 1261 werd hij in zijn bezittingen hersteld, zoals het was vóór het vonnis dat ontruiming genoemd wordt, en hij zal niet weer worden ontzet.
( Item dominus Ghyselbertus de Buckhorst restituetur in possessionem bonorum de quibus eiectus est, sicut fuit ante iudicationem que dicitur 'rumminge', nee episcopus.
eiecet eum").
Na deze schokkende gebeurtenissen leefde Gijsbert (en zijn nageslacht) verder in goede harmonie met de bisschop. Zo was hij 19 juli 1263 te Deventer borg voor de bisschop 21 april 1265 en 14 augustus 1266 te Deventer getuige oi en 27 juli 1265 zelfs één der scheidslieden tussen Otto van Gelre en bisschop Hendrik.
Behalve de al geconstateerde bezitsrelaties met het .
Nedersticht memoreren we van Gijsbert I ook nog, dat hij 12 juni 1259 getuige was voor Wolter Meliszoon van Amersfoort 53. Kwam zijn moeder misschien uit deze streek ?


Hij krijgt een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Gijsbert II     



Bronnen:
1.Afgeschermd, Periodiek, Kon. Ned. Gen. voor Geslacht- en Wapenkunde, ‘s-Gravenhage, vanaf 1883

Dirk II van Buckhorst
Dirk II van Buckhorst1, ovl. Ane op 28 jul 1227.

Dirk II van Buckhorst.
wordt vermeld in de periode 1206—1227, gegoed.
in de parochie Eelde, hij sneuvelde bij Ane 28 juli 1227.

tr.
met

NN van Bronckhorst1.

Uit dit huwelijk 3 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Gijbert I     



Bronnen:
1.Afgeschermd, Periodiek, Kon. Ned. Gen. voor Geslacht- en Wapenkunde, ‘s-Gravenhage, vanaf 1883

NN van Bronckhorst
NN van Bronckhorst1.

tr.
met

Dirk II van Buckhorst1, zn. van Gozewijn van Gemen, ovl. Ane op 28 jul 1227.

Dirk II van Buckhorst.
wordt vermeld in de periode 1206—1227, gegoed.
in de parochie Eelde, hij sneuvelde bij Ane 28 juli 1227.

Uit dit huwelijk 3 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Gijbert I     



Bronnen:
1.Afgeschermd, Periodiek, Kon. Ned. Gen. voor Geslacht- en Wapenkunde, ‘s-Gravenhage, vanaf 1883

Gozewijn van Gemen
Gozewijn van Gemen1.

Gozewijn van Gemen.
vermeld 1201/1203 in Westfalen.


Hij krijgt een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Dirk II  †1227 Ane  



Bronnen:
1.Afgeschermd, Periodiek, Kon. Ned. Gen. voor Geslacht- en Wapenkunde, ‘s-Gravenhage, vanaf 1883

Dirk I van Gemen alias van Buckhorst
Dirk I van Gemen alias van Buckhorst1.

Dirk I van Gemen alias van Buckhorst.
vermeld 1131-1169.

tr.
met

NN van Coevorden1, dr. van Ludolf van Coevorden.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Gozewijn     



Bronnen:
1.Afgeschermd, Periodiek, Kon. Ned. Gen. voor Geslacht- en Wapenkunde, ‘s-Gravenhage, vanaf 1883

NN van Coevorden
NN van Coevorden1.

tr.
met

Dirk I van Gemen alias van Buckhorst1, zn. van Bernhard van Gemen alias van Buckhorst.

Dirk I van Gemen alias van Buckhorst.
vermeld 1131-1169.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Gozewijn     



Bronnen:
1.Afgeschermd, Periodiek, Kon. Ned. Gen. voor Geslacht- en Wapenkunde, ‘s-Gravenhage, vanaf 1883

Bernhard van Gemen alias van Buckhorst
Bernhard van Gemen alias van Buckhorst.

Bernhard van Gemen alias van Buckhorst.
vermeld 1093 en 1097.


Hij krijgt een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Dirk I     


Ludolf van Coevorden
Ludolf van Coevorden1.


Hij krijgt een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
NN     



Bronnen:
1.Afgeschermd, Periodiek, Kon. Ned. Gen. voor Geslacht- en Wapenkunde, ‘s-Gravenhage, vanaf 1883

Hendrik van Steenwijck van Orch van Norch de Nurech
Hendrik (Hendrick) van Steenwijck van Orch van Norch de Nurech [https://gw.geneanet.org/jumero1?lang=nl&iz=168&p=hendrik&n=van+steenwijck+van+oric]], geb. in 1180, ovl. in 1218.

Hendrik van Steenwijck van Orch van Norch de Nurech.
ook vermeld als Hendrik van Oric.
Vermeld in een oorkonde van 1206 als getuige, samen met Johan van Vollenhove, Wolter van Coevorden, de broers Menzo en Roelof van Peize, Arnold van Ruinen, Otto van de Polle, Hugo Sturm (Calthorne bij Diever), Gerard Lewe, Hugo Donker, de broers Egbert en Menso van Groningen, Wicher Lapinch, Rudolf, Hendrik van Norch, Walter Radink, schulte Bartold (van Eelde), Gelmer van Ide, Werenzoon van Bunne, Egbert van Hof, Otto van Ruinen en Jacob ter A.
Overige vermeldingen;.
Vermeld staat een Heinricus Oric in een oorkonde van omstreeks 1219 uit het Donaugebied.
In een oorkonde van omstreeks 1220 uit dezelfde streek, waarin veel dezelfde getuigen voorkomen, wordt vermeld een Heinrich nagelle. In een derde oorkonde, ook uit 1220 staat vermeld Nagillin als plaatsaanduiding.
De vermelde personen kunnen eventueel gelezen worden als Hendrik van Urk en Hendrik van Nagele en zijn dan waarschijnlijk één en dezelfde persoon. Nagele was omstreeks die tijd de havenplaats van het gebied Urk.
De oorkonden staan vermeld in de Monumenta Boica, volumen primum, monumenta Garsensia, codex traditionum op blz 45 en 46.
De hoofdpersoon in de eerst vermelde oorkonde is ridder Wernher van Berg, die voor het zieleheil van zijn vrouw Gertrudis 13 solidi schenkt aan de kerk/klooster van Garzense. (Garst of Carsten onder Passau) (Vrije vertaling, er kan wat anders bedoeld zijn).
De heren van Berg hadden belangen in dit gebied. In een oorkonde van 1150 ontneemt de hertog van Beieren, op verzoek van zijn broer Koenraad, bisschop van Passau, Adelbert van Berg de voogdij van St Pölten en geeft hem hier andere goederen voor terug. (Urkundenbuch des Landes ob der Enns volume 2; 777-1189).
Als getuigen in de oorkonden van 1219/1220 worden behalve Werner van Berg en Hendrik van Oric/Nagele nog heren van Tanne, van Aich, van Gibinge, Perkheim, Chazbach, genoemd, allen uit het gebied Passau. De oorkonde zal dus waarschijnlijk in dat gebied zijn opgemaakt.
In "Ostereichischer"Geschichtsforscher"1841 staat een artikel van Viktor Freiherr Handel-Mazzetti over "Uber die Vögte von Perg" , en hieruit mogen we opmaken dat de hierboven vermelde Adelbert van Berg tot de familie Perg behoort.
Onduidelijke naamsvermelding in oorkonden kunnen tot verwarring leiden.
Uit andere stukken blijkt dat de naam Nageli als familienaam ook in het bisdom Passau voorkomt. We mogen dan ook aannemen dat Hendrik van Oric een verschrijving is in deze oorkonden en dat er geen banden bestaan tussen het gebied Urk en het gebied Passa.

 

tr.
met

Eyese van Oosterwolde, geb. circa 1180.

Eyese van Oosterwolde.
In een oorkonde van 1218 vermeld als weduwe van Ostwalt. Ds. J W Schaap zegt in zijn artikel over het adellijke geslacht Reding, gepubliceerd in 1966, dat met Ostwalt Oosterwolde wordt bedoeld.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Coenraed*1195  †1225  30


Johan Wijnandsz van Arnhem tot Kernhem
 
Jan (Johan Wijnandsz) van Arnhem tot Kernhem1, geb. circa 1459, burgemeester van Gennep, ovl. Gennep op 12 dec 1531.


Jan (Johan Wijnandsz) van Arnhem tot Kernhem.
16 jan. 1499, Elburg. Johan van Arnhem bericht aan de raad van Arnhem, dat hij volgens hun verzoek zo spoedig mogelijk met een aantal ruiters komen zal.
29 nov. 1500. Hertog Karei van Egmond geeft opdracht in Wageningen een kasteel te bouwen op grond verkregen van Johan van Arnhem en Styne Valckeners, weduwe, 'sijnen huisvrouwen moeder.
14 aug. 1505. Hertog Karei stelt Johan van Arnhem aan tot schout van Gelre (Geldern).
8 okl. 1510. Hertog Karei verzekert de ƒ 300, die Johan van Arnhem, scholtis der stad Gelre hem heeft voorgeschoten, op het door deze beklede ambt.
22 maart 1515. Kaerle hertog van Gelre staat zijn scholtis te Gelre, Jan van Arnhem, toe om de breuken in zijn scholtambt voor zich te behouden.
27 dec. 1536. Kaerle hertog van Gelre benoemt Henrick van Caelsum tol scholtis te Gelre onder genot van de aan zijn schoonvader Johan van Arnhem verleende rechten.
1543 beloken Paeschavent obiit Alit van Bemmel, Jan van Aernhem's huisvrouw.

tr. op 20 sep 1484
met

joffer Aleyda Albertsdr van Bemmel1, dr. van Aalbrecht van Bemmel en Styne Maria van Valckenaer tot Kernhem (Dame de Kernhem), geb. in 1470, ovl. Ede op 31 mrt 1543, begr. Mariëndaal.

 

Johan Wijnandsz van Arnhem tot Kernhem en Aleyda Albertsdr van Bemmel
Wynantsz. en joffer Alijt van Bemmel, dochter van Stijne Velckeners, weduwe van Aelbert van Bemmel, gesloten op maandag St. Matheusavond 1484 ten overstaan van Sweder van Boetzelaer, Gerryt van Arnhem en Herman van Wye, aan de ene zijde en Gosen van Bemmel, Henrick van Doerninck en Geryt van Dolre aan de andere.

Uit dit huwelijk 16 kinderen, waaronder:


 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Wendelina     



Bronnen:
1.Afgeschermd, Periodiek, Kon. Ned. Gen. voor Geslacht- en Wapenkunde, ‘s-Gravenhage, vanaf 1883

Aleyda Albertsdr van Bemmel
 
joffer Aleyda Albertsdr van Bemmel1, geb. in 1470, ovl. Ede op 31 mrt 1543, begr. Mariëndaal.

tr. op 20 sep 1484
met

Jan (Johan Wijnandsz) van Arnhem tot Kernhem1, zn. van Wijnand Gerritsz van Arnhem tot Presikhaaf (Schepen en burgemeester van Arnhem) en Sophia van Heeckeren-Rechteren, geb. circa 1459, burgemeester van Gennep, ovl. Gennep op 12 dec 1531.

 


Jan (Johan Wijnandsz) van Arnhem tot Kernhem.
16 jan. 1499, Elburg. Johan van Arnhem bericht aan de raad van Arnhem, dat hij volgens hun verzoek zo spoedig mogelijk met een aantal ruiters komen zal.
29 nov. 1500. Hertog Karei van Egmond geeft opdracht in Wageningen een kasteel te bouwen op grond verkregen van Johan van Arnhem en Styne Valckeners, weduwe, 'sijnen huisvrouwen moeder.
14 aug. 1505. Hertog Karei stelt Johan van Arnhem aan tot schout van Gelre (Geldern).
8 okl. 1510. Hertog Karei verzekert de ƒ 300, die Johan van Arnhem, scholtis der stad Gelre hem heeft voorgeschoten, op het door deze beklede ambt.
22 maart 1515. Kaerle hertog van Gelre staat zijn scholtis te Gelre, Jan van Arnhem, toe om de breuken in zijn scholtambt voor zich te behouden.
27 dec. 1536. Kaerle hertog van Gelre benoemt Henrick van Caelsum tol scholtis te Gelre onder genot van de aan zijn schoonvader Johan van Arnhem verleende rechten.
1543 beloken Paeschavent obiit Alit van Bemmel, Jan van Aernhem's huisvrouw.
Johan Wijnandsz van Arnhem tot Kernhem en Aleyda Albertsdr van Bemmel
Wynantsz. en joffer Alijt van Bemmel, dochter van Stijne Velckeners, weduwe van Aelbert van Bemmel, gesloten op maandag St. Matheusavond 1484 ten overstaan van Sweder van Boetzelaer, Gerryt van Arnhem en Herman van Wye, aan de ene zijde en Gosen van Bemmel, Henrick van Doerninck en Geryt van Dolre aan de andere.

Uit dit huwelijk 16 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Wendelina     



Bronnen:
1.Afgeschermd, Periodiek, Kon. Ned. Gen. voor Geslacht- en Wapenkunde, ‘s-Gravenhage, vanaf 1883

Wijnand Gerritsz van Arnhem tot Presikhaaf
Wijnand Gerritsz van Arnhem tot Presikhaaf1, Schepen en burgemeester van Arnhem, ovl. Arnhem op 27 feb 1486, begr. aldaar.

Wijnand Gerritsz van Arnhem tot Presikhaaf.
30 jan. 1452, Arnhem. Sander van Presinckhave verkoopt aan Wynand van Arnhem Gerritsz. het landgoed Presikhaaf, leengoed van Hemmen (Neder-Betuwe), met het jus patronatus van de drie van Arnoldus van de Gruythuys afkomstige vicarieën in de Grote kerk. Gerrit Wijnandsz. van Arnhem, overl. 1503, liet Presikhaaf aan dochter Wynholt, 8 jaar later aan haar.
zuster Cornelia, gehuwd met Adolf van Ruytenborch.
25 juli 1461. Wynant van Arnhem geeft Sophia van Voerst, zijn huisvrouw, goederen in Doesburg (gem. Ede) en Bennekom in vruchtgebruik.
1462. Wynand van Arnhem, burgemeester van Arnhem.
5 maart 1463, Arnhem. Wynand van Arnhem en Wynand van Aller huismeesters van het St. Catharina hospitaal.
1474 Wynant van Arnhem beleent als leenheer broeder Johannes Spaen, rector van het klooster Bethaniën met de tienden tot Essen, kerspel Garderen. .
1493 Gerit van Arnhem beleent broeder Elias van Amstelredam, rector als boven. .
1513 Alof van den Ruytenhorch leenheer. 1550 diens.
weduwe Cornelia van Arnhem leenvrouwe.

 

tr. in 1453
met

Sophia van Heeckeren-Rechteren1 (Sophia van Rechteren van Voorst, Sophia van Voorst), dr. van Frederik van Rechteren van Hekeren (drost van Coevorden en Drente) en Cunegonda van Polanen, ovl. Arnhem op 16 nov 1509.

Uit dit huwelijk 4 kinderen, waaronder:


 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Jan*1459  †1531 Gennep 7216 



Bronnen:
1.Afgeschermd, Periodiek, Kon. Ned. Gen. voor Geslacht- en Wapenkunde, ‘s-Gravenhage, vanaf 1883

Sophia van Heeckeren-Rechteren
Sophia van Heeckeren-Rechteren1 (Sophia van Rechteren van Voorst, Sophia van Voorst), ovl. Arnhem op 16 nov 1509.

tr. in 1453
met

Wijnand Gerritsz van Arnhem tot Presikhaaf1, zn. van Gerrit van Arnhem en Cunegonde van Kuinre, Schepen en burgemeester van Arnhem, ovl. Arnhem op 27 feb 1486, begr. aldaar.

Wijnand Gerritsz van Arnhem tot Presikhaaf.
30 jan. 1452, Arnhem. Sander van Presinckhave verkoopt aan Wynand van Arnhem Gerritsz. het landgoed Presikhaaf, leengoed van Hemmen (Neder-Betuwe), met het jus patronatus van de drie van Arnoldus van de Gruythuys afkomstige vicarieën in de Grote kerk. Gerrit Wijnandsz. van Arnhem, overl. 1503, liet Presikhaaf aan dochter Wynholt, 8 jaar later aan haar.
zuster Cornelia, gehuwd met Adolf van Ruytenborch.
25 juli 1461. Wynant van Arnhem geeft Sophia van Voerst, zijn huisvrouw, goederen in Doesburg (gem. Ede) en Bennekom in vruchtgebruik.
1462. Wynand van Arnhem, burgemeester van Arnhem.
5 maart 1463, Arnhem. Wynand van Arnhem en Wynand van Aller huismeesters van het St. Catharina hospitaal.
1474 Wynant van Arnhem beleent als leenheer broeder Johannes Spaen, rector van het klooster Bethaniën met de tienden tot Essen, kerspel Garderen. .
1493 Gerit van Arnhem beleent broeder Elias van Amstelredam, rector als boven. .
1513 Alof van den Ruytenhorch leenheer. 1550 diens.
weduwe Cornelia van Arnhem leenvrouwe.

Uit dit huwelijk 4 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Jan*1459  †1531 Gennep 7216 



Bronnen:
1.Afgeschermd, Periodiek, Kon. Ned. Gen. voor Geslacht- en Wapenkunde, ‘s-Gravenhage, vanaf 1883
2.Heraldieke Bibliotheek. (HB), J.B. Rietstap, ’s-Gravenhage

Gerrit van Arnhem
Gerrit (Gerard) van Arnhem1, geb. circa 1390, ged. Arnhem op 12 apr 1436, begr. aldaar Klooster Mariëndaal.

Gerrit van Arnhem.
schepen van Arnhem 1413... 1436, burgemeester 1422, 1424, 1431.

1413...1436, Arnhem. Schepenen: 1413-1414 Gherit en Wijnand van Arnhem; .
1417 2 x Wijnand en Gerrit; 1421 Gerrit; 1422 Gerrit en Wijnand;.
1423 Gerrit en heer Dirck; 1425-1426 heer Dirck en Gerrit;.
1427. 1436 Gerrit 1431 met Wijnand.
5 febr. 1424 (die Agathe virginis), Arnhem. Gerard van Arnhem burgemeester.
29 maart 1425, Arnhem. Toen Gerit van Arnhem, die borgermeister van sinen yair der stat rekenschap dede ende 't gelaegh gesat wart enz.
1431-1432 Gerit en Wijnant van Arnhem zijn beiden burgemeester.
± 5/11 juli 1431. Derick Ploech en Gerit van Arnhem, schepenen, oorkonden, dat Peter van Arnhem, bastaard, diens vrouw Agnyese en haar broeder Goidert een rente overgedragen hebben aan Philips van Polanen.
30 maart 1435, Gerrit van Arnhem, Jan van Sallandt en Wynant Ridder geven vidimus van een akte van 20 aug. 1429.

tr. Kuinre circa 1420
met

Cunegonde van Kuinre1, dr. van Herman II van Kuinre (heer van Kuinre) en Hillegonda van Heeckeren alias van der Ese, geb. circa 1395.

 

Uit dit huwelijk 2 kinderen, waaronder:


 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Wijnand  †1486 Arnhem  



Bronnen:
1.Afgeschermd, Periodiek, Kon. Ned. Gen. voor Geslacht- en Wapenkunde, ‘s-Gravenhage, vanaf 1883