Cees Hagenbeek
Elizabeth van Vos van Steenwijck
Elizabeth van Vos van Steenwijck, geb. Norg in 1311, ovl. in 1387.

tr. voor 1333
met

Johan van Norg, geb. Norg in 1310.

Uit dit huwelijk 2 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Arend*1340 Ruinen †1396 Ruinen 56


Gerrit van Bake geheten van Hackfort
Gerrit van Bake geheten van Hackfort1, geb. Wilnis in 1330, ovl. Zutphen in 1392.

tr.
met

Bertrade van Vorden1, dr. van Willem I van Vorden en Elisabeth van Dorth, geb. in 1340, ovl. in 1399.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Ermgard*1357 Diepenheim †1416  59



Bronnen:
1.Afgeschermd, Periodiek, Kon. Ned. Gen. voor Geslacht- en Wapenkunde, ‘s-Gravenhage, vanaf 1883

Bertrade van Vorden
Bertrade van Vorden1, geb. in 1340, ovl. in 1399.

tr.
met

Gerrit van Bake geheten van Hackfort1, zn. van Jacob van Hackfort en Lutgart van Sinderen, geb. Wilnis in 1330, ovl. Zutphen in 1392.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Ermgard*1357 Diepenheim †1416  59



Bronnen:
1.Afgeschermd, Periodiek, Kon. Ned. Gen. voor Geslacht- en Wapenkunde, ‘s-Gravenhage, vanaf 1883

Willem I van Vorden
Willem I van Vorden.

tr.
met

Elisabeth van Dorth, geb. in 1320.

Uit dit huwelijk 3 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Bertrade*1340  †1399  59


Elisabeth van Dorth
Elisabeth van Dorth, geb. in 1320.

tr.
met

Willem I van Vorden, zn. van Dirk van Vorden.

Uit dit huwelijk 3 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Bertrade*1340  †1399  59


Dirk van Vorden
Dirk van Vorden.


Hij krijgt een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Willem I     


Jacob van Hackfort
Jacob van Hackfort.

Jacob van Hackfort.
1407: Belening - Wijhe.
In den jaer ons Heren dusent IIIIC ende soven up sunte dach heeft Willem van Zinderen upghedraghen in hant Jacobs van Hacfoerde den hoff toe Wengele, gheleghen in den kirspel van Wye ende in der buerscap van Wenghele, in behueff Egberts Schamieken toe leen te haelden voer een Zutphens leen. Doe dat geschiet was doe beleende ie, Jacob van Hacfoert, Egbert voorg. dat voorg. guet, beheldelic mij mijns rechts ende een yghelick sijns. Manne Gelmer Meynolts ende Johan van Ockenbrueck.

tr.
met

Lutgart van Sinderen, dr. van Rudolf IV van Sinderen en Catharina van Bronckhorst, geb. in 1310, ovl. in 1367.

Uit dit huwelijk 3 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Gerrit*1330 Wilnis †1392 Zutphen 62


Lutgart van Sinderen
Lutgart van Sinderen, geb. in 1310, ovl. in 1367.

tr.
met

Jacob van Hackfort.

Jacob van Hackfort.
1407: Belening - Wijhe.
In den jaer ons Heren dusent IIIIC ende soven up sunte dach heeft Willem van Zinderen upghedraghen in hant Jacobs van Hacfoerde den hoff toe Wengele, gheleghen in den kirspel van Wye ende in der buerscap van Wenghele, in behueff Egberts Schamieken toe leen te haelden voer een Zutphens leen. Doe dat geschiet was doe beleende ie, Jacob van Hacfoert, Egbert voorg. dat voorg. guet, beheldelic mij mijns rechts ende een yghelick sijns. Manne Gelmer Meynolts ende Johan van Ockenbrueck.

Uit dit huwelijk 3 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Gerrit*1330 Wilnis †1392 Zutphen 62


Elisabeth van Heeckeren van der Ese
Elisabeth van Heeckeren van der Ese1 (van Almelo).

Elisabeth van Heeckeren van der Ese.
Johan I van Buckhorst verkocht 28 december 1338vermeld tot 1423.

tr.
met

Johan II van Buckhorst1,2, zn. van Johan I van Buckhorst en Agnes van Heeckeren, geb. Zalk circa 1340, ovl. in 1418.

Johan II van Buckhorst.
Heer van Zalk, Drost van Diepenheim, Coevorden en Drenthe. Bron: ES NFBand VIII Tafel 90.
Johan II van Buckhorst, heer van Zalk en Veekaten (1350 of 1370-1418?), was een Sallands edelman en drost van Drenthe, Diepenheim en Coevorden. Van Buckhorst staat genoemd als een van de eerste eigenaren van huis en landgoed Boxbergen. Hij trouwde met Ermgard van Hackfort, een huwelijk waaruit twee kinderen bekend zijn.

1364 : Eigendom - Mastenbroek.
Toen namelijk in 1364 Mastenbroek werd verdeeld, werd Johan bezitter van 3 hont 65 roeden onder Veekaten, 13 hont in de made van Wilsum en 4 morgen onder Voorst en Westenholte, terwijl hij voorts gebruiker was van 2 morgen in de made van Wilsum en 3 hont 10 roeden in het madeland van Harstehorst.
1382 : Belening.
Circa 1382 was Johan II van Buckhorst ook al in het leenbezit van het dagelijks gerecht te Zalk, benevens de overige bisschoppelijke goederen; "Item Jan van Bochorst hout dat dagelix gherichte bynnen den kerspel van Zallijc mit al sijnen toebehoren. Item den tienden in Zalliker-weerde half. Item den tiende over al dat kerspel van Zallijc. Item den tienden te Hattem mit sinen toebehoren ende den tyns op Campervene. Item dat daghelix gherechte op Campervene".
21 mei 1386 : Vermelding.
21 mei 1386 erkende Johan ten overstaan van de bisschop en zijn leenmannen, dat hij geen hoge doch de lage jurisdictie had in Zalk, en derhalve te vonnissen over alle wonden en verminkingen aldaar en het beslagen leggen tot drie pond, en dat hij er de gruit ("fermentum") had.
23 september 1387 : Vermelding - Kampen.
Schepenen van Campen maken een zoen tusschen Johan van Buchorst en zijne vrienden en Wolter op den Dijk en zijne vrienden, en verklaren, dat Johan's vader ambtman van den hertog van Gelre was, toen hij Heyne van den Dijke, op bevel des hertogs, ving en op het slot te Hattem voerde, waar hij stierf, en Albert op den Dijke later ter dood bragt; dat Johan Johanssoon toen nog niet geboren was, zoodat zij hem van de aanspraak vrij spreken. Voor Johan waren borgen Willem van Buckhorst, Willem van Zijnderen en Johan Morre, en voor Wolter Henrick van Oestenwolde, Arndt van Oenden en Arnt Crube. Op den raethuis te Campen int jaer ons heren M. CCC. zeuen en tachtentich dies maendaeghs na sante Matheusdaghe. Afschrift in Collect. bl. 122.
Bronnen: J. Nanninga Uitterdijk, Registers van Charters en Bescheiden van het oude archief van Kampen Armenkamer no 226.
tussen 1405 en 1412 : Beroep.
Johan II, heeft grote sommen geld geleend aan de bisschop van Utrecht, waarvoor hij in 1405 het kasteel te Coevorden in pand heeft gekregen. Binnen twee jaar was het voorgeschoten bedrag verdubbeld. Door een meningsverschil met de bisschop is hij omstreeks 1412 uit het ambt van kastelein gezet, zonder uitbetaling van zijn vorderingen.
Bronnen: De Bucjhorster Lenen met Repertorium op de lenen van de leenroerige goederen van de havezate Buckhorst te Zalk. w. Hoogeland, Kamper Almanak 1984.
18 januari 1416 : Testament.
18 januari 1416 zijn testament maakte en 14 oktober 1416 persoonlijk zijn allodiale bezit aan zijn gelijknamige oudste zoon overdroeg en 3 september 1416 zijn leenbezit (het gericht van Zalk, de nieuwe tienden van het Sint Nicolaasland te Veekaten) evenzo overgedragen had (1 januari 1416 hadden zijn zoons Johan, Gerrit en Willem al bij voorbaat beloofd de besluiten van hun vader en de schriftelijke vastlegging daarvan aan hun oom Jacob van Hackfort. Enkele bepalingen uit dit testament: Johan I I I krijgt het slot, de dagelijkse jurisdictie, en „die beleende manne, die toe Buehorst hoeren ende die leene hoelden van der heerlicheyt van Buckhorst", het visrecht te Zalk („ene segene op den toem te Zallick"), het recht van de wind („die mole te Zall i c k " ) , de tienden over het bezit van zijn broers in Buckhorsterbroek, „den assijs in Sallikerkerspel"; Agnes krijgt een jaarlijks bedrag van 100 gld, uit te keren door Johan I I I ; Gerrit krijgt het familiebezit in en om Vollenhove en negen morgen land in Buckhorsterbroek; Willem ontvangt de Buckhorsterweerd met de tienden daarover en negen morgen land in Buckhorsterbroek.
Bronnen: Het Overijsselse riddermatige geslacht Van Buckhorst, door E. J. C. Kamerling en J. W. Schaap. .
DNL 1984. Familie-archief Sloet tot Oldhuis, nr. 135; in: Verslagen omtrent 's Rijks oude archieven (voortaan: VROA) 1907, nr. XXX, aanwinsten (Rijksarchief in Overijssel).

Uit dit huwelijk 2 kinderen.


Bronnen:

1.Afgeschermd, Periodiek, Kon. Ned. Gen. voor Geslacht- en Wapenkunde, ‘s-Gravenhage, vanaf 1883
2.Nederlands Adelsboek (NA 002), Nederlands Adelsboek, rode boekjes, Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag, 1949 (blz. 168)

Evert van Heeckeren van der Ese
Evert van Heeckeren van der Ese1, heer tot Almelo, knape, ovl. voor 1400.

Evert van Heeckeren van der Ese.
1362 : Huwelijk (met Beatrix van Almelo).
18 mei 1383 : Vermelding (met Beatrix van Almelo) - Almelo.
Florencius [van Wevelinckhoven], bisschop van Utrecht, verklaart dat hij zijn toestemming heeft gegeven aan de stichting door Everhardus de Heker, heer van Almelo, en diens vrouw Beatrix, van een vicarie ter ere van St. Johannes evangelist, St. Johannes baptist, de 10.000 martelaren en St. Anthonius in de kerk te Almelo, waarvoor zij hebben geschonken de Hulshof c.a. in de buurschap Alberghe in het kerspel Oetmersem, het erve Tusselt in het kerspel Almelo, enkele stukken land in het kerspel Almelo, het huis geheten Haken in Almelo en het goed genaamd Sorghedinch met de tienden c.a, gelegen in het kerspel Delden, zulks onder bepaalde genoemde voorwaarden met betrekking tot de aanstelling van een priester; ter medebezegeling zijn verzocht magister Reynerus Creyt, aartsdiaken in Almelo [bedoeld is waarschijnlijk aartsdiaken in Twenthe], Everhardus de Eze, pastoor in Almelo, en Wernerus Sly, deken van Oldenzaal. Datering: 1383 mei 18 (feria secunda post Servacii) NB: Origineel charter (inv.nr. 1839), waarvan alle zegels zijn afgevallen, behalve dat van Van Hekeren; getransfigeerd met het charter d.d. 1383 mei 18 (regest nr. 103). Authentiek afschrift op perkament [15e eeuw] (inv.nr. 1839), gecollationeerd door notaris Albertus Johanneszoon..
Bronnen: HCO 0214 Huis Almelo Inventaris 6. Regestenlijst 6.3. Regesten 104.
12 juli 1383: Vermelding (met Beatrix van Almelo) - Almelo.
Everd van Heker, heer tot Almelo, knape, zijn vrouw Beatrix, jonkvrouwe van Almelo, hun zoon Johan en hun dochters Herberich en Elysabet verklaren gegeven te hebben aan de kerk te Almelo voor het houden van zielemissen ten behoeve van de schenkers, hun voorouders en nakomelingen, het stuk land genaamd de Byselerscamp, gelegen tussen de Vrisschen Bome en de Bredelerszumpel en tussen de Coppelgraven en de Rechtenweghe. Datering: 1383 juli 12 (in vigilia Margarete virginis) NB: Origineel charter (inv.nr. 1839), waarvan de zegels van de beide eerste oorkonders afgevallen zijn. In dorso: "Item sigilla sunt devastata tempore guerre per Gelrenses"..
Bronnen: HCO 0214 Huis Almelo Inventaris 6. Regestenlijst 6.3. Regesten 105.
1 mei 1388: Eigendom (met Beatrix van Almelo) - Oldenzaal.
Willam van Bevervoerde verklaart aan Everd van Hekern, heer tot Almelo, knape, en diens vrouw Beatrix, jonkvrouwe van Almelo, gedurende twaalf jaar het recht van wederkoop met 50 guldens gegeven te hebben over het erve en huis geheten Wennekinemole, gelegen in de buurschap Dornynge, in het kerspel Aldenzale. Datering: 1388 mei 1 (up sunte Walburgedach der hiligen juncvrouwen) NB: Origineel charter (inv.nr. 2387), met het zegel van de oorkonder..
Getuige : Willem van Bevervoorde †/1407.
Bronnen: HCO 0214 Huis Almelo Inventaris 6. Regestenlijst 6.3. Regesten 115.
15 augustus 1390: Eigendom (met Beatrix van Almelo) - Almelo.
Evert van Heker, heer tot Almelo, zijn vrouw Beatrix, jonkvrouwe tot Almelo, en hun kinderen Egbert, Herbrich, Lisebet en Mechtelt verklaren dat zij verkocht hebben aan de vrije Friezen op het veen te Almelo en de buren die daar nu wonen een deel van het Nortbroke gelegen binnen de heerlijkheid Almelo tussen de Nijer A en de Hollender Graven waarbij tevens een jaarlijkse erfpacht wordt gevestigd van een vierendeel boter, Zwolse maat, voor elke halve hoeve, te weten aan Henricke Aelerdynck des Hertigen zwager acht akkers, Sijmon Johanszone geheten Bou 5½, Roelve Johanszone Vrederickes acht, Johan Vrederickes acht, Johan den Hertigen negen, Henrick Wyssensone en Egbert Mennynck vijf, Johan Ludekens vier, Bertolt de Koster acht, Herman Egberteszoon 4½, Herman Katrinenzone 17, Arnde den Hogen geheten Snarre vijf, Luden Hilten 12, Roelve Valken acht, Herman Dadiken zes, Herman Egberteszone voornoemd zes; verder wordt bepaald dat de opstrek naar de Holl[end?]er Grave zal zijn en dat de kopers alle rechten krijgen die hen bij eerdere overeenkomsten waren toegestaan. Getuigen: Evert van Heest, ambtman van de heerlijkheid Almelo, Egbert die Grueter, Gherdt Abecede, Conraed Wyssekynck geheten Vrij. Datering: 1390 augustus 15 (up onser Vrouwendach assumptio) NB: Authentiek afschrift door notaris Henricus Kenneken [16e eeuw] (inv.nr. 3251); idem door Joannes Boncamp, gerichtssecretaris van Vriezenveen [17e eeuw] (inv.nr. 1750)..
Bronnen: HCO 0214 Huis Almelo Inventaris 6. Regestenlijst 6.3. Regesten 118.
voor 1400 :Overlijden.
13 maart 1401: Verkoop van eigendom (met Beatrix van Almelo).
Beatrix, jonkvrouw van Almelo, haar zoon Egbert van Almelo, en haar dochters Herberich van Almelo, abdis van de wereldlijke kerk te Borchorst, en Mechtelt verklaren dat zij hebben verkocht aan de prior en het convent van St. Marienwoelde in de heerlijkheid Benthem in het kerspel Noerthoerne, een jaarlijkse rente van achttien mudden winterrogge, Almelose maat, uit de zaadmolen binnen de stad Almelo, waarbij wordt bepaald dat zij de sleutel van de molenaarskist zullen overgeven en op hun kosten een molenaar zullen blijven aanstellen en dat afgerekend dient te worden met de ambtman te Almelo of de molenaar, waarvoor zij tot zekerheid stellen de roggeopbrengsten uit de erven Oesterhove en Pouwelinck [te Almelo]. Getuigen: Everd [van der Eze], pastoor te Almelo, Gheerd Rickerdinck, vicaris te Almelo, en Everd van Heest. Datering: 1401 maart 13 (des zonendaghes alse men zinghed Letare) NB: Origineel charter (inv.nr. 2120), met de zegels van Beatrix en Egbert van Almelo (beschadigd), terwijl dat van Herberich afgevallen is. Gevidimeerd in de akte d.d. 1413 december 14 (regest nr. 194) (inv.nr. 2120)..
Bronnen: 0214 Huis Almelo Inventaris 6. Regestenlijst 6.3. Regesten 148.

tr. in 1362
met

Beatrix van Almelo1, dr. van Arnold IV van Almelo.

Uit dit huwelijk 5 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Elisabeth     



Bronnen:
1.Afgeschermd, Periodiek, Kon. Ned. Gen. voor Geslacht- en Wapenkunde, ‘s-Gravenhage, vanaf 1883

Beatrix van Almelo
Beatrix van Almelo1.

tr. in 1362
met

Evert van Heeckeren van der Ese1, zn. van Frederick van Heeckeren van der Ese en Maria van Honnepel, heer tot Almelo, knape, ovl. voor 1400.

Evert van Heeckeren van der Ese.
1362 : Huwelijk (met Beatrix van Almelo).
18 mei 1383 : Vermelding (met Beatrix van Almelo) - Almelo.
Florencius [van Wevelinckhoven], bisschop van Utrecht, verklaart dat hij zijn toestemming heeft gegeven aan de stichting door Everhardus de Heker, heer van Almelo, en diens vrouw Beatrix, van een vicarie ter ere van St. Johannes evangelist, St. Johannes baptist, de 10.000 martelaren en St. Anthonius in de kerk te Almelo, waarvoor zij hebben geschonken de Hulshof c.a. in de buurschap Alberghe in het kerspel Oetmersem, het erve Tusselt in het kerspel Almelo, enkele stukken land in het kerspel Almelo, het huis geheten Haken in Almelo en het goed genaamd Sorghedinch met de tienden c.a, gelegen in het kerspel Delden, zulks onder bepaalde genoemde voorwaarden met betrekking tot de aanstelling van een priester; ter medebezegeling zijn verzocht magister Reynerus Creyt, aartsdiaken in Almelo [bedoeld is waarschijnlijk aartsdiaken in Twenthe], Everhardus de Eze, pastoor in Almelo, en Wernerus Sly, deken van Oldenzaal. Datering: 1383 mei 18 (feria secunda post Servacii) NB: Origineel charter (inv.nr. 1839), waarvan alle zegels zijn afgevallen, behalve dat van Van Hekeren; getransfigeerd met het charter d.d. 1383 mei 18 (regest nr. 103). Authentiek afschrift op perkament [15e eeuw] (inv.nr. 1839), gecollationeerd door notaris Albertus Johanneszoon..
Bronnen: HCO 0214 Huis Almelo Inventaris 6. Regestenlijst 6.3. Regesten 104.
12 juli 1383: Vermelding (met Beatrix van Almelo) - Almelo.
Everd van Heker, heer tot Almelo, knape, zijn vrouw Beatrix, jonkvrouwe van Almelo, hun zoon Johan en hun dochters Herberich en Elysabet verklaren gegeven te hebben aan de kerk te Almelo voor het houden van zielemissen ten behoeve van de schenkers, hun voorouders en nakomelingen, het stuk land genaamd de Byselerscamp, gelegen tussen de Vrisschen Bome en de Bredelerszumpel en tussen de Coppelgraven en de Rechtenweghe. Datering: 1383 juli 12 (in vigilia Margarete virginis) NB: Origineel charter (inv.nr. 1839), waarvan de zegels van de beide eerste oorkonders afgevallen zijn. In dorso: "Item sigilla sunt devastata tempore guerre per Gelrenses"..
Bronnen: HCO 0214 Huis Almelo Inventaris 6. Regestenlijst 6.3. Regesten 105.
1 mei 1388: Eigendom (met Beatrix van Almelo) - Oldenzaal.
Willam van Bevervoerde verklaart aan Everd van Hekern, heer tot Almelo, knape, en diens vrouw Beatrix, jonkvrouwe van Almelo, gedurende twaalf jaar het recht van wederkoop met 50 guldens gegeven te hebben over het erve en huis geheten Wennekinemole, gelegen in de buurschap Dornynge, in het kerspel Aldenzale. Datering: 1388 mei 1 (up sunte Walburgedach der hiligen juncvrouwen) NB: Origineel charter (inv.nr. 2387), met het zegel van de oorkonder..
Getuige : Willem van Bevervoorde †/1407.
Bronnen: HCO 0214 Huis Almelo Inventaris 6. Regestenlijst 6.3. Regesten 115.
15 augustus 1390: Eigendom (met Beatrix van Almelo) - Almelo.
Evert van Heker, heer tot Almelo, zijn vrouw Beatrix, jonkvrouwe tot Almelo, en hun kinderen Egbert, Herbrich, Lisebet en Mechtelt verklaren dat zij verkocht hebben aan de vrije Friezen op het veen te Almelo en de buren die daar nu wonen een deel van het Nortbroke gelegen binnen de heerlijkheid Almelo tussen de Nijer A en de Hollender Graven waarbij tevens een jaarlijkse erfpacht wordt gevestigd van een vierendeel boter, Zwolse maat, voor elke halve hoeve, te weten aan Henricke Aelerdynck des Hertigen zwager acht akkers, Sijmon Johanszone geheten Bou 5½, Roelve Johanszone Vrederickes acht, Johan Vrederickes acht, Johan den Hertigen negen, Henrick Wyssensone en Egbert Mennynck vijf, Johan Ludekens vier, Bertolt de Koster acht, Herman Egberteszoon 4½, Herman Katrinenzone 17, Arnde den Hogen geheten Snarre vijf, Luden Hilten 12, Roelve Valken acht, Herman Dadiken zes, Herman Egberteszone voornoemd zes; verder wordt bepaald dat de opstrek naar de Holl[end?]er Grave zal zijn en dat de kopers alle rechten krijgen die hen bij eerdere overeenkomsten waren toegestaan. Getuigen: Evert van Heest, ambtman van de heerlijkheid Almelo, Egbert die Grueter, Gherdt Abecede, Conraed Wyssekynck geheten Vrij. Datering: 1390 augustus 15 (up onser Vrouwendach assumptio) NB: Authentiek afschrift door notaris Henricus Kenneken [16e eeuw] (inv.nr. 3251); idem door Joannes Boncamp, gerichtssecretaris van Vriezenveen [17e eeuw] (inv.nr. 1750)..
Bronnen: HCO 0214 Huis Almelo Inventaris 6. Regestenlijst 6.3. Regesten 118.
voor 1400 :Overlijden.
13 maart 1401: Verkoop van eigendom (met Beatrix van Almelo).
Beatrix, jonkvrouw van Almelo, haar zoon Egbert van Almelo, en haar dochters Herberich van Almelo, abdis van de wereldlijke kerk te Borchorst, en Mechtelt verklaren dat zij hebben verkocht aan de prior en het convent van St. Marienwoelde in de heerlijkheid Benthem in het kerspel Noerthoerne, een jaarlijkse rente van achttien mudden winterrogge, Almelose maat, uit de zaadmolen binnen de stad Almelo, waarbij wordt bepaald dat zij de sleutel van de molenaarskist zullen overgeven en op hun kosten een molenaar zullen blijven aanstellen en dat afgerekend dient te worden met de ambtman te Almelo of de molenaar, waarvoor zij tot zekerheid stellen de roggeopbrengsten uit de erven Oesterhove en Pouwelinck [te Almelo]. Getuigen: Everd [van der Eze], pastoor te Almelo, Gheerd Rickerdinck, vicaris te Almelo, en Everd van Heest. Datering: 1401 maart 13 (des zonendaghes alse men zinghed Letare) NB: Origineel charter (inv.nr. 2120), met de zegels van Beatrix en Egbert van Almelo (beschadigd), terwijl dat van Herberich afgevallen is. Gevidimeerd in de akte d.d. 1413 december 14 (regest nr. 194) (inv.nr. 2120)..
Bronnen: 0214 Huis Almelo Inventaris 6. Regestenlijst 6.3. Regesten 148.

Uit dit huwelijk 5 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Elisabeth     



Bronnen:
1.Afgeschermd, Periodiek, Kon. Ned. Gen. voor Geslacht- en Wapenkunde, ‘s-Gravenhage, vanaf 1883

Arnold IV van Almelo
Arnold IV van Almelo.


Hij krijgt een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Beatrix     


Frederick van Heeckeren van der Ese
Frederick van Heeckeren van der Ese, ovl. in 1357.

tr.
met

Maria van Honnepel.

Uit dit huwelijk 3 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Evert  †1400   


Maria van Honnepel
Maria van Honnepel.

tr.
met

Frederick van Heeckeren van der Ese, ovl. in 1357.

Uit dit huwelijk 3 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Evert  †1400   


Johan I van Buckhorst
Johan I van Buckhorst1, ovl. op 25 mei 1361.

Johan I van Buckhorst.
Johan I van Buckhorst verkocht 28 december 1338 (eerste vermelding) mede namens broers en zusters de Oord onder Zalk, half aan Evert Spaen en half aan Goessen Spaen en hun neef Diderick van Zalk so (dit bezit, dat eigenlijk een Gelders leen was, werd door Johan dus gehanteerd als een allodium). 5 februari 1340 verkocht hij tienden op Kamperveen . Op zijn bezit heeft verder betrekking, dat 5 april 1340 hertog Reinold.
II van Gelre en Johan van Buckhorst aan de geërfden van Hattemerbroek beloofden de nieuwe dijk (Gelderse kade) intact te zullen laten tussen de Nyengrave bij Hattem en de Bockhorsterdijk (Koppelkade) en in onderhoud bij de geërfden van de Zalker marke. .
26 april 1345 regelde Johan (onder medebezegeling van zijn oom Gijsbert van Buckhorst, Geert Stelling en Seyne van .
Heerde) met de abt van het klooster te Staveren hun .
geschillen over de marke van Zalk; het klooster kreeg de helft van het broekland van Buckhorst, doch moest mee zorgdragen voor het dijkonderhoud. Ook memoreren we, dat Johan 31 maart 1348 door hertog Reinold II met de Gelderse lenen werd beleend, t.w. de tienden over de Hattemerenk tot aan Doornspijk, de Buckhorsterweerd c a . aan de Zwolse zijde van de IJssel en met het deel dat (zijn broer) Willem had: de Bijvanck, het goed op de Oord onder Zalk, bezit in Spoolde en.
Mastenbroek, de Schonenberch onder Olst en bezit te Haveninchem onder Ulsen. Voorts verklaarde Johan,.
als leenheer, dat Seyne van Heerde 16 juni 1359 een.
leen verkocht.
Johan I was ambtman van de Gelderse hertog en wel drost van de Veluwe ("richter van der cluefft van Dorenspick unde van Heerde") blijkens charters van 24 februari 1356 en 1 mei 1357 (in deze tijd liet hij op de IJssel verschillende schepen uit Holland aanhouden en opbrengen). .
Het kasteel te Hattem was ambtswoning van de drost. Door de bindingen met de Gelderse hertog raakte Johan betrokken in de burgeroorlog in Gelre tussen Reinoud III en diens jongere broer Eduard.
Johan hield de zijde van Reinoud, doch Eduard behaalde 25 mei 1361 te Tiel de definitieve overwinning. Wellicht sneuvelde Johan daarbij, want 17 mei 1361 wordt hij nog vermeld ss en 19 september 1361 verzoende zijn weduwe Agnes (gezien haar zegel mogelijk een Van Hekeren) zich met hertog Eduard so (mede bezegeld door Johan's broer Willem).
Onder vele edellieden was Johan van Buckhorst 30 juni 1349 één dergenen, die geld leenden van de jood Godschalk van Recklinghausen, teneinde de bisschop te helpen bij het lossen van diens aan Gelre verpande Overijsselse goederen.

tr.
met

Agnes van Heeckeren1.

Uit dit huwelijk 5 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Johan II*1340 Zalk †1418  78
Willem     



Bronnen:
1.Afgeschermd, Periodiek, Kon. Ned. Gen. voor Geslacht- en Wapenkunde, ‘s-Gravenhage, vanaf 1883

Agnes van Heeckeren
Agnes van Heeckeren1.

tr.
met

Johan I van Buckhorst1, zn. van Willem II van Buckhorst, ovl. op 25 mei 1361.

Johan I van Buckhorst.
Johan I van Buckhorst verkocht 28 december 1338 (eerste vermelding) mede namens broers en zusters de Oord onder Zalk, half aan Evert Spaen en half aan Goessen Spaen en hun neef Diderick van Zalk so (dit bezit, dat eigenlijk een Gelders leen was, werd door Johan dus gehanteerd als een allodium). 5 februari 1340 verkocht hij tienden op Kamperveen . Op zijn bezit heeft verder betrekking, dat 5 april 1340 hertog Reinold.
II van Gelre en Johan van Buckhorst aan de geërfden van Hattemerbroek beloofden de nieuwe dijk (Gelderse kade) intact te zullen laten tussen de Nyengrave bij Hattem en de Bockhorsterdijk (Koppelkade) en in onderhoud bij de geërfden van de Zalker marke. .
26 april 1345 regelde Johan (onder medebezegeling van zijn oom Gijsbert van Buckhorst, Geert Stelling en Seyne van .
Heerde) met de abt van het klooster te Staveren hun .
geschillen over de marke van Zalk; het klooster kreeg de helft van het broekland van Buckhorst, doch moest mee zorgdragen voor het dijkonderhoud. Ook memoreren we, dat Johan 31 maart 1348 door hertog Reinold II met de Gelderse lenen werd beleend, t.w. de tienden over de Hattemerenk tot aan Doornspijk, de Buckhorsterweerd c a . aan de Zwolse zijde van de IJssel en met het deel dat (zijn broer) Willem had: de Bijvanck, het goed op de Oord onder Zalk, bezit in Spoolde en.
Mastenbroek, de Schonenberch onder Olst en bezit te Haveninchem onder Ulsen. Voorts verklaarde Johan,.
als leenheer, dat Seyne van Heerde 16 juni 1359 een.
leen verkocht.
Johan I was ambtman van de Gelderse hertog en wel drost van de Veluwe ("richter van der cluefft van Dorenspick unde van Heerde") blijkens charters van 24 februari 1356 en 1 mei 1357 (in deze tijd liet hij op de IJssel verschillende schepen uit Holland aanhouden en opbrengen). .
Het kasteel te Hattem was ambtswoning van de drost. Door de bindingen met de Gelderse hertog raakte Johan betrokken in de burgeroorlog in Gelre tussen Reinoud III en diens jongere broer Eduard.
Johan hield de zijde van Reinoud, doch Eduard behaalde 25 mei 1361 te Tiel de definitieve overwinning. Wellicht sneuvelde Johan daarbij, want 17 mei 1361 wordt hij nog vermeld ss en 19 september 1361 verzoende zijn weduwe Agnes (gezien haar zegel mogelijk een Van Hekeren) zich met hertog Eduard so (mede bezegeld door Johan's broer Willem).
Onder vele edellieden was Johan van Buckhorst 30 juni 1349 één dergenen, die geld leenden van de jood Godschalk van Recklinghausen, teneinde de bisschop te helpen bij het lossen van diens aan Gelre verpande Overijsselse goederen.

Uit dit huwelijk 5 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Johan II*1340 Zalk †1418  78
Willem     



Bronnen:
1.Afgeschermd, Periodiek, Kon. Ned. Gen. voor Geslacht- en Wapenkunde, ‘s-Gravenhage, vanaf 1883

Willem II van Buckhorst
Willem II van Buckhorst1.

Willem II van Buckhorst.
Willem II van Buckhorst, die al in 1305 vermeld werd, had nauwe handelsconnecties met Kampen. Zo verklaarde hij zich 28 december 1325 voor 21 pond en 4 mei, 31 oktober en 14 december 1326 voor 30 mark schuldig aan verscheidene ingezetenen van Kampen. Bij de verklaring van 4 mei 1326 stelde zijn broer Gijsbert zich borg en blijkt er sprake te zijn van een kortlopend krediet (tot 1 maart 1327), dus een handelskrediet. Ook 29 juli 1321 kwam hij al in verbinding met Kampen voor. Toen de Utrechtse bisschop, door financiële nood gedwongen, aan de graaf van Gelre zijn Overijsselse gebieden Salland, Vollenhove, de Vechtstreek en Twente verpandde voor een bedrag van 43.000 ponden zwarte Tourn, erkenden de ministerialen, o.w. Willem van Buckhorst (knape), 27 maart 1336 (te Arnhem) de Gelderse graaf als landsheer.(Willem's laatste vermelding; oudste bewaard gebleven Buckhorstzegel).


Hij krijgt een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Johan I  †1361   



Bronnen:
1.Afgeschermd, Periodiek, Kon. Ned. Gen. voor Geslacht- en Wapenkunde, ‘s-Gravenhage, vanaf 1883

Gijsbert II van Buckhorst
Gijsbert II van Buckhorst1.

Gijsbert II van Buckhorst.
26 maart 1305: Verkoop van eigendom.
Gijsbert II verkoopt met toestemming van zijn vrouw Euphemia en zijn zonen Wilhelmus en Gijsbertus een hoeve met alle rechten, die voordien aan zijn vader (Willem I) en sindsdien aan hem, Gijsbert II, toekwamen.
Bronnen: Mr. G.J. ter Kuile, Geschiedenis van de heerlijkheid Zalk en Veekaten van het kasteel Buckhorst en van zijn bewoners, blz. 20 (Register oud-archief van Kampen, I no 16).

tr.
met

Euphemia 1.

Uit dit huwelijk 2 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Willem II     



Bronnen:
1.Afgeschermd, Periodiek, Kon. Ned. Gen. voor Geslacht- en Wapenkunde, ‘s-Gravenhage, vanaf 1883

Euphemia
Euphemia 1.

tr.
met

Gijsbert II van Buckhorst1, zn. van Gijbert I van Buckhorst.

Gijsbert II van Buckhorst.
26 maart 1305: Verkoop van eigendom.
Gijsbert II verkoopt met toestemming van zijn vrouw Euphemia en zijn zonen Wilhelmus en Gijsbertus een hoeve met alle rechten, die voordien aan zijn vader (Willem I) en sindsdien aan hem, Gijsbert II, toekwamen.
Bronnen: Mr. G.J. ter Kuile, Geschiedenis van de heerlijkheid Zalk en Veekaten van het kasteel Buckhorst en van zijn bewoners, blz. 20 (Register oud-archief van Kampen, I no 16).

Uit dit huwelijk 2 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Willem II     



Bronnen:
1.Afgeschermd, Periodiek, Kon. Ned. Gen. voor Geslacht- en Wapenkunde, ‘s-Gravenhage, vanaf 1883

Coenraad van den Den Ghoere Utengore
Coenraad van den Den Ghoere Utengore (van den Goer), geb. Dwingelo circa 1300, ovl. Bonheiden [België] in 1365.

Coenraad van den Den Ghoere Utengore.
Coenraad van den Goere / Utengore bezat vele goederen in en om Steenwijk, zoals de Coenraetshof en de Coenraetsmaete.
Of deze bezittingen zijn naam droegen of van een voorvader is niet bekend.

Hij noemde zich naar het aan Steenijk grenzendegoed " De Goere" (lager gelegen gebied of moeras).

Een oorkonde uit 1220 vermeld dat bisschop Henrick van Vianden de "Gore" schonk aan meester Arnold, hoofdpriester van de kerk te Steenwijk, om er een huis te bouwen.
Hij is het waarschijnlijk die later de deken van Oldenzaal is.

Het leven van Coenraad stond in het teken van oorlog en partijtwisten.
Steenwijk raakte in handen van de Friezen en in Drenthe kalfde de invloed van de bisschop af, waardoor degenen die hem steunden het land moesten verlaten, terwijl hun goederen verbeurd werden verklaard.

Een oorkonde van 07-09-1324 vermeldt de namen van Drentse edelen die bisschop Jan van Diest zouden steunen tegen de Drenten.
Het waren Henric van Norch, ridder, diens zonen Arend, Henric en Roelof, Roelof van Langelo, Menso van Echten, Gerrit Clencke en diens broer Jan, Otto van Norch, Volkier de zoon van vrouwe Ermgard en diens broer Rutger, Coenraad van den Ghoere en diens broer Jan en Echbrecht van EchtenHTEN, knapen.

Zij zouden de bisschop van Utrecht en het Sticht van Utrecht trouw dienen en bijstaan.
Ze zouden de oorlogsbuit met de bisschop delen en nooit een overeenkomst met de Drenthen aangaan buiten de bisschop om.
De bisschop beloofde op zijn beurt hetzelfde met twee aanvullende getuigen: Henric van eelde en Herman Polman.
Vele jaren moesten de ondertekenaars buiten Drenthe blijven.
Ze werden "de lieden van Norch" genoemd.
Zij stonden aan de zijde van de bisschop en Reynalt van Coevorden was duidelijk de tegenpartij.

Op 10-10-1340 verklaren: Bertold Klaas van Eeelde, Bertold van Ansen, Otto Haerthinge van Haren, Otto Dusewold van Dilgt, Alf Mensinghe en Coenraad van den Ghoere dat zij 1000 Mark vredegeld van de stad Groningen hebben ontvangen, vanwege de Friezen die hun vriend Upper Borch doodgeslagen hadden.
Hij is de stamvader van het geslacht Van Steenwijck en De Vos van Steenwijck en wordt vermeld van 1318 1340. Hij bezat vele goederen in en om Steenwijk, waaronder binnen Steenwijk een hof genaamd de Coenraetshof en buiten Steenwijk de Coenraetsmate. Of deze bezittingen zijn naam droegen of die van een gelijknamige voorvader is niet bekend. Hij noemde zich naar het aan Steenwijk grenzende goed,,In den Goere". Twee eeuwen later komt men een gelijknamig goed tegen met negentien pachters, die aan de bisschop een jaarlijkse pacht betalen. Goor (goer) is een ander woord voor laag gelegen gebied of moeras.
Een gehucht Goor ligt nog steeds zuidwest van Steenwijk. Een oorkonde van het jaar 1260 vertelt, dat bisschop Henrick v an Vianden "het land genaamd Gore" schonk aan meester Arnold, hoofdpriester der kerk te Steenwijk, om daarop een huis te bouwen. Vermoedelijk is dit dezelfde persoon als de van 1274 tot 1288 voorkomende heer Arnold van Steenwijck, deken van Oldenzaal. Coen raads naam komt op vele verschillende wijzen gespeld voor: De Gore, Utengore, Van den Ghore, In den Gore, Van den Goer. Zijn zegel geeft als randschrift:.
"S. CONRADI IN DEN GHORE". Dat hij de vader was van de broers Roelof van Steenwijck, Johan Vos van den Goer alias de Vos van Steenwijck en Egbert van den Ghore alias dictus van Steenwijck, wordt nergens met zoveel woorden gezegd, doch is uit vele omstandigheden af te leiden. De derde generatie telt twee Coenraads, de ene is de oudste zoon van Johan voornoe md, de andere, "Coenraad van den Ghore", cureit te Dalen, moet een zoon van Roelof voornoemd zijn geweest. De voornaam Coenraad kwam in geen ander Drents of Overijssels gelacht van die tijd voor, althans niet als leidnaam, als zich telkens herhalende voornaam. Ook had de dertiende eeuw reeds eerder enkele Coenraads van Steenwijck opgeleverd. De naam Van den Goer is nog korte tijd gehandhaafd. Johan (de) Vos van.
Steenwijck huwde in 1354 nog onder de naam "Vos van den Goer"; heer Egbert, pastoor te Westerhess elen komt in 1360 voor als "dominus Egbertus van den Ghore alias dictus van Steenwijc". In 1386 en 1395 komt men een neef van hem tegen met de naam "Coenraad van den Ghore", de eerder genoemde pastoor van Dalen. Ook de vele goederen in en om Steenwijk, gen oemd in de boedelscheiding van 1408, maken duideiijk waarom zijn zoons, die zich elders vestigden, de naam Van Steenwijck (weer) hebben aangenomen. In dit verband dienen ook nog twee zeventiende eeuwse schrijvers te worden gememoreerd. Picardt verklaart in zijn "Chronyk der Lantschap Drenthe", dat een Coenraad de Vos van Steenwijck.
in 1315 Batinge heeft gesticht. Hoewel deze mededeling niet juist is, is het een aanwijzing dat er in deze tijd een Coenraad leefde, die tot het geslacht (De Vos) van Steenwijck behoorde.
Coenraad (van den Goer) zal behalve in de twisten tussen de Coevordens en Clenckes in Drenthe, ook deel hebben genomen aan de strijd van de bisschop, zijn landsheer, tegen de Friezen van Stellingwerf. Het is denkbaar, dat Coenraad in deze oorlog zijn hof en goederen in Steenwijk heeft verloren, of dat deze verwoest zijn en dat zijn zoons zich daarom op goederen in Dwingelo en Dalen hebben gevestigd. Een Evert de Vos van Steenwijck komt niet in andere bronnen voor, wel een broer Jan. Wie depuders w aren van Coenraad van den Goer is niet bekend. Zijn vader kan onder de naam Van den Goer of iets dergelijks, en onder de naam Van Steenwijck hebben geleefd. Daar Coenraads oudste zoon Roelof heette, valt er.
te zoeken naar een Roelof van den Goer alias van Steenwijck. Inderdaad komt een Roelof van Steenwijck voor, n.l. in 1339, wel te laat om als vader van Coenraad te worden beschouwd. Voor de herkomst van Coenraad is diens wapen een belangrijke aanwijzing. Het geluk wil, dat zijn zegel behouden is gebleven. Het hangt vrij onbeschadigd aan charters van 7 sept. 1324 en 10 okt 1340. Dit zegel toont een gedeeld. wapen met rechts twee palen en een schildhoofd en links het huidige familiewapen. Uit dit wapen werd de gevolgtrekking gemaakt, dat de rechter helft het wapen van Coenraads onbekende moeder is geweest en de linker helft dat van zijn vader, het agnatisch stamwapen. Verder werd uit dit wapen geconcludeerd, dat de moeder een erfdochter was en dat zij het goederenbezit bij Dalen heeft aangebracht. Dit moederl ijk wapen vertoont gelijkenis met dat van het geslacht Van.
Haeren.

tr. (1) Peize in 1325
met

Hadewich Cyses van Ansen, dr. van Cyse Heines van Ansen, geb. Peize in 1290, ovl. in 1345.

Uit dit huwelijk 5 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Johan*1325 Steenwijk †1397 Steenwijk 72
Roelof*1331 Steenwijk †1387  56