Cees Hagenbeek
Valdemar II van Denemarken
Valdemar II koning van Denemarken, geb. circa 1170, ovl. Vordingborg op 28 mrt 1241, begr. Ringsted.

Valdemar II koning van Denemarken.
Valdimarr, Sejr, Gamli, 1191 Herzog von Schleswig, 1202 König, 1219 Eroberung von Estland, 1223-1225 gefangen.

tr. (1)
met

Berengaria Infanta van Portugal, dr. van Sancho I van Portugal (koning) en Dulcia van Barcelona, geb. circa 1194, ovl. op 27 mrt 1221.

Uit dit huwelijk 2 zonen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Abel*1218  †1252 Friesland 33
Erik IV*1216  †1250  34

tr. (2)
met

Richza van Beieren, dr. van Heinrich XII Herzog bei Rhein en Mathilde Plantagenet, geb. in 1172, ovl. in 1204.


Richza van Beieren
Richza van Beieren, geb. in 1172, ovl. in 1204.

tr.
met

Valdemar II koning van Denemarken, zn. van Valdemar I koning van Denemarken en Sofia Wolodarowna Minskaja, geb. circa 1170, ovl. Vordingborg op 28 mrt 1241, begr. Ringsted.

Valdemar II koning van Denemarken.
Valdimarr, Sejr, Gamli, 1191 Herzog von Schleswig, 1202 König, 1219 Eroberung von Estland, 1223-1225 gefangen.


Wilhelmina van Heukelom van Acquoy
Wilhelmina van Heukelom van Acquoy1.

Wilhelmina van Heukelom van Acquoy.
wordt getocht 1429; erft van haar (vóór of in 1428 kinderloos overleden) neef Jan Herbarensz. van Heukelom van Acquoy het Blauwe Huis ( = ‘het Huis op den Wiel’) te Beesd en door.
hertog Arnold van Gelre beleend met huis en hofstede te Beesd, diverse grondstukken aldaar, alsmede de grote tiend te Borchmalsen, de koppeltiend in het land van Buren en de wind te Enspijk 19-9-1428; beleend met de tienden te.
Everdingen en den Hage te Hagestein; transporteert de molen te Enspijk aan haar zoon Walraven en (met behoud van lijftocht) de uiterwaard van Beesd ‘daer Walravens huys op staet’ (= het Blauwe Huis) en diverse andere stukken grond te Beesd op haar (blijkbaar dan nog minderjarige) zoon Otto 1442; transporteert de tiende in Rumpt aan haar schoonzoon Godert van Erp 29-12-1450.

tr. in 1426
met

Gijsbert Pieck1, zn. van Arnt Pieck (raad en rentmeester-generaal van Gelre) en NN Zoudenbach, geb. Beesd circa 1385, rentmeester v/d Hertog van Gelre, later Thesaurier van Holland, ovl. Beesd in 1436.

 


Gijsbert Pieck.
bijgenaamd ‘de Goede’, heer van het Hoge, Lage en Blauwe Huis te Beesd; is overste rentmeester van Gelre wanneer hij als erfgenaam van zijn vader beléend wordt met eenderde van alle tienden te Renoy en een hofstede 1413; raad en overste rentmeester van Gelre 1414-16; treedt (als zovele Gelderse edelen) in dienst van hertog Jan van Beieren bij het herleven van de Hoekse en Kabeljauwse twisten in Holland; wordt met zijn broers te Gorinchem gevangen genomen 1417 doch wordt financieel schadeloos gesteld door Jan van Beieren 1-4-1418; is diens raad 1419 en fungeert als tresorier van Holland; is.
aanwezig bij het beleg van Leiden en is een van diens gemachtigden bij de overgave van de stad en afzetting van Philips van Wassenaar als burggraaf 17-8-1420; pacht de tol te Gorinchem 29-10-1421 en ontvangt het geleiderecht van Holland 1422 en 1423; is vanaf 1423 echter weer in Gelderse dienst (vermeld als raad van hertog Arnold in 1423, 1428 en 1434); koopt van Willem van Buren het slot (Hoge Huis) te Beesd 1424 en wordt beleend met tal van landerijen en.
tienden onder Beesd 1424; koopt de heerlijkheid Wolfsweerd (onder Wageningen) 1427; wordt ‘toekomende rentmeester der landen van Gelre’ genoemd in 1430, welke benoeming door het verzet der steden echter niet doorgaat; krijgt van hertog Arnold de tiende van Rumpt in pand 1434; beleend met het Hoge, Lage en Blauwe Huis te Beesd 1434, op 29 December 1450, acte N° 270. Jufvrouw Willem van Ackooi vrouw van Tienhoven, Arend Pieck van Beesd heer van Asperen, Walraven Pieck en Otto Pieck, Ju/wouwen Walratten en Jut Pieck Gijsbert Piecks dochteren, doen gerigtelijke opdragt, ten behoeve van Godert van Erp, van den tiend in het gerigt van Bomde, zo als die voorheen door den hertog van Gelre an Gijsbert Pieck van Beesd verpand was.
Gijsbert Pieck was gehuwd met ldelard de Swart in 1420 betrokkken bij het Beleg van Leiden.

Uit dit huwelijk 3 zonen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Arnt*1426 Beesd †1473  4710 
Walraven     
Otto  †1515   



Bronnen:
1.Heraldieke Bibliotheek. (HB), J.B. Rietstap, ’s-Gravenhage

Walraven van Heukelom heer van Acquoy
Walraven van Heukelom heer van Acquoy1 (van Eckoy van Heukelom), geb. Arkel circa 1350, ovl. tussen 1407 en 20 apr 1411  (20 apr 1411).

Walraven van Heukelom heer van Acquoy.
Vermeld 2-11-1376; draagt (evenals zijn stiefmoeder en zuster) wat hem onder Acquoy is aanbestorven over op zijn oudere broer Herbaren 3-5-1384; wordt beleend met het goed dat zijn schoonvader in het land van Heusden in leen placht te houden ‘s-Gravenhage, 27-8-1391 (met lijftocht voor zijn schoonmoeder); ontvangt een rente van 20 schilden jaars ten behoeve van zijn vrouw (na zijn dood te vererven op zijn oudste zoon, Otto) 19-6-1398; zegelt samen met zijn broer voor de heer van Arkel 21-6-1402; bezit het Blauwe Huis te Beesd, doch draagt dit eveneens over aan zijn broer Herbaren 1403; krijgt vrijgeleide in Holland van 16-9-1403 tot 11-2-1404; wordt vermeld i.v.m. landbezit in Altena 13-1-1405.

tr. tussen 1386 en 1391
met

Johanna van der Merwede1, dr. van Willem van der Merwede en Petronella de Cocq van Neerijnen (vrouwe van Houweningen), geb. circa 1365, Vrouwe van Muilkerk, ovl. in 1425, tr. (2) circa 1411 (1411) met Jan (Johannes Gerardsz) (Johannes Gerardus) (Jan Scots) ridder van Herlaer en Meerwijck. Uit dit huwelijk 3 kinderen.

Johanna van der Merwede.
Beleend door de abt van Sint-Paulus te Utrecht met de grove en smalle tienden van Zevenhuizen in Noord-Holland 15-8-1386; erft van haar vader de ambachtsheerlijkheid Muilkerk; ontvangt een rente van 20 schilden jaars 19-6-1398; is nog in het bezit van drie-vierde van de tienden van Zevenhuizen wanneer hertog Willem VI oorkondt n.a.v. een twist die geweest is ter zake van het delven van veen in Zevenhuizen 10-9-1407; hertrouwt (vóór 20-4-1411) Jan van Herlaer van Meerwijk; wordt opnieuw door de abt van Sint-Paulus te Utrecht met de tienden van Zevenhuizen beleend 28-9-1424.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Wilhelmina     



Bronnen:
1.Heraldieke Bibliotheek. (HB), J.B. Rietstap, ’s-Gravenhage

Johanna van der Merwede
Johanna van der Merwede1, geb. circa 1365, Vrouwe van Muilkerk, ovl. in 1425.

Johanna van der Merwede.
Beleend door de abt van Sint-Paulus te Utrecht met de grove en smalle tienden van Zevenhuizen in Noord-Holland 15-8-1386; erft van haar vader de ambachtsheerlijkheid Muilkerk; ontvangt een rente van 20 schilden jaars 19-6-1398; is nog in het bezit van drie-vierde van de tienden van Zevenhuizen wanneer hertog Willem VI oorkondt n.a.v. een twist die geweest is ter zake van het delven van veen in Zevenhuizen 10-9-1407; hertrouwt (vóór 20-4-1411) Jan van Herlaer van Meerwijk; wordt opnieuw door de abt van Sint-Paulus te Utrecht met de tienden van Zevenhuizen beleend 28-9-1424.

tr. (1) tussen 1386 en 1391
met

Walraven van Heukelom heer van Acquoy1 (van Eckoy van Heukelom), zn. van Otto Herberensz van Heukelom heer van Acquoy (ridder in 1333, minorem) en Filippa van Valkenburg, geb. Arkel circa 1350, ovl. tussen 1407 en 20 apr 1411  (20 apr 1411).

Walraven van Heukelom heer van Acquoy.
Vermeld 2-11-1376; draagt (evenals zijn stiefmoeder en zuster) wat hem onder Acquoy is aanbestorven over op zijn oudere broer Herbaren 3-5-1384; wordt beleend met het goed dat zijn schoonvader in het land van Heusden in leen placht te houden ‘s-Gravenhage, 27-8-1391 (met lijftocht voor zijn schoonmoeder); ontvangt een rente van 20 schilden jaars ten behoeve van zijn vrouw (na zijn dood te vererven op zijn oudste zoon, Otto) 19-6-1398; zegelt samen met zijn broer voor de heer van Arkel 21-6-1402; bezit het Blauwe Huis te Beesd, doch draagt dit eveneens over aan zijn broer Herbaren 1403; krijgt vrijgeleide in Holland van 16-9-1403 tot 11-2-1404; wordt vermeld i.v.m. landbezit in Altena 13-1-1405.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Wilhelmina     

tr. (2) circa 1411 (1411)
met

Jan (Johannes Gerardsz) (Johannes Gerardus) (Jan Scots) ridder van Herlaer en Meerwijck (Jan Koc van Herlaer), zn. van Gerard van Meerwijck, geb. na 1340, ridder van Ameyde, Empel en Meerwijk en Poederoyen (heer van Delwijnen), Hij krijgt geen kinderen.

Jan (Johannes Gerardsz) ridder van Herlaer en Meerwijck.
Jan van Meerwijk, Jan van Krieckenbeek, Hubert van Roden en Hendrik van Huissen traden op 23 mei 1357 in dienst van Wenceslas en Johanna de hertog en hertogin van Brabant, om deel te nemen aan de oorlog tegen de Vlamingen. Zij moesten met 2 paarden en een zwaard opkomen en zouden een oude schilt (muntsoort) per dag als soldij genieten. Op 14 en 19 juli 1357 zegelden Jan van Baerl en Jan van Velaer ten behoeve van Jan van Kriekenbeek, Jan van Meerwijc, Hendrik van Huesen en Hubert van Rode een kwitantie voor de ontvangen soldij. Deze Jan van Meerwijk is naar mijn mening geen van Herlaer. De Van Herlaers noemden zich, heer van Meerwijk. In 1355 treedt Gerard van Meerwijk van Herlaer op als een van de vele edelen van Brabant die het verdrag van Leuven inzake de erfopvolging mede bezegelen. De namen Krieckenbeek en Huissen verwijzen naar het Gelderse gebied zodat aangenomen mag worden dat zij daar allemaal vandaan kwamen en toch als mogelijke leenmannen van de hertog van Brabant opgeroepen werden. Van Baerle is nauw verwant met Van Kriekenbeek beiden geslachten kwamen voor in het Overkwartier van Gelre. Op 10 december 1359 zegelt Johan van Meerwijk als een van de medeborgen van de broers Willem heer van Bronkhorst, Dirk heer van Batenburg, Gijsbert van Bronkhorst heer van Borculo die verklaren aan Elisabeth van Bronkhorst Vrouwe van Cuyk, zuster van de genoemde broers 4000 pond schuldig te zijn de hoge heerlijkheid van Empel en Meerwijk blijkt in 1342 een achterleen te zijn van Gelre via de heer van Megen. De leenverhoudingen met betrekking tot het huis en tot de heerlijkheid verschilden. Het huis was een leen van Gelre, de hoge heerlijkheid een leen van Megen en de lage heerlijkheid was een Brabants leen. In dat jaar 1342 wordt het leen ten overstaan van de heer van Megen als leen van de hertog van Gelder door Johan van Meerwijk overgedragen aan “eens eersamen mans’ ridder Johan, Schots van Herlaer. Het leen omvatte de hoge en lage jurisdictie, de giften van de kerken, mannen en dienstmannen, vis-en weidegronden, uitgezonderd waren de tienden, de cijnzen en het hofgoed. Deze werden door Jan II, hertog van Brabant in leen gegeven. Jan Scots van Herlaer behoorde tot het geslacht van Loon dat aangehuwd was aan het geslacht van Herlaer. In 1343 kocht ridder Jan Koc van Herlaar de heerlijkheid Empel en Meerwijk. Hij werd opgevolgd door zoon Gerard van Loon alias van Meerwijk en die door zoon Jan van Meerwijk en deze door zijn dochter Gerartken die met Willem van Gent huwde.

Uit dit huwelijk 3 kinderen.


Bronnen:

1.Heraldieke Bibliotheek. (HB), J.B. Rietstap, ’s-Gravenhage

Willem van der Merwede
Willem van der Merwede.

tr.
met

Petronella (Neele) de Cocq van Neerijnen, dr. van Gijsbert de Cock van Hemert en Goede uten Ham, geb. circa 1338, vrouwe van Houweningen, ovl. circa 1368.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Johanna*1365  †1425  60


Petronella de Cocq van Neerijnen
Petronella (Neele) de Cocq van Neerijnen, geb. circa 1338, vrouwe van Houweningen, ovl. circa 1368.

 

tr.
met

Willem van der Merwede.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Johanna*1365  †1425  60


Anthony bastaard van Brederode
Anthony bastaard van Brederode1.

Anthony bastaard van Brederode.
neemt onder zijn neef Jonker Frans van Brederode deel aan de verovering van Rotterdam door de Hoeksen 28-11-1488 en met zijn broer Walraven, bastaard van Brederode, aan de vergeefse aanval op Schiedam 1489; door zijn neef Walraven 11 van Brederode beleendmet slot Rijnesteijn 1490 (dit gaat na zijn dood over op zijn achterneef Reinoud,bastaard van Walraven 11 22-6-1527); benoemd tot testamenteur en voogd over de kinderen van zijn neef Walraven 14-2-1507, overl. vóór 22-6-1527. Uit een buitenechtelijke verhouding met een onbekende: (bast.) Gijsbert van (Brederode-)Rijnesteijn, kanunnik van Sinte-Marie te Utrecht, overl. 3-1-1562.



Bronnen:

1.Ons Voorgeslacht (OV 006), OV 006 (blz. 114)
2.Ons Voorgeslacht (OV 006), OV 006 (blz. 113)

Johannes Gerardsz van Herlaer en Meerwijck
Jan (Johannes Gerardsz) (Johannes Gerardus) (Jan Scots) ridder van Herlaer en Meerwijck (Jan Koc van Herlaer), geb. na 1340, ridder van Ameyde, Empel en Meerwijk en Poederoyen (heer van Delwijnen).

Jan (Johannes Gerardsz) ridder van Herlaer en Meerwijck.
Jan van Meerwijk, Jan van Krieckenbeek, Hubert van Roden en Hendrik van Huissen traden op 23 mei 1357 in dienst van Wenceslas en Johanna de hertog en hertogin van Brabant, om deel te nemen aan de oorlog tegen de Vlamingen. Zij moesten met 2 paarden en een zwaard opkomen en zouden een oude schilt (muntsoort) per dag als soldij genieten. Op 14 en 19 juli 1357 zegelden Jan van Baerl en Jan van Velaer ten behoeve van Jan van Kriekenbeek, Jan van Meerwijc, Hendrik van Huesen en Hubert van Rode een kwitantie voor de ontvangen soldij. Deze Jan van Meerwijk is naar mijn mening geen van Herlaer. De Van Herlaers noemden zich, heer van Meerwijk. In 1355 treedt Gerard van Meerwijk van Herlaer op als een van de vele edelen van Brabant die het verdrag van Leuven inzake de erfopvolging mede bezegelen. De namen Krieckenbeek en Huissen verwijzen naar het Gelderse gebied zodat aangenomen mag worden dat zij daar allemaal vandaan kwamen en toch als mogelijke leenmannen van de hertog van Brabant opgeroepen werden. Van Baerle is nauw verwant met Van Kriekenbeek beiden geslachten kwamen voor in het Overkwartier van Gelre. Op 10 december 1359 zegelt Johan van Meerwijk als een van de medeborgen van de broers Willem heer van Bronkhorst, Dirk heer van Batenburg, Gijsbert van Bronkhorst heer van Borculo die verklaren aan Elisabeth van Bronkhorst Vrouwe van Cuyk, zuster van de genoemde broers 4000 pond schuldig te zijn de hoge heerlijkheid van Empel en Meerwijk blijkt in 1342 een achterleen te zijn van Gelre via de heer van Megen. De leenverhoudingen met betrekking tot het huis en tot de heerlijkheid verschilden. Het huis was een leen van Gelre, de hoge heerlijkheid een leen van Megen en de lage heerlijkheid was een Brabants leen. In dat jaar 1342 wordt het leen ten overstaan van de heer van Megen als leen van de hertog van Gelder door Johan van Meerwijk overgedragen aan “eens eersamen mans’ ridder Johan, Schots van Herlaer. Het leen omvatte de hoge en lage jurisdictie, de giften van de kerken, mannen en dienstmannen, vis-en weidegronden, uitgezonderd waren de tienden, de cijnzen en het hofgoed. Deze werden door Jan II, hertog van Brabant in leen gegeven. Jan Scots van Herlaer behoorde tot het geslacht van Loon dat aangehuwd was aan het geslacht van Herlaer. In 1343 kocht ridder Jan Koc van Herlaar de heerlijkheid Empel en Meerwijk. Hij werd opgevolgd door zoon Gerard van Loon alias van Meerwijk en die door zoon Jan van Meerwijk en deze door zijn dochter Gerartken die met Willem van Gent huwde.

tr. (1) circa 1358
met

Jvr Agnes de Rover, dr. van Dirck (Arentsz Jansz) ridder de Roever (heer van Aerle Rixtel, Beek en Stiphout) en Jutta de Cocq van Waardenburg.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Arend*1405  †1473  68

tr. (2) circa 1411 (1411)
met

Johanna van der Merwede1, dr. van Willem van der Merwede en Petronella de Cocq van Neerijnen (vrouwe van Houweningen), geb. circa 1365, Vrouwe van Muilkerk, ovl. in 1425.

Johanna van der Merwede.
Beleend door de abt van Sint-Paulus te Utrecht met de grove en smalle tienden van Zevenhuizen in Noord-Holland 15-8-1386; erft van haar vader de ambachtsheerlijkheid Muilkerk; ontvangt een rente van 20 schilden jaars 19-6-1398; is nog in het bezit van drie-vierde van de tienden van Zevenhuizen wanneer hertog Willem VI oorkondt n.a.v. een twist die geweest is ter zake van het delven van veen in Zevenhuizen 10-9-1407; hertrouwt (vóór 20-4-1411) Jan van Herlaer van Meerwijk; wordt opnieuw door de abt van Sint-Paulus te Utrecht met de tienden van Zevenhuizen beleend 28-9-1424.

Uit dit huwelijk 3 kinderen.


tr. (4)
met

Agnes Coenen van Oosterwijk, dr. van Coenraad Cuser van Oosterwijk (baljuw en rentmeester van Schoonhoven, Gouda en Texel, baljuw van Amstelland 1367) en Clementia Gerrit Boelendr, geb. in 1345, ovl. in 1394.

 


Agnes Coenen van Oosterwijk.
Agnes verkrijgt via 'versterf' o.a. de heerlijkheid Oosterwijk en het kasteel Ter Heul onder Lopik.

Uit dit huwelijk 4 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Agnes*1365     
Gerarda*1380     



Bronnen:
1.Heraldieke Bibliotheek. (HB), J.B. Rietstap, ’s-Gravenhage

Egbert Mulert
Egbert Mulert, ovl. in 1403 St. Bernardsdag.

Egbert Mulert.
knape 1398, schepen van Hasselt 1399-1401, beleend met de tienden over den Westerhoff in de buurschap Gerner onder Dalfsen 1402 (na doode van zijn broeder Seyno), welk goed hij aan de broeders aes gemeenen levens te Deventer gaf voor de stichting van een klooster, het latere Agnietenklooster op den Lemelerberg, Egbert was leenvolger van zijn broeder Seyno in 1402, die op zijn beurt weer leenvolger was van Albert.
Mulert, schout van Hasselt 1379-1395, overl. 1396.

  • Vader:
    Geert Mulert, schout van Hasselt 1363-1370 en gerichtsman van Salland 1370, ovl. in 1370, tr. met

tr.
met

Feye van IJsselmuiden.

Uit dit huwelijk 2 zonen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Seino*1398  †1466  68
Geert*1395  †1472 Hasselt 77


Feye van IJsselmuiden
Feye van IJsselmuiden.

tr.
met

Egbert Mulert, zn. van Geert Mulert (schout van Hasselt 1363-1370 en gerichtsman van Salland 1370) en Berthe , ovl. in 1403 St. Bernardsdag.

Egbert Mulert.
knape 1398, schepen van Hasselt 1399-1401, beleend met de tienden over den Westerhoff in de buurschap Gerner onder Dalfsen 1402 (na doode van zijn broeder Seyno), welk goed hij aan de broeders aes gemeenen levens te Deventer gaf voor de stichting van een klooster, het latere Agnietenklooster op den Lemelerberg, Egbert was leenvolger van zijn broeder Seyno in 1402, die op zijn beurt weer leenvolger was van Albert.
Mulert, schout van Hasselt 1379-1395, overl. 1396.

Uit dit huwelijk 2 zonen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Seino*1398  †1466  68
Geert*1395  †1472 Hasselt 77


Geert Mulert
Geert Mulert, geb. circa 1395, ovl. in 1472 St. Lambertsdach, begr. Hasselt.

Geert Mulert.
beleend met de tienden over den Westerhoff 1433, richter van Hasselt 1429-56, vermeld 1414-1468.

  • Vader:
    Egbert Mulert, zn. van Geert Mulert (schout van Hasselt 1363-1370 en gerichtsman van Salland 1370) en Berthe , ovl. in 1403 St. Bernardsdag, tr. met

tr. op 12 jan 1422
met

NN van IJsselmuiden, geb. circa 1395.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Fye*1435     


NN van IJsselmuiden
NN van IJsselmuiden, geb. circa 1395.

tr. op 12 jan 1422
met

Geert Mulert, zn. van Egbert Mulert en Feye van IJsselmuiden, geb. circa 1395, ovl. in 1472 St. Lambertsdach, begr. Hasselt.

Geert Mulert.
beleend met de tienden over den Westerhoff 1433, richter van Hasselt 1429-56, vermeld 1414-1468.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Fye*1435     


Fye (Sophia) Mulert
Fye (Sophia) Mulert, geb. circa 1435.

tr. circa 1465
met

Geert van Welvelde Janszoon, drost van Twenthe.


Geert van Welvelde Janszoon
Geert van Welvelde Janszoon, drost van Twenthe.

tr. circa 1465
met

Fye (Sophia) Mulert, dr. van Geert Mulert en NN van IJsselmuiden, geb. circa 1435.


Albert van Hanua
Albert graaf van Hanua.

tr.
met

Ermgard gravin van Isenburg.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Johanna*1610  †1673  63


Ermgard van Isenburg
Ermgard gravin van Isenburg.

tr.
met

Albert graaf van Hanua.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Johanna*1610  †1673  63


Hendrik van Dalen
Hendrik graaf van Dalen, ovl. voor 12 jul 1217, begr. Markelo.

Hendrik graaf van Dalen.
vermeld 1166; als bouwer van het (in later eeuwen herhaaldelijk verbouwde) kasteel te Diepenheim 1188 en als getuige in het stadsrecht van Zutphen 1190 (?) en in 1212.

tr. voor 1188
met

Reginwiza van Diepenheim, dr. van Wolbertus Albertusz van Diepenheim en Gisela van Goor.

Reginwiza van Diepenheim.
vermeld 1188; als weduwe kosteres van Vreden, erfdr. van Wolbertus (Albertuszn.) van Diepenheim en Gisela van Goor, erfgename van Markelo.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Otto  1255 Markelo  


Reginwiza van Diepenheim
Reginwiza van Diepenheim.

Reginwiza van Diepenheim.
vermeld 1188; als weduwe kosteres van Vreden, erfdr. van Wolbertus (Albertuszn.) van Diepenheim en Gisela van Goor, erfgename van Markelo.

tr. voor 1188
met

Hendrik graaf van Dalen, zn. van Gerard I graaf van Dalen van Henegouwen (leenman, bisschop Utrecht graaf van Dale en heer van Dodewaard) en Hedwig van Ravensberg (erfdochter van Dalen), ovl. voor 12 jul 1217, begr. Markelo.

Hendrik graaf van Dalen.
vermeld 1166; als bouwer van het (in later eeuwen herhaaldelijk verbouwde) kasteel te Diepenheim 1188 en als getuige in het stadsrecht van Zutphen 1190 (?) en in 1212.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Otto  1255 Markelo  


Wolbertus Albertusz van Diepenheim
Wolbertus Albertusz van Diepenheim.

tr.
met

Gisela van Goor.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Reginwiza