tr.
met
Reijnier Joosten (Reijner) van Brakel (), zn. van Joost en Geertruij van Brakel, geb. Brakel circa 1490, pastoor te Brakel, ovl. in 1552, relatie (2) met Aleijdt Jan Zegersdr. Uit deze relatie een kind.
Reijnier Joosten van Brakel.
Reijner trouwde voordat hij te Utrecht 17.05.1516 tot priester gewijd was, waarna hij pastoor te Brakel werd. Volgens de kerkelijke wet had de (in het geheim) gehuwde Reijner de priesterwijding niet mogen ontvangen, waarvan hij zeker op de hoogte moet zijn geweest. In 1544 werd hem door de Utrechtse curie een proces aangedaan om hem het priesterschap te ontnemen. Heer Reijner zou naar Rome gereisd zijn om de paus clementie te vragen. Deze liet hem echter weten dat hij het priesterschap moest opgeven en zich verder aan zijn vrouw en kinderen moest wijden. Uit kerkelijk oogpunt waarschijnlijk terecht, daar het huwelijk als een onverbreekbaar sacrament gold. Hij bewoonde een huis en hof te Brakel dat overging op zijn zoon Cornelis. 1544 Hof van Gelre. Zaak tegen Reijer Joosten, pastor/priester te Brakel. (GA 0124/4524 scans 114-135/1399). 2e artikel/ aanklacht (scan 113) Margaretha Goosewini, commune fama in Brakell... adulternny comisit (algemeen gerucht in Brakel dat Reijner Joosten overspel had met haar (wordt door een getuige bevestigd scan 123).
30-05-1539. Getuigenverklaring van Maet(?) Huygen en Yewen Bernss. ten verzoeke van Reyner van Aeswijn, heer van Brakel, over de hun enige tijd geleden door Staes van Broechuysen gedane aanzegging met hun "vlouw" niet zo hoog te vissen bij de sloot van Jan Geritss. in door hen gepacht viswater op de "catworp" tegen heer Reyner Joestenss, 1539. 1 charter. NB Staes van Broeckhuijsen overleed in 1525.
vasalorum van Brakel: 17-3-1544 Reiner Joestenss als besitter der onderpanden Hubert Gheritss te Brakel. Huis en hof O: Arien Goessens W: Arnt van Tuijl.
Bank Zuilichem: 06-01-1548. Schepenen Arnt van Tuil en Dirick Muyll. Ick Arnt van Tuill voerss. Henrick Arienss, Henrik Geritss, Helmich Aelerss. weduwe, Cornelis Arien Goessens, Geryt Vikenss, Stans Vikenss, Jan Arienss. inden Haege en Peter Willemss. verklaren aan jonker Reiner van Aesin de pacht en tijns betaald te hebben over de goederen van de gevluchte Reiner Joestemsz. Bron: Familie Van Dam van Brakel, inv. 1211 (f.114v).
Gelders Archief: regesten.
1673 Missive van het hof aan Reyner van Aeswyn, heer van Brakel, met last om Reyer Joestenss, wiens request hierbij gaat, zijn geld ongehinderd te laten gebruiken. 1549 december 18 (Vgl. brief van 18 december No. 1668). Zie brief van 7 maart 1550 No. 1700).
1765 Missive van het hof aan Reyer Joestenss, priester, met verzoek om bericht op het hierbij gaande request van Reyner van Aeswyn, heer van Brakel, en in het bijzonder, voor welke zaak hij den suppliant wil betrekken voor uitheemsch recht. (Zie brief van 8 maart). Zie brief van 9 juni. 1550 mei 8.
1700 Missive van het hof aan Reyner van Aeswyn, heer van Brakel, met last om zijn handen af te trekken van alle goederen van Reyer Joestenss, die hij uit kracht der te Utrecht gewezen sententie of anderszins ten onrechte aanvaard heeft. (Zie brief van 18 december l.l. No. 1673). 1550 maart 7.
1743 Missive van het hof aan den ambtman van Bommel enz. begeleidende een request van Reyer Joestenss. Naar aanleiding daarvan wordt hem gelast de verlangde executie op de goederen van Ghisbert de Veen (of van der Veen) aanstonds te doen. (Zie brief van 16 december 1549 No. 1668). Verg. brief van 9 juni No. 1798. 1550 april 23.
1826 a Missive van het hof aan den ambtman van Bommel enz. Daar Reyner van Aeswijn op de vraag, of hij het verdrag tusschen hem en Reyer Joestenss aangegaan gestand wil doen, een ontwijkend antwoord heeft gegeven, moet de ambtman hem gaan vragen, wat hij wil. Is hij er toe bereid, dan moet de ambtman Reyer Joestenss stellen in het bezit der goederen, waarop hij volgens het verdrag recht heeft, zoo niet, dan moet hij Ghisbert van der Veen executeeren voor de onkosten, waartoe hij door het hof van Brabant veroordeeld is. (Zie brief van 13 juni No. 1804). Zie antwoord van 10 juli No. 1844. 1550 juni 30.
1826 b Request van Reyer Joestenss. Hij dringt op afdoening van de zaak tusschen hem en Ghisbert van der Veen resp. den Heer van Brakel, met name op executie van het vonnis van het hof van Brabant.
1844 b Missive van Reyner van Aeswijn aan Walter van Baecxen. Reyer Joestenss heeft zelf het verdrag in questie voor het hof herroepen. Het bevreemdt hem, dat hij het geld van Ghisbert van der Veen eischt, daar hij het ook van Schr. eischt in zijn aanklacht krachtens het reces gedaan. Schr. wil aan het reces voldoen. 1550, juli 7.
1844 c Extract uit den eisch van Reyer Joestenss ca. Reyner van Aeswijn.
1858 Missive van het hof aan den ambtman van Bommel enz. in antwoord op die van 10 juli No. 1844. Het hof vondt het antwoord van Reyner van Aeswijn hoogst onvoldoende en ontwijkend. Hij moet hem daarvan pertinent afvragen, of hij het verdrag al dan niet wil gestond doen. Zoo ja, dan moet hij Reyer Joestenss in het bezit der goederen stellen en handhaven, zoo neen, de kosten executeeren op de goederen van Ghisbert van der Veen. De kosten, waarvoor hij executie begeert, zijn andere dan die in den eisch vermeld worden. Hij mag Aeswijn 3 weken tijd geven. (De brief is sterk beschadigd). Zie antwoord van 7 augustus No. 1875. 1550 juli 19.
1875 b Missive van Reyner van Aeswijn aan Walter van Baecxen. Hij meent duidelijk te kennen gegeven te hebben, dat hij zich niet wil houden aan het verdrag met Reyer Joestenss, maar wel aan het reces en verzoekt hem te zorgen, dat Reyer restitueere de goederen en het koren, die bij hem pendente lite heeft afgenomen. 1550, augustus 4.
2064 Missive van het hof aan Heer Reyer Joestenss. De verhoorsdag tusschen hem en Reyner van Aeswyn, heer van Brakel, is uitgesteld tot 17 juni e.k. (Zie brief van 12 augustus 1550 No 1877). Zie brief van 2 augustus No. 2116. 1552 mei 30.
2193 Missive van het hof aan den ambtman van Bommel enz. Naar aanleiding van het hierbij gaande request van Johan van Dorp moet hij Reyer Joestenss bevelen den suppliant te contenteeren of 19 maart te Arnhem te komen om zijn handschrift te erkennen of te ontkennen. Zie brief van 20 april No. 2284. 1553 februari 1.
2300 Missive van den ambtman van Bommel enz, aan het hof in antwoord op die van 20 april No. 2284. Reyer Jaestenss is bereid Johan van Dorp alles te betalen, wanneer deze hem de stukken, die hij nog onder zijn berusting heeft, toezendt. Zie brief van 31 mei No. 2349. 1553, mei 2.
2349 Missive van het hof aan den ambtman van Bommel enz. Daar Reyer Joestenss op 10 mei niet is verschenen, is aan Johan van Dorp "deffault" gegund en is R.J. veroordeeld de gelden in questie te Namptizeeren of te consigneeren, welke gelden van Dorp tegen voldoende cautie mag lichten. De ambtman moet R.J. van deze uitspraak verwittigen en hem gelasten het geld te Arnhem te komen brengen op straffe van reëele executie. 1553 mei 31.
877 Missive van het hof aan den ambtman van Bommel enz. in antwoord op die van 7 augustus No. 1875. Nogmaals wordt hem gelast de goederen van Ghisbert van der Veen voor de onkosten te executeeren. Wanneer Reyer Joestenss graan van Reyner van Aeswijn heeft weggehaald, moet hij daarin doen, wat volgens het landrecht in zulke gevallen behoort te geschieden. Zie brief van 30 mei 1552 No. 2064.
909 Missive van het hof aan de ambtlieden van het Nijm. Kwartier, waarbij hun gelast wordt 11 october met hun zetcedullen en rekeningen voor het hof te verschijnen om aan te hooren, wat hun deswege zal worden voorgehouden. Tevens wordt den ambtlieden van Bommel enz, Nederbetuwe, Beesdt en Rhenoy en Maas en Waal gelast Reyer Joestensz, gewezen pastoor van Brakel, in hechtenis te nemen, zoo hij zich in hun ambt mocht bevinden. 1547 september 25 (Zie brief van 3 october). 1550 augustus 12.
481 Missive van den stadhouder aan den ambtman Henrick de Ruyter, begeleidende een request van den priester Johan de Vael. Naar aanleiding daarvan moet hij Mr. Willem van Althuesden bewegen zijn hand van de kerk van Brakel* af te trekken, en zoo hij daartegen bezwaar heeft, moet de ambtman den partijen gelasten 14 november met al hun schijn en bewijs te Arnhem te komen. Zie brief van 27 november No. 519. * N. B. Vermoedelijk moet dit zijn Wadenoyen. Te Brakel was Reyer Joestensz pastoor. Zie Civ. Proc. Hof 1546. 1546 october 25.
342 Missive van den stadhouder aan Ghisbert van der Veen, priester, en den rentmeester van Brakel, met last om het van de vernomen goederen (van Reyer Joestensz) gehaalde koren te restitueeren. (Zie hierboven) 1546 augustus 4.
326 Missive van den ambtman Henrick de Ruyter aan den stadhouder, over een verzoek aan hem gedaan door mr. Jan de Raedt c. s. betr. de ingewonnen goederen van Reyer Jaestensz, pastoor te Brakel. Daarentegen is hem een invocatie geinsinueerd van wegen den bisschop van Utrecht op de te Utrecht gewezen geestelijke sententie. Hij vraagt, hoe hij hierin handelen moet. Zie brieven van 27 en 28 juli. 1546 -altera Jacobi apostoli (26 juli).
330 Missive van den stadhouder aan den ambtman Henrick de Ruyter in antwoord op die van 26 juli No. 326. Hij verwijst naar zijn schrijven van 27 juli en voegt er bij, dat uit kracht den invocatie alleen de goederen van Reyer Jaestensz moeten worden aangetast. Zie brief van 3 augustus en van 4 augustus No. 341.
305 * Missive van het Hof aan de Heeren van de Financien in antwoord op den brief van 8 februari l.l. No. 300. Het Hof weet niet veel van de zaak van den vice-pastoor van Brakel en geeft in overweging om volledige inlichtingen te schrijven aan den bisschop van Utrecht. 1548 februari 24.
261 c Request der regentes aangeboden door Josyna van Bronckhorst, gemalin van Reyner van Aesswin, heer van Brakel, waarin zij verzoekt, dat het proces door Reyner Jaestens, een gewezen priester, begonnen gedurende de afwezigheid van haar man geen voortgang moge hebben. Zij en de haren staan aan allerlei molestaties bloot.
1118 Van Jacob Witteneng aan het Hof. Daar Reyner Joesten, ofschoon hij verbannen was, teruggekeerd is en zich weder te Brakel ophield, is hij gevangen genomen. Schr. verzoekt hem naar Utrecht te laten zenden "ofte enich ander gevanckgenisse in den lande van Geldre, alwair hij tot des fiscaels kosten ende tot exempele van anderen rebellen tot ziinder penitentie gestelt mach worden". (Zie No. 706). Zie No. 1119. 1550 februari 3.
1119 Van het Hof aan den vicaris des bisschops van Utrecht in antwoord op No. 1118. De heer van Brakel is zijne bevoegdheid te buiten gegaan, aangezien hij daar geenen "vanete" heeft. Kan men bewijzen, dat het vonnis tegen R. J. in rem indicatum is gegaan, dan zal dit geëxecuteerd worden. Zie No. 1129. 1550, februari 4.
686 Van het Hof aan . . . . ? De heer van Brakel heeft te kennen gegeven, dat hij door . . . . . ten verzoeke van Reyner Joestenss gedagvaard is, buiten Gelderland, hetgeen in strijd is met de bevelen van Z.M. Ter inlichting over den persoon van Reyner Joestenss voegt men hierbij een tegen hem uitgesproken vonnis. (Zie No. 677).
451 Van het Hof aan ..., houdende verzoek om Reyner Joestenss, die zich volgens mededeeling van den heer van Brakel, dien hij heeft willen laten vermoorden, in hunne stad moet bevinden, op te sporen en te vatten. (Zie No. 325). Zie No. 522. Zie Br. Nijmegen No. 256. 1546, juli 10.
242 Van den Officiaal van Utrecht aan het Hof, houdende verzoek den ambtman van Bommel last te geven tot gevangenneming van Reyer Joestenss, pastoor te Brakel, die eene vrouw heeft getrouwd en toch priester is. Hierbij afschrift (242a) van een bevel, hem te Rome gegeven, om bij zijne vrouw te blijven en den priesterlijken stand te verlaten. Zie No. 243. 1545, juni 24.
243 Van het Hof aan den Officiaal van Utrecht in antwoord op No. 242. Men heeft den ambtman het verzochte bevel gegeven, maar keurt het af, dat de Officiaal zich in deze zaak tot den heer van Brakel heeft gewend, hetgeen inbreuk op de hoogheid van Z.M. is. Zie No. 276. 1545, juni 27.
149 Van het Hof aan den Officiaal te Utrecht, houdende verzoek om Reiner van Aeswyn, heer van Brakel, goed recht te laten wedervaren. 1545, februari 11.
85 Van den officiaal te Utrecht aan het Hof, houdende verzoek om medewerking in de procedure tegen Reiner Joestenss, pastoor te Brakel. Zie No. 242. 1544 october 6.
568 Missive van het hof aan den ambtman Henrick de Ruyter. De regentes heeft op verzoek van de vrouw van den Heer van Brakel gelast het (door Reyer Joestensz) tegen gen. Heer begonnen proces gedurende zijn afwezigheid te suspendeeren. Zie brief v.e.a.h. hof d.d. december 1546. 1547 januari 24.
1547 (Hof van Gelre GA 0124/4913 nr 50 scans 773-688) Geschil over de geconfisceerde goederen van Reijner Joosten, tussen Reijner van Aeswijn en priester Johan de Raet. "....gescheell (.) tusschen den procurator fiscael des hoves van Utrecht eins, ende Reijner Joestens die sich priester toe noemen plach, anderdeels, wulck Reijner Joestens durch meinijchvuldige excessen (....) gecondemniert worden tot restitutijen aller vorontboiter guederen, soe van den pastorien, als vicarien genoeten, soe genochzam befoenden ende bewesen is worden, dat hij gein prijester en was, ende noch tot selffs hondert guldenn tot behoeff der armen (....) in kraft der sententie" (scan 685/758). Scan 674/758: "....seggen wij dat warheit is, alsoe de amptman (...) Reijner Joesten toe hantplicht ende gefenckelicken to stellen, ende hebben de voors parthijen als namentlich Andryes Geritzsen ende Meyster Johan die Raeth (den man gesijen (...) statt porten bij nacht geopent, Reijner Joestens ingelaetenn, ende aldaer sijne persoon vrijlich ende verboergen gehalden in hoeren huijser, ende dat insunderheit vor ende toe wyele sij op Reijner Joestens voors wrtelick guederen (als sij seggen) in kracht van hantschrijfft ende anderen bryeven, die doch op sijner persoenen slain, mit reicht forderen, waerums? sij billijcker op des Reijners persoenen, ende nyet op sijne guederen haere actie geintentiert behoirt toe hebben.".
Kwartierstaat Zuiderent: 24776. Reijner Joosten, geb. ca. 1490 (62 jaar in 1552), ovl. na 1552, datum/bron: 20.10.2003 GN1977p79.[129] Reijner trouwde voordat hij te Utrecht 17.05.1516 tot priester gewijd was, waarna hij pastoor te Brakel werd. Volgens de kerkelijke wet had de (in het geheim) gehuwde Reijner de priesterwijding niet mogen ontvangen, waarvan hij zeker op de hoogte moet zijn geweest. In 1544 werd hem door de Utrechtse curie een proces aangedaan om hem het priesterschap te ontnemen. Heer Reijner zou zelfs naar Rome gereisd zijn om de paus clementie te vragen. Deze liet hem echter weten dat hij het priesterschap moest opgeven en zich verder aan zijn vrouw en kinderen moest wijden. Uit kerkelijk oogpunt waarschijnlijk terecht, daar het huwelijk als een onverbreekbaar sacrament gold. Hij bewoonde een huis en hof te Brakel dat overging op zijn zoon Cornelis.
Hij trouwt Catharina Hendrick Matheusdr, getrouwd voor 1516. Catharina Hendrick Matheusdr, ovl. na 1544, datum/bron: 26.05.2003 GN1977p79.[130] Uit de getuigenverklaringen bij het proces in 1544 zei een vrouwelijke getuige o.a. dat zij tegen Catrijn, heer Reijner Joostens vrouw, had gezegd, dat haar kinderen evenals de andere dorpskinderen, Heer Reijner Joosten "Heeroom" moesten noemen, maar Catrijn had geantwoord:,,Wat! Het is hun vader, en zullen zij hun vader geen vader mogen noemen?" In het gehele proces komt moeder Catharina veel beter naar voren dan haar wettige man, de pastoor, want deze gaf zijn moeder Geertruijd van Braeckel de schuld van alles.
1548 Rekening van de ambtman Bommeler en Tielerwaard: "Van gewalt saecke hangende inder bancken van Zulichem van Andries Geritsz ende mr Johan die Rait priester als clegtern ter enre ende Aeswijns dienren to weten heer Gijesbert vanden Veen priester ende Hendericus Hardenark rentmeijster overmytz sij boven coep ende insettinge die Andries Geritsz op heer Reijner Jostensz goet to hebbyn ende is int goet blijven sitten ende is voer Canceller ende Raeden des Keijsers in Gelderlandt geremitteert ende aldaer verbleven ergo hyer ....Niz " (GA gelderse rekenkamer 0012/ 5492 fol 4 scan 15, ook scan 24) (ook 1547 0012/5491 fol 4 scan 5).
Reijner Joosten 1489/1490-1552/1568, Pastoor en Echtgenoot Reijner Joosten werd in 1489 of 1490 te Brakel geboren en overleed tussen 17 maart 1552 en 7 juli 1568. Zijn ouders waren Joost N.N. en zijn vrouw Geertruijd van Braeckel. Hij huwde voor 1516 met Catharina Hendrick Mattheusdochter. Uit het huwelijk werden elf kinderen geboren. Bovendien had Reijner een buitenechtelijke dochter bij Aleid Jan Zegersdochter uit Poederoijen. http://www.historici.nl/media/bwg/images/2/-031.jpg De eerste bladzijde van het procesdossier over Reijner Joosten, RAG, Hof van Gelre en Zutphen, inv.nr. 4524, crimineel proces 1544-8, f. 1r (foto: RAG) Reijner groeide op in Brakel (Bommelerwaard), waar hij ook als volwassene lange tijd heeft gewoond en gewerkt. Over zijn jeugd en opvoeding is vrijwel niets bekend. Terwijl hij reeds gehuwd was, werd hij in 1516 te Utrecht tot priester gewijd. Reijner gaf een merkwaardige verklaring, toen hem gevraagd werd waarom hij als gehuwd man bovendien voor het priesterschap had gekozen. Hij zou het hebben gedaan onder de zware en aanhoudende druk die door zijn moeder op hem was uitgeoefend.
Reijner moet op een gegeven moment last van zijn geweten hebben gekregen of voelde zich door zijn omgeving teveel onder druk gezet. In ieder geval heeft hij besloten om wat aan zijn illegale status te doen. In 1525 reisde hij namelijk met zijn vrouw Catherina naar Rome om daar van de paus dispensatie te krijgen voor zijn status als gehuwd priester, maar hij liet zijn vrouw onderweg in Italië achter, omdat zij ziek was geworden. In het voorjaar van 1526 in Rome aangekomen, vertelde hij de pauselijke autoriteiten aanvankelijk dat zijn vrouw onderweg was overleden, maar zij verscheen korte tijd later persoonlijk in de eeuwige stad. De paus verleende hem een dispensatie die inhield dat hij de huwelijkse staat mocht voortzetten, dat hij zolang zijn vrouw leefde niet de mis mocht celebreren en geen sacramenten mocht toedienen, maar dat hij na haar overlijden zijn priesterschap weer volledig zou mogen uitoefenen. Teruggekeerd uit Rome nam hij in weerwil van het pauselijke verbod het pastoorschap van Brakel weer op zich en het zou nog negentien jaar duren vooraleer van de zijde van de bisschop van Utrecht stappen werden ondernomen om deze illegale pastoor uit zijn ambt te zetten.
De officiaal van de bisschop van Utrecht zocht namelijk daartoe in 1544 contact met de wereldlijke overheid, in dit geval het Hof van Gelre en Zutphen te Arnhem, met het doel hem strafrechtelijk te laten vervolgen. In het dossier dat het Hof over deze zaak heeft aangelegd, bevindt zich een lijst met elf beschuldigingen die tegen Joosten zijn ingebracht. Allereerst werd hem voor de voeten geworpen dat hij in strijd met de kerkelijke wetten als priester een huwelijk met Catherina had gesloten en bij haar kinderen had verwekt. Vervolgens dat hij seksuele omgang had gehad met een gehuwde vrouw, hetgeen een publiek geheim was. Daarnaast had hij bij een andere vrouw een kind verwekt. In de parochie Brakel oefende hij de zielzorg uit en bezat hij tegelijkertijd een vicarie, maar hij had niet de voor deze combinatie vereiste kerkelijke dispensatie aangevraagd. Daarenboven had hij in strijd met de wil van de stichter van de vicarie geen kapelaan aangesteld en zelf de inkomsten daaruit opgestreken. Hij bedroog zijn parochianen financieel en schond het biechtgeheim. Een ander punt was dat hij slechts plaatsvervangend pastoor was, maar het naar buiten in woord en gedrag deed voorkomen dat hij het pastoorsambt op eigen titel uitoefende. Zijn parochianen werden door hem fysiek of verbaal bedreigd of zelfs mishandeld. Tot slot werd hij ervan beschuldigd dat hij dagenlang in de kroeg zat en zich zo erg bedronk dat hij nauwelijks nog een woord kon uitbrengen.
Ten behoeve van het strafproces werden 23 personen, hoofdzakelijk inwoners van Brakel, ondervraagd over de bovengenoemde beschuldigingen die tegen hun zielzorger waren ingebracht. Onder hen was ook de in Overlangbroek woonachtige Aleid Jan Zegersdochter, bij wie zowel Reijners broer Gijsbert als Reijner zelf een buitenechtelijk kind had verwerkt. Zij woonde omstreeks 1539 in Brakel in bij een zus van Reijner en haar man, toen zij van Reijner zwanger werd. Het kind, een meisje, had zij in Utrecht ter wereld gebracht. Bij het doopsel ontving het de naam Janneke als vernoeming naar de vader van Aleid. Een maand na de geboorte had Aleids zus het kind in Utrecht opgehaald en meegenomen naar haar woonplaats Leerdam. Deze zus veranderde de naam van het kind in Joostje als vernoeming naar de vader van Reijner Joosten, zo blijkt uit de door Aleid afgelegde verklaring. Het kind dat eerder door Reijners broer bij Aleid was verwerkt, woonde in 1544 bij Reijners moeder.
Naast deze buitenechtelijke affaire was het vooral de status van zijn huisgenote Catherina, waarover de ondervraagde parochianen van Brakel verklaringen aflegden. Reijner en Catherina woonden in 1544 al meer dan twintig jaar onder een dak en hadden samen tien of elf kinderen gekregen, van wie op dat moment twee jongens en twee meisjes nog in leven waren. Blijkens de verklaringen van verschillende parochianen hadden zowel Reijner als Catherina steeds beweerd dat zij gehuwd waren, maar er waren geen documenten of zegslieden die hun beider bewering konden bevestigen. Het was nog herhaaldelijk voorgekomen dat Catherina de pastoorsmaagd (huishoudster) werd genoemd of zelfs voor ‘papenhoer’ werd uitgescholden. In alle gevallen had zij daartegen krachtig geprotesteerd. “Ick en zij sijn hoer nijet, mer zijn getroude wijff. Die kerck mach zijn hoer zijn”, had zij uitgeroepen, toen haar status van wettelijk echtgenote weer eens in twijfel werd getrokken.
In 1545 berichtte de Utrechtse of?ciaal aan het Hof van Gelre dat hij van de procureur-?scaal van de bisschop opdracht had gekregen om Reijner in afwachting van een proces te doen arresteren en in Utrecht gevangen te zetten. Hij verzocht daarom aan het Hof om Joosten door de ambtman van de Bommelerwaard te laten arresteren en in verzekerde bewaring te stellen. Het Hof gaf inderdaad aan ambtman Hendrik die Ruyter bevel om de pastoor te arresteren, maar deze had kennelijk lucht gekregen van het arrestatiebevel en had tijdig de wijk genomen. Later had hij van dezelfde ambtman een vrijgeleide weten te verkrijgen, zodat hij zich ongehinderd door de arm der wet weer in de Bommelerwaard kon ophouden. Toen de of?ciaal zich hierover bij het Hof beklaagde, kreeg de ambtman opnieuw bevel om de pastoor te arresteren. Toen ook dit geen effect had, verzandde de kwestie gaandeweg in een competentiestrijd tussen het kerkelijk gerecht van de bisschop en het wereldlijk gerecht, in dit geval belichaamd door het Hof van Gelre. Daarbij ging het niet meer uitsluitend over de arrestatie van Joosten, maar ook over de vraag aan wie zijn te con?squeren bezittingen toekwamen: aan de bisschop of aan Karel V als hertog van Gelre.
Enige tijd later is Joosten door de kerkelijke rechtbank “om zekere excessen” veroordeeld, waarmee niets anders kan zijn bedoeld dan de hierboven beschreven delicten waarvoor hij in 1544 was aangeklaagd. Deze veroordeling heeft Reijner klaarblijkelijk toch zoveel angst ingeboezemd dat hij naar elders is gevlucht. Vanuit zijn schuilplaats beraamde hij plannen om Reiner van Azewijn, de heer van Brakel, uit de weg te ruimen. Deze had in 1544 ten tijde van het strafproces belastende verklaringen over Joosten afgelegd en mogelijk had hij Joosten ook nog op andere manieren dwarsgezeten, zodat de pastoor op wraak zon. Een van de huurmoordenaars werd echter door de ambtman van de Bommelerwaard gegrepen en legde een bekentenis af.
Hoe het Reijner na zijn kerkelijk proces en veroordeling is vergaan, is nauwelijks bekend. In 1552 legde hij een verklaring af voor de Arnhemse schepenbank ten behoeve van een proces dat de heer van Brakel en de heer van Zuilichem voor het Hof van Gelre tegen elkaar hadden aangespannen. Hij noemt zich dan priester en van zijn vrouw vernemen we in dit verband niets. Tussen 1552 en 1568 is Reijner Joosten overleden.
Reijner was in zijn tijd bepaald niet de enige pastoor in het bisdom Utrecht die een gezin had gesticht. Die omstandigheid was ook zeker niet de belangrijkste reden voor kerkelijke en wereldlijke overheid om hem strafrechtelijk te vervolgen. De redenen daarvoor moeten eerder worden gezocht in de grove verwaarlozing van de zielzorgtaken, in Reijners onaangepast gedrag ten opzichte van zijn parochianen en in het feit dat hij ondanks zijn priesterwijding in het huwelijk was getreden. Die feiten werden hem door gelovigen en overheden veel zwaarder aangerekend dan het samenwonen met een vrouw en kinderen, want op dit laatste punt week Reijners levenswijze niet af van die van veel van zijn toenmalige collega’s.
17-3-1552 Wij, burgemeesters, schepenen, tuigen met deze open brief dat voor ons in onze tegenwoordigheid en in schependom verschenen en gekomen is heer Reyner Joestenss, priester, 62 jaar oud wezende, met recht besat om zijn kondschap der waarheid te zeggen op alzulke interrogata als nabeschreven en heeft door dwang des rechten getuigd: - op het eerste en andere interrogatoria als of hij niet te Brakel geboren en van zijn jonge dagen daar gevoed en opgetogen is....
Akte 7-7-1566 "....aanspraeck Ghijsbert van Braeckel wegens zichzelf, de erven van joffr Geertruijt zaliger, Willem Willems van Poederoijen, den langen Jan Dircs met sijn kijnderen, Cornelis Reijeres en Jan Jansen Ghelaesmaker, erffgenaemen Jan Reijersen en als erfgenamen oirs vaders Heren Reijer Joostens ....en alle overige erfgenamen van jofrouw Geertruijt." ORAZDp143v.
Huwelijken Catharina Hendrick Mattheusdr.
Reijner Joosten verwekte 11 kinderen bij zijn vrouw.
Huwelijken Aleijdt Jan Zegersdr:.
1544 Hof van Gelre. Zaak tegen Reijer Joosten, pastor/priester te Brakel. (GA 0124/4524 scans 114-135/1399).
De getuigenverklaringen uit bovenstaande zaak.
2e artikel (scan 113) Margaretha Goosewini, commune fama in Brakell... adulternny comisit (algemeen gerucht in Brakel dat Reijner Joosten overspel had met haar (bevestigd scan 123).
-Yswinnis Hermanni sartor (= kleermaker, elders: snijer Yven Hermans) in Brakel 44 jaar (scan 117) -Andreas Vernoij cursor cura -Godefridus Henrici vicarinus eccelsia de Brakell de St Jacob altaer. 52 jaar (voor andere namen zie ook : namenlijst Brakel word-bestand).
-Theodorus Johannes Verssersz (of Wissersz), parochianis in Brakel (scan 129).
- Henricus Johannis parochianis in Brakel (50j): "Alijdt voors weert in Neederlanbroeck bij Eerist van Ameronge.".
- Gertrudis uxor Christopheri de tijela (=van Tiel), parochiana in Brakel (50j): "Alijdt Jansdr is een moije van haer deposants man. Heeft een kijndt ontfangen van Ghijsbert van Brakell (...) ende opte zelve tijde als Alijt van heer Reijer met kijnde gemaeckt wordt woonde zij tot Wilhelm Petersen. Marten Mattheussen, Willem Petersen knecht ofte Ghijsbert sijn broeder t kijnt voor hoer/hoer genomen hadde twelck zij nijet doet. tSelve kijnt van heer Reijer was kirsten gedaen nae die name van Alijts vader ende deurna ist vernoemt Joost nae die vader van heer Reijer.".
- Adrianus Wilhelm Rijswijck, scholterus in Druijnen (50j): scan131 (dixit anno 25 ultime in latijn over Rome....) "dat hij gehoort heeft van heer Reijer dat hij noeijt hem vande priesterlicke staet onderwonden zoude hebben ten waere geweest ener vrese en bedwang van zijn moeder nae die tijt vande voors dispensatie, want hij soude indien hij zulcx nijet gedaen en hadde, dat zijn moeder hem een scamper stuck gedaen soude hebben.".
- Martinus Mattheus parochianne in brakel (25j) : "Die selve Alijdt ten huijse van Wilhem Peterssen daer hij deposant mede woonde.".
- examinata fuit in oppido de Leerdam. Margaretha uxor Hermanni Ocker: "heer Reijer kijnt gemaeckt heeft omtrent 5 jaeren geleden genaemt Joostgen, welcke kijndt Hilligen Alijts zuster aen haer deposant bestaet heeft - t Gelt daervangehaelt in een herberge bijnnen Leerdam - heer Reijers moeder aen haer deposant bestaet - t Selve kijntvan haer deposantophaelt is bij Hermana des voors heer Reijers suster - dat voors kijndt op de vonte genoemt is geweest Jan, daerna Alijt Joostjen genoemt is geweest.".
- in quodam cymbalo vincatum Jasper de Wije quodam Agatha filia Johannis de Conelis improperame dixit "dat heer Reijer hem gepost? toegescht heeft als dat hij mit Driess Gerritsen tot Bommel meester Roeloffs vader gehandelt hadde en hadde hem gegeven 150 off 160 gulden doen meester Roeloff zijn maeltijt dede,,,," (scan 123) etc.
- Johannes Reosendaell parochianne in Brakell (40j) : "Dat Ghijsbert van Brakell heer Reijneris broeder een kijnt gemaeckt hadde bij Alijdt Jansendr en daernae heer Reijer heeft bij dezelfde mede een kijnt gemaeckt...".
- Gerbranda relicta Gherardi Gerdardi (70j) parochiani Brakell: "Veel diversche persoenen heeft horen seggen dat heer Reijer ende Catharine tsamen tot Roemen zijn geweest en aldaer brieven vercregen dat....... (...) Dat heer Reijer in p.ne van den heiligen sacrament als hij sieck lach veel luijden beleden soude hebben dat hij Cornelis ?? getrout hadde".
- Catherine uxor Johannis Rosendaell (31j): "zeijt dat Ghijsbert van Brakell heeft Alijdt Jansdr mit kijnde gemaeckt welcke kijnde zij deposant geheven heeft uit die vonte ende daerna heeft Alijdt voors weder kijnde gedraegen daer zij van gelegen is buijten de dorpe van Brakel ende men seijt ende dief,,,, is zulcx dat heer Reijer die vader soude zijn dat tsekve kijnt als noch tot Leerdam woont".
- Domicella Cornelia van Wije relicta Eustachij de Broeckhuijsen (48j) scan 126:.
- Adriana relicta Petri Hermanni (70j) scan 127: 'dixit dat Maes staessen zeijde dat hij Catherine hehoort hadde....".
- Geertrudis Arnoldi parochiana in Brakell (50j): "Heer Reijer cranck leggende totterdoot toe heeft in p...ne van den heiligen sacrament ende heer Goert ende meer andere personen geseit ende hebben dat...brieven van Reijer op tafel gesien.... Die moeder van heer Reijer woude beswijme? merals heer Reijer gesont wasversoeck dat hij Cornelis getrouwt hadde".
- Margaretha uxor Johannis Lamberts (63j) incola traiectem (=Utrecht): "Alijt Jansdochter van Brakell wesende zwaer van kijnde is gecomen tot huijse van haer disposant. Aldaer in craem gelegen van een jonge dochter daer sij deposant die vroemoeder off was. t Selve kijnt waer in dede Breekerck t Utrecht gekorstent ende genaemt Kannijcken nae heer Reijers vader. Ende haer deposants dochter heeft tselve kijndt van de vonte geheven.".
- examinata fuit in villagia Overlangbroeck Aleijdis dilia Johannes Zegers (35j) scan 125: "Wilhem Peetersen wijns huijsfrou was een zuster van heer Reijner Joestensen pastor tot Brakell, heeft met kijnde gemaeckt - heeft t selve kijnt gebaert bijnnen Utrecht then huijse van Jan Lambertssen (was een dochter ende werde genaempt Jannetgen nae des deposants vader - 1 maent out - Hillegondt des deposants zuster dat kijnt gebracht ende bestaet bijnnen Leerdam - ende woude nijet dat dat kijnt genaempt zoude zijn nae haer ende der deposante vader, mer t selve kijnt noemen nae heer Reijers vader Joestlijn welcke naeme dat kijnt alsnoch heeft - ende aleer zij deposant t voors kijndt van heer Reijner ontfangen hadde, hadt zij te voorn een kijndt ontfangen ende ter welt gebracht bij Ghiksbert van Brakell heer Reijners broeder, wervan zij bijnnen de dorpe van Brakell in de craem gelegen heeft, t welck heer Reijner voor well te voorn wiste.".
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Cornelis | *1527 | Brakel | †1603 | 76 | 1 | 7 |
tr. voor 1552
met
NN Huijgensdr, geb. circa 1526, ovl. in 1591, tr. (2) circa 1547 met Adriaan Petersz van Muijlwijk. Uit dit huwelijk een kind.
NN Huijgensdr.
Zij is een zus van Jen Huijgen. Jen Huijgen wordt vermeld als tante ("moeie", oorspronkelijke betekenis zus van de moeder, later tante in bredere zin) van Jan Gijsberts, vader van Stijn Jans x Jan Berndts Veen in Brakel, in een erfeniskwestie rond het kindsdeel Lijntgen Ariens van Muijlwijck (gehuwd met Peter Jans die zich van Muijlwijck ging noemen) van de erfenis haar vader Adriaen Peters van Muijlwijck (19-11-1630 ORA ZDp197v foto 3822, idem 190/2540).
Zij was een zuster van Jen Huijgen, de eerste vrouw van Adreaen Peters van Muijlwijck. In een acte dd. 4 juli en okt. 1591 van de Hoge Bank Zuilichem wordt Jen Huijghen vermeld als een tante van Jan Ghijsberts, zn. van Ghijsbert Otten, en zij vermaakt meubels en andere goederen aan haar gen. neef.
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Jan | *1552 | Brakel | †1628 | Brakel | 76 | 1 | 4 |
1. | Gens Nostra (GN), Nederlandse Genealogische Vereniging, Amsterdam, van 1946 tot 1995 |
tr. (1) voor 1552
met
Ghijsbert Otten (Ghijsbert) van Brakel, zn. van Ott Janszn van Brakel van Brakel en Weduwe Johan Wolters, geb. voor 1525, ovl. in 1591.
Ghijsbert Otten van Brakel.
Gerichtsman 1552 en heemraad 1566 te Brakel, schepen in de Hoge Bank van Zuilichem, treedt als zodanig vaak op met zijn medeschepen Ghijsbert van Brakel, o.m. 13.01.1568. Ghijsbert Otten en zijn zoon Jan voeren als wapen: twee afgewende zalmen met tussen de koppen een kroontje. Ghijsbert Otten moet reeds voor 1563 schepen in de Hoge Bank van Zuilichem geweest zijn. In de Volmachten van de Gelderse Leenkamer dd. 17.10.1552 lezen wij o.a. over Ghijsbert Jacobs van Brakel, Scholt tho Brakel en de gerechtsluijden van Brakel, Sander van Thuijll en Ghijsbert Otten. Beleend febr. 1555 als leenopvolger van zijn vader met 8 hond op de Vijf Geerden. Koopt land, 4 morgen in 1567 en 2 morgen in 1571. Wapen:in zwart twee afgewende zalmen van zilver, vergezeld tussen de koppen van een gouden kroon met drie fleurons en twee parels.Helm:aanziend.Wrong:zwart en zilver.Helmteken:een zilveren vlucht.Dekkleden:zwart, gevoerd van zilver.Wapenvoerder(s):.
Dit wapen werd gevoerd door Ghi(j)sbert Otten, gerichtsman (1552) en heemraad (1566) te Brakel, schepen in de Hoge Bank van Zuilichem (1563-1568), gehuwd met NN Huijgensdr. Geregistreerd op verzoek van mevrouw C.M. van der Salm, wonende te Gendt, voor de naamdragende nakomelingen van Cornelis Jan Ghijsberts, geb. Brakel ca. 1605, schipper, dijkschrijver, heemraad en buurmeester aldaar, overl. ca. 1663, kleinzoon van de wapenvoerder. Hij huwde 1e NN en 2e te Brakel 5 oktober 1645 Mayken Thenis. Zijn afstammelingen zijn de naam (van der) Salm gaan voeren. De aanvraagster stamt af van een zoon uit zijn 1e huwelijk, genaamd Jan Cornelissen Salm. http://www.hogenda.nl/hogenda-familiewapens/?cat=coatOfArms&id=5940.
NB Zou zijn vader Ott Jans kunnen zijn? 23-02-1546. Ott Janssz, Andries Wyllemssz, Jan Aerntssz. Ballinck, Willem Wyllemssz, Dirick Aerntssz, en Cornelis Woutersz, hemerraders van Brakel beloven uit naam van de gemene naburen van Brakel een tijns aan Reijner van Aesswin heer tot Brakel. (HBZ afschrift).
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Jan | *1552 | Brakel | †1628 | Brakel | 76 | 1 | 4 |
tr. (2) circa 1547
met
Adriaan Petersz van Muijlwijk1, zn. van Peter Matthijs van Muijlwijck en Anna , geb. voor 1526.
Uit dit huwelijk een kind.
Bronnen:
1. | Gens Nostra (GN), Nederlandse Genealogische Vereniging, Amsterdam, van 1946 tot 1995 |
tr.
met
Weduwe Johan Wolters, geb. voor 1490.
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Ghijsbert | *1525 | †1591 | 66 | 1 | 1 |
tr.
met
Ott Janszn van Brakel van Brakel (Ott Janszn van Brakel Salms), zn. van Johan Dircksz ridder van Brakel en Jkvr Lijsbeth Van van Haeften, geb. Brakel in 1484, ovl. aldaar in 1555.
Ott Janszn van Brakel van Brakel.
Heemraad van Brakel 1546. Archief kapittel Oud Munster 05.11.1494: Otto van Brakel Johanssoon krijgt in "ewenlicken" erfpacht een stuk land (170 morgen) op de Vijf Geerden in Brakel. Dit land was in pacht bij Johan van Brakel zijn vader. In deze acte noemt Otto zijn vader en moeder bij name "Mijn vader Johan van Brakel en mijn moeder Jonckfrou Lijsbeth". Otto moet op dat moment onmondig zijn geweest omdat zijn vader Johan als voogd de acte zegelt. Otto van Brakel Janssoon ontving 1515 een hoeve in 't Liesveld onder Brakel. Ott Jans wordt in 1526 en 1537 met zijn stiefzoon Peter Jans vermeld. Ott Jans ontvangt bij afstand van Ott Dircks, 8 hont land op de Vijf Geerden (Het Braickelse en Langeraickse Leenboek). In dit laatste leenboek wordt Ott Jans genoemd onder de heemraden van Brakel in 1546 op Sinte Matthijs Apostel, gelijk met Jan Aernts Ballinck, Willem Willems, Dirck Aernts en Wouter Cornelis (Dwarsdijck). Otto en zijn zoon Ghijsbert worden te Brakel vrijwel uitsluitend onder patroniem vermeld, pas zijn kleinzoon wordt soms Jan Ghijsberts van Braeckell genoemd. Zijn zoon en kleinzoon treden meerdere malen op als borg voor leden van het geslacht "van Brakel". Ze zegelen met twee afgewende zalmen met tussen de koppen een kroontje. Otto van Brakel Johansz wordt verschillende keren vermeld met zijn broer Joost, in een rij Van Brakels in 1494, 1521 en 1547.
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Ghijsbert | *1525 | †1591 | 66 | 1 | 1 |
tr. in 1484
met
Jkvr Lijsbeth Van van Haeften, dr. van Otto van Haeften van Renoy en Jutta Pieck (Vrouwe van Gameren), geb. in 1454.
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Ott | *1484 | Brakel | †1555 | Brakel | 71 | 1 | 1 |
tr. in 1484
met
Johan Dircksz ridder van Brakel, zn. van Dirck Johanssoon van Brakel (schepen van Zuilichem 1418/1447) en Jkvr Janne Gijsbertsdr van Hemert, geb. in 1445, ovl. in 1510.
Johan Dircksz ridder van Brakel.
Ridder, schepen van Zuilichem 1474/75, 1478, heemraad van Brakel 1468, in 1459 genoemd als erve van zijn vader Dirck. Verzoend 28.12.1472 met Karel van Bourgondië, die afstand doet van zijn rechten op verbeurd verklaarde goederen van hen die de zijde kozen van hertog Arnold en de hertog van Cleef. Beleend 13.03.1457 met 170 morgen van het Kapittel van Oud-Munster, in 1468 en 1473 met de tienden te Brakel, in 1492 met de hoeve de "Corte Vijf Geerden" en de hoeve "Luzeveld" te Brakel. Trouwde (1) met Catharina van Giessen, getocht 06.05.1484. Op 05.11.1494 wordt in een acte in het Archief van Oud Munster te Utrecht zijn tweede vrouw vermeld, Lijsbeth van Haeften van Renoij, waarbij hij 2 zoons had, Otto en Joost. Johan Dirckz van Brakel zegelt in 1494 voor zijn zoon Otto met de twee verticaal van elkaar afgewende zalmen, vergezeld van de bekende herkruiste kruisjes. Zegelt zelf in 1459, 1473 en 1494 met het gedeelde wapen Van Brakel, zoals zijn vader deed.
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Ott | *1484 | Brakel | †1555 | Brakel | 71 | 1 | 1 |
1. | Heraldieke Bibliotheek. (HB), J.B. Rietstap, ’s-Gravenhage |
tr.
met
Jkvr Janne Gijsbertsdr van Hemert, dr. van Gijsbert van Hemert (Heer van Hemert(1414-1456)) en Stephina van Brakel, geb. circa 1420.
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Johan | *1445 | †1510 | 65 | 1 | 1 |
1. | Afgeschermd, Periodiek, Kon. Ned. Gen. voor Geslacht- en Wapenkunde, ‘s-Gravenhage, vanaf 1883 |
tr.
met
Dirck Johanssoon van Brakel, zn. van Johan ridder van Brakel van der Zalm (ridder, Heer van Willingen Langerak) en Johanna Sweersdr van Bloemensteyn (leenvrouw), geb. circa 1380, schepen van Zuilichem 1418/1447, ovl. in 1450.
Dirck Johanssoon van Brakel.
Knape van Holland, in 1405 door graaf Albert opgeroepen voor de "heervaart" tegen Hagestein en Everstein. Schepen van Zuilichem 1418/47. In 1418 beleend met "die grote thiende tot Brakel" en 1436 wordt zijn vrouw er mede getocht. Hij zegelt 1433 een acte m.b.t. 170 morgen land te Brakel van het Kapittel van Oud-Munster met een gedeeld schild, waarop heraldisch rechts de twee zalmen van Brakel en heraldisch links drie (2-1) zwarte zuilen op zilver (Van Bloemensteijn). Hier komt duidelijk uit, dat hij een zoon was van de 2e vrouw van zijn vader Johan, n.l. van Johanna van Bloemensteijn. In 1406 wordt hij als erfgenaam van zijn moeder Johanna beleend met de "Oudeweydsche Tienden" te Gameren (in 1424 draagt hij dit leen over aan zijn zuster Adriana).
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Johan | *1445 | †1510 | 65 | 1 | 1 |
1. | Afstammingsreeksen van de Hertogen van Brabant (B 009), Vic Hamers, Rob Dix en Zeno Deurvorst, NGV, 978-90-72771-08-7, Woerden, 2006 (blz. 69) |
tr.
met
1. | Afstammingsreeksen van de Hertogen van Brabant (B 009), Vic Hamers, Rob Dix en Zeno Deurvorst, NGV, 978-90-72771-08-7, Woerden, 2006 (blz. 69) |
tr.
met
Johan ridder van Hemert, zn. van Gijsbert van Hemert (Heer van Hemert(1414-1456)) en Stephina van Brakel, geb. in 1407.
Johan ridder van Hemert.
Ridder(1451), heer van Hemert(1456-1500), heer van Doorenweerd en Sinderen(1458).
tr.
met
Stephina van Brakel1, dr. van Stees Jansz van Brakel (Heer van Zuilichem) en Otte van Rossem, geb. circa 1386.
Uit dit huwelijk 5 kinderen, waaronder:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Johan | *1407 | 1 | 0 | ||||
2 | Janne | *1420 | 1 | 1 |
1. | Afstammingsreeksen van de Hertogen van Brabant (B 009), Vic Hamers, Rob Dix en Zeno Deurvorst, NGV, 978-90-72771-08-7, Woerden, 2006 (blz. 69) |
tr.
met
Gijsbert van Hemert1, geb. circa 1382, Heer van Hemert(1414-1456), ovl. in 1456.
Uit dit huwelijk 5 kinderen, waaronder:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Johan | *1407 | 1 | 0 | ||||
2 | Janne | *1420 | 1 | 1 |
1. | Afstammingsreeksen van de Hertogen van Brabant (B 009), Vic Hamers, Rob Dix en Zeno Deurvorst, NGV, 978-90-72771-08-7, Woerden, 2006 (blz. 69) |
2. | De Brabantse Leeuw (DBL 001), DBL 001 (blz. 4) |
tr.
met
Otte van Rossem, dr. van Goossen van Rossem, geb. in 1360.
Uit dit huwelijk 2 kinderen:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Stephina | *1386 | 1 | 5 | ||||
2 | Jan | 1 | 0 |
1. | De Brabantse Leeuw (DBL 001), DBL 001 (blz. 4) |
tr.
met
Stees Jansz van Brakel1, zn. van Jan van Brakel, geb. circa 1360, Heer van Zuilichem, ovl. circa 1425.
Uit dit huwelijk 2 kinderen:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Stephina | *1386 | 1 | 5 | ||||
2 | Jan | 1 | 0 |
1. | De Brabantse Leeuw (DBL 001), DBL 001 (blz. 4) |
Hij krijgt een dochter:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Otte | *1360 | 1 | 2 |
tr.
met
Aert Antonisz de Fockert, geb. Herwijnen in 1582, schout te Herwijnen, ovl. circa 1650, tr. (2) met Neeltje Jans Ghijsbertsdr van Brakel, dr. van Jan Ghijsbertsz Otten van Braeckell (Schepen Hoge bank Zuilichem 1578-1628= 50 jaar; heemraad en (1582) buurmeester te Brakel) en Cathalijn Cornelisdr Brakel. Uit dit huwelijk geen kinderen.
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Geurt | *1632 | Herwijnen | 1 | 6 |
tr. Schoonrewoerd op 20 apr 1732
met
Aantje Cornelisdr Sterk, dr. van Cornelis Gijsberts Sterk en Jacobje Jans Mol, ged. Schoonrewoerd op 23 jan 1707.
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Dirk | ~1737 | Nieuwland | 1 | 6 |
tr. Schoonrewoerd op 20 apr 1732
met
Reijer Cornelisz den Hartog, zn. van Cornelis Claasse den Hartog en Neeltje Dircks, ged. Leerdam op 17 feb 1709.
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Dirk | ~1737 | Nieuwland | 1 | 6 |
tr. Schoonrewoerd op 29 mrt 1704
met
Jacobje Jans Mol, dr. van Jan Dirkse Mol en Engeltje Hermansdr Vermeulen, ged. Leerdam op 19 nov 1680, ovl. Schoonrewoerd op 19 sep 1749.
Uit dit huwelijk 2 dochters:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Aantje | ~1707 | Schoonrewoerd | 1 | 1 | |||
2 | Maria | ~1716 | Schoonrewoerd | 1 | 1 |