Hij krijgt 2 zonen:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Eberhard | *1420 | †1474 | 54 | 1 | 1 | ||
2 | Rutger | *1422 | 0 | 0 |
tr. te Beeck [Duitsland] in 1554
met
Anna Breyman, dr. van Johan (II) Breyman en Kunnigunde , geb. te Walsum circa 1530, ovl. voor apr 1594.
Uit dit huwelijk 5 kinderen, waaronder:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Eberhard | *1575 | Alsum [Duitsland] | †1617 | Beeck [Duitsland] | 41 | 2 | 5 |
tr. te Beeck [Duitsland] circa 1523
met
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Wennemar(I) | *1524 | Alsum [Duitsland] | †1591 | Alsum [Duitsland] | 67 | 1 | 5 |
tr. te Beeck [Duitsland] voor sep 1500
met
Mechtild in der Gaten (Mette in der Gaeten), dr. van Johan in der Gaten (Landwirt) en NN Gatermans, geb. te Beeck [Duitsland] in 1470, ovl. na 1500.
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Johan(II) | †1553 | 1 | 1 |
tr. te Beeck [Duitsland] voor 1470
met
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Eberhard(I) | *1470 | Alsum [Duitsland] | †1542 | Alsum [Duitsland] | 72 | 1 | 1 |
tr. te Beeck [Duitsland] voor sep 1500
met
Eberhard(I) (Evert) Scherer, zn. van Johan(I) Scherer (Schöffe und Beeck) en Magarethe , geb. te Alsum [Duitsland] in 1470, Schöffe und Kirchmeister zu Beeck, 1542 Scheffe und Kirchmeister in Beeck, ovl. te Alsum [Duitsland] circa 1542.
Eberhard(I) Scherer.
overhandigd 1500.
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Johan(II) | †1553 | 1 | 1 |
| ![]() |
tr. (1) te Beeck [Duitsland] voor 1505
met
Gertrud (Drude) .
Gertrud .
Konrad von Hanxlede werd voor 1465 geboren in Beek. Hij was de zoon van Johann II von Hanxlede en Elisabeth von Heiden. Hij stierf in 1531 in Beek.
.
Hij trouwde met Gertrud (Drude) N.N. .
Konrad von Hanxlede en Gertrud (Drude) N.N. hadden vier kinderen:
.
Wilhelm von Hanxlede, geboren voor 1510 in Duisburg-Beek, overleden 1561 in Beek
.
Catharina von Hanxlede, overleden na 1490 in Beek
.
Johann von Hanxlede, overleden na 1490 in Beek
.
Franz von Hanxlede, overleden na 1490 in Beek
.
Konrad von Hanxlede wordt voor het eerst genoemd in een akte van 17 november 1488. Hij wordt soms ook Kurt genoemd. In die akte kreeg hij van hertog Johann II van Kleef het Hagenackersgoed in erfpacht. De toekenning gebeurde, zoals vermeld wordt, vanwege de diensten die Coirt van Hanxlede aan de landsheer had geleverd en ter verrekening van een lening; het ging waarschijnlijk om diensten en een lening van Konrads vader of grootvader.
In 1498 werd Konrad benoemd tot rechter van het landsheerlijke gerecht in Beeck. Tegelijkertijd pachtte hij van de abdis van Essen het Oberhof Beeck tegen een jaarlijkse pacht van 15 malter tarwe, rogge en gerst, en 40 malter haver. Daarmee werd hij ook hofrechter van Beeck.
De stichtingsakte van de Beecker vicarie St. Anna en Catharina van 23 januari 1500 noemt Konrad als van ridderlijke afkomst:
"Conradus de Hanxlede, armiger judex" (Franz Rommel, Schulte-Marxloh, Oldenburg 1959, p. 312f, 418f).
Konrad verschijnt ook in een akte van 17 maart 1503: Konrad von Hanxlede, hofrechter, Schelis to Krumpen en Johan ther Eninckhoerst, samen met alle gewone hofgeschworenen van het hof te Beeck, zoals Berndt van Hassel, hofbode, verklaren dat voor hen Hinrich van der Hoven then Averhuis en zijn vrouw Katharina verklaarden dat zij aan het Katharinenaltaar in de kerk van Osterfeld een erf en goed schenken, genaamd op dem Kreyenberch, gelegen in het kerkspel en gerecht van Beeck in het Bifang, behorend tot het hof van Beeck, met instemming van jonkvrouw Katharina van der Hove, Hinrichs zuster, en alle kinderen en erfgenamen van Feyen van Lypperen (Pfarrarchiv St. Pankratius Oberhausen Osterfeld).
Konrad trouwde (2e huwelijk) met Gertrud (Drude) N.N.
De Oberhof te Beeck.
In de vroege ochtenduren van een sombere maartdag in het jaar 1487 hield een bode van de Oberhof te Beeck stil voor de ingang van het keizerlijke vrije stift in Essen. „Ik breng een belangrijke boodschap voor de vorstin-abdis.” Men liet hem binnen, zorgde voor zijn dier en gaf de man in de keuken wat versterking. In een kamer liet men hem wachten op de kanunnik, die spoedig van de ochtendmis zou terugkeren. Het slotkoor klonk, en het kleine klokje kondigde het einde van de dienst aan. De bode stond op. In de deur verscheen de kanunnik: „Men heeft mij gezegd dat er een boodschap van onze Oberhof te Beeck is gekomen. Het vroege uur wijst op iets bijzonders.” – „Ik breng droevig nieuws. In de avonduren van gisteren is de hofschout Evert Wrede overleden. Over drie dagen zal hij worden begraven.” – „Ik zal het bericht aan de vorstin-abdis overbrengen en u dan zeggen wat er verder moet gebeuren.”
.
Het gesprek met de vorstin duurde meer dan een uur. – „De familie Wrede heeft ons stift door meerdere generaties trouw gediend.” – „Evert Wrede had niet de voorzichtigheid van zijn vader, vorstin. De rekeningen tonen het duidelijk. De inkomsten zijn gedaald.” – „Wat moet er nu gebeuren? Tot nu toe was het gebruikelijk dat een Wrede het werk van zijn vader voortzette.” – „Dat zal nu moeilijk worden. De zoon is te jong voor het ambt van schout.” – „Kunnen we niet nog wat wachten met het benoemen van een opvolger, tot de zoon de vereiste leeftijd heeft? Tot die tijd zouden de schouten van Marxloh of de schout to Krumpen uit Buschhausen de zaken kunnen behartigen. Zij zijn ervaren mannen met de nodige invloed.” – „Vorstin, de tot nu toe gebruikelijke praktijk was altijd om de leenman van de hertog van Kleef op het leengoed aan te wijzen. Ik stel voor dat we dat zo houden.” – „Neem namens mij deel aan de begrafenis! Evert Wrede zal een plaats in de kerk krijgen zoals zijn voorouders. En daarna spreekt u met de gezworenen over mijn voornemen.
Kort daarop reed de bode terug naar Beeck. Twee dagen later werd de overleden hofschout onder en grote begeleiding in het koor van de parochiekerk begraven. Daarna riep de kanunnik de gezworenen van het hofgerecht bij zich en bracht hun het voornemen van de vorstin-abdis over om de jonge zoon tot toekomstige hofschout te benoemen. „Tot zijn meerderjarigheid vertrouwt zij het ambt voorlopig toe aan een van u. Wie acht u geschikt?”
.
Het bleef een tijdlang stil in de kring. Men keek afwisselend naar de schout to Marxloh, die over een groot hofverband beschikte. Toen richtten de blikken zich op de schout tot Krumpen. Sinds men in de mark ijverig had gerooid, was zijn hofverband sterk gegroeid. Zijn invloed onder de gezworenen was aanzienlijk. Toen meldde zich de pachter van het Östrichhof: „Tot nu toe was het oude gebruik om de leenhof als plaatsvervangend schout onder ons te zien. Als leenman van de hertog van Kleef zou hij de aangewezen persoon zijn.” De meesten knikten instemmend, en zo vervolgde de kanunnik: „We zullen de drie gerechtdagen blijven houden. Als we samenwerken, zal de Oberhof blijven bloeien en groeien.
Maar dat gebeurde helaas niet. Hij bracht niet op wat men er eerder van had ontvangen. Zo zag de vorstin-abdis zich genoodzaakt geld te lenen om de schulden te betalen. Van de gezworenen, die weliswaar over uitgestrekte landerijen beschikten, had niemand genoeg contant geld om de vorstin te helpen. Slechts één was daartoe bereid: Konrad von Hanxleben. Hij was de eigenaar van Huis Knipp op Beeckerwerth. Twee keer moest hij haar uit de nood helpen. Eén keer leende hij 150 goudgulden en de volgende keer 100 goudgulden.
.
Voor het herstel van de gebouwen bleef uiteraard geen geld over. „Als de hof niet volledig ten onder moet gaan, dan moet er een energieke hofschout komen. Tot de jongen zover is, kunnen we niet langer wachten.” Dat was de mening van de meeste gezworenen.
.
Met de kanunnik was nog een man uit Essen naar Beeck gekomen. Hij werd procurator genoemd en moest de economische zaken van het stift Essen regelen. Grondig bekeek hij het woonhuis, de stallen en de schuren. Hij liet ook niet na de nabije velden te inspecteren, om te zien of een goede oogst te verwachten was. En toen de twee de volgende dag weer naar Essen terugreden, stond het voor hen vast: We zullen de vorstin voorstellen om Konrad von Hanxleben het hof in gebruik te geven.
.
De procurator berekende wat hij daarvoor aan Essen moest afdragen, en mompelde half hard voor zich uit: „Vijftien malter tarwe, vijftien malter rogge, vijftien malter gerst en veertig malter haver moeten het minstens zijn.”
.
De abdis stemde daarmee in. „Maar hij krijgt het gebruiksrecht niet voor het leven, het contract loopt na een bepaalde tijd af, en dan beslis ik opnieuw wat er moet gebeuren. Ik wil weer een Wrede op de hof hebben. De Wredes hebben ons trouw gediend en het schoutsambt eerlijk beheerd.”
In 1498 werd Konrad von Hanxleben schout op de Oberhof te Beeck. Van de vorstin had hij naast zijn contract nog acht rijksdaalders voor kleding ontvangen. Dat was een oude gewoonte. Hem werd opgedragen om op Margaretha-dag een hofgerecht bijeen te roepen en zich aan de gezworenen voor te stellen.
De hofbode had dit bericht aan alle hoeven gebracht. Van Sterkrade tot Laar wisten alle boeren en keuters dat er weer een nieuwe hofschout was benoemd. Tot Margaretha-dag, 13 juli, was het niet lang meer. Dat zeiden ook de schouten van Marxloh en Laar tegen elkaar. Ze overlegden en bestelden voor de nieuwe schout een paar laarzen. Die moesten hem bij het eerste gerecht worden overhandigd.
Op de Oberhof werd ijverig geschrobd, zodat de grote kamer er weer feestelijk uitzag. Men wachtte nu op de Grote-Loe-boer, wiens hof in Marxloh lag (nu tegenover het station van Hamborn). Al lange tijd moest hij op de gerechtdagen zorgen voor brood, boter en bier. Daarvoor hoefde hij geen verdere heffingen te betalen.
Samen met hem kwamen de schout tot Marxloh en de Krumpenboer aan. Dienstmeiden namen het brood in ontvangst en brachten het naar de keuken. Al snel stond alles klaar voor de grote maaltijd. De boeren namen plaats in de grote kamer. Toen iedereen verzameld was, trad Konrad von Hanxleben binnen, begroette de gezworenen en vroeg om hun medewerking bij het gezamenlijke beheer van het grote gebied.
.
De schout tot Marxloh, als woordvoerder, beloofde eerlijke samenwerking en overhandigde als teken van bereidwilligheid een paar nieuwe laarzen. Toen vroeg de nieuwe schout of er belangrijke zaken te regelen waren.
Als eerste meldde zich de Krumpenboer: „Mijn knecht wil ook boer worden. Van mijn land kan ik hem niets afstaan. Ik heb hem gezegd dat hij moet ontginnen. Daarvoor heeft hij echter toestemming nodig van de hofschout van de Oberhof, want het bos behoort aan de vorstin. Ook krijgen we jaarlijks gebruikshout uit de voorraad. Het kan alleen als schout en gezworenen instemmen.” – „Tegen ontginning heb ik geen bezwaar,” antwoordde Konrad von Hanxleben. „Maar het hout bracht de Oberhof jaarlijks inkomsten. Als het nu ontgonnen wordt, daalt de opbrengst. Wat denkt hij daarvoor als compensatie te bieden?”.
De Krumpenboer pleitte met nadruk voor zijn knecht. „Hij moet door de vorstin met het ontgonnen land worden beleend. En ik denk dat we van hem geen hogere pacht moeten vragen dan we zelf tienden.” Men stemde daarmee in. „De knecht moet in de komende dagen naar de Oberhof komen en een verplichting ondertekenen.” – „Dan zal ik met hem mee moeten komen. Hermann kan noch lezen noch schrijven. Ik zal hem voorlezen wat hij moet ondertekenen, en dan kan hij zijn ‘Merkt’ (merk) eronder zetten.” – „Als hij later het beleningsdocument van de vorstin heeft, dan moet hij zijn heffingen aan de Krumpenboer overdragen. U ziet erop toe dat de Oberhof eerlijk zijn tienden ontvangt. Het dorsen gebeurt op de Krumpenhof. Daarvoor betaalt de Oberhof arbeidsloon en voeding.” – „Tot nu toe kregen we altijd vijftien stuivers per man daarvoor.” – „Dat blijft ook zo. En het nieuwe keuterboerderijtje behoort tot het hofverband van de Krumpenhof.”
.
De Beeckers spraken van Buschhausen als ze de enkele hoeven bedoelden die aan de rand van het bos waren ontstaan. – „Dan moeten we nog vaststellen hoeveel stuks vee deze zomer in de mark kunnen grazen.” – „En,” vervolgde Peter van Elper uit Bruckhausen, „hoe zit het met het houtgerecht? Voor elk gerecht mocht tot nu toe in de herfst één varken voor eikeloogst in het gemeenschappelijke bos worden gedreven.
Het ging er levendig aan toe, totdat iedereen wist wat hem toekwam. Toen werd de dag van het opdrijven nog vastgesteld. De varkens kregen een brandmerk ingebrand. Het brandijzer moest bij de hofschout onder slot en grendel liggen. Er mocht geen varken zonder brandmerk in het bos worden aangetroffen. Misbruik hoorde voor het hofgerecht.
.
Over de hand- en spanndiensten bij de wegenbouw werd sneller overeenstemming bereikt. Alle boeren wilden aan tafel en niet te laat terug op hun hof. In groepen trokken de boeren naar huis en spraken levendig over de nieuwe schout en wat van hem te verwachten viel.
– .
„En als we het niet eens worden, wenden we ons gewoon tot de bisschop in Essen. En als dat niet helpt, dan moet uiteindelijk de vorstin zelf beslissen. Daar maak ik me nu geen zorgen over,” zei de schout tot Marxloh toen hij afscheid nam van de Buschhauseners. – „En wat betreft de ontginning, denk ik dat we het net zo doen als bij de Biefanger boeren, die ook land bijpakken omdat de akkergrond niet toereikend is.”
.
De abdis ontving haar heffingen van de Oberhof stipt. Na tien jaar werd het pachtcontract vernieuwd. Nu eiste de vorstin een verhoogde pacht, en Hanxleben moest afzien van de 150 geleende goudgulden. Hij stemde daarmee in.
.
Toen vijftien jaar later keizer Karel V tegen de Turken ten strijde trok, moest de vorstin 100 goudgulden aan Turkse belasting betalen. Ze vroeg opnieuw Hanxleben om haar het bedrag voor te schieten. Dat gebeurde echter alleen onder de voorwaarde dat het pachtcontract verlengd werd. Zo bleef Konrad von Hanxleben tot het jaar 1531 schout op de Oberhof te Beeck.
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Wilhelm | †1561 | 1 | 2 |
Uit dit huwelijk 3 kinderen:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Franz | 0 | 0 | |||||
2 | Catharina | 1 | 0 | |||||
3 | Johann | 1 | 0 |
tr. te Beeck [Duitsland] voor 1468
met
Elisabeth (Elsbeth) von Heyden, dr. van Wennemar von Heiden zu Hagenbeck (Herr zu Hagenbeck) en Catrina von Heessen (Erbin zu Engelrading), geb. voor 1440, ovl. na 1490. | ![]() |
Uit dit huwelijk 2 zonen:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Konrad | †1531 | 2 | 4 | ||||
2 | Wennemar | †1530 | 0 | 0 |
tr. in 1553
met
Marie Overbruck, dr. van Herman (I) Stratman gnt Overbruck en Elisabeth Overbruck, geb. circa 1530, ovl. voor jul 1590.
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Herman(II) | *1565 | Hamborn [Duitsland] | †1637 | Hamborn [Duitsland] | 72 | 1 | 5 |
tr. in 1553
met
Arndt Großeicken (in gen Eicken), zn. van N Großeicken, Inhaber des Großeicken Gutes, ovl. voor 1587.
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Herman(II) | *1565 | Hamborn [Duitsland] | †1637 | Hamborn [Duitsland] | 72 | 1 | 5 |
tr. te Beeck [Duitsland] in 1554
met
Wennemar(I) Scherer h, zn. van Johan(II) Scherer en Sibille , geb. te Alsum [Duitsland] in 1524, Schöffe zu Beeck, ovl. te Alsum [Duitsland] circa 1591.
Uit dit huwelijk 5 kinderen, waaronder:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Eberhard | *1575 | Alsum [Duitsland] | †1617 | Beeck [Duitsland] | 41 | 2 | 5 |
tr. te Beeck [Duitsland] circa 1523
met
Johan(II) Scherer ((Scheirer thoe Ailsum), zn. van Eberhard(I) Scherer (Schöffe und Kirchmeister zu Beeck) en Mechtild in der Gaten, ovl. in 1553.
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Wennemar(I) | *1524 | Alsum [Duitsland] | †1591 | Alsum [Duitsland] | 67 | 1 | 5 |
tr. te Beeck [Duitsland] voor 1470
met
Johan(I) Scherer (Scheyrer to Orlessem), geb. te Alsum [Duitsland] circa 1440, Schöffe und Beeck, ovl. te Alsum [Duitsland] circa 1499.
Johan(I) Scherer.
Behandigt 1470.
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Eberhard(I) | *1470 | Alsum [Duitsland] | †1542 | Alsum [Duitsland] | 72 | 1 | 1 |
tr.
met
Johan (II) Breyman, zn. van Gört (II) Breyman, ovl. in 1547.
Uit dit huwelijk een dochter:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Anna | *1530 | Walsum | †1594 | 63 | 1 | 5 |
tr.
met
Kunnigunde (Kunne, Koen) , ovl. na 1556.
Uit dit huwelijk een dochter:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Anna | *1530 | Walsum | †1594 | 63 | 1 | 5 |
tr. te Beeck [Duitsland] voor 1505
met
Konrad von (Kurt, Coert, Coirt, Conrat) Hanxleden (Conraidt van Hanxlede, van Hantzeler, van Hanseler), zn. van Johan (IV) von Hanxleden en Elisabeth von Heyden, Richter und Hofesrichter zu Beeck, Mitinhaber von Haus Knipp, ovl. in 1531, uit dit huwelijk 3 kinderen.
Konrad von Hanxleden.
Konrad, manchmal heißt er auch Kurt, wird erstmals in einer Urkunde vom 17. November 1488 genannt. Vom Herzog Johann II von Kleve erhielt er das Hagenackersgut in Erbpacht. Die Verleihung erfolgte, wie betont wird, wegen der von Coirt van Hanxlede dem Landesherrn geleisteten Dienste und zur Abgeltung eines Darlehens; es handelte sich hier wohl um die Dienste und ein Darlehen seitens des Vaters oder Großvaters von Konrad.
1498 wurde Konrad zum Richter des landesherrlichen Gerichts Beeck bestellt. Gleichzeitig pachtete er von der Essener Äbtissin den Oberhof Beeck gegen eine Jahrespacht von je 15 Malter Weizen, Roggen und Gerste und 40 Malter Hafer. Dadurch wurde er gleichzeitig Hofesrichter zu Beeck.
Die Stiftungsurkunde der Beecker Vikarie St. Anna und Catharina vom 23. Januar 1500 bezeichnet Konrad als ritterbürtig: "Conradus de Hanxlede, armiger judex" (Franz Rommel, Schulte-Marxloh, Oldenburg 1959, S. 312f, 418f).
Konrad erscheint in einer Urkunde vom 17. März 1503: Conrad von Hanxlede, Hofesrichter, Schelis to Krumpen und Johan ther Eninckhoerst und sämtliche gemeinen Hofesgeschworenen des Hofes zu Beeck, wie Berndt van Hassel, Hofesbote, beurkunden, dass vor ihnen Hinrich van der Hoven then Averhuis und seine Frau Katharina erklärten, dass sie dem Katharinenaltar in der Kirche zu Osterfeld ein Erbe und Gut schenken, genannt op dem Kreyenberch, gelegen in dem Kirchspiel und Gericht zu Beeck im Bifang, gehörend zum Hof zu Beeck mit Einwilligung der Jungfer Katharinen van der Hove, Hinrichs Schwester und sämtliche Kinder und Erben der Feyen van Lypperen (Pfarrarchiv St. Pankratius Oberhausen Osterfeld).
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Wilhelm | †1561 | 1 | 2 |
Elisabeth von Heyden | ![]() |
in Kwartierstaat van ir Cees (Cornelis Jorden) Hagenbeek Parenteel van Heer Rudolphus von Hagenbeck Elisabeth (Elsbeth) von Heyden, geb. voor 1440, ovl. na 1490. |
| ![]() |
tr. te Beeck [Duitsland] voor 1468
met
Johan (IV) von Hanxleden, zn. van Henneke (Johann (III)) von Hanxleden zu Körtlinghausen (Herr zu Fredeburg und Körtlinghausen) en Margarethe von Hatzfeld, 1475 Amtmann zu Huissen, 1483 Richter zu Beeck, Inhaber von Haus Knipp, ovl. circa 1508.
Johan (IV) von Hanxleden.
Amtmann zu Huissen (1475), Richter zu Beeck (1483), Inhaber von Haus Knipp.
Er einigte sich 1466 mit seinen Brüdern über das väterliche Erbe dahin, dass ihm der Forsthof zwischen Rat und Kaiserswerth und eine Rente von 10 Mark aus dem Hof zu "Calcheim" (= Calcum) zufallen soll (Schleicher: Sammlung Ernst von Oidtman, Bd. 7, S. 526).
Johann wurde zu Beginn des Jahres 1475 zum Amtmann von Huissen bestellt. Von 1483 bis 1487 amtete er als Richter zu Beeck. Danach ging er wsieder für einige Jahre nach Huissen. Von 1490 an wohnte er, wie es scheint, wsieder auf Haus Knipp. Vom Kloster Hamborn hatte er die dortige Rheinfischerei gepachtet (Franz Rommel, Schulte-Marxloh, Oldenburg 1959, S. 312f, 418f).
Die Angaben über die Abstammung des Johann sind bei Rommel und Oidtman unterschiedlich. Während Rommel seinen Vater in einem älteren gleichnamigen Johann sieht, ist Johann bei Oidtman der Sohn eines Godart. Das bestätigt auch die bei Oidtman zitierte Erbauseinandersetzung. Der bei Rommel genannte ältere Johann war wohl ein Onkel des hier genannten Johann von Hanxlede.
Rittersitz der Familie von Hanxleden, seit Mitte des 17. Jahrhunder von Haxthausen, 1754 Erwerb durch den Freiherr von Landsberg, seitdem in Verbindung mit Wocklum.
Findbuch A450 Wo I. 47 Urkunden 1329-1786.
Findbuch A 450 Ei II. Akten 16.-19. Jh.
Inhalt: Familiensachen von Hanxleden und v. Haxthausen, Reisepässe u. Aufzeichnungen des nassauischen Hofmeisters Johann Franz v. Hanxleden;.
Inhalt: Hausinventare u. Besitzverzeichnisse, Plünderung der Häuser Eisborn u. Klusenstein 1633; Gutsverwaltung und Verpachtungen; Höfe, Zehnten, Mühlen; Marken u. Forsten; Heberegister, Rechnungen, Schulden; Kirchen- u. Schulsachen. Bibliografie.
A. K. Hömberg, Geschichtliche Nachrichten über Adelssitze und Rittergüter im Herzogtum Westfalen, H. 11.
Uit dit huwelijk 2 zonen:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Konrad | †1531 | 2 | 4 | ||||
2 | Wennemar | †1530 | 0 | 0 |
1. | Nederland’s Adelsboek, veld 2: Centraal Bureau voor Genealogie, plaats: ‘s-Gravenhage, datum: vanaf 1903 (NA) |
2. | Gräfl. Landsbergisches Archiv, Archiefnaam: Archive in Nordrhein-Westfalen, Archief: Gräfl. Landsbergisches Archiv, Deel/Akte: Urkunden, Inventarisnr.: Hagenbeck 4 (A 178) (1480) |
tr.
met
Catharina von Plettenberg-Bamenohl, dr. van Johann von Plettenberg (Westfälischen Landmarschall) en Olika von Büren, geb. circa 1315.
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Goddert | *1340 | Fredeburg [Frankrijk] | †1410 | Fredeburg [Frankrijk] | 70 | 1 | 1 |
Hij krijgt een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Johan | †1547 | 1 | 1 |
tr.
met
N , zij krijgt geen kinderen.
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Gört | †1539 | 1 | 1 |