Cees Hagenbeek
Jan Houffnagel
Jan Houffnagel.

Jan Houffnagel.
Trouwt 8-4-1611 als weduwnaar van Cathalijne Oeseels met Susanna Achtes.

tr.
met

Cathalijntgen Ouseel, dr. van NN 2 Ouseel, ovl. in apr 1611.

Cathalijntgen Ouseel.
Is waarschijnlijk ook een (ongetrouwde) dochter.


Ysaack de Visscher
Ysaack de Visscher, geb. Leiden, wolkoper.

otr. Leiden op 30 mrt 1617, tr.
met

Anna Ouseel, dr. van Jacques Ouseel (wolkoopman, poorter van Leiden 1598) en Geleyne Dircks van Peene alias Ouseels.


Isaac Ouseel
Isaac Ouseel, ged. Leiden (Pieterskerk) op 22 jan 1630 (getuigen: Isaac de Visscher en Cateline Baerten huisvrouw van Jan Juseel).


Michiel Ouseel
Michiel Ouseel, ged. Leiden (Hooglandse Kerk) op 1 dec 1626 (getuigen: Michiel Ouseel, Jan Ouseel en Janneken Beertens  ux. (huisvrouw) van Jaques Ouseel).


Christina du Pré
Christina du Pré, geb. Ieperen [België], ovl. voor mei 1650.

otr. Leiden op 8 jan 1594, tr.
met

Joost Baerten (Bertens), geb. Menen [België].

Uit dit huwelijk 6 dochters:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Catharina  †1650   
Janneken Leiden †1650   
Anna     
Maria     
Tanneken     
Sara     


Anna du Pré
Anna du Pré.


Maria Bertens
Maria Bertens.


Joost Baerten
Joost Baerten (Bertens), geb. Menen [België].

otr. Leiden op 8 jan 1594, tr.
met

Christina du Pré, geb. Ieperen [België], ovl. voor mei 1650.

Uit dit huwelijk 6 dochters:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Catharina  †1650   
Janneken Leiden †1650   
Anna     
Maria     
Tanneken     
Sara     


Tanneken Baerten
Tanneken Baerten (Berten).

otr. (1) Leiden op 27 mrt 1646, tr.
met

Dr. Jacobus Revius (Reefsen) (Reefsen: Reeffsen), geb. Deventer in nov 1586, doctor theologie en regent van het College van de Staten van Holland, ovl. Leiden op 15 nov 1658.

Dr. Jacobus Revius (Reefsen).
Geboren als Jakob Ree(f)fsen en ook bekend onder de naam Jacques de Rèves, was een Nederlands Calvinistisch predikant, dichter, vertaler en (kerk)historicus. Hij publiceerde overwegend Nederlandstalig werk.
Hoewel hij geboren werd in Deventer groeide Jakob Reefsen op in Amsterdam. Hij studeerde theologie in Leiden (1604-1607) en Franeker (1607-1610), waarna hij nog een studiereis in Frankrijk maakte (1610-1612). Hier maakte hij kennis met de renaissance-poëzie die grote invloed zou hebben op zijn eigen dichtwerk. Van 1614 tot 1641 was hij predikant in zijn geboortestad Deventer, die ook zijn studie had betaald. In deze periode werkte hij mee aan de Statenvertaling en publiceerde hij zijn voornaamste gedichtenbundel, de Over-ysselsche Sangen en Dichten (1630), die een hoogtepunt van de Nederlandse barok vormt. Eind 1641 werd hij regent van het Statencollege in Leiden. Dit was een internaat voor studenten theologie die met een beurs studeerden. De taak van de regent was, naast het verzorgen van colleges, het houden van toezicht op de studenten zowel wat betreft hun studievorderingen als wat betreft hun persoonlijk leven. In deze periode schreef Revius minder poëzie. Wel publiceerde hij een boek over de geschiedenis van Deventer Daventria Illustrata (1651) en polemiseerde hij heftig met zijn sub-regent Adriaan Heereboord over de in zijn ogen verderfelijke filosofie van René Descartes.
Jacobus Revius is een van de weinige 17e-eeuwse dichters wiens werk ook nu nog gelezen en gezongen wordt. In het Liedboek voor de Kerken zijn in gemoderniseerde spelling 7 gedichten van hem opgenomen. Zijn bekendste gedicht is Hy droegh onse smerten met de eerste regel "T' en sijn de Joden niet, Heer Jesu, die u cruysten".

otr. (2) Leiden op 4 sep 1625, tr.
met

Marcus de Witte, geb. Brugge [België], otr. (2) Leiden op 26 mei 1620, tr. met Annetge van Pene. Uit dit huwelijk geen kinderen.

Marcus de Witte.
weduwnaar van Sara van der Schuyre.


Jacobus Revius (Reefsen)
Dr. Jacobus Revius (Reefsen) (Reefsen: Reeffsen), geb. Deventer in nov 1586, doctor theologie en regent van het College van de Staten van Holland, ovl. Leiden op 15 nov 1658.

Dr. Jacobus Revius (Reefsen).
Geboren als Jakob Ree(f)fsen en ook bekend onder de naam Jacques de Rèves, was een Nederlands Calvinistisch predikant, dichter, vertaler en (kerk)historicus. Hij publiceerde overwegend Nederlandstalig werk.
Hoewel hij geboren werd in Deventer groeide Jakob Reefsen op in Amsterdam. Hij studeerde theologie in Leiden (1604-1607) en Franeker (1607-1610), waarna hij nog een studiereis in Frankrijk maakte (1610-1612). Hier maakte hij kennis met de renaissance-poëzie die grote invloed zou hebben op zijn eigen dichtwerk. Van 1614 tot 1641 was hij predikant in zijn geboortestad Deventer, die ook zijn studie had betaald. In deze periode werkte hij mee aan de Statenvertaling en publiceerde hij zijn voornaamste gedichtenbundel, de Over-ysselsche Sangen en Dichten (1630), die een hoogtepunt van de Nederlandse barok vormt. Eind 1641 werd hij regent van het Statencollege in Leiden. Dit was een internaat voor studenten theologie die met een beurs studeerden. De taak van de regent was, naast het verzorgen van colleges, het houden van toezicht op de studenten zowel wat betreft hun studievorderingen als wat betreft hun persoonlijk leven. In deze periode schreef Revius minder poëzie. Wel publiceerde hij een boek over de geschiedenis van Deventer Daventria Illustrata (1651) en polemiseerde hij heftig met zijn sub-regent Adriaan Heereboord over de in zijn ogen verderfelijke filosofie van René Descartes.
Jacobus Revius is een van de weinige 17e-eeuwse dichters wiens werk ook nu nog gelezen en gezongen wordt. In het Liedboek voor de Kerken zijn in gemoderniseerde spelling 7 gedichten van hem opgenomen. Zijn bekendste gedicht is Hy droegh onse smerten met de eerste regel "T' en sijn de Joden niet, Heer Jesu, die u cruysten".

otr. Leiden op 27 mrt 1646, tr.
met

Tanneken Baerten (Berten), dr. van Joost Baerten en Christina du Pré, tr. (2) met Marcus de Witte. Uit dit huwelijk geen kinderen.


Sara Baerten
Sara Baerten.

tr.
met

Michiel Geeraerd.

Uit dit huwelijk 3 kinderen.


Michiel Geeraerd
Michiel Geeraerd.

tr.
met

Sara Baerten, dr. van Joost Baerten en Christina du Pré.

Uit dit huwelijk 3 kinderen.


Marcus de Witte
Marcus de Witte, geb. Brugge [België].

Marcus de Witte.
weduwnaar van Sara van der Schuyre.

otr. (1) Leiden op 4 sep 1625, tr.
met

Tanneken Baerten (Berten), dr. van Joost Baerten en Christina du Pré, tr. (1) met Dr. Jacobus Revius (Reefsen). Uit dit huwelijk geen kinderen.

otr. (2) Leiden op 26 mei 1620, tr.
met

Annetge van Pene.


Annetge van Pene
Annetge van Pene.

otr. Leiden op 26 mei 1620, tr.
met

Marcus de Witte, geb. Brugge [België], tr. (1) met Tanneken Baerten. Uit dit huwelijk geen kinderen.

Marcus de Witte.
weduwnaar van Sara van der Schuyre.


Bernhard von Oer
Bernhard von Oer, geb. circa 1387, ovl. na 1422.

tr.
met

Elseken Korff, ovl. na 1445.


Bronnen:

1.Gräfl. Landsbergisches Archiv (A 176), Archive in Nordrhein-Westfalen, Urkunden Hagenbeck ! (24 aug 1399)

Elseken Korff
Elseken Korff, ovl. na 1445.

tr.
met

Bernhard von Oer, zn. van Heidenrich, die Junge, von Oer auf Kakesbeck en Godeke von Drost (Erbin zu Kakesbeck), geb. circa 1387, ovl. na 1422.


Catharine von Korff gen. Schmising
Catharine von Korff gen. Schmising.

tr.
met

Diederich von Oer, geb. circa 1340, ovl. circa 1410.

Diederich von Oer.
er stammte aus dem Adelsgeschlecht von Oer und war Sohn von Heinrich von Oer. Heidenreich war 1365 Knappe. Im Jahr 1372 wird er als Marschall/Drost von Arnsberg erwähnt. Vorangegangen war, dass er dem Kölner Erzbischof 2000 Goldgulden auf die Schlösser und das Land Arnsberg vorgestreckt hat. Diese Summe wurde von der Stadt Soest zurückgezahlt. Erzbischof Friedrich versprach 1372, dass von nun ab, das Amt des Marschalls der Grafschaft Arnsberg und das des Herzogtums Westfalen stets miteinander verbunden sein sollte. Die Grafschaft Arnsberg sollte solange nicht wieder verpfändet werden, bis der Erzbischof die 2000 Gulden an die Stadt Soest zurückgezahlt hätte. Ein Jahr später wird er als Amtmann von Recklinghausen genannt. Seit 1378 nach dem Abgang von Gotthard von Wevelinghofen war er dann auch offiziell Marschall von Westfalen. Dem zuvor gegangen war, dass der Erzbischof das Amt für 6000 Gulden an Heidenreich versetzt hatte. Bei den Kämpfen des Erzbischofs von Köln mit den Grafen von der Mark hat Heidenreich die Kölner offenbar stark unterstützt, den ihm wurden 10.500 Goldgulden als Ersatz für die aufgewendeten Kriegskosten versprochen. Im Jahr 1389 erwarb Heidenreich von Oer vom Kölner Domkapitel den Oberhof Oer zu Eigen. Seit 1409 war er auch Schulte zu Korne. Er baute die Horneburg zum Wohnsitz aus. Verheiratet war Heidenreich mit Neyse von Wickede. Aus der Ehe gingen die Söhne Heidenreich (der Jüngere) und Heinrich hervor.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Elisabeth     


Corde von Werminghaus
Corde von Werminghaus, ovl. voor 22 feb 1421.

Corde von Werminghaus.
Vermeld 1419.

tr.
met

Henneke (Johann (III)) Henneken von Hanxleden zu Körtlinghausen, zn. van Hunold von Hanxleden zu Bödefeld en Belecke von Hückelheim, geb. Fredeburg [Frankrijk] voor 1413, Herr zu Fredeburg und Körtlinghausen, 21.03.1446 Amtmann zu Ruhrort, 1460 Inhaber von Haus Knipp, ovl. Körtlinghausen [Duitsland] voor 2 sep 1443, begr. Kloster Bredelar [Duitsland].

Henneke (Johann (III)) von Hanxleden zu Körtlinghausen.
Zweiter Sohn Hunolds und Belekes, war Herr auf Körtlinghausen und in Kallenhardt sowie Drost in Brilon 1437, Herr auf Eisborn, ab 1416 erzbischöflicher.
kölnischer Amtmann in Norderna. Vermeld 1405/1408-1416.


Jan de Cock van Opijnen
Jan de Cock van Opijnen.

tr. voor 1340
met

Johanna van Tuil.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Aleydis*1340     


Johanna van Tuil
Johanna van Tuil.

tr. voor 1340
met

Jan de Cock van Opijnen.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Aleydis*1340