Neeltje Leenderts van Outshoorn
in
Parenteel van Heyndrick van Weeren
Neeltje Leenderts van Outshoorn, geb. Leiderdorp.otr. Leiden (Pieterskerk) op 20 mei 1656, tr. Zoeterwoude
met
Cornelis Jansz van der Poel, zn. van Jan van der Poel, geb. Leiderdorp circa 1630.
Uit dit huwelijk 3 kinderen, waaronder:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Joannes | ~1668 | Leiden (Pieterskerk) | | | | 0 | 0 |
>
Joannes van der Poel
in
Kwartierstaat van Cees Hagenbeek
Parenteel van Heyndrick van Weeren
Joannes van der Poel, ged. Leiden (Pieterskerk) op 19 dec 1668 (getuige: zijn tante Lijsbeth Jans van der Poel).
>
Judith Chaudron
in
Parenteel van Guillaume Chaudron.
Parenteel van Heyndrick van Weeren
Judith Chaudron, geb. Leiden op 16 jan 1744, ged. Leiden (Waalse Kerk) op 19 jan 1744 (getuigen: Jean Samuel Rauzet en Marie Guery), ovl. tussen 2 jun 1798 en 9 jun 1798 , begr. Leiden (Papegaaien Bolwerk).- Vader:
Pierre (Pieter) Chaudron1 (Ketel, Chauderon), zn. van Pierre Chaudron (drapier) en Elisabeth Hubert, ged. Leiden (Waalse Kerk) op 6 jan 1697 (getuigen: Elisabeth Chaudron en Pierre Villain), vlaker, ovl. tussen 1746 en mrt 1749 ,
, heeft in 1730 overspel gepleegd met zijn schoonzuster Willemijntje Krijnen Verhagen. Krijgt een verklaring van eerloosheid en meinedigheid. Hij verliest het recht om een openbaar ambt te bekleden en wordt 25 jaar verbannen uit Holland en Westfriesland, otr. Leiden op 2 dec 17242, tr. Leiden op 17 dec 1724, kerk.huw. aldaar op 24 nov 1724.
- Moeder:
Marie la Motte (Lamet), zn. van Vader la Motte en Hester du Jardijn, geb. Lille (Rijssel) [Frankrijk] circa 1700, lakenwerkster, ovl. na 1792, vermist,
, op 31 maart 1749 krijgt François Dai, samen met Jean Chaudron, de voogdij over de vier nog levende kinderen: Frans, Elisabeth, Catharina en Judith. Marie La Motte hertrouwt tien dagen ervoor met Abraham Vilain, weduwnaar van Jannetje Bocquet. Uit dit eerste huwelijk zijn nog twee kinderen in leven. Abraham overlijdt voor 1765, waarna Marie nog jaren alleen achterblijft. Ze overlijdt na 1792. Pierre en Marie krijgen 10 kinderen.
otr. Leiden op 29 apr 1763, tr.
met
Jan (Johannes Nicolaas) van der Steen, zn. van Christiaan van der Steen (dekenwerker) en Maria Minnen, ged. Leiden op 29 mrt 1733.
Bronnen:
1. | De criminele vonnisboeken van Leiden (B 160), H.M. van den Heuvel, Rijnland, tijdschrift voor sociale geschied, Leiden, 1977 (blz. 383) |
2. | K.O. register II Leiden (T 120), RA Leiden, DTB Leiden, II 33, NH, Leiden, 1723 (2 dec 1724 blz. 296) |
>
Pierre Chaudron
in
Parenteel van Guillaume Chaudron.
Pierre (Pieter) Chaudron1 (Ketel, Chauderon), ged. Leiden (Waalse Kerk) op 6 jan 1697 (getuigen: Elisabeth Chaudron en Pierre Villain), vlaker, ovl. tussen 1746 en mrt 1749 ,
, heeft in 1730 overspel gepleegd met zijn schoonzuster Willemijntje Krijnen Verhagen. Krijgt een verklaring van eerloosheid en meinedigheid. Hij verliest het recht om een openbaar ambt te bekleden en wordt 25 jaar verbannen uit Holland en Westfriesland.- Vader:
Pierre Chaudron, zn. van Jean Chaudron (meester-saaiwerker (1642/45/61/70/72/79) en soldaat (1648)) en Marguerite Davane, ged. Sedan op 10 jul 1658 (getuigen: Pierre Gerardin en Marie Leal), drapier, tr. Sedan op 15 okt 1679.
otr. Leiden op 2 dec 17242, tr. Leiden op 17 dec 1724, kerk.huw. aldaar op 24 nov 1724
met
Marie la Motte (Lamet), zn. van Vader la Motte en Hester du Jardijn, geb. Lille (Rijssel) [Frankrijk] circa 1700, lakenwerkster, ovl. na 1792, vermist,
, op 31 maart 1749 krijgt François Dai, samen met Jean Chaudron, de voogdij over de vier nog levende kinderen: Frans, Elisabeth, Catharina en Judith. Marie La Motte hertrouwt tien dagen ervoor met Abraham Vilain, weduwnaar van Jannetje Bocquet. Uit dit eerste huwelijk zijn nog twee kinderen in leven. Abraham overlijdt voor 1765, waarna Marie nog jaren alleen achterblijft. Ze overlijdt na 1792. Pierre en Marie krijgen 10 kinderen.
Uit dit huwelijk 4 kinderen, waaronder:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Judith | *1744 | Leiden | †1798 | Leiden (Papegaaien Bolwerk) | 54 | 1 | 0 |
Bronnen:
1. | De criminele vonnisboeken van Leiden (B 160), H.M. van den Heuvel, Rijnland, tijdschrift voor sociale geschied, Leiden, 1977 (blz. 383) |
2. | K.O. register II Leiden (T 120), RA Leiden, DTB Leiden, II 33, NH, Leiden, 1723 (2 dec 1724 blz. 296) |
>
Marie la Motte
in
Parenteel van Guillaume Chaudron.
Marie la Motte (Lamet), geb. Lille (Rijssel) [Frankrijk] circa 1700, lakenwerkster, ovl. na 1792, vermist,
, op 31 maart 1749 krijgt François Dai, samen met Jean Chaudron, de voogdij over de vier nog levende kinderen: Frans, Elisabeth, Catharina en Judith. Marie La Motte hertrouwt tien dagen ervoor met Abraham Vilain, weduwnaar van Jannetje Bocquet. Uit dit eerste huwelijk zijn nog twee kinderen in leven. Abraham overlijdt voor 1765, waarna Marie nog jaren alleen achterblijft. Ze overlijdt na 1792. Pierre en Marie krijgen 10 kinderen.otr. Leiden op 2 dec 17241, tr. Leiden op 17 dec 1724, kerk.huw. aldaar op 24 nov 1724
met
Pierre (Pieter) Chaudron2 (Ketel, Chauderon), zn. van Pierre Chaudron (drapier) en Elisabeth Hubert, ged. Leiden (Waalse Kerk) op 6 jan 1697 (getuigen: Elisabeth Chaudron en Pierre Villain), vlaker, ovl. tussen 1746 en mrt 1749 ,
, heeft in 1730 overspel gepleegd met zijn schoonzuster Willemijntje Krijnen Verhagen. Krijgt een verklaring van eerloosheid en meinedigheid. Hij verliest het recht om een openbaar ambt te bekleden en wordt 25 jaar verbannen uit Holland en Westfriesland.
Uit dit huwelijk 4 kinderen, waaronder:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Judith | *1744 | Leiden | †1798 | Leiden (Papegaaien Bolwerk) | 54 | 1 | 0 |
Bronnen:
1. | K.O. register II Leiden (T 120), RA Leiden, DTB Leiden, II 33, NH, Leiden, 1723 (2 dec 1724 blz. 296) |
2. | De criminele vonnisboeken van Leiden (B 160), H.M. van den Heuvel, Rijnland, tijdschrift voor sociale geschied, Leiden, 1977 (blz. 383) |
>
Hunold von Hanxleden
Hunold von Hanxleden, geb. circa 1390, ovl. in 1438,
, Amtmann zu Fredeburg und Herr auf Bödefeld. 1410 erhielt er vom Kölner Kurfürsten die Genehmigung, die Burg Bödefeld zu bauen. Der Bau erfolgte zwischen 1425 und 1428.tr.
met
Beleke von Huckelheim.
Uit dit huwelijk 2 kinderen.
>
Beleke von Huckelheim
in
Genealogie van Jan Jacobs van der Velde(n).
Beleke von Huckelheim.tr.
met
Hunold von Hanxleden, geb. circa 1390, ovl. in 1438,
, Amtmann zu Fredeburg und Herr auf Bödefeld. 1410 erhielt er vom Kölner Kurfürsten die Genehmigung, die Burg Bödefeld zu bauen. Der Bau erfolgte zwischen 1425 und 1428.
Uit dit huwelijk 2 kinderen.
>
Goddert I von Hanxleden
in
Genealogie van Jan Jacobs van der Velde(n).
Kwartierstaat van Cees Hagenbeek
Goddert I von Hanxleden, geb. circa 1290,
, Wurde 1327-1358 erwähnt (erste urkundliche Erwähnung 1327 als Godefridus de Hangeslede. Er war Burgmann zu Grevenstein, Fredeburg und Schwarzenberg sowie Gograf zu Attendorn.- Vader:
Johann I von Hanxleden, geb. in 1260,
, Wurde 1326 erwähnt und war möglicherweise ein Enkel Albert von Hanxledens.
Siegfried von Hanxleden (* um 1180, † n. 1279) vermutlich sein Grossvater lebte als Ritter in Hanxleden und nahm von 1217 bis 1221 am Kreuzzug von Damiette teil. Nach seiner Rückkehr stiftete er mit seinem Nachbarn, dem Herrn von Sögtrop, auf der gemeinsamen Gutsgrenze eine Kirche nebst einer Pfarrstelle, aus der sich der Ort Kirchrarbach entwickelte.
Albert von Hanxleden (* um 1200), wurde um 1216 erwähnt und war möglicherweise sein Sohn.
tr.
met
Cunigunde .
Uit dit huwelijk een zoon:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Johann II | *1315 | | †1374 | | 59 | 1 | 1 |
>
Cunigunde
in
Kwartierstaat van Cees Hagenbeek
Cunigunde .tr.
met
Goddert I von Hanxleden, zn. van Johann I von Hanxleden, geb. circa 1290,
, Wurde 1327-1358 erwähnt (erste urkundliche Erwähnung 1327 als Godefridus de Hangeslede. Er war Burgmann zu Grevenstein, Fredeburg und Schwarzenberg sowie Gograf zu Attendorn.
Uit dit huwelijk een zoon:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Johann II | *1315 | | †1374 | | 59 | 1 | 1 |
>
Johann I von Hanxleden
in
Kwartierstaat van Cees Hagenbeek
Johann I von Hanxleden, geb. in 1260,
, Wurde 1326 erwähnt und war möglicherweise ein Enkel Albert von Hanxledens.
Siegfried von Hanxleden (* um 1180, † n. 1279) vermutlich sein Grossvater lebte als Ritter in Hanxleden und nahm von 1217 bis 1221 am Kreuzzug von Damiette teil. Nach seiner Rückkehr stiftete er mit seinem Nachbarn, dem Herrn von Sögtrop, auf der gemeinsamen Gutsgrenze eine Kirche nebst einer Pfarrstelle, aus der sich der Ort Kirchrarbach entwickelte.
Albert von Hanxleden (* um 1200), wurde um 1216 erwähnt und war möglicherweise sein Sohn.Hij krijgt een zoon:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Goddert I | *1290 | | | | | 1 | 1 |
>
Johann von Plettenberg
in
Kwartierstaat van Cees Hagenbeek
Johann von Plettenberg, Westfälischen Landmarschall.tr.
met
Olika von Büren.
Uit dit huwelijk een dochter:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Catharina | *1315 | | | | | 1 | 1 |
>
Olika von Büren
in
Kwartierstaat van Cees Hagenbeek
Olika von Büren.tr.
met
Johann von Plettenberg, Westfälischen Landmarschall.
Uit dit huwelijk een dochter:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Catharina | *1315 | | | | | 1 | 1 |
>
Gottfried von Hatzfeld
in
Kwartierstaat van Cees Hagenbeek
Gottfried von Hatzfeld, ovl. na 1227,
, Gottfried und Folpert von Hatzfeld wurden 1213 als Zeugen genannt. Es handelte sich wohl um Söhne Gottfrieds I. 1214-1215 reiste Gottfried im Gefolge des Grafen Heinrich von Ziegenhain zum Generalkapitel der Zisterzienser nach Citeaux.tr.
met
Jutta von Itter, dr. van Konrad von Itter.
Uit dit huwelijk 7 kinderen, waaronder:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Kraft | | | †1301 | | | 1 | 7 |
>
Jutta von Itter
in
Kwartierstaat van Cees Hagenbeek
Jutta von Itter.tr.
met
Gottfried von Hatzfeld, zn. van Gottfried II von Hatzfeld, ovl. na 1227,
, Gottfried und Folpert von Hatzfeld wurden 1213 als Zeugen genannt. Es handelte sich wohl um Söhne Gottfrieds I. 1214-1215 reiste Gottfried im Gefolge des Grafen Heinrich von Ziegenhain zum Generalkapitel der Zisterzienser nach Citeaux.
Uit dit huwelijk 7 kinderen, waaronder:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Kraft | | | †1301 | | | 1 | 7 |
>
Konrad von Itter
in
Kwartierstaat van Cees Hagenbeek
Konrad von Itter.Hij krijgt een dochter:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Jutta | | | | | | 1 | 7 |
>
Gottfried von Hatzfeld
in
Kwartierstaat van Cees Hagenbeek
Gottfried von Hatzfeld, ovl. na 1196,
, Wahrscheinlich ein Sohn Folperts, bezeugte 1196 die Übertragung von Gütern an das Kloster Aulisburg. Die Errichtung der Burg Hatzfeld auf einem jenseits der Eder liegenden Bergvorsprung wurde in dieser Zeit begonnen.- Vader:
Folpert von Hatzfeld, geb. voor 1138, ovl. na 1151,
, Im 1138/39 wurden Folpertus de Hepisfelt et frater ejus als Gefolgsleute des Landgrafen Ludwig I. von Thüringen in einer Urkunde über Besitzrechte an einem Landgut bei Braubach erwähnt. Der Besitz der Familie bestand wohl damals aus einem befestigten Hof im Bereich des heutigen Hatzfelder Friedhofes. Die zugehörige Siedlung Niederhatzfeld besteht nicht mehr, aber von ihrer wehrhaften Pfarrkirche St. Cyriakius haben sich Teile in der heutigen St. Emmauskirche erhalten.
Hij krijgt een zoon:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Gottfried II | *1213 | | †1227 | | 14 | 1 | 1 |
>
Folpert von Hatzfeld
in
Kwartierstaat van Cees Hagenbeek
Folpert von Hatzfeld, geb. voor 1138, ovl. na 1151,
, Im 1138/39 wurden Folpertus de Hepisfelt et frater ejus als Gefolgsleute des Landgrafen Ludwig I. von Thüringen in einer Urkunde über Besitzrechte an einem Landgut bei Braubach erwähnt. Der Besitz der Familie bestand wohl damals aus einem befestigten Hof im Bereich des heutigen Hatzfelder Friedhofes. Die zugehörige Siedlung Niederhatzfeld besteht nicht mehr, aber von ihrer wehrhaften Pfarrkirche St. Cyriakius haben sich Teile in der heutigen St. Emmauskirche erhalten.Hij krijgt een zoon:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Gottfried | | | †1196 | | | 1 | 1 |
>
Gottfried II von Hatzfeld
in
Kwartierstaat van Cees Hagenbeek
Gottfried II von Hatzfeld, geb. voor 1213, ovl. na 1227.- Vader:
Gottfried von Hatzfeld, zn. van Folpert von Hatzfeld, ovl. na 1196,
, Wahrscheinlich ein Sohn Folperts, bezeugte 1196 die Übertragung von Gütern an das Kloster Aulisburg. Die Errichtung der Burg Hatzfeld auf einem jenseits der Eder liegenden Bergvorsprung wurde in dieser Zeit begonnen.
Hij krijgt een zoon:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Gottfried | | | †1227 | | | 1 | 7 |
>
Dirk Hendrik ten Kate van Loo
Dirk Hendrik ten Kate van Loo, geb. Amsterdam op 10 nov 1792, ovl. Batavia [Indonesië] op 31 mei 1828.tr.
met
Johanna Maria Agneta de Witte van Haemstede, dr. van Jacob Eduard de Witte en Maria van Zuylekom (dichteres), geb. Zaltbommel op 2 okt 1790, ovl. Den Haag op 7 jan 1869.
Uit dit huwelijk 5 kinderen, waaronder:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Louise | *1817 | Den Haag | | | | 1 | 1 |
>
Johanna Maria Agneta de Witte van Haemstede
Johanna Maria Agneta de Witte van Haemstede, geb. Zaltbommel op 2 okt 1790, ovl. Den Haag op 7 jan 1869.- Vader:
Jacob Eduard de Witte, zn. van Jacob Eduard de Witte (Stadsbouwmeester van Amsterdam 1772-1776) en Anna Johanna Eenichs, ged. RK 's-Hertogenbosch op 2 apr 1763, ovl. Den Haag op 14 jun 1853,
, Hij was van een oud militair geslacht. Zijn grootvader was generaal-majoor bij de infanterie, zijn vader eerst genie-officier vervolgens directeur-generaal der stadswerken (van 1772 tot 1776) vanwaar hij overging in Russischen krijgsdienst; hier klom hij op tot luitenant-generaal.
In tijd van zijn ambt van genie-officier heeft hij in 's-Bosch verbleven en is hij daar in kennis gekomen met Anna Johanna Eenescho. De in Den Bosch geboren Jacob Eduard, de latere dichter waarover het hier gaat, en zijn tweelingbroer, werden door de ouders overgelaten aan de katholieke familieleden der moeder, die zelf en ook de vader protestant waren, gelijk het doopboek der St. Pieterskerk te 's-Bosch uitdrukkelijk vermeld. (2 April 1763).
Uit den inhoud der werken van den dichter, alsook uit het feit dat hij zijne te Oss geboren dochter in de protestantsche kerk liet doopen, zou men opmaken, dat hij later den godsdienst zijner ouders heeft aangenomen.
Jacob Eduard trad, evenals zijn vader en grootvader, in militaire loopbaan. 10 Augustus 1782 werd hij gedetacheerd als vaandrigsupernumerair, te Amersfoort geplaatst. In Aug. 1782 werd hij gedetacheerd, als vaandrig te Brouwershaven. Een tijd later, onder schulden gebukt gaande, wist een boomkweker uit Boskoop, Pieter van Brakel hem over te halen, door hem allerlei schoone voorspiegelingen te doen, deel te nemen aan een poging om het eiland Schouwen in handen der Engelschen te spelen. Van Bakel had reeds voor De Witte bezwarende brieven in bezit. Nu bedacht hij zich en trok zich niet alleen terug doch leverde de brieven over aan den pensionaris van Bleiswijk, om de 100 gouden rijders te verdienen, de premie voor het aanbrengen van verraders. De Witte werd gevangen genomen en zou de doodstraf hebben gekregen, doch er ontstond een geschil tusschen den Stalhouder en de Staten, wie het recht had, dit vonnis te voltrekken, de militaire of burgerlijke overheid. Aan dit geschil had hij zijn leven te danken.
Hij werd nu 21 Mei 1784 door het Hof van Holland veroordeeld tot vervallenverklaring van den militairen stand, zesjarige gevangenisstraf en eeuwige verbanning uit Holland, Zeeland, Friesland en Utrecht. Hij bracht zijn 6-jaren door te 's-Hage op de Voorpoort. Het was gedurende deze hechtenis, dat hij zich aan den letterkundigen arbeid heeft gezet en begon gedichten te maken.
Begin 1797 kreeg Jacob Eduard de Witte van Haemstede een aanstelling als magazijnmeester en opzichter van het Franse militaire hospitaal in het voormalige Prinsenhof te Groningen. Hij beurde er het bepaald niet slechte tractement van bijna 50 gulden per maand, met vrije inwoning, turf en kaarsen, en iedere vier dagen vlees en brood toe. Weldra kwam ook zijn gezin naar Groningen over.
Nog geen drie maanden later zat De Witte gevangen op de A-Poort. Hij had voor eigen gewin goederen van het hospitaal verkocht. Ook bracht hij veel meer daglonen in rekening voor los personeel zoals was- en naaivrouwen, dan deze dagen hadden gewerkt. Een beschermer in Den Haag trok zijn handen van hem af. Uiteindelijk werd De Witte medio 1798 veroordeeld tot tien jaar verbanning uit Stad en Lande, waar hij ook nooit meer een ambtelijke functie zou mogen bekleden.
Het was niet de eerste veroordeling van deze militair en oplichter, en zeker ook niet de laatste.
Hij was geboren in Den Bosch, als zoon en kleinzoon van generaals der genie, die ten onrechte meenden dat hun famille van graaf Floris V afstamde. In 1772 werd zijn vader directeur van de stadswerken en stadsgebouwen in Amsterdam. Ondanks het riante inkomen van ruim 5000 gulden per jaar, nam hij steekpenningen aan van aannemers, wat in 1777 uitkwam, zodat de familie de stad moest ruimen, om zich in Amersfoort te vestigen. In die stad werd Jacob Eduard junior in 1780, op zijn zeventiende, zelf vaandrig. Twee jaar later moest hij naar het Zeeuwse Schouwen, frontgebied in de Vierde Engelse oorlog, en daar was het dat hij uit geldnood militaire gegevens verkocht, wat hem op een aanklacht wegens landverraad en een doodvonnis kwam te staan.
Dankzij allerlei geharrewar kwam hij er uiteindelijk met zes jaar gevangenisstraf zeer genadig vanaf. Die tijd bracht hij door op de Gevangenpoort in Den Haag, waar hij zich ontwikkelde tot literator en broodschrijver van sentimenteel zwijmelwerk. Opmerkelijk is dat hij er maar liefst voor 22 stuivers per dag verteerde (exclusief bewassing, turf, kaarsen en alcoholica), wat twee, drie maal zoveel was als een gewone gevangene in Groningen in die tijd. Ook kreeg hij er, vanaf 1787, regelmatig bezoek van een bewonderaarster, de dichteres Maria van Zuylekom, met wie hij een brievenroman schreef. Nog voor zijn vrijlating zou hij haar twee maal bezwangeren.
Na zijn vrijlating trouwden ze, en omdat De Witte bij hetzelfde vonnis uit 1784 dat hem bevrijdde van de doodsstraf, voor eeuwig verbannen was uit de Holland, Zeeland, Friesland en Utrecht, vestigden hij en de zijnen zich alternerend in Brabant en Gelderland. Na de Bataafse Revolutie (1795) leek de kust in Amsterdam weer veilig voor hem. Hij werd er benoemd tot schrijver van de stadscourant, maar na negen maanden alweer ontslagen. Den Haag bleek minder veilig - daar pakte men hem in mei 1796 op wegens overtreding van zijn bannissement. Opnieuw de gevangenis in hoefde hij niet, maar hij moest wel weer Holland uit, en belandde toen in Groningen.
Van Groningen vertrok hij naar Zwolle waar hij even meetkundelessen gaf. Hij mocht er niet blijven wonen, probeerde per schip naar Rusland te gaan, waar zijn vader sinds 1784 weer generaal was, maar betaalde de schipper niet en moest van boord. Vanuit Breda probeerde hij van zijn levenslange verbanning uit 1784 af te komen. begaf zich tegen die verbanning in weer naar Den Haag (1801), waar ze dit keer niet meer coulant waren en hem voor twee jaar opsloten. In 1803/1804 verbleef hij in Antwerpen, een stad die hij ruimde onder achterlating van allerlei schulden. Vervolgens werd hij gearresteerd in Alkmaar, waar zijn vrouw en kinderen woonden. De straf was dit keer drie jaar brommen in Gouda, waar hij "ongepermitteerde liaisons" aanknoopte met de binnenmoeder van het Tuchthuis. Ook in 1807 overtrad hij zijn verbanning en zat hij weer een poos op de Haagse Gevangenpoort, maar kwam toen dankzij een uitvlucht met de schrik vrij.
Tussen 1807 en 1845, als hij in Den Haag opduikt, is zijn woon- en verblijfplaats onbekend. Af en toe publiceerde hij nog wel wat werk, maar veel minder dan vroeger. De autobiografische tekst die hij in 1825 schreef bleef in elk geval onuitgegeven, otr. op 9 mei 1790, tr, kerk.huw. Rosmalen op 24 mei 1790.
- Moeder:
Maria van Zuylekom, dr. van Jan van Zuylekom en Agnita Ameur, ged. Tedingerbroek op 29 jul 1759, dichteres, ovl. Den Haag op 7 apr 1831,
, Dochter van Jan van Zuylekom (1726-?) en Agnita Ameur (gest. 1761). Maria van Zuylekom trouwde op 21-5-1790 in Rosmalen met Jacob Eduard de Witte (1763-1853), vaandrig infanterie en schrijver. Uit dit huwelijk werden 2 zoons en 2 dochters geboren.
Maria van Zuylekom werd als derde van de vier dochters uit het eerste huwelijk van haar vader geboren. Ze was twee toen haar moeder stierf in het kraambed, twee weken na de geboorte van Maria’s zusje Theodora Aletta. Maria werd opgevoed door haar stiefmoeder Johanna ter Brake, met wie haar vader in Den Haag was hertrouwd. Uit dit huwelijk werden nog twee meisjes en twee jongens geboren.
Maria van Zuylekom werkte enige tijd als gezelschapsdame en is gaan schrijven. In 1787 was ze met een van haar halfbroers – waarschijnlijk Lodewijk – in de Haagse Gevangenpoort op bezoek bij Jacob Eduard de Witte, die er een straf van zes jaar uitzat wegens landverraad. De Witte was tijdens zijn gevangenschap gaan schrijven, aangemoedigd door de schrijfster Margareta van der Werken, en hij gaf zijn werk ook uit. Maria liet hem lezen wat zij geschreven had en Jacob Eduard was, zoals hij later in zijn memoires vertelde, onder de indruk van haar letterkundige vaardigheden .
Haar eerste pennevruchten, Mengelingen in proza en poezij, gaf ze in 1788 uit bij Isaac van Cleef in Den Haag. In de Vaderlandsche Bibliotheek (1789) oordeelt een recensent dat de bundel potentie heeft, maar ook veel bijsturing behoeft. Zij kan niet goed rijmen en het is beter als ze zich beperkt tot onderwerpen uit de natuur: verheven onderwerpen gaan haar niet goed af. In september 1788 werd Maria van Zuylekom buitengewoon lid van het Haagse dichtgenootschap Kunstliefde Spaart Geen Vlijt en in 1789 van het Utrechtse genootschap Vlijt is de Voedster der Wetenschappen.
Na verloop van tijd kregen Maria van Zuylekom en Jacob Eduard de Witte een verhouding. Maria gaf haar baan als gezelschapsdame op en liet zich vrijwillig bij haar geliefde opsluiten, net zoals in diezelfde tijd haar vriendin Cornelia van der Weyde zich in de Gevangenpoort bij Jean Henry des Villates had laten opsluiten. Het paar zette zich gezamenlijk aan het schrijven. Hun eerste roman, Henriëtte van Grandpré, verscheen in 1789. In 1790 volgde het eerste grote werk dat Van Zuylekom alleen schreef, Osman en Ophelia, een treurspel. Zij zal dat in ieder geval deels in de Gevangenpoort geschreven hebben. In datzelfde jaar kwam ook het eerste kind van Maria en Jacob Eduard ter wereld, al is onbekend wanneer precies en waar deze Jan Eduard werd geboren. Op 9 mei 1790 ging het paar in ondertrouw: die dag verscheen Maria van Zuylekom voor het gerecht met een officiële procuratie (volmacht) daartoe, omdat Jacob Eduard de gevangenis niet mocht verlaten. Hij kwam bijna twee weken later, op 21 mei, vrij.
Het huwelijk van Maria van Zuylekom en Jacob Eduard de Witte werd op 24 mei 1790 ingezegend in Rosmalen, waar het paar na De Wittes vrijlating was ingetrokken bij een tante en oom van hem. Op 23 mei werd hun zoon Jan Eduard gedoopt. Ze bleven er slechts een paar maanden. Nog hetzelfde jaar verhuisden ze naar Zaltbommel. Daar werd op 10 oktober 1790 hun tweede kind, Johanna Maria Agnita, geboren.
In 1791 werd Maria van Zuylekom geroyeerd door Kunstliefde Spaart Geen Vlijt. Het genootschap retourneerde haar boeken en gedichten en in de bijgesloten brief schreef het bestuur dat zij van de ledenlijst werd geschrapt vanwege haar ‘uitlandigheid’. Maria had hun een briefje geschreven dat zij uit Den Haag was vertrokken en in Oss verbleef. Die verhuizing is waarschijnlijk niet de echte reden voor het royement. Gesuggereerd is dat deze beslissing was ingegeven door het optreden van haar echtgenoot (Lauwerkrans). De Witte had namelijk, buiten hun medeweten, Adriana van Overstraten en Petronella Moens opgegeven als lid voor het genootschap. Beide dames waren daar bijzonder verbolgen over: Moens zei haar lidmaatschap meteen op en later eiste Van Overstraten al haar ingezonden werk terug. Aangezien De Witte zelf geen lid was, royeerde het genootschap maar zijn vrouw.
Zwervend bestaan. Er volgden vele turbulente jaren. De Witte moest steeds naar andere woonplaatsen omzien, nu eens vanwege belastingproblemen, dan weer malversaties of het verbreken van zijn verbanning uit Holland. Van Zuylekom reisde hem meestal na en ondertussen werden er nog twee kinderen geboren: Johanna Henrietta Adriana in Oss (14 oktober 1792) en Johannes Lodewijk in 1799 te Zuidlaren. Deze zoon trad later, als tweede luitenant, in de militaire voetsporen van zijn vaders familie. In 1792 – tussen alle verhuizingen door – publiceerde Van Zuylekom de briefroman Ismene en Selinde, die een positieve recensie kreeg in de Vaderlandsche Bibliotheek. Al was haar roman een navolging van De Wittes roman Martian en Jenny, de recensent vindt haar boek beter. Ze heeft, aldus de recensent, goede talenten, maar – weer een waarschuwing – ze moet zich niet bezighouden met ingewikkelde plots. Eveneens in 1792 verscheen De verlosser, dat zij weer samen met haar man heeft geschreven. Hun laatst bekende gezamenlijke publicatie is uit 1801: Treurzangen der vriendschap. Verder leverde Van Zuylekom vele bijdragen aan tijdschriften als de Almanak voor Vrouwen door Vrouwen en Bijdragen tot het Menselijk Geluk. Hieruit wordt duidelijk dat zij midden in het literaire leven van haar tijd stond. Dat duurde tot ongeveer 1815. Toen droogde haar pen op. Waar zij daarna van leefde is onbekend, maar waarschijnlijk is zij door een van haar kinderen in huis genomen, zoals ook Jacob Eduard aan het einde van zijn leven bij zijn tweede dochter woonde.
Maria van Zuylekom heeft lange periodes met haar kinderen maar zonder De Witte in Alkmaar en in Haarlem gewoond. Zo was Jacob Eduard ook afwezig toen Maria op 7 april 1831 in Den Haag stierf, ruim 71 jaar oud.
tr.
met
Dirk Hendrik ten Kate van Loo, zn. van Herman ten Kate en Louise Maria van Loo, geb. Amsterdam op 10 nov 1792, ovl. Batavia [Indonesië] op 31 mei 1828.
Uit dit huwelijk 5 kinderen, waaronder:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Louise | *1817 | Den Haag | | | | 1 | 1 |
>