tr.
met
Jean le Mire van Lalaing, zn. van Gaston le Lalaing, geb. circa 1380, Barbier-chirurgijn van hertog Willem van Beieren, ovl. Le Quesnoy [Frankrijk] op 2 nov 1447, tr. (2) met Gielgy . Uit dit huwelijk geen kinderen.
Jean le Mire van Lalaing.
Er blijkt een Jean Gastin dit le mire (of: dit le barbieur) te hebben geleefd, die als erfeigenaar voorkomt in het cartularium van Le Quesnoy van 1408 (Archives départementales du nord, Chambre des comptes de Lille, B 8982 fol. 15v). Hij was barbier en blijkens zijn bijnaam tevens chirurgijn van hertog Willem van Beieren, die in 1417 overleed en hem kort tevoren wegens zijn diensten terzake een lijfrente schonk (idem als voren B 12178 t/m 12214 (comptes des mortes-mains du Hainaut, jaren 1415 t/m 1448; uitbetaling van lijfrente ad 24 ponden per jaar ten laste van de recette des mortes mains, di. een heffing op roerend goed van overledenen, aan maitre Jehan Gastin dit le barbieur, voor het eerst in het boekjaar 1425/16; de laatste maal geboekt in 1418, maar doorgehaald en in de marge: obiit). Op 9 sept. 1416 beleent Willem van Beieren als graaf van Holland en Zeeland meester Jan Gastin "onze barbier" met 32 gemeten vroonland in Zeeland "in't Oesterlant in Duvelant in Henrick Buffels achtendeel" voor de helft te versterven op zijn zoon Willem, die hij heeft bij zijn vrouw Gielgy, en voor de helft op zijn eventuele kinderen bij zijn huidige echtgenote Johanna Yervaze; bij vooroverlijden van Willem zonder kinderen geheel te versterven op zijn dochters Catharina en Margriet die hij heeft van zijn vroedere vrouw Andrieze. Drie dagen later tocht meester Jan Gastin zijn vrouw Johanna Yervaze aan de mindere helft van het leengoed ARA, Arch. Graven van Holland 230, cap. Zeeland fol. 32v en 33). Van 1418 tot 1445 ontving hij gage als "sergant du gard" in Le Quesnoy (idem als voren B 9090 t/m 9101 (comptes du domaine de le châtellenie du Quesnoy, jaren 1418 t/m 1445). Op 26 jan. 1439 koopt hij een huis in Jolimetz van de schepenen van Le Quesnoy.
Blijkbaar overleed hij op 2 november 1447 (De Wapenheraut 1904, blz. 415, noot 2). In het cartularium van 1462 wordt zijn weduwe vermeld met een erf in de Rue des Lombards (en een in de Rue des Bourloires? Ongetwijfeld hebben wij hier te maken met de schoonvader van Thiery Thellincq.
tr.
met
NN Gijsbertsdr van Vliet van Mierlo.
Uit dit huwelijk 2 kinderen, waaronder:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Dirk | *1419 | Gent [België] | †1468 | Le Quesnoy [Frankrijk] | 49 | 1 | 2 |
tr.
met
Heynric (Holland) van Teylingen, zn. van Dirck Simonsz van Teylingen en Geerbrug Arentsdr van Arkel, geb. circa 1389, ovl. in 1425.
Heynric (Holland) van Teylingen.
filiatie niet zeker.
Uit dit huwelijk 2 kinderen, waaronder:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Dirk | *1419 | Gent [België] | †1468 | Le Quesnoy [Frankrijk] | 49 | 1 | 2 |
tr.
met
Uit dit huwelijk 2 kinderen, waaronder:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Heynric | *1389 | †1425 | 36 | 1 | 2 |
1. | Ons Voorgeslacht (OV 006), OV 006 (blz. 16) |
2. | Duizend jaar Poelgeest deel 2 (B 090), Fred van Poelgeest, Stichting Poelgeest archief, Hoorn (blz. 79) |
tr.
met
Dirck Simonsz van Teylingen, zn. van Simon van Teijlingen en Hase van Naaldwijk, geb. circa 1350.
Uit dit huwelijk 2 kinderen, waaronder:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Heynric | *1389 | †1425 | 36 | 1 | 2 |
otr. op 29 okt 1483, tr.
met
Jan II Gerritsz 'de jonge' van Egmond van Nijenburch, zn. van Gerard Willemsz van Egmond en NN van Zanen, geb. Ouddorp, Baljuw van de Nieuwburg.
Jan II Gerritsz 'de jonge' van Egmond van Nijenburch.
hij trouwde met Judith (Joost)t Jacobsdr Heereman van Oegstgeest, ook bekend als Josina Jacobsdr Heereman van Oegstgeest, getrouwd 1483, (dochter van Jacob Heerman en Eva Jan Mourijnsdr) ovl. voor feb 1507 in Alkmaar, begraven in de Grote Kerk te Alkmaar. Jan overleed 25 Mrt 1523 in Alkmaar.
Baljuw van de Nieuwburg (Nyenburg); hij pachtte het, met verlengingen van om de drie of vier jaar, van de Graaf van Egmond; van 1495-1516 schout en meermalen burgemeester van Alkmaar. Hij had zeventien kinderen.
En behalve deze functie pachtte Jan Gerritsz. eveneens, maar dan doorgaans van jaar op jaar, het kasteleinschap op het kasteel Nieuwburg en bovendien nog het daaraan verknochte rentmeesterschap.
Hij was ook leenman van Egmond: hij werd reeds op 24 Maart 1493 door Johan Graaf van Egmond beleend met de weide het Strypp in de ban van Valkoog (een onversterfelijk erfleen, te verheergewaden met 10 schellingen "goet gelts"), maar bij dit alles bleef het voor hem nog niet, want er was meer, dat hem te beurt viel: het dijkgraafschap van Geesfmerambachf wist hij in pacht te krijgen en wel van de Rentmeester-generaal van Kennemerland en Vriesland (een kwitantie wegens de pacht deswege d.d. 12 Aug. 1509 door de Rentmeester Willem van Crompvliet afgegeven ad 45 pond?, alsmede tenslotte nog een aanzienlijke partij van vroonlanden, die zoals men weet, vooral in het Geestmerambacht gelegen waren en die bijzonder laag in de pacht stonden.
Voorts bestond er nog een tweede vicarie van deze familie. Deze was door Jan Gerritsz. en zijn vrouw Joost Hereman in een afzonderlijke door hen in de Alkmaarse Grote Kerk gestichte kapel gefundeerd op het daarin geplaatste altaar van S. Andries. Deze instelling dateerde van 1520; elke dag moest daar de mis worden gelezen.
Van de versiering dezer kapel bevindt zich thans nog aan het gewelf een aantal schildjes, voorzien van een gedeeld wapen:.
Egmond (waarin de lijn der bastaardij overgeschilderd is!): b. een kruis, in 1 vergezeld van een meermin, die in de opgeheven rechterhand een spiegel houdt: hartschild met schildzoom en beladen met een kruis: derhalve een alliantiewapen voor de echtelieden Jan Gerritsz. en Joost Hereman.
Kastelein en baljuw (1480-1484) van het grafelijk kasteel Nieuwburg bij Oudorp in de directe nabijheid van Alkmaar; voorts schout (1486) en burgemeester van Alkmaar. Uit het 1e huwelijk zijn 17 kinderen geboren, allen op de Nijenburg of Nieuwburg geboren.
Johan Gerardsz zelf, die in de stukken kortweg en gewoner "Jan Gerritsz" heet, maakte op 29 okt. 1483 huwelijkse voorwaarden. In deze acte, die in de collectieve archivalia-van der Feen de Lille aanwezig is, staan weinig bijzonderheden. Het voornaamste daaruit is wel, dat Jan Gerritsz trouwen zal met Joost Jacobsdr en dat als moeder van de bruid daarbij compareerde de ons tot dusver volstrekt onbekende "Yefgen Jan Mourijn docher".
Kolonel de Man heeft in de Ned. Leeuw LXI, 1943, kol. 155 reeds ondubbelzinnig aangetoond, dat de vrouw van Jan Gerritsz ten rechte is geweest "Jooste Heereman Jacob Heereman Dirc Reijnierszoens zoen dochter" met wie Jan voor mrt. 1485 in het huwelijk getreden moet zijn, alsmede dat dit huwelijk door de dood van de vrouw ontbonden werd voor febr. 1507, het tijdstip, waarop de oudste zoon uit deze echt Jan (Jansz) wegens een van moederszijde geërfd Hollands leen de investituur verwierf.
Het meergemelde dossier van der Feen de Lille leert ons over deze personen echter nog meer. Daaronder bevindt zich allereerst nl. een perkamenten charter van 20 febr. 1497 (met twee zegels in groene was, de eerste zwaar geschonden, het tweede verloren), gepasseerd voor schepenen van Leiden, Pieter de Grebber en Jacob Sijmonsz, waarin compareerden Barbara Pieter Heeremans, weduwe, wonende aldaar in de Nuwestraat, als boedelhoudster, ter eenre en Jan Gerritsz, als echtgenoot van Joest Jacop Heereman dochter en Baertout Gerritsz, als "man en voogd" over Fije Jacop Heeremansdochter, als erfgenaam van Pieter Hereman zaliger, aan de andere zijde, welke bij die gelegenheid door tussenspreken van Clais Jan Claisz, Pieter Heijnrick Reijniersz, Willem van Dam, Florijs van Bossch, Gerijt Aerntsz Brouwer, Donel Pietersz en Gerijt Claesz Egmont een regeling over die nalatenschap tot stand brachten.
Jan Gerritsz is inderdaad baljuw van de Nieuwburg geweest, al had zijn vader daarover niets te zeggen. Hij bezat dit ambt echter volstrekt niet suo jure, maar hij pachtte het, met velengingen van om de drie of vier jaar, van de Graaf van Egmond. En behalve deze functie pachtte Jan Gerritsz eveneens, maar dan doorgaans van jaar op jaar, het kasteleinschap op het kasteel Nieuwburg en bovendien nog het daaraan verknochte rentmeesterschap. Ook over deze ambten had zijn vader niet de minste zeggenschap.
Tal van kwitanties voor de richtige betaling van de deswege verschuldigde pachtsommen zijn in het meergenoemde dossier aanwezig. Sedert 1505, om een voorbeeld te noemen, beliep de pachtsom in totaal voor de gezamenlijke bediening een vijfhonderd ponden. Dat bewijst wel, dat de ambten geen sinecures waren, terwijl uit het feit, dat Jan Gerritsz de functies zo langdurig bediend heeft, slechts te concluderen valt, dat hij beslist voldaan heeft (toen zijn zoon Jan Jansz de drie ambten na zijn dood kon pachten betaalde deze doorgaans 550 pond "en daer toe een vat butters van twaelff der selver ponden" ).
Begrijpelijkerwijs was hij ook leenman van Egmond: hij werd reeds op 24 mrt 1493 door Johan Graaf van Egmond beleend met de weide het Strypp in de ban van Valkoog (een onversterfelijk erfleen, te verheergewaden met 10 schellingen "goet gelts"; vgl. ook Alg. Rijksarch. Leenkamer Holland 268, litt. E), maar bij dit alles bleef het voor hem nog niet, want er was meer, dat hem te beurt viel: het dijkgraafschap van Geestmerambacht wist hij in pacht te krijgen en wel van de Rentmeester-generaal van Kennemerland en Vriesland (een kwitantie wegens de pacht deswege dd. 12 aug. 1509 door de Rentmeester Willem van Crompvliet afgegeven ad 45 pond in het bekende dossier aanwezig), alsmede tenslotte nog een aanzienlijke partij vroonlanden, die zoals men weet, vooral in het Geestmerambacht gelegen waren en die bijzonder laag in de pacht stonden.
Voorts bestond er nog een tweede vicarie. Deze was door Jan Gerritsz. en zijn vrouw Joost Hereman in een afzonderlijke door hen in de Alkmaarse Grote Kerk gestichte kapel gefundeerd op het daarin geplaatste altaar van S. Andries. Deze instelling dateerde van 1520; elke dag moest daar de mis worden gelezen.
Van de versiering dezer kapel bevindt zich thans nog aan het gewelf een aantal schildjes, voorzien van een gedeeld wapen:.
Egmond (waarin de lijn der bastaardij overgeschilderd is!): b. een kruis, in 1 vergezeld van een meermin, die in de opgeheven rechterhand een spiegel houdt: hartschild met schildzoom en beladen met een kruis: derhalve een alliantiewapen voor de echtelieden Jan Gerritsz. en Joost Herema.
Hij pachtte het, met verlengingen van om de drie of vier jaar, van de Graaf van Egmond; van 1495-1516 schout en meermalen burgemeester van Alkmaar. Hij had zeventien kinderen.
En behalve deze functie pachtte Jan Gerritsz. eveneens, maar dan doorgaans van jaar op jaar, het kasteleinschap op het kasteel Nieuwburg en bovendien nog het daaraan verknochte rentmeesterschap. Tal van kwitanties voor de richtige betaling van de deswege verschuldigde pachtsommen zijn in het dossier van der Feen de Lille aanwezig. Sedert 1505, om een voorbeeld te noemen, beliep de pachtsom in totaal voor de gezamenlijke bedieningen een vijfhonderd ponden. Dat bewijst wel, dat de ambten geen sinecure's waren, terwijl uit het feit, dat Jan Gerritsz. de functies zo langdurig bediend heeft, slechts te concluderen valt, dat hij beslist voldaan heeft.
Hij was ook leenman van Egmond: hij werd reeds op 24 Maart 1493 door Johan Graaf van Egmond beleend met de weide het Strypp in de ban van Valkoog (een onversterfelijk erfleen, te verheergewaden met 10 schellingen "goet gelts"), maar bij dit alles bleef het voor hem nog niet, want er was meer, dat hem te beurt viel: het dijkgraafschap van Geestmerambachf wist hij in pacht te krijgen en wel van de Rentmeester-generaal van Kennemerland en Vriesland (een kwitantie wegens de pacht deswege d.d. 12 Aug. 1509 door de Rentmeester Willem van Crompvliet afgegeven ad 45 pond?, alsmede tenslotte nog een aanzienlijke partij van vroonlanden, die zoals men weet, vooral in het Geestmerambacht gelegen waren en die bijzonder laag in de pacht stonden.
Voorts bestond er nog een tweede vicarie van deze familie. Deze was door Jan Gerritsz. en zijn vrouw Joost Hereman in een afzonderlijke door hen in de Alkmaarse Grote Kerk gestichte kapel gefundeerd op het daarin geplaatste altaar van S. Andries. Deze instelling dateerde van 1520; elke dag moest daar de mis worden gelezen.
Van de versiering dezer kapel bevindt zich thans nog aan het gewelf een aantal schildjes, voorzien van een gedeeld wapen: Egmond (waarin de lijn der bastaardij overgeschilderd is): b. een kruis, in 1 vergezeld van een meermin, die in de opgeheven rechterhand een spiegel houdt: hartschild met schildzoom en beladen met een kruis: derhalve een alliantiewapen voor de echtelieden Jan Gerritsz. en Joost Hereman.
Zie: J. Belonje, Afkomst, passim; J. Belonje, Twee Nyenburgen p.28 e.v.; J.P. de Man, Judith Heerman van Oegstgeest, in: De Nederlandsche Leeuw 61e jrg (1943) k.155- 158; Stadsarchief Alkmaar inv. 123-125.
In het dossier van der Feen de Lille leert ons over bevindt zich een perkamenten charter van 20 Februari 1497, gepasseerd.
voor schepenen van Leiden, Pieter de Grebber en Jacob Sijmonsz, waarin compareerden Barbara Pieter Heeremans, weduwe, wonende aldaar in de Nuwestraat, als boedelhoudster, ter eenre en Jan Gerritsz, als echtgenoot van Joest Jacop Hereman dochter en Baertout Gerritsz, als 'man en voogd' over Fije Jacob Heremansdochter, als erfgenamen van Pieter Hereman zaliger, aan de andere zijde, welke bij die gelegenheid door tussenspreken van Clais Jan Claisz, Pieter Heijnrick Reijnersz, Willem van Dam, Florijs van Bossch, Gerijt Aerntsz. Brouwer, Donel Pietersz. en Gerijt Claesz. Egmont een regeling over die nalatenschap tot stand brachten.
Uit dit huwelijk 15 kinderen, waaronder:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Joosgen | *1484 | Alkmaar | †1556 | Alkmaar | 71 | 1 | 20 |
2 | Anna | 1564 | Amsterdam (Nieuwe Kerk) | 1 | 0 |
tr. (1) Amsterdam op 21 jan 1925
met
Sara Jacomina van der Hage, geb. Ellewoutsdijk op 13 aug 1883.
otr. (2) Amsterdam op 27 aug 1912, tr. Amsterdam op 12 sep 1912
met
Cato (Catharina Magdalena) Hanrath, dr. van Pieter Hanrath (Ingenieur, Fabrikant) en Immetje Proost, geb. Amsterdam op 13 jun 1883.
Uit dit huwelijk geen kinderen
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
tr. op 13 aug 1868
met
Henrietta Carolina Maria Gebhard, dr. van Willem Fredrik Gebhard (makelaar) en Charlotta Crone, geb. Amsterdam op 6 sep 1844, ovl. aldaar op 8 nov 1927, begr. aldaar op 12 nov 1927.
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Ulco | *1886 | Amsterdam | †1966 | 80 | 2 | 1 |
tr. op 13 aug 1868
met
Ulco Arie Cornelis Proost, zn. van Pieter Proost (bijbeldrukker, boekbinder) en Immetje Brandt, geb. Amsterdam op 19 sep 1841, Koopman, ovl. Amsterdam op 29 nov 1920, begr. aldaar op 3 dec 1920.
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Ulco | *1886 | Amsterdam | †1966 | 80 | 2 | 1 |
tr. Amsterdam op 23 jun 1881
met
Immetje Proost, dr. van Johannes Proost (Papierhandelaar) en Catharina Magdalena Stroeve, geb. Amsterdam op 3 feb 1857, ovl. aldaar op 28 jun 1935.
Uit dit huwelijk een dochter:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Cato | *1883 | Amsterdam | 1 | 1 |
1. | Nederlands Patriciaat (NP 002), van 1937 tot 1997 |
tr. Amsterdam op 23 jun 1881
met
Pieter Hanrath https://gw.geneanet.org/willemstrouwen?n=hanrath&oc=&p=pieter, zn. van Johan Otto Hanrath en Amelia Maria Fentener van Vlissingen, geb. Amsterdam op 16 apr 1848, Ingenieur, Fabrikant, ovl. voor 1935.
Uit dit huwelijk een dochter:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Cato | *1883 | Amsterdam | 1 | 1 |
tr. Amsterdam op 21 jan 1925
met
Ulco Proost, zn. van Ulco Arie Cornelis Proost (Koopman) en Henrietta Carolina Maria Gebhard, geb. Amsterdam in 1886, ovl. op 21 jul 1966.
tr. Heemstede op 29 aug 1845
met
Amelia Maria Fentener van Vlissingen1, dr. van Pieter Fentener van Vlissingen (firmant; koopman in 1844) en Maria Cornelia Beeke, geb. Amsterdam op 15 mrt 1824.
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Pieter | *1848 | Amsterdam | †1935 | 87 | 1 | 1 |
1. | Nederlands Patriciaat (NP 002), van 1937 tot 1997 |
tr. Heemstede op 29 aug 1845
met
Johan Otto Hanrath1, zn. van Pieter Hanrath (koopman) en Elisabeth Petronella Hermanna van Ingen, geb. Amsterdam op 21 jun 1820.
Johan Otto Hanrath.
lid fa. De Vos, Hanrath en Wiegel, flesschenfabrikanten.
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Pieter | *1848 | Amsterdam | †1935 | 87 | 1 | 1 |
1. | Nederlands Patriciaat (NP 002), van 1937 tot 1997 |
tr. Amsterdam op 26 mei 1853
met
Catharina Magdalena Stroeve, dr. van Jacob Stroeve (Predikant) en Johanna Henrietta de Koning, geb. Groot-Ammers 1828 of 1829, [https://www.genealogieonline.nl/parenteel-proost/I41066.php]], ovl. Amsterdam op 22 jan 1883.
Uit dit huwelijk 6 kinderen, waaronder:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Immetje | *1857 | Amsterdam | †1935 | Amsterdam | 78 | 1 | 1 |
tr. Amsterdam op 26 mei 1853
met
Johannes Proost, zn. van Pieter Proost (bijbeldrukker, boekbinder) en Immetje Brandt, geb. Amsterdam op 5 aug 1824, Papierhandelaar, ovl. Amsterdam op 25 jan 1893.
Uit dit huwelijk 6 kinderen, waaronder:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Immetje | *1857 | Amsterdam | †1935 | Amsterdam | 78 | 1 | 1 |
tr. Kampen op 15 jan 1818
met
Elisabeth Petronella Hermanna van Ingen, dr. van Jan Otto van Ingen en Maria Catharina Drieman, geb. Kampen op 20 dec 1791.
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Johan | *1820 | Amsterdam | 1 | 1 |
1. | Nederlands Patriciaat (NP 002), van 1937 tot 1997 |
tr. Kampen op 15 jan 1818
met
Pieter Hanrath1, zn. van Gerrit Hendrik Hanrath (koopman) en Cornelia Wulner, geb. Amsterdam op 4 jun 1788, koopman.
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Johan | *1820 | Amsterdam | 1 | 1 |
1. | Nederlands Patriciaat (NP 002), van 1937 tot 1997 |
tr. Leiden op 1 mrt 1817
met
Maria Cornelia Beeke1, dr. van Simon Beeke en Amelia de Koning, geb. Bloemendaal op 19 okt 1798, woonde Nieuwe Heerengracht 151 Amsterdam in 1877, ovl. aldaar op 16 jan 1877.
Uit dit huwelijk een dochter:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Amelia | *1824 | Amsterdam | 1 | 1 |
1. | Nederlands Patriciaat (NP 002), van 1937 tot 1997 |
tr. Leiden op 1 mrt 1817
met
Pieter Fentener van Vlissingen1, zn. van Cornelis van Vlissingen (koopman) en Maria Fentener, geb. Amsterdam op 17 sep 1794, ged. aldaar op 25 sep 1794, firmant; koopman in 1844, ovl. Amsterdam op 24 dec 1844.
Pieter Fentener van Vlissingen.
medeoprichter firma Van Vlissingen & Stuart, kooplieden in onder andere steenkolen | stamvader van de tak Fentener van Vlissingen.
Uit dit huwelijk een dochter:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Amelia | *1824 | Amsterdam | 1 | 1 |
1. | Nederlands Patriciaat (NP 002), van 1937 tot 1997 |