Margriet Janse
Margriet Janse.
Cornelis Huijbertsz Hilhorst
Cornelis Huijbertsz Hilhorst, geb. circa 1560.
Hij krijgt een dochter:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Barbara | *1590 | Soest | †1645 | Soest | 55 | 1 | 1 |
Anthonis Rooeters Schae
Anthonis Rooeters (Thoenisz) Schae, geb. Soest circa 1505, ovl. aldaar circa 1580.
tr.
met
Gerritjen Dyrick Gerritsdochter, geb. circa 1510.
Uit dit huwelijk een dochter:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Margriet | *1537 | Soest | †1615 | Soest | 78 | 1 | 1 |
Hugen Bloois
Hugen Bloois (de Blote).
Hij krijgt een zoon:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Dirck | *1400 | | | | | 1 | 1 |
Bertelmeeus Aernt Bloois
Bertelmeeus Aernt Bloois (de Blote).
tr.
met
Dircdr Bertraet uten Hoec, dr. van Odzier uten Hoec.
Uit dit huwelijk een zoon:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Hugen | | | | | | 1 | 1 |
Dircdr Bertraet uten Hoec
Dircdr Bertraet uten Hoec.
tr.
met
Bertelmeeus Aernt Bloois (de Blote), zn. van Clays Bloois en Cleasdr van Ruven.
Uit dit huwelijk een zoon:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Hugen | | | | | | 1 | 1 |
Odzier uten Hoec
Odzier uten Hoec.
Hij krijgt een dochter:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Dircdr | | | | | | 1 | 1 |
Ysbrand Oeziers uten Hoec
Ysbrand Oeziers uten Hoec.
tr.
met
NN van Delf.
Uit dit huwelijk een zoon:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Odzier | | | | | | 1 | 1 |
NN van Delf
NN van Delf.
tr.
met
Ysbrand Oeziers uten Hoec, zn. van Oedzier Wigger Uytenhoecke van Wateringen van Cralingen en Geertruida van de Wateringhe.
Uit dit huwelijk een zoon:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Odzier | | | | | | 1 | 1 |
Oedzier Wigger Uytenhoecke van Wateringen van Cralingen
Oedzier Wigger Uytenhoecke van Wateringen van Cralingen.
Oedzier Wigger Uytenhoecke van Wateringen van Cralingen.
informatie met referentie aan "Stamboom Luser Stasse".
Vrijstaande boerderij, genaamd de Schoutswoning, voortgekomen uit een middeleeuws versterkt huis dat bekend stond onder de naam 'Huys uten Hoecke'.
De geschiedenis van de boerderij gaat terug tot ver in de middeleeuwen. De polder waarin de boerderij is gelegen behoorde van oudsher tot het dorp Wateringen. De locatie van de boerderij is, zover bekend, de vroegst bebouwde plek van Wateringen. Al in de le helft van de 13e eeuw stond hier een versterkt huis, eigendom van de edelman Ogier Uytenhoecke, stamvader van het latere riddergeslacht Van de Wateringhe.
http://www.monumentenzorgdenhaag.nl/monumenten/bovendijk-141-en-143 / Bovendijk 141 en 143 Wateringse Veld Schoutswoning.
Ogier van Cralingen (1), uit het geslacht Utenhoeke, was in het midden der 13e eeuw eigenaar van enige gronden, die later de heerlijkheid Wateringen uitmaakten. Mogelijk was hij dezelfde Ogier, die in 1247 wordt genoemd (Rotterd. Historiebl. II A, 563) of ook dezelfde die in 1260 en 1267 Ogier van Wateringen heet. De weduwe van dezen, Gertrudis of Geertruida, schonk in 1260 met toestemming van haar zoon Gerardus miles de Wateringhe land aan de abdij van Rijnsburg (v.d. Bergh, Oorkondenboek II, 33, 71;Rotterd. Hist. Bl. II, 562 en 592). Zij heeft nog een zoon, Ogier. Mogelijk ook nog een dochter, Machteld Wiggersdochter van Cralingen (Wigger = Ogier?), deze erkent 13 Nov. 1270 de tienden van het nieuwe land van Cralingen. alsmede ¼ der tienden van Cralingen van de utrechtsche abdij van St. Paulus in leen te hebben ontvangen, zooals haar vader ze placht te houden (de Fremery, Oork. boek, no. 159).
Ogier (2) de zoon, wat het waarschijnlijkst is, òf de kleinzoon van voornoemde Gertrudis bezat het kasteel Honingen, door Ogier (1) vóór 1260 gesticht, en werd later met het ambacht van Cralingen beleend. In 1297 komt hij als ridder voor, wanneer graaf Jan 16 Juni 1297 uitspraak doet tusschen de bedeschuldigen van de ambachten van Heer O.v.C. en Herman Bokel (zie http://www.dbnl.org/tekst/molh003nieu09_01/molh003nieu09_01_0289.php ) in West-IJselmonde en bepaalde dat H.B. ambacht ? en O. ambacht ? zou dragen in de jaarl. beden en de kosten van cogge en heirvaart (v. Mieris, Groot Charterb. I, 586). Op denzelfden dag geeft de graaf aan O.v.C. het recht van nakoop in zijn ambacht Cralingen, maar behoudt zich tevens zijn eigen rechten in het ambacht voor en neemt voor zich en zijn nakomelingen het recht van nakoop op den Heer (v.d. Bergh, Oork. boek, no. 1004). In een brief, dien O.v.C. 25 Nov. 1299 van de gravin en weduwe Elisabeth weet te verkrijgen, is de beperking, die de graaf er in had gevoegd, achterwege gebleven (Oork. boek, a.v, p. 455; v. Mieris, I, 586, 619). Heer Ogier, onder wien het ambacht Cralingen behoorlijk omschreven en gewaarborgde rechten verkreeg, terwijl de zaak der bedijking op vasten voet gevestigd en daardoor de veiligheid verzekerd werd, overleed in of kort voor 1300 en werd door een anderen Ogier als heer van Cralingen opgevolgd.
Deze Ogier (3), meer dan waarschijnlijk zijn zoon komt als knape voor 29 Nov. 1303, als Storm, heer Gilliszoon van Voorschoten de uitspraak over zijn vergrijpen aan den graaf verblijft en vraagt aan heer Kerstant van Raephorst, ridder, Oedgier uten Hoeke en Oedgier van Cralingen, knapen, deze oorkonde te bezegelen (v. Mieris, II, 37). Ongetwijfeld behooren de beschuldigde en de getuigen tot dezelfde familie. Laatstgenoemde Ogier is in 1314 ridder en heeft geschil met Dirk Boekel over de grensscheiding tusschen beider bezittingen, over het beheer der kerkegoederen en over het voorofferen in de kerk van Ouderschie, welk geschil 19 Mei 1314 door heer Jan van Beaumont wordt beslecht (Reg. Hannonensia, 53; Rott. Hist. bl. IIA, 570, 571). Den 31. Juli 1323 regelde graaf Willem III te Woudrichem de huwelijksvoorwaarden tusschen Rickaerde, dochter van O.v.C, ridder, en Jan de Snider, poorter te Dordrecht (maar als de graaf daarbij spreekt van ?zijne nichte? Rickaerde, is dit slechts als een hoffelijkheid op te vatten) (van Mieris, II, 321). Verder is deze O.v.C. ons niet voorgekomen. Wel verzocht het kapittel van S. Salvator als collator, 5 Aug. 1340, aan den aartsdiaken van Utrecht om heer Odger van Cralingen in het bezit te stellen van de kerk van Scherpenisse (Hannonensia, 271), maar deze zal een geestelijk persoon zijn geweest en ongetwijfeld een ander als de heer van Cralingen.
Ogier (3) van Cralingen is waarschijnlijk de broeder, anders de vader van Gillis (1), die hiervoorgaat.
Tusschen 1247 en 1323 komen verschillende Ogier's voor: zij dragen den naam van van Wateringen, òf Utenhoeke, òf van Voorschoten (een heerlijkheid nabij Rotterdam) òf van Cralingen. Zij zijn niet altijd goed van elkaar te onderscheiden, maar blijkbaar behooren zij tot hetzelfde geslacht.
Zie: Rotterdamsche Historiebladen II A, 451-453, 562-574.
tr.
met
Geertruida van de Wateringhe.
Uit dit huwelijk een zoon:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Ysbrand | | | | | | 1 | 1 |
Geertruida van de Wateringhe
Geertruida van de Wateringhe.
tr.
met
Oedzier Wigger Uytenhoecke van Wateringen van Cralingen.
Oedzier Wigger Uytenhoecke van Wateringen van Cralingen.
informatie met referentie aan "Stamboom Luser Stasse".
Vrijstaande boerderij, genaamd de Schoutswoning, voortgekomen uit een middeleeuws versterkt huis dat bekend stond onder de naam 'Huys uten Hoecke'.
De geschiedenis van de boerderij gaat terug tot ver in de middeleeuwen. De polder waarin de boerderij is gelegen behoorde van oudsher tot het dorp Wateringen. De locatie van de boerderij is, zover bekend, de vroegst bebouwde plek van Wateringen. Al in de le helft van de 13e eeuw stond hier een versterkt huis, eigendom van de edelman Ogier Uytenhoecke, stamvader van het latere riddergeslacht Van de Wateringhe.
http://www.monumentenzorgdenhaag.nl/monumenten/bovendijk-141-en-143 / Bovendijk 141 en 143 Wateringse Veld Schoutswoning.
Ogier van Cralingen (1), uit het geslacht Utenhoeke, was in het midden der 13e eeuw eigenaar van enige gronden, die later de heerlijkheid Wateringen uitmaakten. Mogelijk was hij dezelfde Ogier, die in 1247 wordt genoemd (Rotterd. Historiebl. II A, 563) of ook dezelfde die in 1260 en 1267 Ogier van Wateringen heet. De weduwe van dezen, Gertrudis of Geertruida, schonk in 1260 met toestemming van haar zoon Gerardus miles de Wateringhe land aan de abdij van Rijnsburg (v.d. Bergh, Oorkondenboek II, 33, 71;Rotterd. Hist. Bl. II, 562 en 592). Zij heeft nog een zoon, Ogier. Mogelijk ook nog een dochter, Machteld Wiggersdochter van Cralingen (Wigger = Ogier?), deze erkent 13 Nov. 1270 de tienden van het nieuwe land van Cralingen. alsmede ¼ der tienden van Cralingen van de utrechtsche abdij van St. Paulus in leen te hebben ontvangen, zooals haar vader ze placht te houden (de Fremery, Oork. boek, no. 159).
Ogier (2) de zoon, wat het waarschijnlijkst is, òf de kleinzoon van voornoemde Gertrudis bezat het kasteel Honingen, door Ogier (1) vóór 1260 gesticht, en werd later met het ambacht van Cralingen beleend. In 1297 komt hij als ridder voor, wanneer graaf Jan 16 Juni 1297 uitspraak doet tusschen de bedeschuldigen van de ambachten van Heer O.v.C. en Herman Bokel (zie http://www.dbnl.org/tekst/molh003nieu09_01/molh003nieu09_01_0289.php ) in West-IJselmonde en bepaalde dat H.B. ambacht ? en O. ambacht ? zou dragen in de jaarl. beden en de kosten van cogge en heirvaart (v. Mieris, Groot Charterb. I, 586). Op denzelfden dag geeft de graaf aan O.v.C. het recht van nakoop in zijn ambacht Cralingen, maar behoudt zich tevens zijn eigen rechten in het ambacht voor en neemt voor zich en zijn nakomelingen het recht van nakoop op den Heer (v.d. Bergh, Oork. boek, no. 1004). In een brief, dien O.v.C. 25 Nov. 1299 van de gravin en weduwe Elisabeth weet te verkrijgen, is de beperking, die de graaf er in had gevoegd, achterwege gebleven (Oork. boek, a.v, p. 455; v. Mieris, I, 586, 619). Heer Ogier, onder wien het ambacht Cralingen behoorlijk omschreven en gewaarborgde rechten verkreeg, terwijl de zaak der bedijking op vasten voet gevestigd en daardoor de veiligheid verzekerd werd, overleed in of kort voor 1300 en werd door een anderen Ogier als heer van Cralingen opgevolgd.
Deze Ogier (3), meer dan waarschijnlijk zijn zoon komt als knape voor 29 Nov. 1303, als Storm, heer Gilliszoon van Voorschoten de uitspraak over zijn vergrijpen aan den graaf verblijft en vraagt aan heer Kerstant van Raephorst, ridder, Oedgier uten Hoeke en Oedgier van Cralingen, knapen, deze oorkonde te bezegelen (v. Mieris, II, 37). Ongetwijfeld behooren de beschuldigde en de getuigen tot dezelfde familie. Laatstgenoemde Ogier is in 1314 ridder en heeft geschil met Dirk Boekel over de grensscheiding tusschen beider bezittingen, over het beheer der kerkegoederen en over het voorofferen in de kerk van Ouderschie, welk geschil 19 Mei 1314 door heer Jan van Beaumont wordt beslecht (Reg. Hannonensia, 53; Rott. Hist. bl. IIA, 570, 571). Den 31. Juli 1323 regelde graaf Willem III te Woudrichem de huwelijksvoorwaarden tusschen Rickaerde, dochter van O.v.C, ridder, en Jan de Snider, poorter te Dordrecht (maar als de graaf daarbij spreekt van ?zijne nichte? Rickaerde, is dit slechts als een hoffelijkheid op te vatten) (van Mieris, II, 321). Verder is deze O.v.C. ons niet voorgekomen. Wel verzocht het kapittel van S. Salvator als collator, 5 Aug. 1340, aan den aartsdiaken van Utrecht om heer Odger van Cralingen in het bezit te stellen van de kerk van Scherpenisse (Hannonensia, 271), maar deze zal een geestelijk persoon zijn geweest en ongetwijfeld een ander als de heer van Cralingen.
Ogier (3) van Cralingen is waarschijnlijk de broeder, anders de vader van Gillis (1), die hiervoorgaat.
Tusschen 1247 en 1323 komen verschillende Ogier's voor: zij dragen den naam van van Wateringen, òf Utenhoeke, òf van Voorschoten (een heerlijkheid nabij Rotterdam) òf van Cralingen. Zij zijn niet altijd goed van elkaar te onderscheiden, maar blijkbaar behooren zij tot hetzelfde geslacht.
Zie: Rotterdamsche Historiebladen II A, 451-453, 562-574.
Uit dit huwelijk een zoon:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Ysbrand | | | | | | 1 | 1 |
Clays Bloois
Clays Bloois (de Blote).
tr.
met
Cleasdr van Ruven.
Uit dit huwelijk een zoon:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Bertelmeeus | | | | | | 1 | 1 |
Ghered Bloois
Ghered Bloois (de Blote).
Hij krijgt een zoon:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Clays | | | | | | 1 | 1 |
Margriet
Margriet .
tr.
met
Dirck de Bloote (Bloois, de Blote), zn. van Hugen Bloois, geb. circa 1400.
Uit dit huwelijk een dochter:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Haze | *1429 | Schipluiden | †1469 | | 40 | 1 | 4 |
Cleasdr van Ruven
Cleasdr van Ruven.
tr.
met
Clays Bloois (de Blote), zn. van Ghered Bloois.
Uit dit huwelijk een zoon:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Bertelmeeus | | | | | | 1 | 1 |
Otto heer van Egmond van Meeresteijn van Poelenburg.
Hij verkocht in 1427 land te Velsen aan de abt van Egmond en kreeg van zijn broeder Albrecht het Bredeweer (groot 36 morgen, gelegen in de ban van Alphen aan de Rijn) waarmeen hij op 27 apr. 1430 werd beleend (Holl. Leenk. 62 fol. 119).
Op 13 juli 1430 werd hij beleend met woning en grond te Heemskerk (Holl. Leenk. 62 fol.123). Op 30 okt.1438 werd hij na koop beleend met 4 pond jaarlijkse rente uit de herfstbede van Akersloot en op dezelfde datum verwierf hij 'Zevenhovercamp' in de ban van Heemskerk (Holl. Leenk. 114 fol.92v en 93).
Abdij van Egmond; toegangsnummer: 356; 4. Regestenlijst:.
834 1425 juli 5.
Gheryt Utenhaghe, schout van Velsen, wijst krachtens vonnis van heemraden als dijkgraaf bij openbare verkoop aan Otto van Egmonde en Gheryt Symonsz. al het land toe, gelegen in den ban van Velsen en door het godshuis van Egmond verpacht, zulks wegens de kosten door deze gemaakt tot herstel van den dijk te Velsen.
Oorspr. (Inv.no. 459). Met het geschonden zegel van den oorkonder; dat van Symon Dirxcz, heemraad, is verloren.
836 1426 Mei 8.
Gheryt Uutenhaghe, schout van Velsen wijst krachtens vonnis van heemraden als dijkgraaf bij openbare verkoop 4 grazen land, gelegen in Lagelant in den ban van Velsen toe aan Otte van Egmonde, zulks voor de kosten door dezen gemaakt tot herstel van den dijk te Velsen.
Oorspr. (Inv.no. 455). Met de zegels van den schout en Willem van Schoten in plaats van de zeven heemraden.
837 1426 juni 2.
Otte van Egmonde verkoopt aan abt en convent van Egmonde 6 grazen land, gelegen in Lagelant in Velsen, welke landen door hem op de naschouw naar dijkrecht gekocht zijn.
Oorspr. (Inv.no. 455). Met het zegel van den oorkonder.
843 1427 April 20.
Otte van Egmonde en Gheeret Uttenhage verklaren verkocht te hebben aan den abt van Egmond al het land, dat zij bij de naschouw in Velsen volgens dijkrecht "voir der dijckaetse" gekocht hadden n.l. 2 grazen in Lagelant, 2 Lichtcampen, 2½ made, 2 made in Laenwair, 1 made voor de Hofgeest, 3½ made in de Henster Dammer, 5 vierendeel op de Cleyn Hoge made, 3½ made in de Zytwintscamp, 2 grazen, 2 grazen en 12 grazen in Lagelant.
Oorspr. (Inv.no. 459). Met de afgesleten zegels van Otte van Egmonde en Gheeret Uttenhage.
902 1432 juli 16.
Leenmannen van de grafelijkheid van Hollant, allen met name genoemd, oorkonden, dat vóór de baljuw van Kennemerlant, vóór hem en andere leenmannen te Hairlem in de vierschaar verschenen zijn Geryt Simonsz. als meier en voogd van den abt van Egmond ter eenre en de schepenen van Velsen ter andere zijde wegens een vonnis door genoemde schepenen in het geschil tussen Jan Louwenz. en den abt van Egmonde over zeker land gewijsd en waartegen de abt in beroep was gegaan; dat de schout van Velsen daarop zijn kenninge, dat woordelijk wordt weergegeven, had meegedeeld; dat zij (leenmannen) inzage hadden genomen van 's abts bullen en exemptiën en de Kennemer handvesten, en daarop gewijsd hadden, dat niemand bevoegd was in deze recht te spreken dan "de paus off die hoff, die dat van rechtswege sculdich is te berechten"; dat zij verder op den eis van genoemden voogd gewijsd hadden, dat zij een bezegelde acte van de uitspraak behoorden te geven.
Oorspr. (Inv.no. 82). Met de zegels van de leenmannen Gijsbrecht van Vyanen, Jan van der Lecke, Otto van Egmonde, Gijsbrecht van Haeften, Florys van der Boichorst, Jan van der Boichorst, Vrancke van der Boichorst, Dirc van Assendelf, Dirc van Zwieten, Willem Utenhage, Jan van Alphen, Jan van Zwieten, Ysbrant van der Scuer Florysz, Boudewijn Jan Boudewijnsz, Claes Florysz. en Bruun Vrerixz.; die van Boudewijn van Zwieten, tresorier van Holland en van den leenman Dirc van Tetroede ontbreken.
tr.
met
Machteld van der Goye1, geb. circa 1400.
Uit dit huwelijk een zoon:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Aelbrecht | *1425 | Heemskerk | †1487 | | 62 | 2 | 4 |
Bronnen:
Machteld van der Goye
Machteld van der Goye1, geb. circa 1400.
tr.
met
Otto heer van Egmond van Meeresteijn van Poelenburg.
Hij verkocht in 1427 land te Velsen aan de abt van Egmond en kreeg van zijn broeder Albrecht het Bredeweer (groot 36 morgen, gelegen in de ban van Alphen aan de Rijn) waarmeen hij op 27 apr. 1430 werd beleend (Holl. Leenk. 62 fol. 119).
Op 13 juli 1430 werd hij beleend met woning en grond te Heemskerk (Holl. Leenk. 62 fol.123). Op 30 okt.1438 werd hij na koop beleend met 4 pond jaarlijkse rente uit de herfstbede van Akersloot en op dezelfde datum verwierf hij 'Zevenhovercamp' in de ban van Heemskerk (Holl. Leenk. 114 fol.92v en 93).
Abdij van Egmond; toegangsnummer: 356; 4. Regestenlijst:.
834 1425 juli 5.
Gheryt Utenhaghe, schout van Velsen, wijst krachtens vonnis van heemraden als dijkgraaf bij openbare verkoop aan Otto van Egmonde en Gheryt Symonsz. al het land toe, gelegen in den ban van Velsen en door het godshuis van Egmond verpacht, zulks wegens de kosten door deze gemaakt tot herstel van den dijk te Velsen.
Oorspr. (Inv.no. 459). Met het geschonden zegel van den oorkonder; dat van Symon Dirxcz, heemraad, is verloren.
836 1426 Mei 8.
Gheryt Uutenhaghe, schout van Velsen wijst krachtens vonnis van heemraden als dijkgraaf bij openbare verkoop 4 grazen land, gelegen in Lagelant in den ban van Velsen toe aan Otte van Egmonde, zulks voor de kosten door dezen gemaakt tot herstel van den dijk te Velsen.
Oorspr. (Inv.no. 455). Met de zegels van den schout en Willem van Schoten in plaats van de zeven heemraden.
837 1426 juni 2.
Otte van Egmonde verkoopt aan abt en convent van Egmonde 6 grazen land, gelegen in Lagelant in Velsen, welke landen door hem op de naschouw naar dijkrecht gekocht zijn.
Oorspr. (Inv.no. 455). Met het zegel van den oorkonder.
843 1427 April 20.
Otte van Egmonde en Gheeret Uttenhage verklaren verkocht te hebben aan den abt van Egmond al het land, dat zij bij de naschouw in Velsen volgens dijkrecht "voir der dijckaetse" gekocht hadden n.l. 2 grazen in Lagelant, 2 Lichtcampen, 2½ made, 2 made in Laenwair, 1 made voor de Hofgeest, 3½ made in de Henster Dammer, 5 vierendeel op de Cleyn Hoge made, 3½ made in de Zytwintscamp, 2 grazen, 2 grazen en 12 grazen in Lagelant.
Oorspr. (Inv.no. 459). Met de afgesleten zegels van Otte van Egmonde en Gheeret Uttenhage.
902 1432 juli 16.
Leenmannen van de grafelijkheid van Hollant, allen met name genoemd, oorkonden, dat vóór de baljuw van Kennemerlant, vóór hem en andere leenmannen te Hairlem in de vierschaar verschenen zijn Geryt Simonsz. als meier en voogd van den abt van Egmond ter eenre en de schepenen van Velsen ter andere zijde wegens een vonnis door genoemde schepenen in het geschil tussen Jan Louwenz. en den abt van Egmonde over zeker land gewijsd en waartegen de abt in beroep was gegaan; dat de schout van Velsen daarop zijn kenninge, dat woordelijk wordt weergegeven, had meegedeeld; dat zij (leenmannen) inzage hadden genomen van 's abts bullen en exemptiën en de Kennemer handvesten, en daarop gewijsd hadden, dat niemand bevoegd was in deze recht te spreken dan "de paus off die hoff, die dat van rechtswege sculdich is te berechten"; dat zij verder op den eis van genoemden voogd gewijsd hadden, dat zij een bezegelde acte van de uitspraak behoorden te geven.
Oorspr. (Inv.no. 82). Met de zegels van de leenmannen Gijsbrecht van Vyanen, Jan van der Lecke, Otto van Egmonde, Gijsbrecht van Haeften, Florys van der Boichorst, Jan van der Boichorst, Vrancke van der Boichorst, Dirc van Assendelf, Dirc van Zwieten, Willem Utenhage, Jan van Alphen, Jan van Zwieten, Ysbrant van der Scuer Florysz, Boudewijn Jan Boudewijnsz, Claes Florysz. en Bruun Vrerixz.; die van Boudewijn van Zwieten, tresorier van Holland en van den leenman Dirc van Tetroede ontbreken.
Uit dit huwelijk een zoon:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Aelbrecht | *1425 | Heemskerk | †1487 | | 62 | 2 | 4 |
Bronnen:
1. | Afgeschermd, Periodiek, Kon. Ned. Gen. voor Geslacht- en Wapenkunde, ‘s-Gravenhage, vanaf 1883 |
Albrecht heer van Egmond van Meeresteijn van Poelenburg.
Albrecht van Egmond /van Merenstein, kleinzoon van Elizabeth Jacobsdr . van den Woude en Albrecht Florisz . van Egmond.
De kleinzoon van Elizabeth Jacobsdr. van den Woude en Albrecht Florisz. van Egmond/van Merenstein (overl. 1401), die getrouwd was met Agnes van Beesd werd de stamvader van een aantal Leeuwenhorster religieuzen en anderen, die nauw bij het klooster betrokken waren.
Albrecht was, bij den dood zijns vaders, d.d. 16 Maart 1382 als diens opvolger beleend d.d. 15 April 1385 lijftochtte hij zijn vrouw Jonkvrouwe Agnes.
Tante Christina van Amstel droeg d.d. 30 sept 1397 al haar + van haren broeder Gysbrecht aangestorven goederen over aan de zoon van haar zuster Bertha, m.n. ridder Albrecht van Egmont van Meerestein.
tr. in 1385
met
Agnes van Beesd1,2.
Agnes van Beesd.
vermeld 1392-1409.
Uit dit huwelijk 2 zonen:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Otto | *1397 | | †1466 | | 69 | 1 | 1 |
2 | Adriaan | | | | | | 1 | 1 |
Bronnen:
Agnes van Beesd
Agnes van Beesd1,2.
Agnes van Beesd.
vermeld 1392-1409.
tr. in 1385
met
Albrecht heer van Egmond van Meeresteijn van Poelenburg.
Albrecht van Egmond /van Merenstein, kleinzoon van Elizabeth Jacobsdr . van den Woude en Albrecht Florisz . van Egmond.
De kleinzoon van Elizabeth Jacobsdr. van den Woude en Albrecht Florisz. van Egmond/van Merenstein (overl. 1401), die getrouwd was met Agnes van Beesd werd de stamvader van een aantal Leeuwenhorster religieuzen en anderen, die nauw bij het klooster betrokken waren.
Albrecht was, bij den dood zijns vaders, d.d. 16 Maart 1382 als diens opvolger beleend d.d. 15 April 1385 lijftochtte hij zijn vrouw Jonkvrouwe Agnes.
Tante Christina van Amstel droeg d.d. 30 sept 1397 al haar + van haren broeder Gysbrecht aangestorven goederen over aan de zoon van haar zuster Bertha, m.n. ridder Albrecht van Egmont van Meerestein.
Uit dit huwelijk 2 zonen:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Otto | *1397 | | †1466 | | 69 | 1 | 1 |
2 | Adriaan | | | | | | 1 | 1 |
Bronnen:
Jan van Egmond van Meeresteijn.
vermeld 1345-1375.
Heer Jan trouwde — denkelijk in 2e huwelijk — met Bertha Baerte, dochter van heer Otto van IJsselstein.
29-11-1360: lijftocht levenslang vruchtgebruik van Bertha, dochter van Otto, vrouw van Jan van Egmont, op diverse stukken.
Bron: NL-HaNA, Heren van Haarlem, 3.19.15.
Jan Aelbrechtsz van Egmont werd ook wel aangeduid als Jan uter Wike naar zijn kasteel in (Bever-)wijk.
…een acte d.d. 09-12-1366 vermeld: Heer Jan van Egmont sine hofstede ter Wiic, daer siin huus up stont.
…de 'uter Wijk'-clan is dus een zijtak (v/e bastaardtak) der van Egmonts.
Later hanteerde hij Jan van Meerestein, naar het huis in Heemskerk (0.5 km ten noorden v/h huis ter Wiic).
…zijn nakomelingen bleven zich conform hun voorkeur van Egmont noemen.
…en hanteerden zelden de toevoeging 'van Meerestein'.
De gebroeders Jan & Wouter waren Kabeljauwse voormannen bij de opstand van Delft.
…een voorval tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten.
In juni 1359, na de inneming van Delft, werd hij met zijn broeder door Hertog Albrecht verbannen.
tr. in 1360
met
Baerte Ottensdr van Amstel van IJsselstein, dr. van Otto van IJsselstein en Baerte Pietersdr Grauwert, geb. circa 1335.
Uit dit huwelijk een zoon:
| naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen |
1 | Albrecht | | | †1401 | | | 1 | 2 |
Bronnen: