Cees Hagenbeek
Berthe d'Arques-la-Bataille
Berthe d'Arques-la-Bataille, geb. Arques-la-Bataille [Frankrijk] in 974, Dame de d'Arques, ovl. Barentin [Frankrijk] in 1026.

tr.
met

Nocher de Barentin, zn. van Mauger de Barentin (Chevalier.Seigneur de Barentin), geb. Barentin [Frankrijk] in 960, ovl. in 1016.

 

Uit dit huwelijk 2 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Havoise*1008 Barentin [Frankrijk]  Tôtes [Frankrijk]  


Constant d'Arques-la-Bataille
Constant d'Arques-la-Bataille, geb. Arques-la-Bataille [Frankrijk] in 945, Seigneur d'Arques, ovl. in 998.

tr. Lillebonne [Frankrijk] voor 974
met

Giselberthe de Lillebonne, dr. van Giraud de Lillebonne en Marotte , geb. Lillebonne [Frankrijk] in 955, ovl. Arques-la-Bataille [Frankrijk] in 1012.

Giselberthe de Lillebonne.
Het wapen van Lillebonne wordt beschreven als: "In rood twee gouden dwarsbalken.

Lillebonne wordt in de 3e eeuw genoemd in de Geografie van Ptolemaeus onder de Gallisch-Romeinse naam Juliobona, de oorsprong van de huidige naam. Juliobona bestaat uit twee elementen: .

Julio-, een voorvoegsel afgeleid van de naam Julius, ter ere van Julius Caesar (Caius Julius Caesar); .

bona, een Gallisch (Keltisch) woord dat verwijst naar een "stedelijke stichting" of een "bron". Juliobona betekent dus "de stad gesticht onder Julius Caesar" of "de stad gesticht ter ere van Julius Caesar." .
Lillebonne heeft een lange geschiedenis die teruggaat tot een Gallisch-Belgisch volk, de Calètes (die hun naam gaven aan het Pays de Caux). Lillebonne was ooit hun hoofdstad. De Calètes kozen deze plek vanwege de strategische ligging als handelsknooppunt: via zee naar Britannia en via de Seine naar het centrum van Gallië. .

Romeinse tijd (1e en 2e eeuw) Tijdens de Gallisch-Romeinse periode bloeide Lillebonne door de aanwezigheid van een haven aan de Seine. De stad werd omringd door rijke villae, domus en bescheiden stadswijken. Archeologisch onderzoek heeft recente inzichten hierover opgeleverd.

Late Romeinse Rijk Tijdens periodes van onrust (invasies, burgeroorlogen) werden stenen van Romeinse gebouwen hergebruikt voor verdedigingsmuren en later voor de abdij van Jumièges. Het stadsgebied besloeg toen ongeveer 50 hectare.

In 1823 werd een 1,90 meter hoge bronzen Apollo-standbeeld bedekt met bladgoud ontdekt nabij het oude theater. Het dateert uit de 2e eeuw en wordt tentoongesteld in het Louvre. .

Een goed bewaard gebleven mozaïek uit Lillebonne, met een jachttafereel (herten), is te zien in het Musée des Antiquités in Rouen. .

In 1080 vond een concilie plaats in Lillebonne, waar de geestelijkheid morele, dogmatische en liturgische regels bevestigde. .

Religieuze oorlogen (16e eeuw) In juli 1593 eindigden de godsdienstoorlogen in Lillebonne, toen kapitein Bois-Rosé de stad aansloot bij Hendrik IV na zijn bekering tot het katholicisme.

Uit dit huwelijk een dochter:


 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Berthe*974 Arques-la-Bataille [Frankrijk] †1026 Barentin [Frankrijk] 52


Giselberthe de Lillebonne
Giselberthe de Lillebonne, geb. Lillebonne [Frankrijk] in 955, ovl. Arques-la-Bataille [Frankrijk] in 1012.

Giselberthe de Lillebonne.
Het wapen van Lillebonne wordt beschreven als: "In rood twee gouden dwarsbalken.

Lillebonne wordt in de 3e eeuw genoemd in de Geografie van Ptolemaeus onder de Gallisch-Romeinse naam Juliobona, de oorsprong van de huidige naam. Juliobona bestaat uit twee elementen: .

Julio-, een voorvoegsel afgeleid van de naam Julius, ter ere van Julius Caesar (Caius Julius Caesar); .

bona, een Gallisch (Keltisch) woord dat verwijst naar een "stedelijke stichting" of een "bron". Juliobona betekent dus "de stad gesticht onder Julius Caesar" of "de stad gesticht ter ere van Julius Caesar." .
Lillebonne heeft een lange geschiedenis die teruggaat tot een Gallisch-Belgisch volk, de Calètes (die hun naam gaven aan het Pays de Caux). Lillebonne was ooit hun hoofdstad. De Calètes kozen deze plek vanwege de strategische ligging als handelsknooppunt: via zee naar Britannia en via de Seine naar het centrum van Gallië. .

Romeinse tijd (1e en 2e eeuw) Tijdens de Gallisch-Romeinse periode bloeide Lillebonne door de aanwezigheid van een haven aan de Seine. De stad werd omringd door rijke villae, domus en bescheiden stadswijken. Archeologisch onderzoek heeft recente inzichten hierover opgeleverd.

Late Romeinse Rijk Tijdens periodes van onrust (invasies, burgeroorlogen) werden stenen van Romeinse gebouwen hergebruikt voor verdedigingsmuren en later voor de abdij van Jumièges. Het stadsgebied besloeg toen ongeveer 50 hectare.

In 1823 werd een 1,90 meter hoge bronzen Apollo-standbeeld bedekt met bladgoud ontdekt nabij het oude theater. Het dateert uit de 2e eeuw en wordt tentoongesteld in het Louvre. .

Een goed bewaard gebleven mozaïek uit Lillebonne, met een jachttafereel (herten), is te zien in het Musée des Antiquités in Rouen. .

In 1080 vond een concilie plaats in Lillebonne, waar de geestelijkheid morele, dogmatische en liturgische regels bevestigde. .

Religieuze oorlogen (16e eeuw) In juli 1593 eindigden de godsdienstoorlogen in Lillebonne, toen kapitein Bois-Rosé de stad aansloot bij Hendrik IV na zijn bekering tot het katholicisme.

tr. Lillebonne [Frankrijk] voor 974
met

Constant d'Arques-la-Bataille, zn. van Tescelin d'Arques-la-Bataille en Berthe d'Envermeu, geb. Arques-la-Bataille [Frankrijk] in 945, Seigneur d'Arques, ovl. in 998.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Berthe*974 Arques-la-Bataille [Frankrijk] †1026 Barentin [Frankrijk] 52


Giraud de Lillebonne
Giraud de Lillebonne, geb. Lillebonne [Frankrijk] circa 933.

tr.
met

Marotte .

Uit dit huwelijk 2 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Giselberthe*955 Lillebonne [Frankrijk] †1012 Arques-la-Bataille [Frankrijk] 57


Marotte
Marotte .

tr.
met

Giraud de Lillebonne, geb. Lillebonne [Frankrijk] circa 933.

Uit dit huwelijk 2 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Giselberthe*955 Lillebonne [Frankrijk] †1012 Arques-la-Bataille [Frankrijk] 57


Tescelin d'Arques-la-Bataille
Tescelin d'Arques-la-Bataille, geb. Arques-la-Bataille [Frankrijk] in 915.

tr.
met

Berthe d'Envermeu, dr. van Asperling van Bayeux de Pitres (Seigneur de Bayeux et de Pîtres) en Sprotta Adela uit Bretagne, geb. in 925.

Berthe d'Envermeu.
Le nom de la localité est attesté sous les formes Edremau entre 735 et 745 (cacographie pour *Ebremau ); Evremou vers 10341; Envremou entre 1107 et 1151, en 12612.

Comme pour Eu, souvent appelé Ou dans les textes, on remarque que la forme picarde a prévalu sur la forme *Envermou. Le nom est dérivé du celtique *Eburomavos, variation de *Eburomagos 3 latinisé en -magus, basé sur les termes bien connus eburo if ou sanglier et magos marché. Cf. les noms d'Évreux et de Rouen4. Histoire Antiquité.

Des fouilles archéologiques ont permis de mettre au jour un trésor monétaire gaulois, constitué de pièces d'or ; on a également retrouvé des monnaies romaines, au lieu-dit le Bucq. Époque mérovingienne.

Après la chute de l'Empire romain, le village devint chef-lieu du pagus de Talou.

On a retrouvé de nombreux vestiges datant du Haut Moyen Âge dans le champ de la Tombe (à 500 mètres au nord-est de l'église) : 800 sépultures ont été mises au jour et l'on a dénombré 460 squelettes de guerriers avec leurs armes (scramasaxes, angons, spathas, francisques, framées) et de femmes ornées de leurs bijoux et parures. De plus, on dénombre plusieurs tombes de chevaux, selon la coutume typiquement germanique de les enterrer auprès de leur propriétaire, déjà décrite par Tacite dans La Germanie. Ces tombeaux attestent d'une présence de l'armée franque du nouveau pouvoir. En comparaison, aucun cimetière attestant de la présence de l'armée romaine n'a jamais été découvert dans la région. Époque normande.

Dans une charte datée de 912, Rollon confirma la possession du fief d'Envermeu par les Normands.

En 1052, le prieuré de Saint-Laurent d'Envermeu fut fondé sur l'emplacement d’une villa gallo-romaine par Hugues, seigneur d'Envermeu, et Turold, son frère. Tous les deux accompagnèrent Guillaume le Conquérant à la conquête de l'Angleterre et participèrent à la bataille d'Hastings. Époque française.

À la suite de la famine et de la peste qui ravagèrent la région en 1244, Envermeu ne comptait plus que cent quarante feux. Le XIIIe siècle fut par ailleurs marqué par la construction de la chapelle Saint-Guillain au hameau de Bray et par la fondation, par Michel Taupin et Amélie Guillemette, sa femme, de l'hôpital de Saint-Nicolas.

En 1472, le bourg d’Envermeu fut brûlé par les troupes de Charles le Téméraire, duc de Bourgogne. L'église actuelle fut bâtie dans le courant du XVIe siècle. Les guerres de Religion n'épargnèrent pas la commune, qui fut pillée par les calvinistes de Dieppe le 8 juillet 1562.

En 1589, Henri de Navarre (futur Henri IV) séjourna au château d'Envermeu, qui était situé dans la prairie du Castel, sur la rive droite de l'Eaulne.

Dans le courant du XVIIIe siècle, un violent incendie ravagea une bonne partie du bourg, qui comptait à cette époque 1 610 habitants.

Lors de l'invasion de 1814, Envermeu dut souffrir l'occupation, pendant une période de 3 mois, de l'artillerie anglaise.

Envermeu a absorbé Hybouville et Saint-Laurent-d'Envermeu en 1822, puis Auberville-sur-Eaulne en 1843. La gare d'Envermeu, située sur la ligne Eu - Dieppe, vue au début du vingtième siècle. La gare d'Envermeu, située sur la ligne Eu – Dieppe de la Compagnie de l'Ouest, entre 1905 et 1908.

Le développement des infrastructures connut un rapide essor au XIXe siècle. En 1827, le bureau de poste fut créé. Puis ce fut au tour de l'actuelle mairie, construite en 1865. Fin 1885, la ligne de chemin de fer reliant Dieppe à Eu fut ouverte. En 1906, la voie ferrée des Chemins de fer départementaux de la Somme vers Aumale et Amiens fut inaugurée. L'électrification du bourg fut réalisée en 1892. La halle actuelle fut édifiée en 1900. Le réseau d'adduction d’eau potable date de 1935.

Le Circuit de Dieppe, sur lequel s'est couru quatre grands prix de l'ACF, passait par Envermeu.

53 soldats originaires d’Envermeu furent tués durant la Première Guerre mondiale. Pour perpétuer leur souvenir, un monument de granit fut inauguré le 23 novembre 1919.

Uit dit huwelijk 2 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Constant*945 Arques-la-Bataille [Frankrijk] †998  53


Berthe d'Envermeu
Berthe d'Envermeu, geb. in 925.

Berthe d'Envermeu.
Le nom de la localité est attesté sous les formes Edremau entre 735 et 745 (cacographie pour *Ebremau ); Evremou vers 10341; Envremou entre 1107 et 1151, en 12612.

Comme pour Eu, souvent appelé Ou dans les textes, on remarque que la forme picarde a prévalu sur la forme *Envermou. Le nom est dérivé du celtique *Eburomavos, variation de *Eburomagos 3 latinisé en -magus, basé sur les termes bien connus eburo if ou sanglier et magos marché. Cf. les noms d'Évreux et de Rouen4. Histoire Antiquité.

Des fouilles archéologiques ont permis de mettre au jour un trésor monétaire gaulois, constitué de pièces d'or ; on a également retrouvé des monnaies romaines, au lieu-dit le Bucq. Époque mérovingienne.

Après la chute de l'Empire romain, le village devint chef-lieu du pagus de Talou.

On a retrouvé de nombreux vestiges datant du Haut Moyen Âge dans le champ de la Tombe (à 500 mètres au nord-est de l'église) : 800 sépultures ont été mises au jour et l'on a dénombré 460 squelettes de guerriers avec leurs armes (scramasaxes, angons, spathas, francisques, framées) et de femmes ornées de leurs bijoux et parures. De plus, on dénombre plusieurs tombes de chevaux, selon la coutume typiquement germanique de les enterrer auprès de leur propriétaire, déjà décrite par Tacite dans La Germanie. Ces tombeaux attestent d'une présence de l'armée franque du nouveau pouvoir. En comparaison, aucun cimetière attestant de la présence de l'armée romaine n'a jamais été découvert dans la région. Époque normande.

Dans une charte datée de 912, Rollon confirma la possession du fief d'Envermeu par les Normands.

En 1052, le prieuré de Saint-Laurent d'Envermeu fut fondé sur l'emplacement d’une villa gallo-romaine par Hugues, seigneur d'Envermeu, et Turold, son frère. Tous les deux accompagnèrent Guillaume le Conquérant à la conquête de l'Angleterre et participèrent à la bataille d'Hastings. Époque française.

À la suite de la famine et de la peste qui ravagèrent la région en 1244, Envermeu ne comptait plus que cent quarante feux. Le XIIIe siècle fut par ailleurs marqué par la construction de la chapelle Saint-Guillain au hameau de Bray et par la fondation, par Michel Taupin et Amélie Guillemette, sa femme, de l'hôpital de Saint-Nicolas.

En 1472, le bourg d’Envermeu fut brûlé par les troupes de Charles le Téméraire, duc de Bourgogne. L'église actuelle fut bâtie dans le courant du XVIe siècle. Les guerres de Religion n'épargnèrent pas la commune, qui fut pillée par les calvinistes de Dieppe le 8 juillet 1562.

En 1589, Henri de Navarre (futur Henri IV) séjourna au château d'Envermeu, qui était situé dans la prairie du Castel, sur la rive droite de l'Eaulne.

Dans le courant du XVIIIe siècle, un violent incendie ravagea une bonne partie du bourg, qui comptait à cette époque 1 610 habitants.

Lors de l'invasion de 1814, Envermeu dut souffrir l'occupation, pendant une période de 3 mois, de l'artillerie anglaise.

Envermeu a absorbé Hybouville et Saint-Laurent-d'Envermeu en 1822, puis Auberville-sur-Eaulne en 1843. La gare d'Envermeu, située sur la ligne Eu - Dieppe, vue au début du vingtième siècle. La gare d'Envermeu, située sur la ligne Eu – Dieppe de la Compagnie de l'Ouest, entre 1905 et 1908.

Le développement des infrastructures connut un rapide essor au XIXe siècle. En 1827, le bureau de poste fut créé. Puis ce fut au tour de l'actuelle mairie, construite en 1865. Fin 1885, la ligne de chemin de fer reliant Dieppe à Eu fut ouverte. En 1906, la voie ferrée des Chemins de fer départementaux de la Somme vers Aumale et Amiens fut inaugurée. L'électrification du bourg fut réalisée en 1892. La halle actuelle fut édifiée en 1900. Le réseau d'adduction d’eau potable date de 1935.

Le Circuit de Dieppe, sur lequel s'est couru quatre grands prix de l'ACF, passait par Envermeu.

53 soldats originaires d’Envermeu furent tués durant la Première Guerre mondiale. Pour perpétuer leur souvenir, un monument de granit fut inauguré le 23 novembre 1919.

 

tr.
met

Tescelin d'Arques-la-Bataille, geb. Arques-la-Bataille [Frankrijk] in 915.

Uit dit huwelijk 2 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Constant*945 Arques-la-Bataille [Frankrijk] †998  53



Bronnen:
1.Stoute Schoenen, Stoute Schoenen, Bart van Loo, De Bezige Bij, Amsterdam, 2024, 978 94 031 4791 8 (B 070) (blz/akte 519)

Mauger de Barentin
 
Mauger de Barentin, geb. Barentin [Frankrijk] circa 933, Chevalier.Seigneur de Barentin.


Mauger de Barentin.
Sinds 1006 stond Barentin bekend om zijn economische activiteiten. Een tak van de heren van Barentin bracht tijdens de middeleeuwen politieke figuren voort op Jersey, waaronder twee gelijknamigen bekend als Drouet de Barentin. In 1846 vond een instorting van het viaduct van Barentin plaats. .

Van de middeleeuwen tot heden hebben de molens, papierfabrieken, spinnerijen en later de hoogtechnologische industrieën de ontwikkeling van de stad gemarkeerd. Barentin biedt een aantrekkelijke lokale cultuur met een openluchtmuseum (uniek in Frankrijk), talrijke winkels en een grote ambachtelijke en industriële handelszone. Hierdoor kunnen toeristen het hele jaar door worden ontvangen.


Hij krijgt een zoon:


 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Nocher*960 Barentin [Frankrijk] †1016  56


Richard II Le Borgne de Tôtes
Richard II Le Borgne de Tôtes, geb. Tôtes [Frankrijk] in 977, ovl. in 1031.

 
 

tr.
met

Marie de Bouville (Marie de Bouteville, Marie de Pavilly), dr. van Richard de Bouville (Seigneur de Bouville Seigneur de Bouteville (Charente)) en Marguerite d'Yvetot, geb. Bouville [Frankrijk] in 982, ovl. Tôtes [Frankrijk].

 

Uit dit huwelijk een zoon:


 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Richard*999 Tôtes [Frankrijk] †1057  58


Marie de Bouville
 
Marie de Bouville (Marie de Bouteville, Marie de Pavilly), geb. Bouville [Frankrijk] in 982, ovl. Tôtes [Frankrijk].

  • Vader:
    Richard de Bouville, geb. Bouville [Frankrijk], Seigneur de Bouville Seigneur de Bouteville (Charente), ovl. Bouteville [Frankrijk], tr. met
 
 

tr.
met

Richard II Le Borgne de Tôtes, zn. van Rigobert I Le Borgne de Saint-Saëns en Lucille de Domart, geb. Tôtes [Frankrijk] in 977, ovl. in 1031.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Richard*999 Tôtes [Frankrijk] †1057  58


Richard de Bouville
 
Richard de Bouville, geb. Bouville [Frankrijk], Seigneur de Bouville Seigneur de Bouteville (Charente), ovl. Bouteville [Frankrijk].


Richard de Bouville.
Afkomstig uit Picardië ontleent de familie haar naam aan het leengoed Bouteville, gelegen in de gemeente Suzanne-en-Santerre, tussen Bray en Péronne, dat zij sinds onheuglijke tijden in bezit had, een duidelijke aanwijzing voor een zeer oude oorsprong. Het leengoed bleef in de familie tot aan het einde van de vorige eeuw, toen het werd gekocht door de heren Carpeza, landbouwers in Templeux, wiens nakomelingen nog steeds de eigenaars zijn. De familie bezat ook talrijke andere heerlijkheden; onder de belangrijkste waren Beauvoir, Omiécourt, Montroyand, Beaurevoir, Hiencourt-le-Petit, Aubigny, Gamelon, Haveluy, Saint-Eloi, Tillois, Sacquespé, Le Metz, waarvan de namen achtereenvolgens door de verschillende familieleden werden gedragen. .

Vanuit Santerre verhuisde deze familie een tijd naar Vermandois, naar Saint-Quentin. Rond 1470 vinden we hen daar terug in een goede positie, want in 1495 zien we een lid van de familie Bouteville trouwen met N... de Langaigne; een dochter, Agnès de Bouteville, trouwt in 1515 met een ridder, de heer van het kasteel Saint-Quentin, en een andere Baltazar de Bouteville trouwt in Péronne met de dochter van Adrien Le Fèvre, heer van Bouvincourt. De familie verliet deze stad echter kort daarna, na de Spaanse inname en plundering van Saint-Quentin op 27 augustus 1557, onder het bewind van Hendrik II, en vestigde zich definitief in Péronne, waar zij tot op de dag van vandaag voortbestaat. .

Vanaf deze datum kan men de genealogie gedurende 330 jaar nauwkeurig en authentiek vastleggen op basis van archieven. .

Het kasteel van Bouteville, gebouwd op een hoge heuveltop met uitzicht op de stadsmuren van Angoulême en gelegen aan de Romeinse weg Boisné, speelde een belangrijke rol in de geschiedenis van de regio. Het oorspronkelijke kasteel werd gebouwd tijdens de Noormannen-invasies ter bescherming tegen Barbarijse invallen. Na de dood van graaf Turpion in 863, gedood in een gevecht tegen de Noormannen, werd het kasteel tijdelijk bezet door Landry, graaf van Saintes. .

Na verloop van tijd ging het landgoed Bouteville over naar Maynard le Riche en zijn afstammelingen. Vervolgens werden verschillende belangrijke gebouwen zoals het priorij van Bouteville opgericht door Geoffroi en Pétronille. Hun stempel op het gebied is nog steeds zichtbaar, met als bewijs het graf van Pétronille in de kerk. .

De plaats Bouteville is tegenwoordig een kleine gemeente in het zuidwesten van Frankrijk, in het departement Charente. De oude naam stamt van een Frankische eigenaar, Boto, met het Latijnse "villa" als suffix, verwijzend naar 'het domein van Boto'.

tr.
met

Marguerite d'Yvetot, dr. van Huon de Grandmesnil, geb. Yvetot [Frankrijk] in 965, ovl. na 1033.

 

Uit dit huwelijk 3 kinderen, waaronder:


 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Marie*982 Bouville [Frankrijk]  Tôtes [Frankrijk]  


Marguerite d'Yvetot
 
Marguerite d'Yvetot, geb. Yvetot [Frankrijk] in 965, ovl. na 1033.

 

tr.
met

Richard de Bouville, geb. Bouville [Frankrijk], Seigneur de Bouville Seigneur de Bouteville (Charente), ovl. Bouteville [Frankrijk].

 


Richard de Bouville.
Afkomstig uit Picardië ontleent de familie haar naam aan het leengoed Bouteville, gelegen in de gemeente Suzanne-en-Santerre, tussen Bray en Péronne, dat zij sinds onheuglijke tijden in bezit had, een duidelijke aanwijzing voor een zeer oude oorsprong. Het leengoed bleef in de familie tot aan het einde van de vorige eeuw, toen het werd gekocht door de heren Carpeza, landbouwers in Templeux, wiens nakomelingen nog steeds de eigenaars zijn. De familie bezat ook talrijke andere heerlijkheden; onder de belangrijkste waren Beauvoir, Omiécourt, Montroyand, Beaurevoir, Hiencourt-le-Petit, Aubigny, Gamelon, Haveluy, Saint-Eloi, Tillois, Sacquespé, Le Metz, waarvan de namen achtereenvolgens door de verschillende familieleden werden gedragen. .

Vanuit Santerre verhuisde deze familie een tijd naar Vermandois, naar Saint-Quentin. Rond 1470 vinden we hen daar terug in een goede positie, want in 1495 zien we een lid van de familie Bouteville trouwen met N... de Langaigne; een dochter, Agnès de Bouteville, trouwt in 1515 met een ridder, de heer van het kasteel Saint-Quentin, en een andere Baltazar de Bouteville trouwt in Péronne met de dochter van Adrien Le Fèvre, heer van Bouvincourt. De familie verliet deze stad echter kort daarna, na de Spaanse inname en plundering van Saint-Quentin op 27 augustus 1557, onder het bewind van Hendrik II, en vestigde zich definitief in Péronne, waar zij tot op de dag van vandaag voortbestaat. .

Vanaf deze datum kan men de genealogie gedurende 330 jaar nauwkeurig en authentiek vastleggen op basis van archieven. .

Het kasteel van Bouteville, gebouwd op een hoge heuveltop met uitzicht op de stadsmuren van Angoulême en gelegen aan de Romeinse weg Boisné, speelde een belangrijke rol in de geschiedenis van de regio. Het oorspronkelijke kasteel werd gebouwd tijdens de Noormannen-invasies ter bescherming tegen Barbarijse invallen. Na de dood van graaf Turpion in 863, gedood in een gevecht tegen de Noormannen, werd het kasteel tijdelijk bezet door Landry, graaf van Saintes. .

Na verloop van tijd ging het landgoed Bouteville over naar Maynard le Riche en zijn afstammelingen. Vervolgens werden verschillende belangrijke gebouwen zoals het priorij van Bouteville opgericht door Geoffroi en Pétronille. Hun stempel op het gebied is nog steeds zichtbaar, met als bewijs het graf van Pétronille in de kerk. .

De plaats Bouteville is tegenwoordig een kleine gemeente in het zuidwesten van Frankrijk, in het departement Charente. De oude naam stamt van een Frankische eigenaar, Boto, met het Latijnse "villa" als suffix, verwijzend naar 'het domein van Boto'.

Uit dit huwelijk 3 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Marie*982 Bouville [Frankrijk]  Tôtes [Frankrijk]  


Huon de Grandmesnil
 
Huon de Grandmesnil (Huon d' Yvetot), geb. Norrey-En-Auge [Frankrijk] circa 940.


Huon de Grandmesnil (Huon d' Yvetot).
De Grandmesnil, ook bekend als Grantmesnil of Grentemesnil, was een familie van de Normandische middenadel, afkomstig uit de regio Calvados. Hun geschiedenis is relatief goed gedocumenteerd, mede dankzij hun betrokkenheid bij de heropbouw van de abdij van Saint-Évroult, samen met de familie Giroie. Deze abdij is bekend omdat de beroemde 12e-eeuwse kroniekschrijver Ordericus Vitalis daar monnik was. De familie was gevestigd in de omgeving van Falaise, met name in Norrey-en-Auge en Grandmesnil.


Hij krijgt 2 kinderen:


 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Marguerite*965 Yvetot [Frankrijk] †1033  68
Huon*964 Yvetot [Frankrijk]    


Huon d'Yvetot
Huon d'Yvetot, geb. Yvetot [Frankrijk] circa 964, Sire d'Yvetot.

Huon d'Yvetot.
Er wordt gesuggereerd dat de familie Grandmesnil afstamt, maar de gepresenteerde personen komen niet overeen met de genoemde data. Hugues I de Grandmesnil, heer van Brokesbourne in Herefordshire (1030-1093), en Adélaïde de Beaumont-sur-Oise (1040) worden genoemd als referentie door Josiane Geneste..

Yvetot is een Franse gemeente, gelegen in het departement Seine-Maritime in de regio Haute-Normandie. De inwoners worden Yvetotais genoemd. Yvetot is de hoofdstad van het land van Caux. .

De naam Yvetot is in oude vormen terug te vinden als Ivetoht (1025-1026) en Ivetot (1046-1048). De naam eindigt op -tot, afkomstig van het Oud-Noorse woord 'topt', wat 'bouwplaats' betekent. Dit type naam komt veel voor in Normandië, met meer dan 300 voorbeelden. Het eerste deel van de naam, 'Ivo', is een Frankische persoonsnaam die heeft geleid tot de Franse voornamen Yves en Yvon. Het is mogelijk dat de naam verwijst naar een Anglo-Scandinavische eigenaar, aangezien kolonisten vaak Germaanse of andere namen aannamen bij hun doop. .

François de Beaurepaire suggereert dat één en dezelfde persoon kan worden teruggevonden in Ismesnil (Yvemesnil, 12e eeuw), een gehucht in de nabijgelegen gemeente Allouville-Bellefosse, en Yvecrique ('de kerk van Yves'), 10 km verderop. Tijdens de Franse Revolutie droeg de gemeente tijdelijk de naam Yvetot-la-Montagne. Historische context De oorsprong van Yvetot en het koninkrijk blijft onduidelijk, hoewel er verschillende hypothesen zijn. Zeker is dat officiële documenten uit de 14e en 15e eeuw verwijzen naar de titel 'koning van Yvetot'. De naam Yvetot wordt voor het eerst genoemd in een schenkingsoorkonde van hertog Richard II van Normandië in 1021 aan de abdij van Saint-Wandrille. .

Meerdere families, waaronder de familie d'Yvetot tot 1401, hielden de heerlijkheid Yvetot met de titel van koning of prins. Deze titel van adel is gedocumenteerd sinds 1024. Het gebied bleef een prinsdom tot 1789. De laatste afstammeling van de regerende familie, de markies d'Albon, prins van Yvetot, stierf in maart 2015. Het prinsdom omvatte ook de voormalige parochies Saint-Clair-sur-les-Monts en Sainte-Marie-des-Champs.

 


Jean Pourcelet de Houdetot
 
Jean Pourcelet de Houdetot, geb. Houdetot [Frankrijk] in 1049, Chevalier.Seigneur de Veauville (Veauville-les-Quelles) (1070), ovl. Veauville-Lès-Quelles [Frankrijk] in 1097.

  • Vader:
    Girard Pourcelet de Houdetot, geb. Houdetot [Frankrijk] in 1022, Seigneur de Houdetot, ovl. Houdetot [Frankrijk] in 1069, tr. met
 

tr.
met

Marthe de Tosny, dr. van Raoul III Le vieux dit "de Conches" de Tosny (Seigneur de Conches, Flamstead, Hants & Clifford, et Gonfalonier de Normandie.) en Elisabeth ou Isabelle de Montfort-l'Amaury, geb. Tosny [Frankrijk] circa 1060.

 

Uit dit huwelijk 2 kinderen, waaronder:


 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Giselberthe*1075 Houdetot [Frankrijk] †1117 Yerville [Frankrijk] 42


Marthe de Tosny
 
Marthe de Tosny, geb. Tosny [Frankrijk] circa 1060.

  • Vader:
    Raoul III Le vieux dit "de Conches" de Tosny, geb. Tosny [Frankrijk] in 1029, Seigneur de Conches, Flamstead, Hants & Clifford, et Gonfalonier de Normandie, ovl. vermoedelijk 24 mrt 1102, begr. op 31 mrt 1102, tr. voor 1079 met
 
 

tr.
met

Jean Pourcelet de Houdetot, zn. van Girard Pourcelet de Houdetot (Seigneur de Houdetot) en Herléve , geb. Houdetot [Frankrijk] in 1049, Chevalier.Seigneur de Veauville (Veauville-les-Quelles) (1070), ovl. Veauville-Lès-Quelles [Frankrijk] in 1097.

 

Uit dit huwelijk 2 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Giselberthe*1075 Houdetot [Frankrijk] †1117 Yerville [Frankrijk] 42


Raoul III Le vieux dit "de Conches" de Tosny
 
Raoul III Le vieux dit "de Conches" de Tosny, geb. Tosny [Frankrijk] in 1029, Seigneur de Conches, Flamstead, Hants & Clifford, et Gonfalonier de Normandie, ovl. vermoedelijk 24 mrt 1102, begr. op 31 mrt 1102.


Raoul III Le vieux dit "de Conches" de Tosny.
Heer van Tosny, Conches, Flamstead, Hereford en Clifford: .

Beroofd van zijn leengoederen door de hertog (ca. 1060, samen met Hue de Grandmesnil en Emaid d’Echauffour), plundert hij Saint-Evroult, maar wordt rond 1063 weer in genade aangenomen. Hij vecht bij de Slag om Hastings (1066) en ontvangt bezittingen in Engeland (in de graafschappen Berkshire, Essex, Gloucestershire, Herefordshire, Hertfordshire, Norfolk en Worcestershire). Rond 1080 onderneemt hij een pelgrimage naar Spanje en wordt een schenker aan Saint-Evroult (als boetedoening). In 1088 sneuvelt hij in Maine samen met hertog Robert. Later, rond 1091, raakt hij betrokken bij een privé-oorlog met de Evreux, geholpen door Willem II, koning van Engeland, waarna zijn gebieden afhankelijk worden van de Engelse koning. In augustus 1100 neemt hij, samen met de graaf van Evreux, deel aan een gevecht tegen de graaf van Meulan. Hij blijkt een weldoener voor meerdere abdijen: Saint-Evroult, L’Estrée, Conches, Croix-Saint-Leufroi, Lire, Jumièges, Le Bec en Saint-Taurin.

Zoals alle Normandische baronnen hebben de Tosny's verspreide leengoederen in Normandië en Engeland. In 1077 leidt het huwelijk tussen Raoul II en Isabelle van Montfort ertoe dat de Tosny’s de heerlijkheid van Nogent-le-Roi kunnen beheren tot rond 1200. De bezittingen van de familie strekken zich uit over de grens van het hertogdom Normandië. Hun kerngebieden bevinden zich echter rond Conches-en-Ouche. Een deel van de leengoederen is ondergebracht bij een groep vazallen. De familie schenkt ook land aan abdijen, waaronder de abdij die zij zelf stichtten (het klooster Saint-Pierre de Castillon, rond 1035).

Na 1066, zoals historicus Lucien Musset opmerkt, zijn de Tosny’s vooral royaal met hun Engelse leengoederen, terwijl ze terughoudender zijn met hun Normandische bezittingen. Er is weinig informatie over het beheer van hun landerijen, maar er wordt vermeld dat baljuws actief waren in de belangrijkste centra.

tr. voor 1079
met

Elisabeth ou Isabelle de Montfort-l'Amaury, dr. van Simon I Dit l'Ainé de Montfort l'Amaury (Comte de Montfort) en Isabeau de Broyes Dame de Nogent-Le-Roi (Dame de Nogent- Duchess of Montfort, Countess of Broyes, Baroness Bassett), geb. Montfort-L'Amaury [Frankrijk] circa 1040.

 

Uit dit huwelijk 4 kinderen, waaronder:


 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Marthe*1060 Tosny [Frankrijk]    


Elisabeth ou Isabelle de Montfort-l'Amaury
 
Elisabeth ou Isabelle de Montfort-l'Amaury, geb. Montfort-L'Amaury [Frankrijk] circa 1040.

 
 

tr. voor 1079
met

Raoul III Le vieux dit "de Conches" de Tosny, geb. Tosny [Frankrijk] in 1029, Seigneur de Conches, Flamstead, Hants & Clifford, et Gonfalonier de Normandie, ovl. vermoedelijk 24 mrt 1102, begr. op 31 mrt 1102.

 


Raoul III Le vieux dit "de Conches" de Tosny.
Heer van Tosny, Conches, Flamstead, Hereford en Clifford: .

Beroofd van zijn leengoederen door de hertog (ca. 1060, samen met Hue de Grandmesnil en Emaid d’Echauffour), plundert hij Saint-Evroult, maar wordt rond 1063 weer in genade aangenomen. Hij vecht bij de Slag om Hastings (1066) en ontvangt bezittingen in Engeland (in de graafschappen Berkshire, Essex, Gloucestershire, Herefordshire, Hertfordshire, Norfolk en Worcestershire). Rond 1080 onderneemt hij een pelgrimage naar Spanje en wordt een schenker aan Saint-Evroult (als boetedoening). In 1088 sneuvelt hij in Maine samen met hertog Robert. Later, rond 1091, raakt hij betrokken bij een privé-oorlog met de Evreux, geholpen door Willem II, koning van Engeland, waarna zijn gebieden afhankelijk worden van de Engelse koning. In augustus 1100 neemt hij, samen met de graaf van Evreux, deel aan een gevecht tegen de graaf van Meulan. Hij blijkt een weldoener voor meerdere abdijen: Saint-Evroult, L’Estrée, Conches, Croix-Saint-Leufroi, Lire, Jumièges, Le Bec en Saint-Taurin.

Zoals alle Normandische baronnen hebben de Tosny's verspreide leengoederen in Normandië en Engeland. In 1077 leidt het huwelijk tussen Raoul II en Isabelle van Montfort ertoe dat de Tosny’s de heerlijkheid van Nogent-le-Roi kunnen beheren tot rond 1200. De bezittingen van de familie strekken zich uit over de grens van het hertogdom Normandië. Hun kerngebieden bevinden zich echter rond Conches-en-Ouche. Een deel van de leengoederen is ondergebracht bij een groep vazallen. De familie schenkt ook land aan abdijen, waaronder de abdij die zij zelf stichtten (het klooster Saint-Pierre de Castillon, rond 1035).

Na 1066, zoals historicus Lucien Musset opmerkt, zijn de Tosny’s vooral royaal met hun Engelse leengoederen, terwijl ze terughoudender zijn met hun Normandische bezittingen. Er is weinig informatie over het beheer van hun landerijen, maar er wordt vermeld dat baljuws actief waren in de belangrijkste centra.

Uit dit huwelijk 4 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Marthe*1060 Tosny [Frankrijk]    


Thurston "the Norman" Basset
 
Thurston "the Norman" Basset, geb. Ouilly Basset [Frankrijk] op 20 jan 1050, ovl. Drayton Basset [Groot Brittanië] tussen 1088 en 1128.

tr.
met

Isabeau de Broyes Dame de Nogent-Le-Roi (Bardoul), dr. van Barthelemy Seigneur de Broyes et de Beaufort en Elisabeth? de Valois Dame de Chateauvillain Et D'arc-En-Barrois, geb. in 1024, Dame de Nogent- Duchess of Montfort, Countess of Broyes, Baroness Bassett, ovl. Eure-et-Loire [Frankrijk] in 1098, tr. (1) met Simon I Dit l'Ainé de Montfort l'Amaury. Uit dit huwelijk een dochter, tr. (2) met Sigulf Fitzforne de Greystoke (Sigulf Fitzforne de Yorkshire). Uit dit huwelijk geen kinderen.

 

Uit dit huwelijk 2 kinderen.


Ralph I l'Ecuyer The Staller le Timide De Montfort le Hede
Ralph I l'Ecuyer The Staller le Timide De Montfort le Hede, geb. Norfolk, ovl. in 1069.

Ralph I l'Ecuyer The Staller le Timide De Montfort le Hede.
Dapifer Conseiller du roi Edouard "le confesseur" Seigneur de Gaël -1069, Earl de Norfolk et Suffolk (1067-1069), Ecuyer du roi, Seigneur de Montfort-sur-Meu (35), Comte d'Hereford (Angleterre), Comte de Norfolk (Angleterre) Comte d'Est-Anglie (Angleterre)(1067-1075).

tr. in 1039
met

Gytha de Gaël, dr. van Erec Seigneur de Gaël (Chevalier - Seigneur de Montfort La Canne), geb. Gaël [Frankrijk] in 1024, Dame de Montfort de Bretagne, ovl. in Engeland in 1099, tr. (1) met Raduph le Timide de Guader. Uit dit huwelijk een zoon.

Gytha de Gaël.
Huwelijk Ralph I L'Ecuyer The Staller Le Timide de Montfort le Hedd: Het echtpaar had twee bekende kinderen: .

Ralph (Rodolphe) .

Hardouin (overleden na 1066), eigenaar van land in Coddenham (Suffolk) tijdens het bewind van koning Willem, cf. Domesday Book [905] Domesday Translation, Suffolk, VI, p. 1215. Mogelijk was ze ook familie van Godwyn, een landbezitter in Suffolk.

Afkomstig uit Norfolk, raadsheer van Eduard de Belijder: vóór de Normandische verovering staken Bretons het Kanaal over om dienst te nemen bij de laatste Angelsaksische koning Eduard de Belijder. Dit was het geval voor Ralph l'Écuyer, die zich in 1066 bij Willem de Veroveraar aansloot. .

Raoul of Ralph de Timide, overleden in 1057, was een Normandische edelman, jongste zoon van Dreux (overleden 1035), graaf van Vexin en Amiens, en van Godjifu, zuster van Eduard de Belijder, koning van Engeland.

Hij verliet zijn geboorteland en sloot zich aan bij het hof van zijn oom, die hem graaf van Hereford maakte om een tegenwicht te bieden tegen de familie van Godwin. Op 30 september 1051 stichtte hij de cisterciënzer abdij van Flaxey (Gloucestershire). .

Hij plaatste Normandiërs op sleutelposities in zijn graafschap en gaf opdracht voor de bouw van kastelen, een nieuw architecturaal verschijnsel in het Engelse landschap.

Toen Godwin in 1052 uit ballingschap terugkeerde, dreigde een burgeroorlog tussen de Engelsen en de Normandiërs. Veel Normandiërs vluchtten uit het land. Eduard steunde Ralph, omdat hij hem bijzonder waardeerde. Godwin sloot vrede met Ralph, maar overleed op 14 september 1053. Datzelfde jaar beheerste Ralph de graafschappen Gloucester en Oxford, zonder echter de titel te dragen. In 1055 vielen Gruffydd ap Llywelyn, koning van Gwynedd, en de verbannen graaf Ælfgar het graafschap Hereford binnen. Ralph verzamelde een leger om Hereford te verdedigen, maar werd op 24 oktober 1055 zwaar verslagen. Hereford werd ingenomen, geplunderd en het kasteel vernietigd. .

Ralph sloot zich aan bij Willem de Veroveraar, die hem graaf van Norfolk maakte. Hij herstelde nooit van zijn nederlaag en stierf in 1057. Hij kreeg de bijnaam de Timide, meer vanwege zijn gebrek aan vertrouwen in de superioriteit van gepantserde cavalerie boven traditionele vormen van Angelsaksische oorlogsvoering dan vanwege daadwerkelijke lafheid. Na zijn dood ging het graafschap Hereford over op Harold Godwinson. Met zijn vrouw Gytha had hij Harold van Ewias. .

De laatste zekere vermelding van Ralph is een bevestigingsakte van een schenking door Willem de Veroveraar aan de abdij van Saint-Riquier in februari 1068. .

Er is gesuggereerd dat zijn vrouw Eadgifu de Schone zou kunnen zijn, maar de Angelsaksische kroniek vermeldt dat zijn vrouw Bretons was. Hij liet twee zonen achter, Ralph de Guader, die hem opvolgde, en Hardouin.

Ralph l'Écuyer had de abdijen Saint-Riquier (graafschap Ponthieu) en St. Benet de Holme (Norfolk) ondersteund.

Gaël is een leengoed dat in het verleden de residentie was van de koningen van Domnonée. Dit leengoed van Gaël komt voort uit een opdeling van de landerijen van het soevereine huis van Bretagne, waaruit N de Gaël, de echtgenote van Ralph de Guader, afstamt. Maar het is niet met zekerheid bekend of dit leengoed als bruidsschat werd ingebracht door N de Gaël, of dat het al behoorde tot het huis van Gaël de Montfort, dat zelf al afkomstig was van de koningen van Bretagne.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Ralph*1040 Hereford [Groot Brittanië] †1099 Nicea [Turkije] 59