Cees Hagenbeek
Gerrit Leenderts de Snoo
Gerrit Leenderts de Snoo, geb. Ridderkerk in 1569, landgebruiker in Nieuw Reijerwaard, Landeigenaar 1627, ovl. circa jun 1640.

Gerrit Leenderts de Snoo.
1602 : Ridderkerk.
WIJ 606, 1602, foto 634, map429. Betaelt Gerit Leenaertss Snoo om de aerde dammen op Bolgnes van die te repareren, in ende op alsulcke voorwaerden, alshij die aengenomen heeft van mijne heeren dien dijckgraef ende hooghedijckhemraeden ter somme van xii pond.

1603 : Rotterdam.
Rotterdam IJsselmonde. In 1603 kopen Geerit Lenaertsz. Snoo en zijn broer Dirck de vlastiende in het Oostambacht van IJsselmonde.GA Rotterdam, archief IJsselmonde inv. nr. 1711, fol. 156v; P. Grandia, De tienden van 't Oostambacht van IJsselmonde. Naamlijsten (1578-1699), Rotterdam, 1993 (uitg. St. Streekarchief eiland IJsselmonde).

20 juni 1610 : Ridderkerk.
RAZH, ora Ridderkerk inv. nr. 114: Reeds op 20 juni 1610 vinden we Gerijt Lenertsz. Snoo vermeld in verband met een betaling door Pieter Cornelisz. aan een zekere Huijch [Geritsz] Geraerdtsz. (schepen van Zevenbergen 1563), wonende te Zevenbergen. Mogelijk betreft dit Pieter Cornelisz Baes, een broer van Adriaen Cornelisz Baes, in wiens huis Gerijt later assisteert bij een boedelscheiding m.b.t. de familie Leenderts. Huijch Geritsz is meermalen genoemd in de boedelrekening van het weeskind van Cornelis Jan Huijgen (8 sept. 1578). Maeijken Jan Huigen (dochter van Jan Huijchen) was overigens de tweede vrouw van Gerrit Gerritsz Cranendonck (zie: "De geslachten Cranendonck ca 1400-1700, blz. 166).

23 februari 1612 : Rotterdam.
Rotterdam IJsselmonde. GA Rotterdam, arch. gem. IJsselmonde inv. nr. 158 (dingboek), fol. 45v: Op 23 febr. 1612 treedt Dirck Leenertsz. Snoo, voor het gerecht van het dorp IJsselmonde, op als eiser contra Claes Robbrechtsz. Hij eist betaling van 66 Carolus gulden die Claes volgens een schuldbekentenis voor Lichtmis 1612 aan hem had moeten betalen vanwege de koop van een paard, plus de betaling van de onkosten van de rechtszaak. De gedaagde verschijnt niet, hetgeen wordt aangetekend als het eerste verzuim. De zaak wordt vervolgens, zoals gewoonlijk, verdaagd tot de volgende zitting terwijl de gedaagde door zijn niet verschijnen in principe schuldig wordt verklaard. Waarschijnlijk is de zaak op een later tijdstip in der minne geschikt want we vinden hem verder niet terug in het IJsselmondse dingboek. Zoals reeds vermeld bij zijn vader, verkocht Dirck samen met zijn broer Gerrit op 10 dec. 1622 een boomgaard en een stuk land onder Bolnes aan Hendryck Pietersz. den Mijn.

9 juli 1613 : Dordrecht.
GA Dordrecht, ONA inv. nr. 5, fol. 114-114r: Op 9 juli 1613 treedt Gerrit Lenertsz. Snoo op als getuige bij het opmaken van een notariële akte te Dordrecht. Het betreft een attestatie van Arien Hendricxsz. Outraet, schout van Oost-Barendrecht, die op verzoek van Cornelis Andriesz. Slingelant, rentmeester van 't Sacramenten Gasthuijs binnen Dordrecht, verklaart dat de regierders van het voors. gasthuis in de zomer van 1611 met Johan Elantsz. in Barendrecht zijn geweest, ten huize van hem comparant alwaar ook Jacob Crijnen present was. Arien verklaart daaromtrent gehoord te hebben dat de heren spraken met Jacob Crijnen over de pacht van land dat hij van het gasthuis huurde en dat gelegen was in de Sideweij onder Barendrecht en dat zij met minne ende vrientschap uit elkaar gingen. De eigenlijke bedoeling van de akte (waarom hij werd verleden) is niet echt duidelijk, evenmin als het feit waarom juist Gerrit Snoo, overigens samen met een zekere Dirck Barentsz. van Voorst, boogmaker, als getuige optrad.

25 februari 1617 :  Rotterdam.
GA Rotterdam, ora IJsselmonde inv. nr. 184, fol. 105-105v: Op 25 febr. 1617 treedt Geerit Leendertsz. Snoo op als testamentaire voogd van de weeskinderen van Pietertgen Bastiaensdr. geprocreert (verwekt) bij Adriaen Ariensz. Fonckeert.

28 juni 1619 : Ridderkerk.
Gezien het tijdvak en de herkomst van Gerijt Leendertsz Snoe en Maergen Leenderts van Ridderkerk, lijkt het dat Maergen Leenderts een zus is van Gerijt Leendertsz (Snoe). Niets is minder waar. Bij de akte lijkt er ook een relatie tussen Gerijt en Margrieta door het gebruik van het patroniem "Lenderts'. Desalniettemin worden vooralsnog Pieter -, Maergen en Margrieta als aparte broer en zussen (ook in de akte) aangemerkt. Pieter, Maergen en Margrieta zijn om deze reden niet opgenomen als zoon en dochters van Lenert Gerijtsz Snoe (en dus ook niet als broer en zussen van Gerijt). De akte: op 28 juni 1619 assisteert Gerijt bij een boedelscheiding tussen Pieter Leendertsz. en diens zusters Maergen en Maergrijeta Leendertsdr. Men was samen gekomen ten huize van Adrijaen Cornelisz (Baes) [voor informatie over het geslacht Baes, zie K.J. Slijkerman, Geslachten van het eiland IJsselmonde deel 3. Het geslacht Baes alias (De) Swaen alias Van der Swaen alias Man te Ridderkerk, Rijsoord, Cromstrijen en Oud-Beijerland, Rotterdam, 1990] en in het huis Pieter Lendertsz. en zijn zwager en zuster, op Bolnes, in welk huis hun ouders beiden waren gestorven. Pieter werd geassisteerd door Adryaen Koessensz. en Ploen Cornelisz, zijn buren. Maergen werd geassisteerd door haar gekozen voogd Ghijs Jochumsz. Adrijaen Jochumsz trad op voor hemzelf en voor zijn vrouw Maergrijeta Lendertsdr. en werd geassisteerd door Gerijt Lendertsz Snoe en Gerijt Lodewijcksz Smijt (Bron: W. de Snoo i.s.m. J.H. van der Boom en M.E. van der Boom-van Haren).

9 maart 1620 : Ridderkerk.
RAZH, ora Ridderkerk inv. nr. 114: Een belangrijke akte werd opgesteld op 9 maart 1620. Op die datum compareerde Haesken Adrijaensdr. voor schout en schepenen van Ridderkerk in hun functie als lokale weesmeester. Zij bedankt haar neef Gerijt Lenertsz. Snoo voor zijn voogdijschap "uit crachte van (het) testament bij ons grootvader gemaeckt" en verzoekt hem afstand te doen van haar handel (lees: goederen). Deze akte is aangehaald voor een hypothese in Bron: J.H. van der Boom en M.E. van der Boom-Haren. Deze hypothese is verwerkt. Het zou echter ook zo maar kunnen zijn dat Haesken - immers volgens de akte een volle nicht van Gerijt - gehuwd was met Adriaen Adriaensz Baes en haar moeder Pieterken een zus van Maritgen Sebastiaens, de vrouw waarmee Lenert Gerijtsz gehuwd was.

10 december 1622 : Ridderkerk.
NA ZH, ora Ridderkerk inv. nr. 114. Een belangrijke akte [v.w.b. Lenert Gerijtsz Snoe], waarin voor het eerst ook andere familieleden [van Lenert] worden genoemd, is een stuk van 10 dec. 1622 uit het oud-rechterlijk archief van Ridderkerk. Hendryck Pietersz den Mijn, wonende op Bolnes in de gerechte van Ridderkerk, in "de huysinge ofte op de woninge van Lendert Gerijts Snoe" verklaart een niet genoemd bedrag schuldig te zijn aan Gerijt Lendertsz Snoe en Dirck Lendertsz Snoe, "beyde gebroeders". Hij was het onbekende bedrag schuldig over de koop van een boomgaard, staande en gelegen op Bolnes aan de Seedijck, bij Meeus Dircksz Egens, en over de koop van het land van Adrijaen Koessen "ofte Wegh hoeff", zoals het bewoond is (geweest) door Lenert Gerijtsz Snoe, zaliger. Leendert is dus overleden voor 10 december 1622 en geen van zijn kinderen woont in het ouderlijk huis (ouderlijke boerderij?) in Bolnes. De woning van Leendert Gerritsz Snoo is blijkbaar reeds op een eerdere datum verkocht want Hendrik den Mijn woont er al. Als erfgenamen van hun vader verkopen zijn zoons Gerrit en Dirk nu ook een boomgaard en een stuk land, wellicht om andere kinderen (zusters?) hun deel van de erfenis te kunnen betalen. Hoewel niet zeker mogen we aannemen dat de vrouw van Lenert reeds voor hem overleed omdat zij bij deze transactie niet wordt vermeld en ook niet meer op het huis in Bolnes blijkt te wonen. .
Bron: W. de Snoo, J H van der Boom en M.E. van der Boom-van Haren.
 .
1627 : Ridderkerk.
GA Ridderkerk inv. nr. 31: Volgens de verponding heeft Gerrit Lenertsz. Snoo in 1627 twee morgen eigen land en een huis in Ridderkerk in bezit. Daarnaast gebruikt hij nog drie morgen land, gelegen in een stuk land genaamd Joris Dammaszoons zes morgen, in Nieuw Reijerwaard. Eigenaar van dat land is de weduwe van Mr. Willem Boucquet.

29 juni 1631 : Ondertrouw (met Aechje (Aechien) (Aechgen) Damisdr (Dames)) - Ridderkerk.

10 juli 1631 : Ridderkerk.
A.R.A. Weeskamer Ridderkerk, inv nr 1. Als kinderen uit het eerste huwelijk worden genoemd: Cornelis Geerits, Bastiaen, Lenert, Maertgen, Sijtgen, Guertgen en Janneken.

15 juli 1631 : Bekrachtiging testament - Ridderkerk.
RAZH, weeskamerarchief Ridderkerk inv. nr. 1, fol. 84: .
Op 15 juli 1631 koopt Gerrit, na het overlijden van zijn vrouw, zijn kinderen uit. Met andere woorden, hij stelt hun moederlijk erfdeel veilig door nu reeds de boedel te scheiden. Gerrit wordt door de weesmeesters "onse mede inwoonder" en weduwnaar van Neeltgen genoemd. De kinderen worden eveneens met name genoemd en zijn: Cornelis, Bastiaen, Lenert, Maertgen, Sijtgen, Grietgen en Janneken Gerrits, terwijl de weesmeesters als voogden optreden voor de onmondige (minderjarige) kinderen. De partijen zijn reeds met elkaar overeen gekomen dat Gerrit "zal blijven aen de volle besitte en eygendom van alle goederen, roerende en onroerende, huys, boomgaart en twaalf roeden (land), have, moeblen (meubelen) en gelt" als hij de "incomende en uytgaende" schulden en lasten waarmee de boedel bezwaard is zal betalen (er drukt waarschijnlijk een hypotheek op het huis) en de kinderen als hun moederlijk erfdeel de som van twintig gulden zal uitkeren. Verder moet hij de twee oudste dochters bij hem houden (was daar wellicht een speciale reden voor?) en als zij voor hem komen te sterven mag hij de beloofde uitkering behouden. Aan de belofte verbindt hij zijn huis, zijn persoonlijke en alle andere goederen als onderpand. Gerrits vrouw was afkomstig uit Baele in de provincie Brabant. Mogelijk woonden er meer personen uit die contreien in en rondom Ridderkerk doch het meest waarschijnlijk lijkt dat uit die streek seizoenarbeiders afkomstig waren die in de polders rond Ridderkerk hun arbeid verrichtten. Dit vermoeden wordt gesterkt door de volgende aantekening in het Ridderkerkse doopboek: "Den 6 febr. (1592) is gedoopt een bastaertsone van een vrouwepersoon, ende naeme Marijke. Ende de vader, so de moeder secht, eene Claes Jansen van Baele uit Brabant, doch wort niet wel gelooft".

2 november 1631 :Akte - Rotterdam.
DTB Rotterdam Trouw Gereformeerd. Vermeld is dat als datum van zijn tweede huwelijk (met Aechie Dammis) is vermeld 2 november 1632. Dat moet waarschijnlijk 2 november 1631 zijn (16 maanden na de ondertrouw zou erg lang zijn). De 2 november 1631 valt ook op een zondag en 2 november 1632 op een dinsdag.

2  november 1631 :Huwelijk (met Aechje (Aechien) (Aechgen) Damisdr (Dames)) - Rotterdam.

3 juli 1634 : Rotterdam.
Aktesoort attestatie of verklaring Datum 03/07/1634 Archief ONA Rotterdam Inventarisnummer 142 Aktenummer/Blz. 84/135 Notaris Arnout Wagensvelt Gerrit Leendersz Sno, 70 jaar, verklaart op verzoek van Wouter Pleunen wonende te Ridderkerkerck dat Cornelis Dircxsz Bam in zijn leven secretaris van Ridderkerkerck eigenaar was van een stuk land gelegen in't Langelant van de heerlijckheyt van Ridderkerkerck, groot 4 morgen en 4 hond. Dit land, in gebruik bij Wouter Pleunen, is voorheen eigendom geweest van Basteaen Basteaensz en is gelegen bij de Slijckerveersedijck tegen het huis van Aryaen Cornelisz Grootendorst. De eigenaar heeft altijd een stuk dijk onderhouden.

16 juli 1638 : Rotterdam.
Gerrit Leenderts Snoos, toesiender van de wagens, 74 jaar, Adryaen Hendericx, voerman, 42 jaar, en Pieter Corstiaens, rijdende voor Cornelis Speck, 18 jaar, leggen een verklaring af op verzoek van Willem Gijsberts Thoen, voerman. Op. Woensdagavond j.l. is Cornelis de Jongen Bals, voerman te Papendrecht, met zijn lege wagen, getrokken door een bruin en twee grauwe merriepaarden, bij de Oostpoort op het Dortse Veer gekomen. Hij kwam uit Amsterdam en was van plan met 4 personen naar Dordrecht te vertrekken. Volgens Teunis Evenquaet, voerman van Amsterdam, is hij met 2 coopluyden naar Amsterdam vertrokken (Bron: GA Rotterdam 18_390 Jacobus Delphius te Rotterdam, 01-Jan-1634 t/m 31-Dec-1640, inv.nr. 390, aktenr. 172, blz. 267).

17 april 1640 : Testament - Rotterdam.
Notaris: Jacobus Delphius Aktenummer: 293 Bladzijden: 873 t/m 875. Gerrit Leenderts Snoes, roeper van 't Goutse Veer, en zijn vrouw Aechgen Dammisdr benoemen elkaar tot erfgenaam met een bepaling t.a.v. hun kinderen (Bron: Toegangsnummer: 18 Notarissen te Rotterdam en daarin opgegane gemeenten (ONA) Inventarisnummer: 354.

10 juni 1640 : Rotterdam.
Aechgen Dammisdr, weduwe van Gerrit Leenderts Snoo, ter ene zijde, en Cornelis, Basteaen en Leendert Gerrits Snoo, zoons van Gerrit Leenderts Snoo, mede voor Arijen N.N, man van Grietgen Gerrits, Sijtgen en Marritgen Gerrits, hun ongehuwde zusters, ter andere zijde, allen erfgenamen Gerrit Leenders Snoo, sluiten een overeenkomst over de nalatenschap. Bron: Stadsarchief Rotterdam, 18-402, 274, blz. 547 t/m 548.

23 juli 1644 :.
Aechgen Dammis, laatst weduwe van Gerrit Leenderss Snoos, bekent 45 gulden schuldig te zijn aan Pieter Pieterss Clemens (Bron: GA Rotterdam, inv.nr. 372, aktenr. 175, blz. 304).

tr. (1) Ridderkerk op 19 dec 1591
met

Neeltje Cornelisdr Baele. van, geb. in 1568, ovl. in 1631.

Neeltje Cornelisdr Baele. van.
Op 15 juli 1631 koopt Gerrit, na het overlijden van zijn vrouw, zijn kinderen uit. Met andere woorden, hij stelt hun moederlijk erfdeel veilig door nu reeds de boedel te scheiden. Gerrit wordt door de weesmeesters "onse mede inwoonder" en weduwnaar van Neeltgen genoemd. De kinderen worden eveneens met name genoemd en zijn: Cornelis, Bastiaen, Lenert, Maertgen, Sijtgen, Grietgen en Janneken Gerrits, terwijl de weesmeesters als voogden optreden voor de onmondige (minderjarige) kinderen. De partijen zijn reeds met elkaar overeen gekomen dat Gerrit "zal blijven aen de volle besitte en eygendom van alle goederen, roerende en onroerende, huys, boomgaart en twaalf roeden (land), have, moeblen (meubelen) en gelt" als hij de "incomende en uytgaende" schulden en lasten waarmee de boedel bezwaard is zal betalen (er drukt waarschijnlijk een hypotheek op het huis) en de kinderen als hun moederlijk erfdeel de som van twintig gulden zal uitkeren. Verder moet hij de twee oudste dochters bij hem houden (was daar wellicht een speciale reden voor?) en als zij voor hem komen te sterven mag hij de beloofde uitkering behouden. Aan de belofte verbindt hij zijn huis, zijn persoonlijke en alle andere goederen als onderpand. Gerrits vrouw was afkomstig uit Baele in de provincie Brabant. Mogelijk woonden er meer personen uit die contreien in en rondom Ridderkerk doch het meest waarschijnlijk lijkt dat uit die streek seizoenarbeiders afkomstig waren die in de polders rond Ridderkerk hun arbeid verrichtten. Dit vermoeden wordt gesterkt door de volgende aantekening in het Ridderkerkse doopboek: "Den 6 febr. (1592) is gedoopt een bastaertsone van een vrouwepersoon, ende naeme Marijke. Ende de vader, so de moeder secht, eene Claes Jansen van Baele uit Brabant, doch wort niet wel gelooft".

Uit dit huwelijk 6 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Cornelis~1603  †1659  56

tr. (2) Rotterdam op 29 jun 1631
met

Aechien Damis, geb. in 1588, tr. (2) Ridderkerk op 12 mrt 1609 met Bastiaen Andriesz, ovl. voor 29 jun 1631. Uit dit huwelijk geen kinderen.

Aechien Damis.
Aechgen Dammisdr, weduwe van Gerrit Leenderts Snoo, ter ene zijde, en Cornelis, Bastiaen en Leendert Gerrits Snoo, zoons van Gerrit Leenderts Snoo, mede voor Arijen N.N, man van Grietgen Gerrits, Sijtgen en Marritgen Gerrits, hun ongehuwde zusters, ter andere zijde, allen erfgenamen Gerrit Leenders Snoo, sluiten een overeenkomst over de nalatenschap.


Neeltje Cornelisdr Baele. van
Neeltje Cornelisdr Baele. van, geb. in 1568, ovl. in 1631.

Neeltje Cornelisdr Baele. van.
Op 15 juli 1631 koopt Gerrit, na het overlijden van zijn vrouw, zijn kinderen uit. Met andere woorden, hij stelt hun moederlijk erfdeel veilig door nu reeds de boedel te scheiden. Gerrit wordt door de weesmeesters "onse mede inwoonder" en weduwnaar van Neeltgen genoemd. De kinderen worden eveneens met name genoemd en zijn: Cornelis, Bastiaen, Lenert, Maertgen, Sijtgen, Grietgen en Janneken Gerrits, terwijl de weesmeesters als voogden optreden voor de onmondige (minderjarige) kinderen. De partijen zijn reeds met elkaar overeen gekomen dat Gerrit "zal blijven aen de volle besitte en eygendom van alle goederen, roerende en onroerende, huys, boomgaart en twaalf roeden (land), have, moeblen (meubelen) en gelt" als hij de "incomende en uytgaende" schulden en lasten waarmee de boedel bezwaard is zal betalen (er drukt waarschijnlijk een hypotheek op het huis) en de kinderen als hun moederlijk erfdeel de som van twintig gulden zal uitkeren. Verder moet hij de twee oudste dochters bij hem houden (was daar wellicht een speciale reden voor?) en als zij voor hem komen te sterven mag hij de beloofde uitkering behouden. Aan de belofte verbindt hij zijn huis, zijn persoonlijke en alle andere goederen als onderpand. Gerrits vrouw was afkomstig uit Baele in de provincie Brabant. Mogelijk woonden er meer personen uit die contreien in en rondom Ridderkerk doch het meest waarschijnlijk lijkt dat uit die streek seizoenarbeiders afkomstig waren die in de polders rond Ridderkerk hun arbeid verrichtten. Dit vermoeden wordt gesterkt door de volgende aantekening in het Ridderkerkse doopboek: "Den 6 febr. (1592) is gedoopt een bastaertsone van een vrouwepersoon, ende naeme Marijke. Ende de vader, so de moeder secht, eene Claes Jansen van Baele uit Brabant, doch wort niet wel gelooft".

tr. Ridderkerk op 19 dec 1591
met

Gerrit Leenderts de Snoo, zn. van Leendert Gerritsz de Snoo en Maritgen Bastiaens, geb. Ridderkerk in 1569, landgebruiker in Nieuw Reijerwaard, Landeigenaar 1627, ovl. circa jun 1640, tr. (2) met Aechien Damis. Uit dit huwelijk geen kinderen.

Gerrit Leenderts de Snoo.
1602 : Ridderkerk.
WIJ 606, 1602, foto 634, map429. Betaelt Gerit Leenaertss Snoo om de aerde dammen op Bolgnes van die te repareren, in ende op alsulcke voorwaerden, alshij die aengenomen heeft van mijne heeren dien dijckgraef ende hooghedijckhemraeden ter somme van xii pond.

1603 : Rotterdam.
Rotterdam IJsselmonde. In 1603 kopen Geerit Lenaertsz. Snoo en zijn broer Dirck de vlastiende in het Oostambacht van IJsselmonde.GA Rotterdam, archief IJsselmonde inv. nr. 1711, fol. 156v; P. Grandia, De tienden van 't Oostambacht van IJsselmonde. Naamlijsten (1578-1699), Rotterdam, 1993 (uitg. St. Streekarchief eiland IJsselmonde).

20 juni 1610 : Ridderkerk.
RAZH, ora Ridderkerk inv. nr. 114: Reeds op 20 juni 1610 vinden we Gerijt Lenertsz. Snoo vermeld in verband met een betaling door Pieter Cornelisz. aan een zekere Huijch [Geritsz] Geraerdtsz. (schepen van Zevenbergen 1563), wonende te Zevenbergen. Mogelijk betreft dit Pieter Cornelisz Baes, een broer van Adriaen Cornelisz Baes, in wiens huis Gerijt later assisteert bij een boedelscheiding m.b.t. de familie Leenderts. Huijch Geritsz is meermalen genoemd in de boedelrekening van het weeskind van Cornelis Jan Huijgen (8 sept. 1578). Maeijken Jan Huigen (dochter van Jan Huijchen) was overigens de tweede vrouw van Gerrit Gerritsz Cranendonck (zie: "De geslachten Cranendonck ca 1400-1700, blz. 166).

23 februari 1612 : Rotterdam.
Rotterdam IJsselmonde. GA Rotterdam, arch. gem. IJsselmonde inv. nr. 158 (dingboek), fol. 45v: Op 23 febr. 1612 treedt Dirck Leenertsz. Snoo, voor het gerecht van het dorp IJsselmonde, op als eiser contra Claes Robbrechtsz. Hij eist betaling van 66 Carolus gulden die Claes volgens een schuldbekentenis voor Lichtmis 1612 aan hem had moeten betalen vanwege de koop van een paard, plus de betaling van de onkosten van de rechtszaak. De gedaagde verschijnt niet, hetgeen wordt aangetekend als het eerste verzuim. De zaak wordt vervolgens, zoals gewoonlijk, verdaagd tot de volgende zitting terwijl de gedaagde door zijn niet verschijnen in principe schuldig wordt verklaard. Waarschijnlijk is de zaak op een later tijdstip in der minne geschikt want we vinden hem verder niet terug in het IJsselmondse dingboek. Zoals reeds vermeld bij zijn vader, verkocht Dirck samen met zijn broer Gerrit op 10 dec. 1622 een boomgaard en een stuk land onder Bolnes aan Hendryck Pietersz. den Mijn.

9 juli 1613 : Dordrecht.
GA Dordrecht, ONA inv. nr. 5, fol. 114-114r: Op 9 juli 1613 treedt Gerrit Lenertsz. Snoo op als getuige bij het opmaken van een notariële akte te Dordrecht. Het betreft een attestatie van Arien Hendricxsz. Outraet, schout van Oost-Barendrecht, die op verzoek van Cornelis Andriesz. Slingelant, rentmeester van 't Sacramenten Gasthuijs binnen Dordrecht, verklaart dat de regierders van het voors. gasthuis in de zomer van 1611 met Johan Elantsz. in Barendrecht zijn geweest, ten huize van hem comparant alwaar ook Jacob Crijnen present was. Arien verklaart daaromtrent gehoord te hebben dat de heren spraken met Jacob Crijnen over de pacht van land dat hij van het gasthuis huurde en dat gelegen was in de Sideweij onder Barendrecht en dat zij met minne ende vrientschap uit elkaar gingen. De eigenlijke bedoeling van de akte (waarom hij werd verleden) is niet echt duidelijk, evenmin als het feit waarom juist Gerrit Snoo, overigens samen met een zekere Dirck Barentsz. van Voorst, boogmaker, als getuige optrad.

25 februari 1617 :  Rotterdam.
GA Rotterdam, ora IJsselmonde inv. nr. 184, fol. 105-105v: Op 25 febr. 1617 treedt Geerit Leendertsz. Snoo op als testamentaire voogd van de weeskinderen van Pietertgen Bastiaensdr. geprocreert (verwekt) bij Adriaen Ariensz. Fonckeert.

28 juni 1619 : Ridderkerk.
Gezien het tijdvak en de herkomst van Gerijt Leendertsz Snoe en Maergen Leenderts van Ridderkerk, lijkt het dat Maergen Leenderts een zus is van Gerijt Leendertsz (Snoe). Niets is minder waar. Bij de akte lijkt er ook een relatie tussen Gerijt en Margrieta door het gebruik van het patroniem "Lenderts'. Desalniettemin worden vooralsnog Pieter -, Maergen en Margrieta als aparte broer en zussen (ook in de akte) aangemerkt. Pieter, Maergen en Margrieta zijn om deze reden niet opgenomen als zoon en dochters van Lenert Gerijtsz Snoe (en dus ook niet als broer en zussen van Gerijt). De akte: op 28 juni 1619 assisteert Gerijt bij een boedelscheiding tussen Pieter Leendertsz. en diens zusters Maergen en Maergrijeta Leendertsdr. Men was samen gekomen ten huize van Adrijaen Cornelisz (Baes) [voor informatie over het geslacht Baes, zie K.J. Slijkerman, Geslachten van het eiland IJsselmonde deel 3. Het geslacht Baes alias (De) Swaen alias Van der Swaen alias Man te Ridderkerk, Rijsoord, Cromstrijen en Oud-Beijerland, Rotterdam, 1990] en in het huis Pieter Lendertsz. en zijn zwager en zuster, op Bolnes, in welk huis hun ouders beiden waren gestorven. Pieter werd geassisteerd door Adryaen Koessensz. en Ploen Cornelisz, zijn buren. Maergen werd geassisteerd door haar gekozen voogd Ghijs Jochumsz. Adrijaen Jochumsz trad op voor hemzelf en voor zijn vrouw Maergrijeta Lendertsdr. en werd geassisteerd door Gerijt Lendertsz Snoe en Gerijt Lodewijcksz Smijt (Bron: W. de Snoo i.s.m. J.H. van der Boom en M.E. van der Boom-van Haren).

9 maart 1620 : Ridderkerk.
RAZH, ora Ridderkerk inv. nr. 114: Een belangrijke akte werd opgesteld op 9 maart 1620. Op die datum compareerde Haesken Adrijaensdr. voor schout en schepenen van Ridderkerk in hun functie als lokale weesmeester. Zij bedankt haar neef Gerijt Lenertsz. Snoo voor zijn voogdijschap "uit crachte van (het) testament bij ons grootvader gemaeckt" en verzoekt hem afstand te doen van haar handel (lees: goederen). Deze akte is aangehaald voor een hypothese in Bron: J.H. van der Boom en M.E. van der Boom-Haren. Deze hypothese is verwerkt. Het zou echter ook zo maar kunnen zijn dat Haesken - immers volgens de akte een volle nicht van Gerijt - gehuwd was met Adriaen Adriaensz Baes en haar moeder Pieterken een zus van Maritgen Sebastiaens, de vrouw waarmee Lenert Gerijtsz gehuwd was.

10 december 1622 : Ridderkerk.
NA ZH, ora Ridderkerk inv. nr. 114. Een belangrijke akte [v.w.b. Lenert Gerijtsz Snoe], waarin voor het eerst ook andere familieleden [van Lenert] worden genoemd, is een stuk van 10 dec. 1622 uit het oud-rechterlijk archief van Ridderkerk. Hendryck Pietersz den Mijn, wonende op Bolnes in de gerechte van Ridderkerk, in "de huysinge ofte op de woninge van Lendert Gerijts Snoe" verklaart een niet genoemd bedrag schuldig te zijn aan Gerijt Lendertsz Snoe en Dirck Lendertsz Snoe, "beyde gebroeders". Hij was het onbekende bedrag schuldig over de koop van een boomgaard, staande en gelegen op Bolnes aan de Seedijck, bij Meeus Dircksz Egens, en over de koop van het land van Adrijaen Koessen "ofte Wegh hoeff", zoals het bewoond is (geweest) door Lenert Gerijtsz Snoe, zaliger. Leendert is dus overleden voor 10 december 1622 en geen van zijn kinderen woont in het ouderlijk huis (ouderlijke boerderij?) in Bolnes. De woning van Leendert Gerritsz Snoo is blijkbaar reeds op een eerdere datum verkocht want Hendrik den Mijn woont er al. Als erfgenamen van hun vader verkopen zijn zoons Gerrit en Dirk nu ook een boomgaard en een stuk land, wellicht om andere kinderen (zusters?) hun deel van de erfenis te kunnen betalen. Hoewel niet zeker mogen we aannemen dat de vrouw van Lenert reeds voor hem overleed omdat zij bij deze transactie niet wordt vermeld en ook niet meer op het huis in Bolnes blijkt te wonen. .
Bron: W. de Snoo, J H van der Boom en M.E. van der Boom-van Haren.
 .
1627 : Ridderkerk.
GA Ridderkerk inv. nr. 31: Volgens de verponding heeft Gerrit Lenertsz. Snoo in 1627 twee morgen eigen land en een huis in Ridderkerk in bezit. Daarnaast gebruikt hij nog drie morgen land, gelegen in een stuk land genaamd Joris Dammaszoons zes morgen, in Nieuw Reijerwaard. Eigenaar van dat land is de weduwe van Mr. Willem Boucquet.

29 juni 1631 : Ondertrouw (met Aechje (Aechien) (Aechgen) Damisdr (Dames)) - Ridderkerk.

10 juli 1631 : Ridderkerk.
A.R.A. Weeskamer Ridderkerk, inv nr 1. Als kinderen uit het eerste huwelijk worden genoemd: Cornelis Geerits, Bastiaen, Lenert, Maertgen, Sijtgen, Guertgen en Janneken.

15 juli 1631 : Bekrachtiging testament - Ridderkerk.
RAZH, weeskamerarchief Ridderkerk inv. nr. 1, fol. 84: .
Op 15 juli 1631 koopt Gerrit, na het overlijden van zijn vrouw, zijn kinderen uit. Met andere woorden, hij stelt hun moederlijk erfdeel veilig door nu reeds de boedel te scheiden. Gerrit wordt door de weesmeesters "onse mede inwoonder" en weduwnaar van Neeltgen genoemd. De kinderen worden eveneens met name genoemd en zijn: Cornelis, Bastiaen, Lenert, Maertgen, Sijtgen, Grietgen en Janneken Gerrits, terwijl de weesmeesters als voogden optreden voor de onmondige (minderjarige) kinderen. De partijen zijn reeds met elkaar overeen gekomen dat Gerrit "zal blijven aen de volle besitte en eygendom van alle goederen, roerende en onroerende, huys, boomgaart en twaalf roeden (land), have, moeblen (meubelen) en gelt" als hij de "incomende en uytgaende" schulden en lasten waarmee de boedel bezwaard is zal betalen (er drukt waarschijnlijk een hypotheek op het huis) en de kinderen als hun moederlijk erfdeel de som van twintig gulden zal uitkeren. Verder moet hij de twee oudste dochters bij hem houden (was daar wellicht een speciale reden voor?) en als zij voor hem komen te sterven mag hij de beloofde uitkering behouden. Aan de belofte verbindt hij zijn huis, zijn persoonlijke en alle andere goederen als onderpand. Gerrits vrouw was afkomstig uit Baele in de provincie Brabant. Mogelijk woonden er meer personen uit die contreien in en rondom Ridderkerk doch het meest waarschijnlijk lijkt dat uit die streek seizoenarbeiders afkomstig waren die in de polders rond Ridderkerk hun arbeid verrichtten. Dit vermoeden wordt gesterkt door de volgende aantekening in het Ridderkerkse doopboek: "Den 6 febr. (1592) is gedoopt een bastaertsone van een vrouwepersoon, ende naeme Marijke. Ende de vader, so de moeder secht, eene Claes Jansen van Baele uit Brabant, doch wort niet wel gelooft".

2 november 1631 :Akte - Rotterdam.
DTB Rotterdam Trouw Gereformeerd. Vermeld is dat als datum van zijn tweede huwelijk (met Aechie Dammis) is vermeld 2 november 1632. Dat moet waarschijnlijk 2 november 1631 zijn (16 maanden na de ondertrouw zou erg lang zijn). De 2 november 1631 valt ook op een zondag en 2 november 1632 op een dinsdag.

2  november 1631 :Huwelijk (met Aechje (Aechien) (Aechgen) Damisdr (Dames)) - Rotterdam.

3 juli 1634 : Rotterdam.
Aktesoort attestatie of verklaring Datum 03/07/1634 Archief ONA Rotterdam Inventarisnummer 142 Aktenummer/Blz. 84/135 Notaris Arnout Wagensvelt Gerrit Leendersz Sno, 70 jaar, verklaart op verzoek van Wouter Pleunen wonende te Ridderkerkerck dat Cornelis Dircxsz Bam in zijn leven secretaris van Ridderkerkerck eigenaar was van een stuk land gelegen in't Langelant van de heerlijckheyt van Ridderkerkerck, groot 4 morgen en 4 hond. Dit land, in gebruik bij Wouter Pleunen, is voorheen eigendom geweest van Basteaen Basteaensz en is gelegen bij de Slijckerveersedijck tegen het huis van Aryaen Cornelisz Grootendorst. De eigenaar heeft altijd een stuk dijk onderhouden.

16 juli 1638 : Rotterdam.
Gerrit Leenderts Snoos, toesiender van de wagens, 74 jaar, Adryaen Hendericx, voerman, 42 jaar, en Pieter Corstiaens, rijdende voor Cornelis Speck, 18 jaar, leggen een verklaring af op verzoek van Willem Gijsberts Thoen, voerman. Op. Woensdagavond j.l. is Cornelis de Jongen Bals, voerman te Papendrecht, met zijn lege wagen, getrokken door een bruin en twee grauwe merriepaarden, bij de Oostpoort op het Dortse Veer gekomen. Hij kwam uit Amsterdam en was van plan met 4 personen naar Dordrecht te vertrekken. Volgens Teunis Evenquaet, voerman van Amsterdam, is hij met 2 coopluyden naar Amsterdam vertrokken (Bron: GA Rotterdam 18_390 Jacobus Delphius te Rotterdam, 01-Jan-1634 t/m 31-Dec-1640, inv.nr. 390, aktenr. 172, blz. 267).

17 april 1640 : Testament - Rotterdam.
Notaris: Jacobus Delphius Aktenummer: 293 Bladzijden: 873 t/m 875. Gerrit Leenderts Snoes, roeper van 't Goutse Veer, en zijn vrouw Aechgen Dammisdr benoemen elkaar tot erfgenaam met een bepaling t.a.v. hun kinderen (Bron: Toegangsnummer: 18 Notarissen te Rotterdam en daarin opgegane gemeenten (ONA) Inventarisnummer: 354.

10 juni 1640 : Rotterdam.
Aechgen Dammisdr, weduwe van Gerrit Leenderts Snoo, ter ene zijde, en Cornelis, Basteaen en Leendert Gerrits Snoo, zoons van Gerrit Leenderts Snoo, mede voor Arijen N.N, man van Grietgen Gerrits, Sijtgen en Marritgen Gerrits, hun ongehuwde zusters, ter andere zijde, allen erfgenamen Gerrit Leenders Snoo, sluiten een overeenkomst over de nalatenschap. Bron: Stadsarchief Rotterdam, 18-402, 274, blz. 547 t/m 548.

23 juli 1644 :.
Aechgen Dammis, laatst weduwe van Gerrit Leenderss Snoos, bekent 45 gulden schuldig te zijn aan Pieter Pieterss Clemens (Bron: GA Rotterdam, inv.nr. 372, aktenr. 175, blz. 304).

Uit dit huwelijk 6 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Cornelis~1603  †1659  56


Leendert Gerritsz de Snoo
Leendert Gerritsz de Snoo, geb. Capelle a/d IJssel circa 1539, ovl. voor 1 feb 1615.

Leendert Gerritsz de Snoo.
Op basis van het bronnenonderzoek kan de voorlopige conclusie worden getrokken dat de vader van Lenert (letterlijk) 'Gheryt Snoeyen' heette. Een tweede conclusie is dat het patroniem 'Snoey' of 'Snoeyen' zich in de omgeving van Ridderkerk heeft versteend tot 'Snoe', 'Snoy' en 'Snoo'. Van de vader van Lenert -Gheryt Snoeyen- is in de DTB-boeken niets anders dan slechts een registratie bij een doopakte (kleinzoon Geerrit van zijn zoon Heijndrick Gherytsz) teruggevonden. Van zijn kinderen is op grond van een aantal andere akten (voornamelijk doopakten) een gezinsreconstructie op te maken. Van eventuele broers of zussen van Gheryt zelf zijn geen gegevens teruggevonden. Dat zou er mogelijk op kunnen wijzen dat Gheryt oorspronkelijk niet 'van Ridderkerk' kwam, maar bijvoorbeeld vanuit het gebied aan de Hollandsche IJssel (Ouderkerk-, Krimpen- of Capelle aan den IJssel) of de Krimpenerwaard, waar een vergelijkbaar patroniem 'Snoey' voorkwam. De geschiedenis van de Reijerwaard past bij deze veronderstelling. Het was waarschijnlijk voordat de overstap kon worden gemaakt, een lastig of moeilijk bewoonbaar gebied. De polder bleek geen goed afwateringssysteem te hebben en aan de dijken was al jaren niets meer gedaan. Na de overstromingen in 1373 en 1374, en vanzelfsprekend de Sint-Elisabethsvloed (1421), duurde het tot 1441 voordat het verloren gegane gebied was herwonnen en daarna in cultuur gebracht. In 1404 kwam het herstel van de Molendijk gereed en was de Oud-Reijerwaard herwonnen. Dat de Reijerwaard daarna ook nog nauwelijks betrouwbaar gebied was, blijkt wel uit het Huis Te Woude (tussen Slikkerveer en Ridderkerk) hetwelk in 1421 door een grote laag slib werd bedolven. In 1371 werd een begin gemaakt met de bouw van een kasteeltje, dat nooit helemaal is afgebouwd. Door de grote vloeden in 1373 en 1374 overstroomde de Riederwaard en kwam het kasteel in het water te staan. Tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten werd het omvergehaald door de Hoeken die vreesden dat de tegenpartij zich er in zou nestelen. Door latere overstromingen spoelde een kleilaag over de ruïne en onttrok de resten aan het zicht. In 1968 deed men opgravingen naar het Huis Te Woude en in 1969 heeft men de restanten van het Huis gedeeltelijk gereconstrueerd. Het overigens thans nog aanwezige Huis Ten Donck opgetrokken in 1746, is gebouwd nadat het oorspronkelijke Huis Ten Donck uit het jaar 1616, is afgebroken. Eerder, in 1427, was Ridderkerk een ambachtsheerlijkheid geworden. De eerste ambachtsheer was Ridder Roelant, heer van Uytkercke. Zijn vrouw, Margriet van Comene, wordt in 1441 ambachtsvrouw van Ridderkerk en in datzelfde jaar wordt de polder Nieuw Reijerwaard herdijkt. Sinds ongeveer 1500 vormde landbouw en veehouderij een voorname bron van bestaan op het eiland IJsselmonde. De Ridderkerkse boeren hielden zich vanaf de 16e eeuw voornamelijk bezig met de gerst-cultuur. Verder werd tarwe, meekrap, vlas, hennep, bonen en erwten verbouwd. Dat moet er een oorzaak van zijn geweest dat de Reijerwaard beter bewoond werd en aantrekkelijk genoeg was om een overstap te maken.

Zoals eerder aangegeven bestaat de kans dat één van de voorouders, of Lenert zelf, al dan niet met hun gezin, de oversteek heeft gemaakt van het gebied aan de Hollandsche IJssel of de Krimpenerwaard naar de Zwijndrechtse waard (IJsselmonde, Ridderkerk). Dat zal dan misschien gebeurd zijn met het veer Kralingen-IJsselmonde of het overzetveer van Slikkerveer. De aanlegplaatsen van het overzetveer en van de latere rederijboten van Slikkerveer zijn altijd op dezelfde plaats geweest. De naam van de wijk is ook hier ontstaan en werd in diverse spellingsvormen in het begin als "Slijcker veer" gebruikt. De aanlegplaatsen zijn nu enkele honderden meters naar het oosten verplaatst naar "De Schans". Uit onderzoek naar de rekeningen van de ambachtsheer van Ridderkerk blijkt - zoals vermeld in deze bron - dat het zeker is dat vanaf 1529 de mogelijkheid bestond voor personen en/of goederen om overgezet te worden. De veerman betaalde jaarlijks een zogenaamde recognitie (toestemming) aan de Ambachtsheer voor het recht om het veer te exploiteren. De veerplaats was meestal een goede reden voor een herberg, werkplaatsen of woningen. Dat gebeurde ook in Slikkerveer, waar aan de Nieuw-Reijerwaardse Zeedijk ter hoogte van het zogenaamde 'Lekveer' en 'Café Lodder' een woonkern ontstond. Deze huizen zijn overigens allemaal verdwenen. Op 30 november 1662 hadden de stadsbesturen van Gouda en Dordrecht de intentie om een "bekwame passage en rijweg te maken tussen de steden Gouda en Dordrecht". De verbeterde weg zou beginnen vanaf het Zwijndrechtseveer over de Oostendam door Ridderkerk tot aan het Slikkerveer [.] Dat viel bij het dijkcollege van Oud- en Nieuw-Reijerwaard en de inwoners niet in goede aarde. Zij vonden hun veer van IJsselmonde naar Kralingen van groter belang dan het veer van Slikkerveer naar Krimpen. Van het veer in Slikkerveer maken enkel passagiers gebruik die als bestemming de Krimpenerwaard hebben, maar met het veer in IJsselmonde zijn veel passagiers op doortocht naar bijvoorbeeld het Tolhuis in Katendrecht, Rotterdam en andere plaatsen. Deze passagiers zouden dan, als de verbeterde weg bij het Slikkerveer zou stoppen, " een stuk quaet dijcx" zeker in de winterdag tot IJsselmonde moeten passeren.

In de huwelijksaankondiging van het huwelijk tussen Hugo Willems en Maritgen Claes wordt vermeld: Hugo Willems wed[uwnaar] v[an] Rott[erdam] w[onende] achter t Clooster Maritgen Claes wed[uwe] Leenardt Snoije v[an] Capelle w[onende] buiten de Goudtsche poort Getrout den 17 feb[ruari] 1615. Hier blijkt dus duidelijk dat Lenert van Capelle afkomstig is en dat hij de achternaam 'Snoije' heeft. Lenert is verder ca. 68 jaar oud in 1607.

Lenert Gherytsz en zijn broer Dirck Gherytsz en hun zwager Dirck Volrijcksz/Ulrijcksz (secretaris 'tot' Ridderkerk, tevens tussen 1579 en 1587 kerkmeester), gehuwd met hun zus Lijntghen Geeritsdr, zijn gezien de doopakten van kinderen van ieder van hen, aantoonbaar verbonden. Daarnaast leefden zij in een roerige tijd. Er was in de Zwijndrechtse waard en omgeving veel te doen in de periode 1566-1576 (2006, K. Brinkman 'Geus gevreesd en Spaans benauwd', blz. 11): 'De opstand': het begin van deTachtigjarige oorlog (1568-1648). Afwisselend de Spanjaarden en het Staatse leger zorgden voor vele vernielingen in de Dordtse Waard. In de Zwijndrechtse Waard hadden de Staatsen in 1575 op 'De Schans' even buiten het dorp Ridderkerk, drie bedden met geschut opgericht. Een 'bedde was een houten bouwsel voor geschut, een kanon al of niet op een affuit. Uit jaarrekeningen van de waersman (penningmeester) van Nieuw-Reijerwaard (van 6 maart en 4 april 1575) blijkt dat de beide Dircken met een aantal anderen, de bedden hebben afgebroken en het hout per schip hebben afgevoerd naar het dorp Ridderkerk. Ieder kreeg 8 stuivers en gezamenlijk een gulden aan bier, samen om 5 gulden. De Staatse soldaten hadden bij het maken van deze verdedigingswerken, zoals wallen en borstweringen enorm veel schade in de Reijerwaard aangericht. Er werden meer dan 70 huizen, hoeven en woningen verband en vernietigd. Boomgaarden in de buurt werden omgehakt en gewassen werden niet ontzien. Toen de troepen uiteindelijk uit Slikkerveer vertrokken, bleven de inwoners geruïneerd achter.

13-04-1570. .
Wij Fop van Dryel Claessz. Schout inden Ambocht van Ridderkerck, Pieter Bezemer Jacobszn; Leenaert Gerritsz; Wijdt Willemsz.; Sijmen Thoeniszn.; Ghoessen Ariensz. als heemraeden inden selven Ambocht voirss. Oirconden ende kennen dat voir ons quam Rheymborghen Cornelis Pouwels weduwe met voecht hant; Claes Gheritss Moelenaer haeren swaeger ende verghyeden dat sij vercoft ende overge dragen hebben, vercoepen ende draeghen over midts desen Ellert Pietersse, die houder is van desen brieff een gheheel huys; hoffstede; berch, schuyr, boemgaert; teelinghe met die beterschap van die kennepwoerven an den dijck ghelegen an ende tot het voirss. huijs altoes an ende toebehoerenden geweest zijn ende als Ellert Pietersz althans bezittende ende bewoenende is staende anden Droeghendijck in den Ambocht van Ridderkerck up eenen dryespronck daer die Kerck van Heynrick Yden Ambocht haer avelinghen zijn ghelegen an die zuydtzijde ende Jan Cornelisse Lappers huys en hoffstede is staende leggende an die noortzijde. Ende Reymborch Cornelis Pauwels weduwe voirss. kendt dat haer hier off betaelt is den eersten penninck metten lesten, geloevende hier bij dit voerss. huys, hoffstede, kennepwoerven te vrijen ende te waeren als een vrij ghoet van allen commer ende van allen antalen als een vrij ghoet schuldich is te vrijen ende te waeren. Ende alsoe als Ellert Pietersz voirss. selfs met dese overdracht te ende beeterschap te vreden is waer doer wij Schout ende heemraeden voirss. kennen dat wij over die overdracht ghestaen hebben, ende waer doir die voorss.ghoeden vrij ghekendt woerden Ende waer off die coep gecondicht werden int openbaer onder die Hoechmisse inder Kercken van den selven Ambocht voirss. des sonnendaechs voir halff vasten nu lestleden. Allerdinck sonder arch of list in kennisse der waerheyt soe hebben wij Leonart Gheritss; Wijdt Willemss. Sijmen Thoeniss; Ghoessen Ariaenss ende Gerit van Brandtwijck Arienss. heemraeden voirss doer gebreck ons zeghels gebeden Fop van Dryel Claess. onsen Schout voirss. Pieter Besemer Jacopss. mede heemraet voornt. desen brief mede over ons te willen bezeghelen als over haer selven. Twelck wij ter bede van henl. gedaen hebben ende hebben desen brief bezeghelt ende onsen zeghelen hier an gehangen. Gedaen int Jaer ons Heeren duysent vijff hondert tseventich upten XIIJ dach aprillus.

'Geus gevreesd en Spaans benauwd', blz. 75: uit een akte van 11 maart 1591 houdende een verklaring over de plundering in 1572 van de archieven van de kerk en het gemeneland van Reijerwaard, [....] Ter instantie van den dijckgraeff ende hoegedijckheemraeden van Ryderwaert, requiranten, voer ons personelicken gecoemen ende gecompareert es, Cornelis Willemszoon [Goossen Romeyn Jonckynt], woenende tot Ryderkerck voerseit, oudt omtrent XLIX jaeren [in 1532 geboren]. Ende heeft [...] dat hij voer seker wel gehoort ende verstaen heeft, dat in den jaere XVc tweentzeventich het volck van den graeve Van der Marck tot Ryderkerck gecomen zijnde, de kiste staende in de sacrestye van de kercke aldaer, waerinne berustende waeren alle de papaieren de kercke ende het gemeenlandt aengaende, van den soldaten opgesmeten ende de papieren daeruuyt doer de kercke verstroeyt sijn, ende daernaer deselve ofte eenige vandien bij den boede Dierck Ulryckssen (Vulrycksz) [zwager van Lenert, echtgenoot van zijn zus Lijntghen] ende Pieter Ariaen Roelen, soe zij best mochten opgeraept ende versaemelt zijnde, eerst in haeren huysen ende vandaen wederom in de kiste in de kercke gebracht sijn geweest. Ende dat hij, deposant, te naerganck quam alsoe hetselffde geschiet was ende dat daer veel papieren in 't oversien ende ondersoecken der selver zijn gemist geweest [.] op ten XIen marty anno XVc eenendetnegentich.

1573.
Betaelt aan Lenert Geritsse Snoo van dat hij die weteringe van de hooge heul off bij Bastiaen Wijnensz tot ten schout Fop Cleijsz [van Driel] toe gemaect heeft in den somer int openbaer besteet voor 1 rinsgl [1 Rijnsgulden] 10 st [stuyvers].

Lanck thyen [10] roeden doen bij IJsselmonde ende is aengenomen bij Lenart Geritsse Snoo voor twee rinsgl negen stuyvers de roede coempt 24 rinsgl 10 st. Item noch betaelt den voerns[chreven] Lenart Geritsse Snoo in aensieninghe van sijn sober bedonghen loon dwelck hem bij mijn[en] heeren dijckgraeff ende hooghe heemrade toegelegt is de somme van 15 rinsgl 10 st.

13-12-1584.
Maritgen Cleysdr is getuige bij de doop van Adriaen, zoon van Dirck Gheritsz en Hilletgen Adriaens. Getuigen: Adriaen Adriaensz Brieff, Cornelis Pietersz, ende Maritgen Cleysdr "alle saemen alhier tot Ridderkerck ghebooren ende woonachtich". Maritgen Cleysdr is misschien hetzelfde als Mariken Claesdr, de tweede vrouw van Lenert Gerytsz (Snoo) die echter pas op een later moment met hem huwde.

1584.
In het Waterschapsarchief IJsselmonde (Stadsarchief Rotterdam), onder inventarisnr. 620, 1663, zijn stukken terug te vinden over de verhuur van gorsen, afhankelijk van de regio ook kwelder, griend, schorre of groes genoemd. Een gors (of wei-gors) is aangeslibd land (of een nes) oftewel aangeslibde grond, waarop meestal vegetatie aanwezig is of kan worden aangebracht. Daarbij valt te denken aan els en wilg. Het verbouwen van elshout, wilg of rijshout, levert meestal aardig geld op. Zo was Bastiaen Gerritsz (kleinzoon van Lenert Gerytsz) als huurder vermeld van een aantal gorsen (of wei-gorsen) gelegen voor Bolnes en/of Slikkerveer. De gorsen waren opgedeeld een aantal (ca. 13) percelen door middel van gegraven reesloten van elkaar gescheiden. Tot het jaar 1585 is er van Lenert Gerytsz geen registratie gevonden van het eigendom, huur of pacht van gorsen, avelingen, tienden of wat dies meer zij. Lenert Gerytsz was op dat moment 46 jaar. Er is tot ongeveer 1570 ook geen registratie gevonden in de archieven, waaronder notariële akten, de lijsten van Waardslieden, de 10e penning en ander relevant bronmateriaal. Onder het laatste is te scharen de "Geslachten Cranendonck in Holland ca 1400-1700", waarin vele registraties terzake zijn vermeld en waaruit is op te maken dat tot ca. 1581 in Oud-Reijerwaard - iets zuidelijker dan de omgeving van Bolnes (Nieuw-Reijerwaard) waar Lenert Snoye woonde - de familie van Lenert Gerritsz Cranendonck woonden (en eerder zijn voorouders Roelof Jansz Cranendonck, Gerrit Roelofsz en Gerrit Gerritsz [alias Roelofsz] Cranendonck). De eerste relevante vermelding na 1584 werd dus pas in het archief van het Huis Ten Donck gevonden. Tussen 1573 en 1584 zijn er aantekeningen, maar geen registraties zoals bedoeld. De kans is verder ook groot dat Lenert tot ongeveer toen hij huwde iets voor het jaar 1564 (zijn 25e jaar), niet in Ridderkerk heeft gewoond (gelet op het geboortejaar van Gerijt, zijn eerste zoon).

10-12-1622.
Een belangrijke akte, waar voor het eerst ook andere familieleden (zonen van Lenert) in worden genoemd, is een stuk van 10 dec. 1622 uit het oud-rechterlijk archief van Ridderkerk. Hendryck Pietersz. den Mijn, wonende op Bolnes in de gerechte van Ridderkerk, in "de huysinge ofte op de woninge van Lendert Gerijts Snoe" verklaart een niet genoemd bedrag schuldig te zijn aan Gerijt Lendertsz. Snoe en Dirck Lendertsz. Snoe, "beyde gebroeders". Hij was het onbekende bedrag schuldig over de koop van een boomgaard, staande en gelegen op Bolnes aan de Seedijck, bij Meeus Dircksz. Egens, en over de koop van het land van Adrijaen Koessen "ofte Wegh hoeff", zoals het bewoond is (geweest) door Lenert Gerijtsz. Snoe, zaliger. Leendert is dus overleden voor 10 dec. 1622 en geen van zijn kinderen woont in het ouderlijk huis (ouderlijke boerderij?) in Bolnes. De woning van Leendert Gerritsz. Snoo is blijkbaar reeds op een eerdere datum verkocht want Hendrik den Mijn woont er al. Als erfgenamen van hun vader verkopen zijn zoons Gerrit en Dirk nu ook een boomgaard en een stuk land, wellicht om andere kinderen (zusters?) hun deel van de erfenis te kunnen betalen. Hoewel niet zeker mogen we aannemen dat zijn vrouw reeds voor hem overleed omdat zij bij deze transactie niet wordt vermeld en ook niet meer op het huis in Bolnes blijkt te wonen.

13-1-1627.
Attestatie of verklaring, blz. 927 Merritgen Claesdr weduwe van Leendert Snoeijen wonende Achter 't Verbr. Clooster, verklaart, dat ca. 22 jaar geleden haar man, in haar presentie, met wijlen Jan Luytten, in zijn leven thuynder aan de Rijwech, buiten de Goutse Poort, is overeengekomen om de scheidsloot tussen het erf van comparante en haar man, nu eigendom van Cors Jacobsz [waarschijnlijk Cornelis Jacobsz Polderman, de echtgenoot van Janneken Snoyen], en het erf van genoemde Jan Luytten, te dempen en te vervangen door een heg van struiken. Comparante verklaart voorts dat het huis, door Jan Luytten gebouwd, geheel op diens eigen grond staat. In deze akte wordt Leendert's achternaam naast Snoo, Snoe en Snoi, 'Snoeyen' of ook wel 'Snoeijen' genoemd, zonder Gerritsz.

tr. (1) circa 1564
met

Maritgen Bastiaens, dr. van Sebastiaen Bastiaensz Bastiaensz en Anna Willemsdr, geb. in 1545, ovl. Rotterdam voor 13 jan 1605.

Uit dit huwelijk 3 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Gerrit*1569 Ridderkerk †1640  70

tr. (2) voor 13 jan 1605
met

Maritgen Cleysdr (Cleijsdr) Claesdr, geb. Ridderkerk, ovl. Rotterdam na 13 jan 1627, tr. (2) Rijsoord op 14 apr 1585 met Adriaen Arentsz, geb. Rijsoord, ovl. aldaar voor 13 jan 1605. Uit dit huwelijk geen kinderen.


Bronnen:

1.De Navorscher (NAV 002), De Navorscher 1866, pag. 318, CD-rom pag. 320
2.Ons Voorgeslacht (OV 006), Schrijver: 196 (blz. 113)
3.Ons Voorgeslacht (OV 006), Schrijver: 196 (blz. 437)

Maritgen Bastiaens
Maritgen Bastiaens, geb. in 1545, ovl. Rotterdam voor 13 jan 1605.

tr. circa 1564
met

Leendert Gerritsz de Snoo, zn. van Gerrit Snoo, geb. Capelle a/d IJssel circa 1539, ovl. voor 1 feb 1615, tr. (2) met Maritgen Claesdr. Uit dit huwelijk geen kinderen.

Leendert Gerritsz de Snoo.
Op basis van het bronnenonderzoek kan de voorlopige conclusie worden getrokken dat de vader van Lenert (letterlijk) 'Gheryt Snoeyen' heette. Een tweede conclusie is dat het patroniem 'Snoey' of 'Snoeyen' zich in de omgeving van Ridderkerk heeft versteend tot 'Snoe', 'Snoy' en 'Snoo'. Van de vader van Lenert -Gheryt Snoeyen- is in de DTB-boeken niets anders dan slechts een registratie bij een doopakte (kleinzoon Geerrit van zijn zoon Heijndrick Gherytsz) teruggevonden. Van zijn kinderen is op grond van een aantal andere akten (voornamelijk doopakten) een gezinsreconstructie op te maken. Van eventuele broers of zussen van Gheryt zelf zijn geen gegevens teruggevonden. Dat zou er mogelijk op kunnen wijzen dat Gheryt oorspronkelijk niet 'van Ridderkerk' kwam, maar bijvoorbeeld vanuit het gebied aan de Hollandsche IJssel (Ouderkerk-, Krimpen- of Capelle aan den IJssel) of de Krimpenerwaard, waar een vergelijkbaar patroniem 'Snoey' voorkwam. De geschiedenis van de Reijerwaard past bij deze veronderstelling. Het was waarschijnlijk voordat de overstap kon worden gemaakt, een lastig of moeilijk bewoonbaar gebied. De polder bleek geen goed afwateringssysteem te hebben en aan de dijken was al jaren niets meer gedaan. Na de overstromingen in 1373 en 1374, en vanzelfsprekend de Sint-Elisabethsvloed (1421), duurde het tot 1441 voordat het verloren gegane gebied was herwonnen en daarna in cultuur gebracht. In 1404 kwam het herstel van de Molendijk gereed en was de Oud-Reijerwaard herwonnen. Dat de Reijerwaard daarna ook nog nauwelijks betrouwbaar gebied was, blijkt wel uit het Huis Te Woude (tussen Slikkerveer en Ridderkerk) hetwelk in 1421 door een grote laag slib werd bedolven. In 1371 werd een begin gemaakt met de bouw van een kasteeltje, dat nooit helemaal is afgebouwd. Door de grote vloeden in 1373 en 1374 overstroomde de Riederwaard en kwam het kasteel in het water te staan. Tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten werd het omvergehaald door de Hoeken die vreesden dat de tegenpartij zich er in zou nestelen. Door latere overstromingen spoelde een kleilaag over de ruïne en onttrok de resten aan het zicht. In 1968 deed men opgravingen naar het Huis Te Woude en in 1969 heeft men de restanten van het Huis gedeeltelijk gereconstrueerd. Het overigens thans nog aanwezige Huis Ten Donck opgetrokken in 1746, is gebouwd nadat het oorspronkelijke Huis Ten Donck uit het jaar 1616, is afgebroken. Eerder, in 1427, was Ridderkerk een ambachtsheerlijkheid geworden. De eerste ambachtsheer was Ridder Roelant, heer van Uytkercke. Zijn vrouw, Margriet van Comene, wordt in 1441 ambachtsvrouw van Ridderkerk en in datzelfde jaar wordt de polder Nieuw Reijerwaard herdijkt. Sinds ongeveer 1500 vormde landbouw en veehouderij een voorname bron van bestaan op het eiland IJsselmonde. De Ridderkerkse boeren hielden zich vanaf de 16e eeuw voornamelijk bezig met de gerst-cultuur. Verder werd tarwe, meekrap, vlas, hennep, bonen en erwten verbouwd. Dat moet er een oorzaak van zijn geweest dat de Reijerwaard beter bewoond werd en aantrekkelijk genoeg was om een overstap te maken.

Zoals eerder aangegeven bestaat de kans dat één van de voorouders, of Lenert zelf, al dan niet met hun gezin, de oversteek heeft gemaakt van het gebied aan de Hollandsche IJssel of de Krimpenerwaard naar de Zwijndrechtse waard (IJsselmonde, Ridderkerk). Dat zal dan misschien gebeurd zijn met het veer Kralingen-IJsselmonde of het overzetveer van Slikkerveer. De aanlegplaatsen van het overzetveer en van de latere rederijboten van Slikkerveer zijn altijd op dezelfde plaats geweest. De naam van de wijk is ook hier ontstaan en werd in diverse spellingsvormen in het begin als "Slijcker veer" gebruikt. De aanlegplaatsen zijn nu enkele honderden meters naar het oosten verplaatst naar "De Schans". Uit onderzoek naar de rekeningen van de ambachtsheer van Ridderkerk blijkt - zoals vermeld in deze bron - dat het zeker is dat vanaf 1529 de mogelijkheid bestond voor personen en/of goederen om overgezet te worden. De veerman betaalde jaarlijks een zogenaamde recognitie (toestemming) aan de Ambachtsheer voor het recht om het veer te exploiteren. De veerplaats was meestal een goede reden voor een herberg, werkplaatsen of woningen. Dat gebeurde ook in Slikkerveer, waar aan de Nieuw-Reijerwaardse Zeedijk ter hoogte van het zogenaamde 'Lekveer' en 'Café Lodder' een woonkern ontstond. Deze huizen zijn overigens allemaal verdwenen. Op 30 november 1662 hadden de stadsbesturen van Gouda en Dordrecht de intentie om een "bekwame passage en rijweg te maken tussen de steden Gouda en Dordrecht". De verbeterde weg zou beginnen vanaf het Zwijndrechtseveer over de Oostendam door Ridderkerk tot aan het Slikkerveer [.] Dat viel bij het dijkcollege van Oud- en Nieuw-Reijerwaard en de inwoners niet in goede aarde. Zij vonden hun veer van IJsselmonde naar Kralingen van groter belang dan het veer van Slikkerveer naar Krimpen. Van het veer in Slikkerveer maken enkel passagiers gebruik die als bestemming de Krimpenerwaard hebben, maar met het veer in IJsselmonde zijn veel passagiers op doortocht naar bijvoorbeeld het Tolhuis in Katendrecht, Rotterdam en andere plaatsen. Deze passagiers zouden dan, als de verbeterde weg bij het Slikkerveer zou stoppen, " een stuk quaet dijcx" zeker in de winterdag tot IJsselmonde moeten passeren.

In de huwelijksaankondiging van het huwelijk tussen Hugo Willems en Maritgen Claes wordt vermeld: Hugo Willems wed[uwnaar] v[an] Rott[erdam] w[onende] achter t Clooster Maritgen Claes wed[uwe] Leenardt Snoije v[an] Capelle w[onende] buiten de Goudtsche poort Getrout den 17 feb[ruari] 1615. Hier blijkt dus duidelijk dat Lenert van Capelle afkomstig is en dat hij de achternaam 'Snoije' heeft. Lenert is verder ca. 68 jaar oud in 1607.

Lenert Gherytsz en zijn broer Dirck Gherytsz en hun zwager Dirck Volrijcksz/Ulrijcksz (secretaris 'tot' Ridderkerk, tevens tussen 1579 en 1587 kerkmeester), gehuwd met hun zus Lijntghen Geeritsdr, zijn gezien de doopakten van kinderen van ieder van hen, aantoonbaar verbonden. Daarnaast leefden zij in een roerige tijd. Er was in de Zwijndrechtse waard en omgeving veel te doen in de periode 1566-1576 (2006, K. Brinkman 'Geus gevreesd en Spaans benauwd', blz. 11): 'De opstand': het begin van deTachtigjarige oorlog (1568-1648). Afwisselend de Spanjaarden en het Staatse leger zorgden voor vele vernielingen in de Dordtse Waard. In de Zwijndrechtse Waard hadden de Staatsen in 1575 op 'De Schans' even buiten het dorp Ridderkerk, drie bedden met geschut opgericht. Een 'bedde was een houten bouwsel voor geschut, een kanon al of niet op een affuit. Uit jaarrekeningen van de waersman (penningmeester) van Nieuw-Reijerwaard (van 6 maart en 4 april 1575) blijkt dat de beide Dircken met een aantal anderen, de bedden hebben afgebroken en het hout per schip hebben afgevoerd naar het dorp Ridderkerk. Ieder kreeg 8 stuivers en gezamenlijk een gulden aan bier, samen om 5 gulden. De Staatse soldaten hadden bij het maken van deze verdedigingswerken, zoals wallen en borstweringen enorm veel schade in de Reijerwaard aangericht. Er werden meer dan 70 huizen, hoeven en woningen verband en vernietigd. Boomgaarden in de buurt werden omgehakt en gewassen werden niet ontzien. Toen de troepen uiteindelijk uit Slikkerveer vertrokken, bleven de inwoners geruïneerd achter.

13-04-1570. .
Wij Fop van Dryel Claessz. Schout inden Ambocht van Ridderkerck, Pieter Bezemer Jacobszn; Leenaert Gerritsz; Wijdt Willemsz.; Sijmen Thoeniszn.; Ghoessen Ariensz. als heemraeden inden selven Ambocht voirss. Oirconden ende kennen dat voir ons quam Rheymborghen Cornelis Pouwels weduwe met voecht hant; Claes Gheritss Moelenaer haeren swaeger ende verghyeden dat sij vercoft ende overge dragen hebben, vercoepen ende draeghen over midts desen Ellert Pietersse, die houder is van desen brieff een gheheel huys; hoffstede; berch, schuyr, boemgaert; teelinghe met die beterschap van die kennepwoerven an den dijck ghelegen an ende tot het voirss. huijs altoes an ende toebehoerenden geweest zijn ende als Ellert Pietersz althans bezittende ende bewoenende is staende anden Droeghendijck in den Ambocht van Ridderkerck up eenen dryespronck daer die Kerck van Heynrick Yden Ambocht haer avelinghen zijn ghelegen an die zuydtzijde ende Jan Cornelisse Lappers huys en hoffstede is staende leggende an die noortzijde. Ende Reymborch Cornelis Pauwels weduwe voirss. kendt dat haer hier off betaelt is den eersten penninck metten lesten, geloevende hier bij dit voerss. huys, hoffstede, kennepwoerven te vrijen ende te waeren als een vrij ghoet van allen commer ende van allen antalen als een vrij ghoet schuldich is te vrijen ende te waeren. Ende alsoe als Ellert Pietersz voirss. selfs met dese overdracht te ende beeterschap te vreden is waer doer wij Schout ende heemraeden voirss. kennen dat wij over die overdracht ghestaen hebben, ende waer doir die voorss.ghoeden vrij ghekendt woerden Ende waer off die coep gecondicht werden int openbaer onder die Hoechmisse inder Kercken van den selven Ambocht voirss. des sonnendaechs voir halff vasten nu lestleden. Allerdinck sonder arch of list in kennisse der waerheyt soe hebben wij Leonart Gheritss; Wijdt Willemss. Sijmen Thoeniss; Ghoessen Ariaenss ende Gerit van Brandtwijck Arienss. heemraeden voirss doer gebreck ons zeghels gebeden Fop van Dryel Claess. onsen Schout voirss. Pieter Besemer Jacopss. mede heemraet voornt. desen brief mede over ons te willen bezeghelen als over haer selven. Twelck wij ter bede van henl. gedaen hebben ende hebben desen brief bezeghelt ende onsen zeghelen hier an gehangen. Gedaen int Jaer ons Heeren duysent vijff hondert tseventich upten XIIJ dach aprillus.

'Geus gevreesd en Spaans benauwd', blz. 75: uit een akte van 11 maart 1591 houdende een verklaring over de plundering in 1572 van de archieven van de kerk en het gemeneland van Reijerwaard, [....] Ter instantie van den dijckgraeff ende hoegedijckheemraeden van Ryderwaert, requiranten, voer ons personelicken gecoemen ende gecompareert es, Cornelis Willemszoon [Goossen Romeyn Jonckynt], woenende tot Ryderkerck voerseit, oudt omtrent XLIX jaeren [in 1532 geboren]. Ende heeft [...] dat hij voer seker wel gehoort ende verstaen heeft, dat in den jaere XVc tweentzeventich het volck van den graeve Van der Marck tot Ryderkerck gecomen zijnde, de kiste staende in de sacrestye van de kercke aldaer, waerinne berustende waeren alle de papaieren de kercke ende het gemeenlandt aengaende, van den soldaten opgesmeten ende de papieren daeruuyt doer de kercke verstroeyt sijn, ende daernaer deselve ofte eenige vandien bij den boede Dierck Ulryckssen (Vulrycksz) [zwager van Lenert, echtgenoot van zijn zus Lijntghen] ende Pieter Ariaen Roelen, soe zij best mochten opgeraept ende versaemelt zijnde, eerst in haeren huysen ende vandaen wederom in de kiste in de kercke gebracht sijn geweest. Ende dat hij, deposant, te naerganck quam alsoe hetselffde geschiet was ende dat daer veel papieren in 't oversien ende ondersoecken der selver zijn gemist geweest [.] op ten XIen marty anno XVc eenendetnegentich.

1573.
Betaelt aan Lenert Geritsse Snoo van dat hij die weteringe van de hooge heul off bij Bastiaen Wijnensz tot ten schout Fop Cleijsz [van Driel] toe gemaect heeft in den somer int openbaer besteet voor 1 rinsgl [1 Rijnsgulden] 10 st [stuyvers].

Lanck thyen [10] roeden doen bij IJsselmonde ende is aengenomen bij Lenart Geritsse Snoo voor twee rinsgl negen stuyvers de roede coempt 24 rinsgl 10 st. Item noch betaelt den voerns[chreven] Lenart Geritsse Snoo in aensieninghe van sijn sober bedonghen loon dwelck hem bij mijn[en] heeren dijckgraeff ende hooghe heemrade toegelegt is de somme van 15 rinsgl 10 st.

13-12-1584.
Maritgen Cleysdr is getuige bij de doop van Adriaen, zoon van Dirck Gheritsz en Hilletgen Adriaens. Getuigen: Adriaen Adriaensz Brieff, Cornelis Pietersz, ende Maritgen Cleysdr "alle saemen alhier tot Ridderkerck ghebooren ende woonachtich". Maritgen Cleysdr is misschien hetzelfde als Mariken Claesdr, de tweede vrouw van Lenert Gerytsz (Snoo) die echter pas op een later moment met hem huwde.

1584.
In het Waterschapsarchief IJsselmonde (Stadsarchief Rotterdam), onder inventarisnr. 620, 1663, zijn stukken terug te vinden over de verhuur van gorsen, afhankelijk van de regio ook kwelder, griend, schorre of groes genoemd. Een gors (of wei-gors) is aangeslibd land (of een nes) oftewel aangeslibde grond, waarop meestal vegetatie aanwezig is of kan worden aangebracht. Daarbij valt te denken aan els en wilg. Het verbouwen van elshout, wilg of rijshout, levert meestal aardig geld op. Zo was Bastiaen Gerritsz (kleinzoon van Lenert Gerytsz) als huurder vermeld van een aantal gorsen (of wei-gorsen) gelegen voor Bolnes en/of Slikkerveer. De gorsen waren opgedeeld een aantal (ca. 13) percelen door middel van gegraven reesloten van elkaar gescheiden. Tot het jaar 1585 is er van Lenert Gerytsz geen registratie gevonden van het eigendom, huur of pacht van gorsen, avelingen, tienden of wat dies meer zij. Lenert Gerytsz was op dat moment 46 jaar. Er is tot ongeveer 1570 ook geen registratie gevonden in de archieven, waaronder notariële akten, de lijsten van Waardslieden, de 10e penning en ander relevant bronmateriaal. Onder het laatste is te scharen de "Geslachten Cranendonck in Holland ca 1400-1700", waarin vele registraties terzake zijn vermeld en waaruit is op te maken dat tot ca. 1581 in Oud-Reijerwaard - iets zuidelijker dan de omgeving van Bolnes (Nieuw-Reijerwaard) waar Lenert Snoye woonde - de familie van Lenert Gerritsz Cranendonck woonden (en eerder zijn voorouders Roelof Jansz Cranendonck, Gerrit Roelofsz en Gerrit Gerritsz [alias Roelofsz] Cranendonck). De eerste relevante vermelding na 1584 werd dus pas in het archief van het Huis Ten Donck gevonden. Tussen 1573 en 1584 zijn er aantekeningen, maar geen registraties zoals bedoeld. De kans is verder ook groot dat Lenert tot ongeveer toen hij huwde iets voor het jaar 1564 (zijn 25e jaar), niet in Ridderkerk heeft gewoond (gelet op het geboortejaar van Gerijt, zijn eerste zoon).

10-12-1622.
Een belangrijke akte, waar voor het eerst ook andere familieleden (zonen van Lenert) in worden genoemd, is een stuk van 10 dec. 1622 uit het oud-rechterlijk archief van Ridderkerk. Hendryck Pietersz. den Mijn, wonende op Bolnes in de gerechte van Ridderkerk, in "de huysinge ofte op de woninge van Lendert Gerijts Snoe" verklaart een niet genoemd bedrag schuldig te zijn aan Gerijt Lendertsz. Snoe en Dirck Lendertsz. Snoe, "beyde gebroeders". Hij was het onbekende bedrag schuldig over de koop van een boomgaard, staande en gelegen op Bolnes aan de Seedijck, bij Meeus Dircksz. Egens, en over de koop van het land van Adrijaen Koessen "ofte Wegh hoeff", zoals het bewoond is (geweest) door Lenert Gerijtsz. Snoe, zaliger. Leendert is dus overleden voor 10 dec. 1622 en geen van zijn kinderen woont in het ouderlijk huis (ouderlijke boerderij?) in Bolnes. De woning van Leendert Gerritsz. Snoo is blijkbaar reeds op een eerdere datum verkocht want Hendrik den Mijn woont er al. Als erfgenamen van hun vader verkopen zijn zoons Gerrit en Dirk nu ook een boomgaard en een stuk land, wellicht om andere kinderen (zusters?) hun deel van de erfenis te kunnen betalen. Hoewel niet zeker mogen we aannemen dat zijn vrouw reeds voor hem overleed omdat zij bij deze transactie niet wordt vermeld en ook niet meer op het huis in Bolnes blijkt te wonen.

13-1-1627.
Attestatie of verklaring, blz. 927 Merritgen Claesdr weduwe van Leendert Snoeijen wonende Achter 't Verbr. Clooster, verklaart, dat ca. 22 jaar geleden haar man, in haar presentie, met wijlen Jan Luytten, in zijn leven thuynder aan de Rijwech, buiten de Goutse Poort, is overeengekomen om de scheidsloot tussen het erf van comparante en haar man, nu eigendom van Cors Jacobsz [waarschijnlijk Cornelis Jacobsz Polderman, de echtgenoot van Janneken Snoyen], en het erf van genoemde Jan Luytten, te dempen en te vervangen door een heg van struiken. Comparante verklaart voorts dat het huis, door Jan Luytten gebouwd, geheel op diens eigen grond staat. In deze akte wordt Leendert's achternaam naast Snoo, Snoe en Snoi, 'Snoeyen' of ook wel 'Snoeijen' genoemd, zonder Gerritsz.

Uit dit huwelijk 3 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Gerrit*1569 Ridderkerk †1640  70


Sebastiaen Bastiaensz Bastiaensz
Sebastiaen Bastiaensz Bastiaensz, ovl. Poortugaal op 4 okt 1605.

Sebastiaen Bastiaensz Bastiaensz.
Op het eerste gezicht leek Anna Willemsdr degene die is vermeld in 1986, H. den Hertog, Genealogie van de Familie Hertoch, Hartoch, Deventer uit de Vijfheerenlanden, blz. 33 (Hogenda). .
Zij zou zich dan na de dood van Bastiaen Bastiaensz hebben gevestigd in de polder Middelkoop en gehuwd met achtereenvolgens Adriaen Cornelisz en Frans Thonisz. .
Op enig moment is er een melding teruggevonden dat Bastiaen Bastiaensz in het jaar 1605 zou zijn overleden. Als dat zo is, dan is daarmee de veronderstelde verbinding met haar latere echtgenoten en de polder Middelkoop onhoudbaar geworden. .
Anna is overigens overleden vóór 8 december 1602 (blz. 35).
1575 :Huwelijk (met Anna Willemsdr).

10 mei 1581 :Akte - Rotterdam.
Archief voormalige Gemeente IJsselmonde Inventarisnummer 183 Oud-rechterlijk archief IJsselmonde Protocol van grondverkopen en hypotheken beginnende met den jare 1552 Regesten, gevolgd door indices op persoonsnamen, plaatsnamen, instituties, beroepen, titels en waardigheden. nr. 162 folio LXXIX recto Lenert Cornelisse contra Bastiaan Bastiaanse; Lenert Cornelisse te Barendrecht verkoopt aan Sebastiaan Bastiaanse drie hond vijfenzeventig roeden land gelegen in het oostambacht van ijsselmonde in de eerste hoeve genaamd de waterkering, belend ten oosten het oude dijkje, ten westen de weduwe en erfgenamen van Dirck van Alckemade in den Haag. Schout: Pieter van Cranendonck; heemraden: Cornelis Pieterse, Fop Dirkse, Pauwels Mathijsse, Maarten Pieterse, Pieter Wouterse, Jan Janse in 't Velt, geen Jorisse. 10 mei 1581.

1 maart 1582 :Akte - Ridderkerk.
DTB Ridderkerk Dopen nr. 57. Anna Willemsdr, vermeld als huijsvrouwe van Bastiaen Bastiaensz, is samen met Dirck Vulricksz, secretaris, en Willem Willemsz getuige bij de doop van Pieter, zoon van Vop Claesz van Driel, schout van Ridderkerk, en zijn vrouw Leentgen Aertsdr.

12 september 1593 :Akte - Ridderkerk.
D333 DTB Ridderkerk Dopen 1579-1643 NGV. Mogelijk is Bastiaen getuige bij de doop van Aeltijen, dochter van Adriaen Cornelisz en Marijken Huijgensdr. Andere getuige is Marijken Cornelis.

23 april 1595 :Akte - Ridderkerk.
D386 DTB Ridderkerk Dopen 1579-1643 NGV. Mogelijk is Bastiaen Bastiaensz getuige bij de doop van Engelken, dochter van Cornelis Dierxs en Heijlken Jansd. Andere getuigen: Pleu[.] IJmansz, Stephanijken Cornelisdr, Neelken Cornelisdr.

17 september 1595 :Akte - Ridderkerk.
D.392. Mogelijk is Anna Willems in deze doopakte vermeld voor de doop van Cornelis (zoon van Jan Jansz en Betken Jacobs). In ieder geval is bij de getuigen vermeld Pieterken Bastiaen Bastiaenszdr. Get.: Bernaert Carelsz, Wouter Cornelisz, ["Bastiaen Bastiaenszdochter Pieterken] met Anna te Lenart Will (lemsz)".

23 november 1595 :Akte - Ridderkerk.
D394 DTB Ridderkerk Dopen 1579-1643 NGV. Mogelijk is Bastiaen Bastiaensz getuige bij de doop van Lodowijck, zoon van Willem Lenaertsz en Soetken [Lodewijcksdr]. Andere getuigen: Cornelis Cornelisz en Mariken Geeraertsdr.

17 maart 1596 :Akte - Ridderkerk.
D405 DTB Ridderkerk Dopen 1579-1643 NGV. Mogelijk is Bastiaen Bastiaensz getuige bij de doop van Neelken, dochter van Arien Ariensz en Barbel Cornelisdr. Andere getuigen: Hilleken, Geeraerts Cornelisz huijsvr, ende Neelken, suster der moeder.

5 november 1600 :Akte - Ridderkerk.
D500. Mogelijk betreft dit de doopdatum van zijn kleinzoon Bastiaen, zoon van Pieter Pietersz en Neeltien B(astiaens). Getuigen: Joris Bastiaensz ende Pleuntien Goossens.

4 oktober 1605 :Overlijden - Ridderkerk.

tr. in 1575
met

Anna Willemsdr, geb. circa 1530, ovl. na 17 sep 1595.

Uit dit huwelijk 3 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Maritgen*1545  †1605 Rotterdam 59


Anna Willemsdr
Anna Willemsdr, geb. circa 1530, ovl. na 17 sep 1595.

tr. in 1575
met

Sebastiaen Bastiaensz Bastiaensz, ovl. Poortugaal op 4 okt 1605.

Sebastiaen Bastiaensz Bastiaensz.
Op het eerste gezicht leek Anna Willemsdr degene die is vermeld in 1986, H. den Hertog, Genealogie van de Familie Hertoch, Hartoch, Deventer uit de Vijfheerenlanden, blz. 33 (Hogenda). .
Zij zou zich dan na de dood van Bastiaen Bastiaensz hebben gevestigd in de polder Middelkoop en gehuwd met achtereenvolgens Adriaen Cornelisz en Frans Thonisz. .
Op enig moment is er een melding teruggevonden dat Bastiaen Bastiaensz in het jaar 1605 zou zijn overleden. Als dat zo is, dan is daarmee de veronderstelde verbinding met haar latere echtgenoten en de polder Middelkoop onhoudbaar geworden. .
Anna is overigens overleden vóór 8 december 1602 (blz. 35).
1575 :Huwelijk (met Anna Willemsdr).

10 mei 1581 :Akte - Rotterdam.
Archief voormalige Gemeente IJsselmonde Inventarisnummer 183 Oud-rechterlijk archief IJsselmonde Protocol van grondverkopen en hypotheken beginnende met den jare 1552 Regesten, gevolgd door indices op persoonsnamen, plaatsnamen, instituties, beroepen, titels en waardigheden. nr. 162 folio LXXIX recto Lenert Cornelisse contra Bastiaan Bastiaanse; Lenert Cornelisse te Barendrecht verkoopt aan Sebastiaan Bastiaanse drie hond vijfenzeventig roeden land gelegen in het oostambacht van ijsselmonde in de eerste hoeve genaamd de waterkering, belend ten oosten het oude dijkje, ten westen de weduwe en erfgenamen van Dirck van Alckemade in den Haag. Schout: Pieter van Cranendonck; heemraden: Cornelis Pieterse, Fop Dirkse, Pauwels Mathijsse, Maarten Pieterse, Pieter Wouterse, Jan Janse in 't Velt, geen Jorisse. 10 mei 1581.

1 maart 1582 :Akte - Ridderkerk.
DTB Ridderkerk Dopen nr. 57. Anna Willemsdr, vermeld als huijsvrouwe van Bastiaen Bastiaensz, is samen met Dirck Vulricksz, secretaris, en Willem Willemsz getuige bij de doop van Pieter, zoon van Vop Claesz van Driel, schout van Ridderkerk, en zijn vrouw Leentgen Aertsdr.

12 september 1593 :Akte - Ridderkerk.
D333 DTB Ridderkerk Dopen 1579-1643 NGV. Mogelijk is Bastiaen getuige bij de doop van Aeltijen, dochter van Adriaen Cornelisz en Marijken Huijgensdr. Andere getuige is Marijken Cornelis.

23 april 1595 :Akte - Ridderkerk.
D386 DTB Ridderkerk Dopen 1579-1643 NGV. Mogelijk is Bastiaen Bastiaensz getuige bij de doop van Engelken, dochter van Cornelis Dierxs en Heijlken Jansd. Andere getuigen: Pleu[.] IJmansz, Stephanijken Cornelisdr, Neelken Cornelisdr.

17 september 1595 :Akte - Ridderkerk.
D.392. Mogelijk is Anna Willems in deze doopakte vermeld voor de doop van Cornelis (zoon van Jan Jansz en Betken Jacobs). In ieder geval is bij de getuigen vermeld Pieterken Bastiaen Bastiaenszdr. Get.: Bernaert Carelsz, Wouter Cornelisz, ["Bastiaen Bastiaenszdochter Pieterken] met Anna te Lenart Will (lemsz)".

23 november 1595 :Akte - Ridderkerk.
D394 DTB Ridderkerk Dopen 1579-1643 NGV. Mogelijk is Bastiaen Bastiaensz getuige bij de doop van Lodowijck, zoon van Willem Lenaertsz en Soetken [Lodewijcksdr]. Andere getuigen: Cornelis Cornelisz en Mariken Geeraertsdr.

17 maart 1596 :Akte - Ridderkerk.
D405 DTB Ridderkerk Dopen 1579-1643 NGV. Mogelijk is Bastiaen Bastiaensz getuige bij de doop van Neelken, dochter van Arien Ariensz en Barbel Cornelisdr. Andere getuigen: Hilleken, Geeraerts Cornelisz huijsvr, ende Neelken, suster der moeder.

5 november 1600 :Akte - Ridderkerk.
D500. Mogelijk betreft dit de doopdatum van zijn kleinzoon Bastiaen, zoon van Pieter Pietersz en Neeltien B(astiaens). Getuigen: Joris Bastiaensz ende Pleuntien Goossens.

4 oktober 1605 :Overlijden - Ridderkerk.

Uit dit huwelijk 3 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Maritgen*1545  †1605 Rotterdam 59


Gerrit Snoo
Gerrit Snoo2,3,1 (Snoyen, Snoeyen), geb. circa 1518, Reeds in de middeleeuwen komt deze naam met verschillende varianten in verschillende middeleeuwse Hollandse, Utrechtse en Gelderse bronnen voor. Men zou kunnen denken aan een bijnaam voor een 'snood' iemand, een booswicht (of schrander iemand). Dit zou bevestigd kunnen worden door het feit dat uit deze vormen ook de naam De Snoo is voortgekomen, zij het pas enkele eeuwen later, maar de naam komt ook in verschillende voornaam-patroniemreeksen voor, waarbij Snoy of Snoey dus ook een voornaam is. Ook door de vorming van de Oostnederlandse boerderijnaam Snoeijing kan men veronderstellen dat Snoeij een voornaam (uit een Germaanse persoonsnaam) is geweest. Dat wordt bevestigd in: De Navorscher volume 1935, blz. 90. De naam Snoey is ontstaan uit den Frankischen persoonsnaam Sunu (zoon), ovl. Capelle a/d IJssel na 3 jan 1538.

Gerrit Snoo.
De naam De Snoode, Snoije, Snoge, Snoeij.
Dit wijst op sneu, sneuge, gelijk men in Overijsel het adject. »sneeg" uitspreekt, in den zin van slim, schrander, vernuftig. Hetwelk daarbij voor een gesl. euphemistisch klinkt. Heb ik recht ? Ook het patronymikon Snoijing, Snoging komt aldaar voor.

Reeds in de middeleeuwen komt deze naam met verschillende varianten in verschillende middeleeuwse Hollandse, Utrechtse en Gelderse bronnen voor. Men zou kunnen denken aan een bijnaam voor een 'snood' iemand, een booswicht (of schrander iemand). Dit zou bevestigd kunnen worden door het feit dat uit deze vormen ook de naam De Snoo is voortgekomen, zij het pas enkele eeuwen later, maar de naam komt ook in verschillende voornaam-patroniemreeksen voor, waarbij Snoy of Snoey dus ook een voornaam is. Ook door de vorming van de Oostnederlandse boerderijnaam Snoeijing kan men veronderstellen dat Snoeij een voornaam (uit een Germaanse persoonsnaam) is geweest. Dat wordt bevestigd in: De Navorscher volume 1935, blz. 90. De naam Snoey is ontstaan uit den Frankischen persoonsnaam Sunu (zoon).

Arnoldus Snuie, Utrecht 1250 (OSU 3, nr 1217). Arnoldus dictus Snoye de Everdinghe had o.a. de visserij in de IJssel en de Lek in erfpacht, 1250 (kop. 15e) (OSU 3, nr 1222). Gerhardus dictus Snoye, getuige Oldenzaal 1288 (OSU 4, nr 2361). De ridderhofstad Oude Gein (nu gemeente Nieuwegein) wordt in 1312 door Snoy van den Ouden Geine beheerd, opgevolgd door Henric Snoyen sone; het gebouw werd ook wel de Snoyentoren genoemd. Aernd Snoeye was in 1325 getuige bij een bepaling van de grens tussen Holland en het land van Breda. Gheryt Snoey (1379) was beleend met land in het ambacht van Berkenwoude en met land in Krimpen aan den IJssel. Wolter Snoye werd in 1402 met een goed in Steenderen beleend. Diens zoon Johan Snoye had in 1417 een goed in het kerspel Dedinchem 'to lene in dienstmanne stat'. Willem Snoy (1403/04) was pander van hertog Albert in het Land van Woerden. Dirc Snoey (Jansz) werd in 1403/04 koster in Rotterdam. In 1459 was ene Gherijt Snoey schout van Ouderkerk a.d. IJssel. Aldaar woonde in 1529 Kers Snoeyensz, dezelfde als Kars Snoeysz (1553) en Kars Snoysz (1559). Diederik Snoy/Sonoy, goeverneur van Hollands Noorderwartier, werd in 1529 in Kalkar (Land van Kleef) geboren als zoon van Lambrecht Snoey. Vanaf de middeleeuwen wisselde in Zuid-Holland (i.h.b. in de Krimpenerwaard) van generatie op generatie de voornaam Snoey met het patroniem Snoey(en) af. In de 17e eeuw werd het patroniem Snoey bij verschillende takken een familienaam, bv.: Leendert Huybrechts Snoey, Rotterdam 1648; Aryen Aryens Snoey, ovl. Berkenwoude voor 1659; Cornelis Ariensz Snoey, ovl. Lekkerkerk voor 1666. Lit.: • B. de Keijzer, 'De familie Snoey te Ouderkerk a/d IJssel', in: OV32 (1977), nr 259, pp 113-123. Aanvullingen en verbeteringen, idem 41 (1986), pp 336-341. • B. de Keijzer & C.C.J. Lans, 'De bouwgeschiedenis van het dorp Ouderkerk a/d IJssel', in: OV35 (1980). • M.S.F. Kemp, 'Van Oostrum te Houten; aanzetten voor een genealogie', in: Jb. CBG 41 (1987). • J.C. Kort, 'De leenhoven van de heren van Vianen', in: OV41 (1986), nr 381, p 75. • Mieris van-1754 II, pp 358, 556; III, pp 355, 735. • E. Pelinck, 'Portretten van Diederik Sonoy', in: Jb. CBG 20 (1966), pp 145-148. • Reg. Guidonis • Winter van-1962. • Heinric Snoye soen van den Oude Gheine (in het kerspel Jutphaas) [Leenmannen Utrecht 1379, p 30]. • Witeman Snoyen, deurwachter van Willem, graaf van Henegouwen en Holland, Den Haag 1336 = Wijtman Snoeyen, 1346 (archief van het zusterhuis Sint Maria in Galilee) [Sernee-1920, p 55]. Snoeij(s): 1. Snoeij = Snoij < snode; zie de Snoo. ­ 2.BerN van de snoeier. Vgl. Snoeijers. 1397 Aert Snoeye, Claus Snoye, Antwerpen (WF). ­ 3. Patr. VN (U, G). 1250 Arnoldus Snuie = Arnoldus dictus Snoye, Utrecht; 1312 Scnoy van den Ouden Geine (vader van) Henric Snoyen sone,.

Reg.nr. 2117; Bisschop Frederic en de steden Utrecht en Amersfort verklaren, dat zij, nu Melis uten Enge en Herman van Steenre de partij van den bisschop gekozen hebben tegen hertog Johan van Beyeren, hunne "hoeftheren" zullen zijn. Afschr. - Reg.nr. 475 fol 50 vs. NB. Met aanteekening, dat eene gelijkluidende oorkonde verstrekt is aan: Loef van Ruweel, Reyner van Duven [vermoedelijk Dunen], Gerit Snode [sic], zijn zoon, Claes van Diemen. Bijzonder in de zojuist vermelde akte is de vermelding van Reyner van Dunen en Gerit "Snode" (van Berkenwoude, Ouderkerk aan den IJssel). Daarmee is er een aansluiting bij Gerit Reyniersz Snoye van Berkenwoude. Er is echter geen nageslacht bekend van Gerit Reyniersz Snoye, maar daarmee is niet gezegd dat er geen nakomelingen kunnen zijn geweest. De te overbruggen periode beloopt meer dan 50 jaar, dus waarschijnlijk twee of drie generaties. Nu de relatie met Ouderkerk aan den IJssel (van de Krimpenerwaard) bestaat, kan het zeer wel zijn dat Gheryt Snoyen, geboren omstreeks 1518, nageslacht is van Gerit Snoye van Berkenwoude. Het is evenwel zeer goed denkbaar dat Gheryt Snoyen verbonden is geweest met het naastgelegen Capelle aan den IJssel in de lijn van Snoey Gherritsz geboren omstreeks 1445, Gerrit Snoey (Snoeyensz) geboren omstreeks 1486 en overleden Capelle aan den IJssel en Adriaen (Arien) Gerritsz Snoey, geboren omstreeks 1513 en overleden Capelle aan den IJssel. En dit bewijs wordt vrijwel zeker geleverd op het moment dat na het overlijden van Lenert Snoije (zoon van Gheryt Snoyen), Maritgen Claes voor de derde keer huwt met Hugo Willems waarbij zij wordt vermeld als weduwe van Leenardt Snoije en wordt Leenardt vermeld wordt als afkomstig van Capelle. Lenert was dan de broer van Adriaen.

Er is uit deze periode over deze Gheryt of over zijn familie, natuurlijk weinig te vinden. De kans bestaat dat Gheryt al dan niet met zijn gezin, de oversteek heeft gemaakt van het gebied aan de Hollandsche IJssel (Ouderkerk-, Krimpen- en Capelle aan den IJssel) of de Krimpenerwaard, naar de Zwijndrechtse waard (IJsselmonde, Ridderkerk). Dat zal dan misschien gebeurd zijn met het veer Kralingen-IJsselmonde of misschien met het overzetveer van Slikkerveer. De aanlegplaatsen van het overzetveer en van de latere rederijboten van Slikkerveer zijn altijd op dezelfde plaats geweest. De naam van de wijk is ook hier ontstaan en werd in diverse spellingsvormen in het begin als "Slijcker veer" gebruikt. De aanlegplaatsen zijn nu enkele honderden meters naar het oosten verplaatst naar "De Schans". Uit onderzoek naar de rekeningen van de ambachtsheer van Ridderkerk blijkt - zoals vermeld in deze bron - dat het zeker is dat vanaf 1529 de mogelijkheid bestond voor personen en/of goederen om overgezet te worden. De veerman betaalde jaarlijks aan de Ambachtsheer een zogenaamde recognitie (toestemming) voor het recht om het veer te exploiteren. De veerplaats was meestal een goede reden voor een herberg, werkplaatsen of woningen. Dat gebeurde ook in Slikkerveer, waar aan de Nieuw-Reijerwaardse Zeedijk ter hoogte van het zogenaamde 'Lekveer' en 'Café Lodder' een woonkern ontstond. Deze huizen zijn overigens allemaal verdwenen.

Het vijfde Weesboek van Rotterdam, 1533-1561, blz.444. f16; Jacob 6 jaar, Pieter 4 jaar en Jan ½ jaar, de weeskinderen van wijlen Jan Melijsz en Annetgen Arentsdr. 6-9-1533: De moeder bewijst de kinderen de helft van het huisraad en de inboedel en 8 pond groot Vlaams. Zij houdt gemeen met de kinderen het volgende: een hee op de Middeldam, Jan Jansz. vleeshouwer OZ en de Croon WZ; een hee op de Achterweg, Arien de houdtsager NZ, Arien de lindewever ZZ; een hee in de Pannekoeckstraat, Jan Quirijns NZ en Claes Pietersz. ZZ; ¼ van 5½ morgen land in Cool, genaamd de Breede Saet; 5% morgen land met grienden te Scoenhoven bij de Hem in de Boenderplas, afkomstig van Arent Thin,; een jaarrente van 6 schilden verzekerd op enige hoven bij Scoenhoven; een eeuwige jaarrente van 1 gouden rosen nobel, verzekerd op het land van het convent van Sint Agniet binnen Scoenhoven, die na het overlijden van zuster Grietgen Arentsdr. aan dit convent zullen komen; ¼ van een losrente van 1 pond groot Vlaams, verzekerd op het land te Scoenderloe van Heyn die backer te Delffsehaven en een losrente van 15 karolus gulden op hetzelfde land (deze 2 brieven berusten onder Jan Jacobsz. alias Eynout, oom en voogd) en alle inschulden. 3-1-1538: Melis Jansz, Jan Jacobsz. en Dominicq Pietersz. als voogden verklaren dat de moeder het huis in de Pannekoeckstraat behoudt en de kinderen dat op de Achterweg krijgen. De helft van het huis op de Middeldam is tegen 26 pond groot Vlaams verkocht aan hun grootvader Melis Jansz. Hiervoor zijn een losrente van 12 pond groot Vlaams, verzekerd op het land te Cappelle van Gerijt Snoy, en 2 pond hollands op dat van Jan Symonsz. aldaar. Voor de inschulden zijn de volgende losrenten gekocht: 4 pond hollands op het land te Capelle van Comelis Jacobsz; 4 pond hollands op het land te Ommoerden van Dirck Cornelisz. Bruyn; 6 en 5 pond hollands op het land te Niewerkerck van Vranck Cornelisz en 8 pond hollands op het land over het kerkhof te Hillegertsbergh van Jacob Cornelisz 12-2-1551: De kinderen Jacob en Pieter zijn voldaan.

Naar het in eerste instantie schijnt, is er een dochter Grietgen Gheerits bij Gerijt Snoeien volgens DTB Ridderkerk 1579-1643 Trouwen (NGV) nr. 38. Een Adriaen Gheeritsz is verder in 1585 (D110) getuige bij de doop van Frans, kind van Adriaen Fransz en Mergriet Geeritsdr (andere getuigen zijn: Crispeijn? Jansz, Jan Cuijper, Reijmburch, Leendert Willemsz wijff ende Maricgen, Leendert Zeghersz [Cranendonck] weduwe). Deze Grietgen blijkt echter van Barendrecht te zijn volgens haar trouwakte (T38) van 1 november 1583 (met Adriaen Fransz "Paep" welke laatste ook is vermeld in de Naamlijsten zaken Baljuw 1574-1581). Er is ook bekend dat er een Adriaen Gheeritsz was te (Oost-)Barendrecht volgens trouwakte van 10 september 1616 van Meerten Gerritsz met Sijtgen Cornelis waarbij Sijtgen weduwe was van Adriaen Gerritsz (zie T445). Gezien deze gegevens is Grietgen Geerits hier niet als dochter van Gheryt opgenomen. Overigens blijkt er nog een enkele Grietgen Gerrits (jd) in het Trouwboek van Ridderkerk te zijn die in het huwelijk treedt -pas op 7 jul 1630- met Wouter Jansse (jg) van Leent in Braband (e.e.a. volgens T623). In het Doopboek komt Grietgen Geerits verder niet voor, behalve als vrouw van Huijch Pietersz [Cranendonck, alias Bootser] bij de doop van Gheerit op 23 december 1584 (in D97). Daarom wordt aangenomen dat Grietgen geen dochter is van Gerijt, hoewel dat ook weer niet helemaal is uitgesloten. In het Trouwboek van Rijsoord vanaf 1586 tot 1653 is het tweede huwelijk van Grietken Geeraerts (17 augustus 1586) met Jan Pietersen [van Droogendijck] terug te vinden.

Niet Gheryt Snoyen, maar Geerit Adriaensz (mogelijk de zoon van Adriaen Gherytsz) zal getuige zijn geweest bij de doop van Geerrit, zoon van Heijndrick Geerritsz en Marijtijen Ariensdr (Adriaen Cornelisz was waarschijnlijk geen familie). Getuigen: Adriaen Cornelisz ende Geerrit Adriaensz ende Margriete Dircksdr. Laatstgenoemde getuige - Margriete Dircksdr - was eveneens doopgetuige bij de doop van Maritgen, een dochter van Dirck Vulrycksz en Lijntghen Gheeritsdr [zus van Heijndrick], waar overigens de vrouw van Dirck Geeritsz - Hilletje Adriaens - ook bij was.

De wellicht reeds overleden vader Gherijt werd vermeld als 'Geerit Adriaensz' de vader van vermoedelijk Lenert Gerijtsz 'in IJsselmonde' bij de doop van een kind van Cornelis Jacobs Sneukelaer en Hillegont Claes in het jaar 1602 (10 maart 1602), omdat zijn tweede vrouw Maritgen Claes hoogstwaarschijnlijk een zus is van Hillegont Claes (uit IJsselmonde).

In de huwelijksaankondiging van het huwelijk tussen Hugo Willems en Maritgen Claes (2e vrouw van Lenert Gherytsz Snoyen geboren ca. 1539) wordt vermeld: Hugo Willems wed[uwnaar] v[an] Rott[erdam] w[onende] achter t Clooster Maritgen Claes wed[uwe] Leenardt Snoije v[an] Capelle w[onende] buiten de Goudtsche poort Getrout den 17 feb[ruari] 1615. Hier blijkt dus duidelijk dat Lenert van Capelle afkomstig is en dat hij de achternaam 'Snoije' heeft. Lenert is verder ca. 68 jaar oud in 1607.


Hij krijgt een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Leendert*1539 Capelle a/d IJssel †1615  75



Bronnen:
1.De Navorscher (NAV 002), De Navorscher 1866, pag. 318, CD-rom pag. 320
2.Ons Voorgeslacht (OV 006), Schrijver: 196 (blz. 113)
3.Ons Voorgeslacht (OV 006), Schrijver: 196 (blz. 437)
4.Ons Voorgeslacht (OV 006), Schrijver: 196 (blz. 361)

Geertruij Hendriksdr Peter
Geertruij Hendriksdr Peter, ged. Vlijmen Onsenoort op 15 jan 1775 FS, Vlijmen S 6, scan 13]], ovl. Sliedrecht op 26 jan 1825.

tr. Sliedrecht op 17 mei 1800
met

Willem Jacobs Veth, zn. van Jacob Jans Veth en Geertie Willemsdr Roskam, ged. Sliedrecht op 12 jun 1763, Griendman, ovl. Sliedrecht op 22 okt 1827, tr. (2) met Grietje Cornelis Visser. Uit dit huwelijk 5 kinderen.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Grietje*1804 Sliedrecht    


Aart Nieuwpoort
Aart Nieuwpoort, geb. Sliedrecht op 30 mei 1838, arbeider, ovl. Sliedrecht op 11 nov 1881.

tr. Sliedrecht op 9 nov 1867
met

Annigje Slagboom, dr. van Teunis Joostsz Slagboom (arbeider) en Neeltje de Waard, geb. Sliedrecht op 7 aug 1842, ovl. aldaar op 13 okt 1912, begr. aldaar op 17 okt 1912.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Neeltje*1868 Sliedrecht †1949 Sliedrecht 80


Annigje Slagboom
Annigje Slagboom, geb. Sliedrecht op 7 aug 1842, ovl. aldaar op 13 okt 1912, begr. aldaar op 17 okt 1912.

tr. Sliedrecht op 9 nov 1867
met

Aart Nieuwpoort, zn. van Pieter Aartsz Nieuwpoort en Adriana Arijsdr Boer, geb. Sliedrecht op 30 mei 1838, arbeider, ovl. Sliedrecht op 11 nov 1881.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Neeltje*1868 Sliedrecht †1949 Sliedrecht 80


Pieter Aartsz Nieuwpoort
Pieter Aartsz Nieuwpoort, geb. Sliedrecht op 9 dec 1804, ovl. aldaar op 26 jan 1881.

tr. Sliedrecht op 12 apr 1827
met

Adriana Arijsdr Boer, dr. van Arij Boer en Maria Leenderts Fijnenbuijk, geb. Sliedrecht op 2 sep 1803, ged. aldaar op 17 sep 1803, ovl. aldaar op 31 aug 1879.

Uit dit huwelijk 8 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Aart*1838 Sliedrecht †1881 Sliedrecht 43


Adriana Arijsdr Boer
Adriana Arijsdr Boer, geb. Sliedrecht op 2 sep 1803, ged. aldaar op 17 sep 1803, ovl. aldaar op 31 aug 1879.

tr. Sliedrecht op 12 apr 1827
met

Pieter Aartsz Nieuwpoort, zn. van Aart Cornelisz Nieuwpoort en Aaltje Pietersdr Demper, geb. Sliedrecht op 9 dec 1804, ovl. aldaar op 26 jan 1881.

Uit dit huwelijk 8 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Aart*1838 Sliedrecht †1881 Sliedrecht 43


Arij Boer
Arij Boer, geb. Sliedrecht op 12 nov 1773, ged. aldaar op 14 nov 1773.

  • Vader:
    Jan Leenderts Boer, zn. van Leendert Claaszn Boer en Aagtje Pieters de Wit, geb. circa 1735, ovl. Sliedrecht op 18 sep 1804 Extract uit het Register der aangegeven lijken in de Gemeente Sliedrecht. 1804, 18 September. Heeft Maria van Wijngaarden aangeving gedaan van het lijk van haar man Jan Boer genaamd, en ten aanzien van het middel van het begraven geëmaneerd te behoren onder de onvermogenden. …. Memorie, tr. Sliedrecht op 1 mei 1767 met
  • Moeder:
    Maria Machiels van Wijngaarden, geb. Giessendam in 1735, ovl. Dordrecht op 24 feb 1810 Extract uit het begraaf Register van het Nieuwkerkhof binnen de Stadt Dordrecht is geëxtraheerd, dat op den 24-2-1810 begraven is Maria Wijngard Wed. Jan de Wilt, tr. (2) met Jan de Wilt. Uit dit huwelijk geen kinderen.

tr. Sliedrecht op 15 dec 1799
met

Maria Leenderts Fijnenbuijk, dr. van Leendert Anthoniesen Fijnenbuijk en Jannigje Pietersdr Romers, ged. Giessendam-Peursum op 4 sep 1774.

Uit dit huwelijk 3 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Adriana*1803 Sliedrecht †1879 Sliedrecht 75


Maria Leenderts Fijnenbuijk
Maria Leenderts Fijnenbuijk, ged. Giessendam-Peursum op 4 sep 1774.

tr. Sliedrecht op 15 dec 1799
met

Arij Boer, zn. van Jan Leenderts Boer en Maria Machiels van Wijngaarden, geb. Sliedrecht op 12 nov 1773, ged. aldaar op 14 nov 1773.

Uit dit huwelijk 3 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Adriana*1803 Sliedrecht †1879 Sliedrecht 75


Leendert Anthoniesen Fijnenbuijk
Leendert Anthoniesen Fijnenbuijk.

tr. Giessendam-Peursum op 15 apr 1774
met

Jannigje Pietersdr Romers, geb. Werkendam.

Uit dit huwelijk 6 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Maria~1774 Giessendam-Peursum    


Jan Leenderts Boer
Jan Leenderts Boer, geb. circa 1735, ovl. Sliedrecht op 18 sep 1804 Extract uit het Register der aangegeven lijken in de Gemeente Sliedrecht. 1804, 18 September. Heeft Maria van Wijngaarden aangeving gedaan van het lijk van haar man Jan Boer genaamd, en ten aanzien van het middel van het begraven geëmaneerd te behoren onder de onvermogenden. …. Memorie.

tr. Sliedrecht op 1 mei 1767
met

Maria Machiels van Wijngaarden, geb. Giessendam in 1735, ovl. Dordrecht op 24 feb 1810 Extract uit het begraaf Register van het Nieuwkerkhof binnen de Stadt Dordrecht is geëxtraheerd, dat op den 24-2-1810 begraven is Maria Wijngard Wed. Jan de Wilt, tr. (2) met Jan de Wilt. Uit dit huwelijk geen kinderen.

Uit dit huwelijk 11 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Arij*1773 Sliedrecht    


Maria Machiels van Wijngaarden
Maria Machiels van Wijngaarden, geb. Giessendam in 1735, ovl. Dordrecht op 24 feb 1810 Extract uit het begraaf Register van het Nieuwkerkhof binnen de Stadt Dordrecht is geëxtraheerd, dat op den 24-2-1810 begraven is Maria Wijngard Wed. Jan de Wilt.

tr. (1) Sliedrecht op 1 mei 1767
met

Jan Leenderts Boer, zn. van Leendert Claaszn Boer en Aagtje Pieters de Wit, geb. circa 1735, ovl. Sliedrecht op 18 sep 1804 Extract uit het Register der aangegeven lijken in de Gemeente Sliedrecht. 1804, 18 September. Heeft Maria van Wijngaarden aangeving gedaan van het lijk van haar man Jan Boer genaamd, en ten aanzien van het middel van het begraven geëmaneerd te behoren onder de onvermogenden. …. Memorie.

Uit dit huwelijk 11 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Arij*1773 Sliedrecht    

tr. (2)
met

Jan de Wilt.


Jan de Wilt
Jan de Wilt.

tr.
met

Maria Machiels van Wijngaarden, geb. Giessendam in 1735, ovl. Dordrecht op 24 feb 1810 Extract uit het begraaf Register van het Nieuwkerkhof binnen de Stadt Dordrecht is geëxtraheerd, dat op den 24-2-1810 begraven is Maria Wijngard Wed. Jan de Wilt.


Leendert Claaszn Boer
Leendert Claaszn Boer, ged. Bleskensgraaf op 23 aug 1705, ovl. Sliedrecht op 11 jul 1762.

tr. Ottoland op 3 feb 1727
met

Aagtje Pieters (Aagje Petrus) de Wit, geb. in 1705, ovl. in 1762.

Uit dit huwelijk 10 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Jan*1735  †1804 Sliedrecht 6911 
Jan*1745     


Aagtje Pieters de Wit
Aagtje Pieters (Aagje Petrus) de Wit, geb. in 1705, ovl. in 1762.

tr. Ottoland op 3 feb 1727
met

Leendert Claaszn Boer, zn. van Claas Leendertz Boer en Annigje Cornelisdr de Waard, ged. Bleskensgraaf op 23 aug 1705, ovl. Sliedrecht op 11 jul 1762.

Uit dit huwelijk 10 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Jan*1735  †1804 Sliedrecht 6911 
Jan*1745