tr.
met
Bitter I ridder von und zu Raesfeld, zn. van Johan von und zu Raesfeld und Ostendorf (Drost im Emsland 1319-1326) en Blitrudis van Steynhaus (erfgename van Ostendorf), heer van Raesfeld en Oostendorp, voert oorlog met de bisschop van Utrecht in 1394 en 1395, macht Ostendorf zum Offenhaus des Bischofs von Münster in 1358, ambtman van Wezel, Schermbeck en Meer in 1368, koopt het vrijgraafschap van Lembeck, Raesfeld van Wennemar van Heyden in 1374, ovl. in 1398, tr. (3) met Katharina von Gemen, dr. van Johann von Gemen en Beatrix Sobbe. Uit dit huwelijk geen kinderen.
Bitter I ridder von und zu Raesfeld.
1384 Der Burgherr Bitter von Raesfeld stiftet einen Altar in der Pfarrkirche.
1444 Der Burgherr Johann von Raesfeld verschreibt der Bruderschaft St. Martin eine Rente.
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Johan | 1 | 0 |
tr. in 1375
met
Uit dit huwelijk 2 zonen:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Burkhard | †1459 | 1 | 1 | ||||
2 | Goswin | 1 | 0 |
tr.
met
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Goswin | *1410 | †1475 | 64 | 1 | 0 |
tr. voor 1409
met
tr.
met
Hermann von Merveldt, zn. van Bernd von Merveldt.
Hermann von Merveldt.
vermoordde aan het eind van de 14de eeuw de natuurlijke zoon van Henric van Solms en werd daarvoor onthoofd op de markt in Munster.
Uit dit huwelijk een dochter:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Margarethe | 1 | 0 |
tr. in 1375
met
Johann Stecke von Recklinghausen, zn. van Burkhard Stecke Freigraf von Recklinghausen (vermeld 1389) en Beatrix von Alpen, geb. tussen 1350 en 1355, ovl. voor 28 sep 1416.
Johann Stecke von Recklinghausen.
in 1391 had Overijsel weder een aanval te verduren van.
Dirc van der Marke, Johan van Zolmisse, Arnt van Guyterswyc, Gumpert van Alpen, voogd te Keulen, Johan.
van Hensbeke, Evert van Ulft en vele andere ridders (Reg.
op het Camper Archief). Hierop slaat ook zeker de aanteekening in het Deventer oervedenboek: ,Item sint hulperen Heer Everts van Ulfte, Wolter Stecke, Johan Stecke, Gosen Stecke, Henrick Stecke, gebroder , Henrick van Oer, Johan Graes, Johan van der Holte, Willem van Weker”. Bij die gelegenheid trokken de Deventerschen en de vrienden des bisschops in Overijsel door Zutphen en spijzigden wijlen.
Colthoff s huis, de Wesenhorst. Waarschijnlijk was dat.
kasteel, nabij Ulft, dat aan den hertog van Gelre was verkocht.
en verpand aan een zoon van den voormaligen eigenaar,.
voor den bisschop bezet gehouden en door den heer van.
Ulft belegerd.
Uit dit huwelijk 2 zonen:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Burkhard | †1459 | 1 | 1 | ||||
2 | Goswin | 1 | 0 |
tr.
met
Goswin Stecke von Recklinghausen, zn. van Burkhard Stecke Freigraf von Recklinghausen (vermeld 1389) en Beatrix von Alpen, ovl. tussen 2 nov 1432 en 25 dec 1432 .
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Goswin | *1410 | †1475 | 64 | 1 | 0 |
tr.
met
Beatrix Stecke von Recklinghausen, dr. van Burkhard Stecke Freigraf von Recklinghausen (vermeld 1389) en Beatrix von Alpen, ovl. na 1413.
Uit dit huwelijk een dochter:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Margarethe | 1 | 0 |
otr. Leiden op 16 okt 1705, tr.
met
Dirk Tijsz van Leeuwen, scheepmaker.
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Dirk | ~1708 | Leiden (Hooglandse Kerk) | 0 | 0 |
1. | K.O. register X Leiden (T 132), RA Leiden, DTB Leiden, X 22, NH, Leiden, van 1575 tot 1795 (28 apr 1679 blz. 80) |
tr. (2)
met
NN von Rietberg, dr. van Friedrich I Graf von Rietberg en Beatrix von Horstmar.
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Burkhard | 1 | 1 |
Hij krijgt 2 kinderen:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Beatrix | 1 | 3 | |||||
2 | Friedrich | †1357 | 0 | 0 |
Hij krijgt 2 zonen:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Goswin | †1313 | 2 | 3 | ||||
2 | Borchard | *1250 | 1 | 1 |
tr. in 1357
met
Henrich von Alpen, zn. van Arnold von Alpen en Gertrud von Garsdorf.
Henrich von Alpen.
Das Adelsgeschlecht derer v. Alpen gab mit seinem Wohnsitz, dem Schloß Alpen der heutigen Stadt Alpen links der Rheines gegenüber dem rechtsrheinischen Voerde den Namen.
Ein Henrich v. Alpen erscheint in der Besitzbestätigung des Kölner Erzbischofs Arnold I. aus dem Jahre 1139 für die Propstei Hamborn als Ministeriale Henricus de Alphen.
Henrich v. Alpen tritt in einer Urkunde aus dem Jahre 1311 als Knappe und in einer anderen Urkunde des Jahres 1334 als nobilis auf. Er war aufgrund der im Jahre 1319 erfolgten Teilung inter fratres Vogt zu Menzeln bei Beeck und verpfändete gemeinsam mit seiner Uxor Beatrix im Jahre 1320 Schloß, Stadt und die Herrlichkeit Alpen dem Godtfridt v. Honnepel, seinem Schwiegervater, mit Genehmigung des Erzbischofs Heinrich von Köln und schuldete mit dieser Verpfändung laut abgelegter Rechnung seinem Schwiegervater noch 822 Mark, 7 Schillinge und 8 Pfennige brabäntisch.
Auch versetzte er 1327 dem Erzbischof Heinrich die Vogtei Menzel bei Beeck mit fast allen Einkünften.
Henrich van Alpen wurde am 1. März 1334 vom Erzbischof Walram von Köln mit seiner ehemaligen Herrschaft Alpen, die der Edelvogt Rutger zu Köln vom Grafen von Geldern für 1.800 Brabanter Mark gekauft hatte, belehnt. Dem Henrich van Alpen war der Rückkauf seiner Herrlichkeit Alpen angeboten worden, aber er konnte die Kaufsumme nicht aufbringen. Er erlangte schließlich durch seine Ehe mit der Beatrix v. Honnepel im Jahre 1357, nach dem Tode seines Schwagers Friderich van Honnepel Burg und Herrschaft Honnepel. Der Erzbischof Wilhelm von Köln verzichtete im Jahre 1361 auf Verkauf, Versatz und Wiedererlös der Herrlichkeit Alpen. Sie fiel somit wieder der Familie v. Alpen als allodiales Eigentum zu.
Hier erkennen wir überdeutlich, wie auch noch 200 Jahre nach dem Investiturstreit, die bei unserer Schilderung der kaiserlosen, der schrecklichen Zeit und dem nachfolgenden Raubrittertum angeführte Häufigkeit des Wechsels im Besitz der Güter.
Ein Johann van Alpen war der letzte im Mannesstamm derer van Alpen. Seine Tochter Catharina heiratete im Jahre 1453 den Henrich van Bronckhorst zu Gronefeld. Beider Sohn Dietrich van Bronckhorst wurde von seinem Großvater Johann van Alpen als Erbe der Herrlichkeit Alpen eingesetzt.
Uit dit huwelijk 3 kinderen:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Arnold | †1361 | 0 | 0 | ||||
2 | Kunigunde | 1 | 3 | |||||
3 | Beatrix | 1 | 5 |
tr. in 1357
met
Beatrix van Honnepel, dr. van Gottfried van Honnepel <.
Uit dit huwelijk 3 kinderen:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Arnold | †1361 | 0 | 0 | ||||
2 | Kunigunde | 1 | 3 | |||||
3 | Beatrix | 1 | 5 |
tr. in mei 1464
met
Rorich v. Westerholte <, dr. van Berndt von Westerholte zu Westerholt en Jutta Gräfin van Dungelen zu Bladenhorst, geb. circa 1444, ovl. op 9 mei 1505, tr. (2) in 1492 met Kaspar van Torck. Uit dit huwelijk geen kinderen.
Uit dit huwelijk 6 kinderen:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Diederich III | *1465 | 1 | 0 | ||||
2 | Rotger | *1492 | †1539 | 46 | 0 | 0 | ||
3 | Pr. | *1488 | †1511 | 23 | 0 | 0 | ||
4 | N | 0 | 0 | |||||
5 | Rorike | *1495 | 1 | 0 | ||||
6 | Elsken | 0 | 0 |
tr. (1) in mei 1464
met
Diederich (II) van der Knippenburg (van der Knyppenborch) <, geb. circa 1435, Armiger, Droste zur Horneburg (1473) im Vest Recklinghausen, ovl. Recklinghausen [Duitsland] in 1495.
Diederich (II) van der Knippenburg <.
Voor het eerst wordt Rutgher in 1380, samen met zijn, vader Henric, genoemd bij de verkoop van het "Vriendes guyt" en het "Platenguyt". Gezamenlijk verklaren zij op 25.10.1380 voor een wel bepaalde, baar betaalde som geld, een rente van 5 mark verkocht te hebben aan de deken en de kanunniken van de kerk te Essen, iedere mark gerekend aan twee oude schilden, die zij tot nog toe uit het ambtsgebied van het hof "Yrentsele" betrokken hebben. Dit genaamde "Reygersgelt" kwam voor de helft uit het ambtsgebied van de graaf van Limburg en de andere helft uit het ambtsgebied van Diderich van Lymborgh, te betalen in twee termijnen, in mei en in de herfst, onder waarborg van de verkopers. Medezegelaar was Johan van der Dorneborgh, geheten Aschebroyk, rechter te Essen.(1) Nogmaals op 29.11.1382 wordt Rutgher, samen met zijn vader, genoemd bij de ruiling van het vrijgoed "Rovengartengut" tegen het hof "Hoyve". Gemeenzaam met zijn echtgenote en met akkoord van zijn zonen Henrich en Dydrich, verkoopt Rutgher op 12.12.1400 een halve morgen akkerland aan "Vecgaten". In 1401 werd hij door de abt van Werden beleend met het hof "Holtkamp" bij Bottrop. Hij ontving op 5.4.1402 een deel van het hof "Op den Brinke", als vrij eigendom (= allod), in ruil voor een deel van het hof "Vogelheim up der brucht". Op 18.5.1407 draagt hij aan zijn leenvrouwe Elisabeth van Nassouwe, abdis van het stift Essen, het "Brüggemans Gud" te Bottrop als vazalleen op, in ruil voor het goed "Batenbroke", dat nu uit de dienstbaarheid treedt. (2).
Hij verpandde op 30.4.1409 zijn bezittingen Gerschede, Brüggemansgut en Volmersgut bij Borbeck aan de Duitse Orde.(3) Op 29.5.1411 wordt Dyderich van den Vytinchove door Elisabeth van Nassouwe, abdis van het stift Essen, met het goed "Vehove" beleend, voor wien Rutgher als borg optreedt.(4) In 1411 bezat Rutgher ook het hof "Gröning" en op 6.12.1411 ruilt hij met het stift Essen een horige, Elzekin uit zijn hof "Brüninck", tegen Hillen, een dochter van Wenemar en Gesen van Vresenbrok.(5) In 1412 wordt hij door de abt van Werden met het hof "Vogelsang" (bij Ahlen ?), plaatsvervangend voor Johannes van der Leyten beleend. Op 8.4.1425 - feria quinta post Ambrosii - staven Herman Slanghenhael, rechter te Bottrop en de gerechtsdienaren Diderich to Abbenvelde, Heyne Scroder en Gered Pawes door een oorkonde, dat Herman Dorpman, gezworene heer ("vrone") van het gerecht te Bottrop, en zijn vrouw Kune verkocht hebben aan de kerk van Bottrop, vertegenwoordigd door de kerkmeesters Bruyn Coster en Herman tho der Eymscher, twee schepels (6) bezaaid land, gelegen op "der Beten", tussen de brede akker van Bodicker en het land van de jonkvrouwen van Sterkrade, met voorbehoud van het terugkooprecht, tegen zes goede "averlandische" rijnse gulden.
Op verzoek van de verkoper zegelt Rutgher van der Knippenborch en ook het zegel van de rechter hangt aan de oorkonde. (7) Als getuigen waren aanwezig de heer Hinrich Schumebetel (?) en de heer Rutger van der Porten, bewaarders van de kerken van Osterfeld en van Bottrop.
Rutgher van der Poirten en Rutgher van der Knippenborch, respectief priester en bewaarder van de kerken van Osterfeld en van Bottrop, staven door een oorkonde en zegelen op 16.10.1426 - ipso die Galli confessoris - dat Herman Dorpman, samen met zijn vrouw Kune en hun kinderen Diderick en Mette, verkocht hebben aan de kerkmeesters Herman ter Eymscher en Brune Coster een schepel bezaaid land, gelegen achter de tuin van Dorpmans en tussen de kerkgrond en het land van Westhave. De terugkoop is toegela ten tegen vier goede, zware westerse rijngulden. Als getuigen waren tegenwoordig de rechter Herman Slangenhal, verder Gerd Pawea en Heyneken Schroder. (8).
Op 31.10.1426 - in vigilia omnium sanctorum - wordt door Herman Slangenhael, rechter te Bottrop en de gerechtsbeambten Brune Coster, Gerd Pawes en Heyneken Schroder door oorkonde de verkoop bekrachtigd, die Herman Dorpman, een gezworene heer van het gerecht te Bottrop en zijn vrouw Kune, afsloot met Hannes uppe deme Scharnhulse, geheten de schriner.
Herman Dorpman verkoopt aan Hannes Schriner twee stukken land op de "Leyvynckhart", een stuk dat gelegen is tussen het land van Knippenborg en dat van Gruters van Bellenbroke en het andere stuk tussen het land van Knippenborg en dat van Herman Paschman. De terugkoop is toegelaten tegen acht goede "oberlandische" rijngulden. (9).
Op 1.2.1429 ontving Rutgher van de abdis het goed "ten Hale" te Borbeck. Hij was lid van het Kalandabruderschaft (10) te Wattenscheid (11) -"in Memoria defunctorum de fraternitate beate Marie decanatus Wattenschedensis et wicinorum", (Münsterarchiv Essen) werd Rutgher onder "Nomina militarium fraternitatis nos- trae defunctorum", als voorlaatste nr.111 als Rutger Knippenborch ingeschreven .
Op verzoek van de rechter Johan van Horle, zal jonker Rutgher van der Knippenburgh een oorkonde van 8.4.1429 zegelen, waarin Johan van Horle, geheten Dust en rechter te Essen, verklaart dat Brun van der Vurde een jaarlijkse rente van 2 mud (12) hard koren, half rogge en half gerst, uit zijn kote van Hunstorpe, bui ten het goed van Meyes en het goed van Conen Pauwes, gelegen in het kerspel Borbeck, verschuldigd is aan Herman ther Emscher en Dyriche then Abbenvelde, kerkmeesters van de kerk te Bottrop. Deze rente zal benut worden, ten voordele en ten behoeve van de schrijnwerkerij en de verlichting (?) ("getymmers und des geluch tes") van de voornoemde kerk. De rente zal jaarlijks op St.Martinus afgeleverd worden op het kerkhof van Bottrop. (13).
Rutgher was vóór 12.12.1400 gehuwd met Gerdrut Zij hadden twee zonen: Henrich en Dydrich.
Diderich van der Knyppenborch und Rorica van Westerholte.
Der Ritter, in späteren Zeiten Freiherr oder Baron, Diderich van der Knyppenborch wurde um das Jahr 1435 geboren und heiratete wenige Tage nach dem 27. Juli 1464 die Komteß Rorica van Westerholte, Tochter des Grafen Bernt van Westerholte zu Westerholt und der Jutta van Dungelen zu Bladenhorst.
Der Ehevertrag von Diderich van der Knyppenborch und Rorica van Westerholte liegt im Original im Archiv der Grafen von Merveldt zu Merfeld auf Schloß Lembeck wohlerhalten und wohlverwahrt vor.
Eine Nebenlinie derer von Westerholt saß vor 250 Jahren auf Schloß Lembeck in der Herrlichkeit Lembeck,.
die 17 Bauernhöfe umfaßte, als Lehensherren auf.
Der Landedelmann, der Ritter Diderich van der Knyppenborch im Adelsrang eine Stufe unter dem eines Grafen,.
mußte mit seiner eben angetrauten Ehefrau, der 19-jährigen Rorica van Westerholte gemeinsam am 30. Novemer 1464 eine Verzichtserklärung auf das väterliche und mütterliche Erbe der Rorica van Westerholte vor dem Freigrafen des Vestes Recklinghausen, dem Hugo van Osterwick unterzeichnen. Diese Verzichtserklärung liegt im Archiv der Grafen von Westerholt vor. Das Original ist in einem sehr desolaten Zustand. Es kann über das Stadtarchiv Recklinghausen eingesehen werden.
Kurzregest der Verzichtserklärung:.
30. 9-bris 1464.
Vor dem Freigrafen im Vest Recklinghausen, dem Hugo van Osterwick verzichten Dyrick von der Knyppenborch und dessen Ehefrau Rorich auf das väterliche und mütterliche Erbe, das ihnen von den Eheleuten Bernde van Westerholte und Jutte, der Rorich Eltern, anfallen würde.
Die Unterschriften der Freischöffen:.
Bernt de Greven, Seryus van Schedelick genanntRost, Herman Marckholff, Wilhelm Blanckebyle.
Bernt de Greven ist der Graf von Westerholt, der Vater der Rorica.
Diderich van der Knyppenborch war kein armer Mann:.
Wenn man von Westerholt über die alte Westerholter Straße auf Recklinghausen zufährt, trifft man östlich der Wassertürme noch vor der Stadt auf eine Straßenkreuzung. Die kreuzende Straße ist die Bocholter Straße. Biegt man linker Hand nach Norden ab, kommt man mehrere Kilometer durch ein ländliches Gebiet. Hier hatte Diderich van der Knyppenborch seinen Oberhof, zu dem eine größere Anzahl Höfe gehörten, die ihm zinspflichtig waren. Hier hatte er nach seiner Heirat mit der Rorica gelebt.
Aufgrund dieses Besitzes vor der Stadt Recklinghausen werden die Knippenburger gelegentlich in der Literatur auch als vestischer Landadel bezeichnet.
Der Ritter Diderich van der Knyppenborch wurde 1480 mit dem Hof Holtkamp bei Bottrop vom Abt zu Werden belehnt. Er lieh im Vertrag vom 8. September 1483 dem Hertener Grafen Johann van Nesselrode 600 Goldgulden und erscheint des weiteren in Dokumenten der Jahre 1475, 1478 und 1485.
Er starb im Jahre 1491 und hinterließ die Rorica mit ihren Kindern als Witwe.
Sie verkaufte bald nach dem Tode ihres Gatten Diderich am 4. Februar 1492 vertraglich mit Consens ihrer vier Söhne und deren Vormund, dem Grafen Hermann van Westerholte, dem Hendrick Pypenbrocke und dessen Ehefrau Greite eine Jahresrente von 24 Malter Roggen für 400 rheinische Goldgulden aus dem Zehnten zu Bocholt im Kirchspiel Recklinghausen, abzuliefern auf dem Hof op dem Leemhege im Kirchspiel Olfen.
Diese Jahresrente war enorm. Die Witwe Rorica van der Knyppenborch, geborene van Westerholte, benötigte.
sehr viel Geld.
Bei den weit im Voraus geschilderten Kornrentenverträgen der Döltgen vom Döltgenhof handelte es sich im maximalen Falle nur um 1 ½ Malter Roggen. Auch zeigen die 24 Malter die riesigen Einkünfte aus dem Knippenberg' schen Oberhof zu Bochholt. Die Witwe Rorica heiratete bald nach der Kreditaufnahme noch im Jahre 1492 den Caspar van Torck. Für diese Ehe benötigte sie das viele Geld. Caspar van Torck war schon zweifacher Witwer gewesen. In seiner ersten Ehe war er mit der N.N. van Wrede (!) verehelicht. Seine zweite Gattin war die Catharina van Oer. Caspar van Torck war Herr zu Brüggen und Droste zu Neuenrade und Unna.
Die Rorica war bei ihrer zweiten Eheschließung 48 Jahre alt. Sie verstarb am 9. Mai 1505 mit 61 Jahren.
Caspar Torck ist im Jahre 1512 verstorben.
Uit dit huwelijk 6 kinderen:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Diederich III | *1465 | 1 | 0 | ||||
2 | Rotger | *1492 | †1539 | 46 | 0 | 0 | ||
3 | Pr. | *1488 | †1511 | 23 | 0 | 0 | ||
4 | N | 0 | 0 | |||||
5 | Rorike | *1495 | 1 | 0 | ||||
6 | Elsken | 0 | 0 |
tr. (2) in 1492
met
Kaspar van Torck, Herr zu Brüggen und Droste zu Neuenrade und Unna, ovl. in 1512.
tr. tussen 14 nov 1443 en 30 nov 1443
met
Jutta Gräfin van Dungelen zu Bladenhorst, dr. van Herman v. Graf Dungelen en Royrkin <.
Uit dit huwelijk 2 dochters:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Rorich | *1444 | †1505 | 60 | 2 | 6 | ||
2 | Cunigunde | *1460 | †1511 | 51 | 1 | 2 |
tr. tussen 14 nov 1443 en 30 nov 1443
met
Berndt von Westerholte zu Westerholt, zn. van Borchard v. Westerholte en Ida Stecke zu Dortmund <, Graf zu Westerholt, ovl. in 1491.
Berndt von Westerholte zu Westerholt.
Graf Bernt van Westerholte und Komtess Jutta van Dungelen.
schlossen am 14. November 1443 mit dem künftigen Schwiegervater Graf Herman van Dungelen einen Ehevertrag (Eheberedung). Die Heirat wird etwa Ende November 1443 stattgefunden haben.
Bernt van Westerholte empfing 1446 von seinem Schwiegervater als Brautschatz 900 Goldgulden. Er bekam in der Erbscheidung der Familie van Westerholte vom 25. Mai 1454 gemeinsam mit seinem Halbbruder Borchard die Wasserburg und deren Güter in Westerholt und besaß im Jahre 1474 das Grevengut Elpe in Recklinghausen (Elper Weg).
Das Geschlecht der Grafen von Westerholt kam aus Ostfriesland, aus dem Gebiet des dortigen Westerholt, der heutigen Stadt, die etwa 10 Kilometer südlich von Dornumersiel liegt. Der Stamm erlosch mit dem Joseph Clemens August Maria von Westerholt im Jahre 1767.
Der Erbtochter Ehemann Ludolph Friederich Adolph Freiherr van Boenen zu Berge (Schloß Berge bei Buer) führte Namen und Wappen des Geschlechts von Westerholt - Gysenberg weiter. Eine Nachfahrensline eines Urenkels von Bernhard von Westerholt, die Westerholt - Hackfort, werden in einer Urkunde vom 18. Januar 1650 als Reichs- und erbländisch- österreichische Freiherren bezeichnet. Sie stellen heute in den Niederlanden den einzigen echten Westerholter Mannesstamm dar.
Graf Bernt van Westerholte zu Westerholt, ist im Jahre 1491 verstorben, wann die Gräfin Jutta van Westerholte verstarb, ist unbekannt.
Uit dit huwelijk 2 dochters:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Rorich | *1444 | †1505 | 60 | 2 | 6 | ||
2 | Cunigunde | *1460 | †1511 | 51 | 1 | 2 |