Cees Hagenbeek
Hendrik Jans Kenter
Hendrik Jans Kenter, geb. circa 1722, ovl. in 1763.

tr. voor 1762
met

Elisabeth Jans Dodemans Van Steenveld, dr. van Jan Dodemans Van Steenveld, geb. circa 1720, ovl. in 1784.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Lucas*1762 Hoorn †1820 Hoorn 58


Elisabeth Jans Dodemans Van Steenveld
Elisabeth Jans Dodemans Van Steenveld, geb. circa 1720, ovl. in 1784.

tr. voor 1762
met

Hendrik Jans Kenter, geb. circa 1722, ovl. in 1763.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Lucas*1762 Hoorn †1820 Hoorn 58


Jan Dodemans Van Steenveld
Jan Dodemans Van Steenveld, geb. circa 1700.


Hij krijgt een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Elisabeth*1720  †1784  64


Arie Wilemse Jongenburger
Arie Wilemse Jongenburger, geb. circa 1658, schepen.

tr. Alphen a/d Rijn op 29 okt 1679
met

Claartje Agnes van Tol, geb. waarschijnlijk Sassenheim aangeduid als Sassum met een streepje boven de u circa 1660.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Abraham~1686 Monster  Monster  10 


Claartje Agnes van Tol
Claartje Agnes van Tol, geb. waarschijnlijk Sassenheim aangeduid als Sassum met een streepje boven de u circa 1660.

tr. Alphen a/d Rijn op 29 okt 1679
met

Arie Wilemse Jongenburger, zn. van Willem Peeters Jongenburger en Jannetje Joos Hostede, geb. circa 1658, schepen.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Abraham~1686 Monster  Monster  10 


Willem Peeters Jongenburger
Willem Peeters Jongenburger, geb. Zoeterwoude in 1630, ovl. na 8 mrt 1690.

tr.
met

Jannetje Joos Hostede, geb. Hazerswoude circa 1623.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Arie*1658     


Jannetje Joos Hostede
Jannetje Joos Hostede, geb. Hazerswoude circa 1623.

tr.
met

Willem Peeters Jongenburger, geb. Zoeterwoude in 1630, ovl. na 8 mrt 1690.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Arie*1658     


Willemina Francina van den Berg
Fransje (Willemina Francina) van den Berg, geb. Baarn op 13 aug 1920.

tr. Amsterdam op 11 sep 1947
met

Appie (Hermanus Zadarach Maarten) Apituley, geb. Blitar [Indonesië] op 19 mrt 1919.

Uit dit huwelijk 3 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Esther*1958 Amsterdam    
Martijn*1948 Amsterdam    


Jan van Grevenbroeck
Jan van Grevenbroeck, ovl. op 26 jun 1486.

tr.
met

Adriana van Dijcke.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Erasmus Mierlo    


Otto van Winzenburg-Assel
Otto van Winzenburg-Assel, geb. in 1130, ovl. in 1175.

tr.
met

Salomé gravin von Heinsberg und Valkenburg, dr. van Gozewijn II van Heinsberg en Valkenburg en Adelheid van Sommerschenburg, geb. in 1167, ovl. in 1186, Zij krijgt geen kinderen.

Salomé gravin von Heinsberg und Valkenburg.
was een 12e-eeuwse edelvrouw uit het Huis Valkenburg-Heinsberg die aan het eind van haar leven korte tijd gravin van Assel was, genoemd naar het kasteel Asselburg in Noord-Duitsland, tegenwoordig Burgdorf (Wolfenbüttel).

Salome was een dochter van Gosewijn II van Valkenburg-Heinsberg en Adelheid van Sommerschenburg. Bij het overlijden van haar man Otto van Winzenburg-Assel in 1175 stierf de mannelijke lijn van de graven van Assel uit. Hierna trad Salome op als voogdes, gravin van Assel op. Dit wordt bekrachtigd door onder andere het feit dat het graafschap pas na het overlijden van Salome wordt opgeëist door de bisschop van Hildesheim.


Richesca von Richterich
Richesca von Richterich.

tr.
met

Winrich heer von Walberberg Daun, zn. van Albert I heer von Daun, geb. in 1047, ovl. op 22 feb 1128.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Winrich II*1076  †1139  63


Adriana van Dijcke
Adriana van Dijcke.

tr.
met

Jan van Grevenbroeck, ovl. op 26 jun 1486.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Erasmus Mierlo    


Barbara van Ravenschot
Barbara van Ravenschot.

tr.
met

Erasmus (Rosse, Raes) van Grevenbroeck, zn. van Jan van Grevenbroeck en Adriana van Dijcke, geb. Mierlo, heer van Mierlo 1556-1617, heer van Zandvliet, tr. (1) met Elisabeth van Doerne, dr. van Jonker Philips van Doerne en Joffer Anna (Johanna Willems) van Kessel tot Someren. Uit dit huwelijk geen kinderen, tr. (3) met Johanna Bloeimans, dr. van Herman Bloeimans. Uit dit huwelijk 9 kinderen.

Erasmus van Grevenbroeck.
in 1594 kocht hij de heerlijkheid Lierop.

Erasmus stond bekend als een kwaadaardig en wreed heerser. Als boetes niet op tijd werden betaald of de belasting niet kon worden opgebracht werden de bezittingen bij opbod verkocht en, aangezien de bevolking verarmd was, werden deze door de vorster gekocht in opdracht van de heer. Ook bedong en verkreeg hij vrijstelling van belasting voor zijn bezittingen, waardoor de overige bewoners gedwongen waren om in tijden van oorlog de brandschattingen geheel te voldoen.

In 1595 was hij een mede-aanstichter van de heksenprocessen te Asten. De gebeurtenissen in Mierlo vingen aan op 2 september 1595. Er heerste een veezieekte en men meende dat de koeien betoverd waren. Een reeds gevangengenomen vrouw uit Leende, Jenneke Goessens, had de namen genoemd van de Mierlose vrouwen Lijsken Cuijpers en Marie Baeten. Deze werden op 8 september 1595 gevangengenomen en opgesloten op het Kasteel Mierlo. Zij verzocht om de waterproef, die ongunstig uitpakte waarop zij tot een bekentenis werd gedwongen. Ook noemde zij vier namen: Heijl Bellen, Lijs Cuijpers, Jenneke Gordtkens en Lijneken Pastoirs. Ook deze vrouwen werden onderworpen aan de waterproef. De meest bizarre "bekentenissen" werden door martelingen ook aan dit viertal ontfutseld.[1].

Op 18 september 1595 werden vijf vrouwen (Marie, Lijs, Heijl, Jenneke en Lijneken) vermoord. Zij sullen worden geexecuteert van lijffve metten vuijer in vueghen datter de doot naevolge. Bij wijze van gratie werden ze eerst gewurgd alvorens op de brandstapel te worden geworpen. Een veroordeling tot de brandstapel was nog nimmer voorgekomen in Mierlo.[1].

Er waren echter nieuwe namen genoemd en op 19 september 1595 werd Nees Gommers uit Lierop aan de waterproef onderworpen. Op 20 september volgden Maria van Mierlo en Marie Ruijters. Marie noemde ook namen van inwoners uit Someren en Asten. Opnieuw zeven vrouwen vastgenomen en gemarteld. Zes daarvan werden gewurgd alvorens te worden verbrand maar de zevende, de 90-jarige demente Griet Mijnsheren werd levend verbrand, omdat ze haar "zonden" niet had gebiecht en dus geen spijt zou hebben. Dit alles vond plaats in september 1595.

De nabestaanden ontvingen nadien een rekening voor de vervolging en ter dood stelling van hun familie. Kon men de gevraagde gelden niet opbrengen, dan werden de bezittingen in beslag genomen en verbeurd.

Ook Lucia Dirck Janssen werd genoemd. Zij werd in november 1595 gevangengezet en Erasmus van Grevenbroek wilde haar doden tenzij zij 300 gulden aan hem betaalde en nóg een naam noemde. Zij werd op borgtocht vrijgelaten en toog uiteindelijk naar het gerecht in 's-Hertogenbosch om daar verhaal te halen. Ook de Raad van Brabant te Brussel trad op alsmede de pastoor, waarvan men de meid (Lijneken Pastoirs ofwel Catharina Boons) had vermoord. Tal van onregelmatigheden kwamen aan het licht en aldus kwam aan de processen een einde. Erasmus werd in januari 1596 te Brussel ontboden, maar hij werd niet vervolgd. Hij ging door met het afpersen van de arme bevolking, waaronder zelfs de nabestaanden van Marie Baeten.

Uiteindelijk werden de heerlijke rechten door de bevolking afgekocht. Dit gebeurde te Lierop in 1606 en in Mierlo in 1617. Zo werden beide dorpen weer hertogdorp. Via een gerechtelijke procedure kon de zoon van Erasmus, Johan van Grevenbroek, in 1633 de heerlijke rechten weer opeisen.

Hij testeert 29.9.1532 en legateert het vorsterschap van Mierlo aan Vedastus (van Grevenbroek ??) "zijne neve", maar in leenregister (abusievelijk ?) genoemd natuurlijke zoon. Had bij N.N. twee bastaardzoons en bij Anna (lees Barbara) Martens negen bastaardkinderen, die zijn goederen erfden. Barbara Martens overleed na 26.9.1577 en werd begraven in Gemert.
Erasmus (Raeschen) was volgens het testament (1485) van zijn vader de oudste zoon. Hij was heer van Bilrevelt (Bijlrevelt) en gegoed in Hoepertingen (huys, hoff, landen, bosschen), Berlinghen (landen en bosschen) en Mierlo (hoeve Ter Hoeffve met toebehoren). Vervolgens bezat hij een jaarlijkse rente van 30 gouden rijnsgulden op de heerlijkheid van Grevenbroek. Cartularium Mierlo stuk nr. 89.
Hij kocht 7 juni 1502 het dorp en de heerlijkheid Hupertingen (Huberdingen) in Luxemburg dat een leen was van de Heer van Heeswijk en Dinther, van. In 1518 verkocht hij dit weer. Taxandria jrg. 13 (1906), blz. 70 (artikel G.vd. Elsen, Heeswijk en Dinther II).
Heer van het huis, dorp en de heerlijkheid Mierlo, en de watermolens op Coll door koop in 1518.
Erasmus testeert 29 sept. 1532 voor twee notarissen en schepenen van Mierlo, en vermaakt Mierlo aan zijn (minderjarig) petekind Jan, oudste zoon van jhr. Franchois, de zoon van zijn broer. Bonaventura van Grevenbroek wordt als eerste van zijn natuurlijke kinderen genoemd (deze moet al rond 1527 zijn gehuwd). Vervolgens wordt Barbara Martens bedacht, bij wie Erasmus de volgende natuurlijke kinderen heeft verwekt: Anna (afzonderlijk en als eerste genoemd); Barbara; Lucia; Maria. Cartularium Mierlo, nr. 91.
Omdat in het leenregister Vedast als natuurlijke zoon wordt betiteld, ziet men hem en zijn broer als natuurlijke zonen van jhr. Hendrik van Grevenbroek. De vergissing in het leenregister heeft dan slechts betrekking op een verwisseling van vader, Erasmus of broer Hendrik. Volgens het testament van vader erfde jongste zoon jhr. Hendrik, ‘landen, bempden en bosschen onder Wellen, Vlbeeck, Overbroeck en Berlinghen’, en 50 gouden rijnsgulden op het Land van Grevenbroek.


Johanna Bloeimans
Johanna Bloeimans.

tr.
met

Erasmus (Rosse, Raes) van Grevenbroeck, zn. van Jan van Grevenbroeck en Adriana van Dijcke, geb. Mierlo, heer van Mierlo 1556-1617, heer van Zandvliet, tr. (1) met Elisabeth van Doerne. Uit dit huwelijk geen kinderen, tr. (2) met Barbara van Ravenschot. Uit dit huwelijk geen kinderen.

Erasmus van Grevenbroeck.
in 1594 kocht hij de heerlijkheid Lierop.

Erasmus stond bekend als een kwaadaardig en wreed heerser. Als boetes niet op tijd werden betaald of de belasting niet kon worden opgebracht werden de bezittingen bij opbod verkocht en, aangezien de bevolking verarmd was, werden deze door de vorster gekocht in opdracht van de heer. Ook bedong en verkreeg hij vrijstelling van belasting voor zijn bezittingen, waardoor de overige bewoners gedwongen waren om in tijden van oorlog de brandschattingen geheel te voldoen.

In 1595 was hij een mede-aanstichter van de heksenprocessen te Asten. De gebeurtenissen in Mierlo vingen aan op 2 september 1595. Er heerste een veezieekte en men meende dat de koeien betoverd waren. Een reeds gevangengenomen vrouw uit Leende, Jenneke Goessens, had de namen genoemd van de Mierlose vrouwen Lijsken Cuijpers en Marie Baeten. Deze werden op 8 september 1595 gevangengenomen en opgesloten op het Kasteel Mierlo. Zij verzocht om de waterproef, die ongunstig uitpakte waarop zij tot een bekentenis werd gedwongen. Ook noemde zij vier namen: Heijl Bellen, Lijs Cuijpers, Jenneke Gordtkens en Lijneken Pastoirs. Ook deze vrouwen werden onderworpen aan de waterproef. De meest bizarre "bekentenissen" werden door martelingen ook aan dit viertal ontfutseld.[1].

Op 18 september 1595 werden vijf vrouwen (Marie, Lijs, Heijl, Jenneke en Lijneken) vermoord. Zij sullen worden geexecuteert van lijffve metten vuijer in vueghen datter de doot naevolge. Bij wijze van gratie werden ze eerst gewurgd alvorens op de brandstapel te worden geworpen. Een veroordeling tot de brandstapel was nog nimmer voorgekomen in Mierlo.[1].

Er waren echter nieuwe namen genoemd en op 19 september 1595 werd Nees Gommers uit Lierop aan de waterproef onderworpen. Op 20 september volgden Maria van Mierlo en Marie Ruijters. Marie noemde ook namen van inwoners uit Someren en Asten. Opnieuw zeven vrouwen vastgenomen en gemarteld. Zes daarvan werden gewurgd alvorens te worden verbrand maar de zevende, de 90-jarige demente Griet Mijnsheren werd levend verbrand, omdat ze haar "zonden" niet had gebiecht en dus geen spijt zou hebben. Dit alles vond plaats in september 1595.

De nabestaanden ontvingen nadien een rekening voor de vervolging en ter dood stelling van hun familie. Kon men de gevraagde gelden niet opbrengen, dan werden de bezittingen in beslag genomen en verbeurd.

Ook Lucia Dirck Janssen werd genoemd. Zij werd in november 1595 gevangengezet en Erasmus van Grevenbroek wilde haar doden tenzij zij 300 gulden aan hem betaalde en nóg een naam noemde. Zij werd op borgtocht vrijgelaten en toog uiteindelijk naar het gerecht in 's-Hertogenbosch om daar verhaal te halen. Ook de Raad van Brabant te Brussel trad op alsmede de pastoor, waarvan men de meid (Lijneken Pastoirs ofwel Catharina Boons) had vermoord. Tal van onregelmatigheden kwamen aan het licht en aldus kwam aan de processen een einde. Erasmus werd in januari 1596 te Brussel ontboden, maar hij werd niet vervolgd. Hij ging door met het afpersen van de arme bevolking, waaronder zelfs de nabestaanden van Marie Baeten.

Uiteindelijk werden de heerlijke rechten door de bevolking afgekocht. Dit gebeurde te Lierop in 1606 en in Mierlo in 1617. Zo werden beide dorpen weer hertogdorp. Via een gerechtelijke procedure kon de zoon van Erasmus, Johan van Grevenbroek, in 1633 de heerlijke rechten weer opeisen.

Hij testeert 29.9.1532 en legateert het vorsterschap van Mierlo aan Vedastus (van Grevenbroek ??) "zijne neve", maar in leenregister (abusievelijk ?) genoemd natuurlijke zoon. Had bij N.N. twee bastaardzoons en bij Anna (lees Barbara) Martens negen bastaardkinderen, die zijn goederen erfden. Barbara Martens overleed na 26.9.1577 en werd begraven in Gemert.
Erasmus (Raeschen) was volgens het testament (1485) van zijn vader de oudste zoon. Hij was heer van Bilrevelt (Bijlrevelt) en gegoed in Hoepertingen (huys, hoff, landen, bosschen), Berlinghen (landen en bosschen) en Mierlo (hoeve Ter Hoeffve met toebehoren). Vervolgens bezat hij een jaarlijkse rente van 30 gouden rijnsgulden op de heerlijkheid van Grevenbroek. Cartularium Mierlo stuk nr. 89.
Hij kocht 7 juni 1502 het dorp en de heerlijkheid Hupertingen (Huberdingen) in Luxemburg dat een leen was van de Heer van Heeswijk en Dinther, van. In 1518 verkocht hij dit weer. Taxandria jrg. 13 (1906), blz. 70 (artikel G.vd. Elsen, Heeswijk en Dinther II).
Heer van het huis, dorp en de heerlijkheid Mierlo, en de watermolens op Coll door koop in 1518.
Erasmus testeert 29 sept. 1532 voor twee notarissen en schepenen van Mierlo, en vermaakt Mierlo aan zijn (minderjarig) petekind Jan, oudste zoon van jhr. Franchois, de zoon van zijn broer. Bonaventura van Grevenbroek wordt als eerste van zijn natuurlijke kinderen genoemd (deze moet al rond 1527 zijn gehuwd). Vervolgens wordt Barbara Martens bedacht, bij wie Erasmus de volgende natuurlijke kinderen heeft verwekt: Anna (afzonderlijk en als eerste genoemd); Barbara; Lucia; Maria. Cartularium Mierlo, nr. 91.
Omdat in het leenregister Vedast als natuurlijke zoon wordt betiteld, ziet men hem en zijn broer als natuurlijke zonen van jhr. Hendrik van Grevenbroek. De vergissing in het leenregister heeft dan slechts betrekking op een verwisseling van vader, Erasmus of broer Hendrik. Volgens het testament van vader erfde jongste zoon jhr. Hendrik, ‘landen, bempden en bosschen onder Wellen, Vlbeeck, Overbroeck en Berlinghen’, en 50 gouden rijnsgulden op het Land van Grevenbroek.

Uit dit huwelijk 9 kinderen.


Herman Bloeimans
Herman Bloeimans.

Herman Bloeimans.
een omstreden inwoner van 's-Hertogenbosch.


Hij krijgt een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Johanna     


Aleid van Asperen
Aleid van Asperen.

tr. in 1346
met

Robbert van Arkel, zn. van Jan III van Arkel (heer van Arkel, vermeld 1297-1324) en Kunigunde van Virneburg, geb. tussen 1316 en 1320, heer van Bergambacht, ovl. op 21 jul 1347.

Robbert van Arkel.
vroeg gestorven.

Robbert was op 12 juli 1340 reeds ridder, op 12 april 1344 maarschalk van het Sticht Utrecht, n 1346 beleend met het goed te Renswoude, op 1 sept. 1346 heer van den Berghe, voor 8 jan. 1347 heer van Asperen door huwelijk, sneuvelde 21 juli 1347.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Robert*1345  †1401  56


Robert Arkel van Renswoude genaamd van Aken
Robert Arkel van Renswoude genaamd van Aken, geb. circa 1345, ovl. circa 1401.

Robert Arkel van Renswoude genaamd van Aken.
kocht in 1366 het kasteleinschap van Montenaken van ridder Jan van Montenaken, Heer van Bindersveld..

kocht in 1366 het kasteleinschap van Montenaken van ridder Jan van Montenaken, Heer van Bindersveld.
Door oom Johan van Arkel, bisschop van Utrecht, in 1363 beleend met Renswoude. Nadat Johan van Arkel bisschop werd van Luik en het graafschap Loon in zijn bezit kreeg, schonk hij Grevenbroek aan neef Robbert. Volgens du Tillet (fol. 292, aangehaald in het handschift Van Spaen, archief van den Hoogen Raad van Adel te ’s-Gravenhage) ontving Robrecht van Grevenbroeck in 1372 een jaargeld van de Koning van Frankrijk. Als burggraaf van Montenaeken leende hij in 1375 geld aan de stad Utrecht (van Spaen). Beleend in 1393 met den hof te Schleiden in het land van Dalem (Hollandsch Leenregister). In 1394 had hij een geschil met het klooster van Marienkroon te Heusden (Hollandsch Leenregister). Robrecht van Grevenbroeck stichtte een gasthuis te Roermond. Zijn vrouw was Elisabeth (volgend anderen Hildegond) de la Saulx, dochter van Wouter, heer van den Tempel en N. van Argenteau. Elisabeth was te voren weduwe van Daniel van Palland, heer van Trip. Van Sasse van Ysselt 1901, blz. 6-7..
Ridder Robbert van Arkel, Heer van Van Grevenbroeck genaamd van Aken. Kocht in 1366 het kasteleinschap van Montenaken van ridder Jan van Montenaken, Heer van Bindersveld en word 13-6-1373 als zodanig betiteld. In 1366 wordt hij als ridder vermeld en bezat hij een molen te Waremme in leen van de graaf van Loon (oom Jan de bisschop van Luik!). Hij verkreeg Grevenbroek (1380) van zijn oom bisschop Jan van Arkel. Naast Grevenbroek bezat hij Lille-St. Hubert, Rijnswoude, Hamont en Achel. Als ‘grand seigneur’ kreeg hij op 21-4-1372 een lijfpensioen van Karel V, koning van Frankrijk wegens bewezen diensten en liet hij een klooster en groot hospitaal te Roermond bouwen (met verwijzing naar Du Tillet, Recueil des Rois de France, leurs Couronne et Maison, deel II, blz. 297. Hij wordt hier ‘Van Renswoude’ genoemd). Robbert van Grevenbroeck was ontvanger generaal van het graafschap Loon. Ridder Otto van Arkel beloofde hem (1391) schadeloos te houden ‘van den hoeffstal ende alnoch 440 goede Holantsche guldens’. Hij leefde nog in 1401 maar overleed vóór 7-2-1416. In 1372 was hij gehuwd met jkvr. Pentecoste de La Saulx de Temples, weduwe van ridder Daniel van Pallandt, Heer van Trips. Pentecoste was een dtr. van ridder Wouter de La Saulx, Heer van Temples, en jkvr. Margriet d’ Argenteau (Arkenteel). Van Schijndel 1959, blz. 37-38..
Het kasteel van Grevenbroek was gebouwd door Willem van Boxtel die vanaf 1338 allodiaal heer was van het rechtsgebied Hamont, Achel en St. Huibrechts-Lille. Diens dochter en schoonzoon verkochten de heerlijkheid in 1360 aan de Luikse edelman Jan van Hamal. In de Loonse successieoorlog koos die de verkeerde zijde. In 1367 moest Jan van Hamal afstand doen van het kasteel van Grevenbroek waarna zijn zoon Willem met de burcht beleend werd als Loons leenman. Het Land van Hamont, etc. bleef allodiaal bezit van Willem van Hamal. Op 1 feb. 1380 ontving Robrecht van Arkel, het kasteel in leen van de Luise prins-bisschop. Hem werd tevens de heerlijke rechten over het land van Grevenbroeck in eigendom gegeven. In 1401 ontstond tussen het land van Grevenbroeck en de naburige Loonse dorpen onenigheid over het bezit van de heide. Prins-bisschop Jan van Beijeren liet de kwestie onderzoeken en grensstenen plaatsen. Robrecht van Arkel, heer van Grevenbroeck ging met de plaatsing niet accoord en liet ze uitrukken. De prins-bisschop bracht een leger samen en trok het land van Grevenbroek binnen, veroverde de vesting Hamont en belegerde het kasteel van Grevenbroek, dat door Jan van Grevenbroek werd verdedigd, dat zich na een langdurig beleg over moest geven. Bij decreet van 24 mei 1401 werd Robrecht van Grevenbroeck vervallen verklaard van zijn rechten en werd het Land van Grevenbroeck geannexeerd en tot Loons leen gemaakt. Zoon Jan van Grevenbroeck werd vervolgend beleend met het kasteel en het land van Grevenbroek. Piet Dekker 1998, blz.147-149..
Uit het bovenstaande valt dus te destilleren dat Robbert van Arkel in 1363 Renswoude ontving van zijn oom de bisschop. Hij is schijnbaar in het gevolg van zijn oom naar Luik gegaan en heeft daar carrière gemaakt. In 1366 was hij ridder en had hij een molen te Waremme. In 1366 kocht hij het kasteleinschap van Montenaken waaraan hij zijn incidentele bijnaam Van Aken ontleende. Hij had ook een bastaard met naam Robbert van Aken. Vervolgens moet hij in dienst van de Koning van Frankrijk hebben gestaan waardoor deze hem in 1372 beloonde met een lijfpensioen. Schijnbaar heeft oom Jan van Arkel, overl. 1377, het allodiale land van Hamont, etc. verworven van de familie Van Hamal en geschonken aan zijn neef, die naderhand zelf ook de burcht Grevenbroek verwierf omdat hij daar op 1 feb. 1380 door de nieuwe prins-bisschop mee werd beleend. Het kan ook zijn dat de schenking door bisschop Jan van Arkel een verzinsel is en dan zal heer Robbert uit eigen zak de burcht en het Land van Grevenbroek gekocht hebben. De schenking moet in ieder geval dateren voor … 1377, het overlijdensjaar van oom Jan. Heer Robbert van Grevenbroek was vóór 2 jan. 1413 overleden. Den Bosch R. 1188 (1412-1413), fol. 58r..
Zoon Jan van Grevenbroek wordt de oudste zoon genoemd van heer Robbert. Namen als Robbert, Wouter of Daniel lagen echter meer voor de hand. Dus of Jan is de oudste in leven gebleven zoon van heer Robbert, of hij is vernoemd naar oudoom bisschop Jan van Arkel aan wie zijn vader veel de danken had. Als Jan van Arkel de peetoom was zal Jan in ieder geval in voor 1 juli 1377 zijn geboren. Rekening houdend met enkele jonggestorven kinderen zal het huwelijk van heer Robbert in of kort voor 1372 volgens Van Schijndel dus best kunnen kloppen. Hij verwijst hiervoor naar (De Hemricourt,) Le Miroir des Nobles de Hesbaye..
Volgens Europaischen Stammtafeln, Neue Folge VI, Tafel 113 Die Herren von Argenteau in Argenteau und in Houffalize, was Wauthier de la Saule gt de Temples gehuwd met Marie, jongere dr. van Renaud IV van Argentau. Bij deze Renaud (heer Robert heeft een zoon met naam Reynier, kastelein van Montenaken) staat de volgende informatie: Ritter, seigneur de Fleron, vogt zu Ciney, senechall d Hzt Limburg; 1318/56, overl. 1356/58; tr. Katharina von Corswarem, dr. v. Arnold. Marie’s oudere zus Adelaide huwde 1352 Werner van Merode. Voor zover je kunt vertrouwen op de ES zal het huwelijk tussen Marie van Argenteau en Wauter de la Saulx ook wel in de jaren ’50 te plaatsen zijn. Een dochter Elisabeth genaamd Pentecoste uit dit huwelijk zal derhalve bij haar hertrouwen nog jeugdig zijn geweest. Een huwelijksjaar van 1372 (de vermoedelijk eerste vermelding) is derhalve logischer dan ca. 1370. De (bij-) naam Pentecoste (Pinxt) komen we weer in jongere generaties tegen..
Heer Robbert van Arkel, heer van Grevenbroek heeft echter niet stil gelegen. Hij heeft maar liefst vier natuurlijke zonen met naam Robbert: R. van Aken; R. van Swolle; R. van der Hullen; R. Dunhoet, die we in de Bossche Protocollen tegenkomen in Peelland en in het grensgebied met België. Wellicht dat de laatste identiek is met een van de voornoemden. Diverse van deze zonen hebben voor nageslacht gezorgd die echter niet altijd gemakkelijk te koppelen valt aan de juiste Robbert. Naast de diverse Robbertsen is er ook nog een natuurlijke zoon Hector. De grote hoeveelheid kinderen en natuurlijke kinderen hebben ervoor gezorgd dat de genealogische literatuur over de Van Grevenbroeks (en het Land van Grevenbroek) zo’n onduidelijk beeld schetst over de juiste familieverhoudingen.


David Jansz van Stolk
David Jansz van Stolk, ged. Rotterdam op 24 aug 1692, ovl. aldaar in 1772.

David Jansz van Stolk.
Architect, Hoofdman van het Rotterdamse metselaarsgilde (1723-1745).

tr. Rotterdam op 17 nov 1720
met

Johanna 't Hoen (Johanna Thoen), ged. Rotterdam op 22 jan 1700, ovl. aldaar op 19 jul 1734.

Uit dit huwelijk 5 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Jan~1731 Rotterdam †1810 Cool 78


Johanna 't Hoen
Johanna 't Hoen (Johanna Thoen), ged. Rotterdam op 22 jan 1700, ovl. aldaar op 19 jul 1734.

tr. Rotterdam op 17 nov 1720
met

David Jansz van Stolk, ged. Rotterdam op 24 aug 1692, ovl. aldaar in 1772.

David Jansz van Stolk.
Architect, Hoofdman van het Rotterdamse metselaarsgilde (1723-1745).

Uit dit huwelijk 5 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Jan~1731 Rotterdam †1810 Cool 78


Willem Begeer
Willem Begeer1, geb. Gouda 1885 of 1886, sigarenmaker.

tr. Gouda op 20 aug 1911
met

Trijntje Kooijman1, dr. van Gijsbert Kooijman en Dina Broekhuisen, geb. Gouda op 28 nov 1888.

Uit dit huwelijk 3 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Willem*1929  †1999 Barendregt 69
Dina*1914 Gouda    
Bastiaan*1912 Gouda    



Bronnen:
1.Afgeschermd, Herma C. Geukes Foppen, Pirola, 90-6455-384-X, Schoorl, 2002 (blz. 200)