Cees Hagenbeek

Wallerand de Chaulnes
 
Wallerand de Chaulnes, geb. Moreuil [Frankrijk] circa 910, ovl. Chaulnes [Frankrijk] circa 964.

tr.
met

Barthilde de Marne, geb. circa 910.

 

Uit dit huwelijk een dochter:


 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Alise*925 Chaulnes [Frankrijk] †998 Beaumont-Sur-Oise [Frankrijk] 73


Barthilde de Marne
 
Barthilde de Marne, geb. circa 910.

tr.
met

Wallerand de Chaulnes, geb. Moreuil [Frankrijk] circa 910, ovl. Chaulnes [Frankrijk] circa 964.

 

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Alise*925 Chaulnes [Frankrijk] †998 Beaumont-Sur-Oise [Frankrijk] 73


Evrard I de Ham
Evrard I de Ham, geb. in 895, Comte de Ham-sur-Somme, ovl. in 930.

 

tr.
met

Berthilde de Roucy, dr. van Heribert II van Vermandois en Adela van Neustrië.

Uit dit huwelijk een zoon:


 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Lambert I*921 Ham [Frankrijk] †967 Beaumont-Sur-Oise [Frankrijk] 46


Berthilde de Roucy
Berthilde de Roucy.

tr.
met

Evrard I de Ham, zn. van Helgaud II Comte de Ponthieu et d'Amiens en Maud Noëlle de Dammartin, geb. in 895, Comte de Ham-sur-Somme, ovl. in 930.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Lambert I*921 Ham [Frankrijk] †967 Beaumont-Sur-Oise [Frankrijk] 46


Herm Riekhof
Herm (Joannes Hermannus) Riekhof (Rijkhof), geb. Beuningen in 1803, ovl. aldaar in 1874.

Herm Riekhof.
landbouwer op erf Ewwink (Ewwink Jens) (westdeel van erve Kotman).

tr. Losser op 10 mei 1832
met

Joanna Hassink (Hassink op Kotman), dr. van Gertjan Hassink en Jenne Kottink, geb. Losser in 1807, ovl. aldaar in 1859.

Uit dit huwelijk 2 kinderen, waaronder:


 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Gradus*1833 Losser †1910 Losser 77


Joanna Hassink
Joanna Hassink (Hassink op Kotman), geb. Losser in 1807, ovl. aldaar in 1859.

tr. Losser op 10 mei 1832
met

Herm (Joannes Hermannus) Riekhof (Rijkhof), zn. van Gerardus Rijkhof en Joanna Olde Dubbelink, geb. Beuningen in 1803, ovl. aldaar in 1874.

Herm Riekhof.
landbouwer op erf Ewwink (Ewwink Jens) (westdeel van erve Kotman).

Uit dit huwelijk 2 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Gradus*1833 Losser †1910 Losser 77


Gerardus Rijkhof
Gerardus Rijkhof, ged. Rossum op 13 nov 1769, ovl. Volthe op 28 mei 1827.

Gerardus Rijkhof.
landbouwer op erve Smellink (~1769 - ~1790) in Volthe en gekochte erf Essenplaatsje (~1790 - 1818) in Beuningen.

tr. Denekamp op 18 jul 1797
met

Joanna Olde Dubbelink (Lutke Hulst, Velthuis), dr. van Gerrit (Lutke Hulst) Olde Dubbelink en Mina Brakink, geb. Beuningen in 1774, ovl. aldaar in 1853.

Uit dit huwelijk 5 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Herm*1803 Beuningen †1874 Beuningen 71


Joanna Olde Dubbelink
Joanna Olde Dubbelink (Lutke Hulst, Velthuis), geb. Beuningen in 1774, ovl. aldaar in 1853.

tr. Denekamp op 18 jul 1797
met

Gerardus Rijkhof, zn. van Edzhardt Rudolph Rijkhof en Gesina Tulks, ged. Rossum op 13 nov 1769, ovl. Volthe op 28 mei 1827.

Gerardus Rijkhof.
landbouwer op erve Smellink (~1769 - ~1790) in Volthe en gekochte erf Essenplaatsje (~1790 - 1818) in Beuningen.

Uit dit huwelijk 5 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Herm*1803 Beuningen †1874 Beuningen 71


Edzhardt Rudolph Rijkhof
Edzhardt Rudolph Rijkhof, ged. Oldenzaal op 13 aug 1749, ovl. Losser op 27 sep 1818.

Edzhardt Rudolph Rijkhof.
landbouwer op erve Smellink (~1769 - ~1790) in Volthe en gekochte erf Essenplaatsje (~1790 - 1818) in Beuningen.

  • Vader:
    Gerrit Rijkhof (Rikhof), zn. van Hendrik Rijkhof en Aaltje Ophuis, ged. Volthe in 1725, rentmeeste havenzathe Everlo, later grenadier regiment Prins van Oranje, tr. (2) Oldenzaal op 14 jan 1761 met Janna Hampsink, ged. Oldenzaal op 22 jan 1727. Uit dit huwelijk geen kinderen, tr. (1) Oldenzaal op 3 apr 1748 met

tr. Rossum op 31 dec 1769
met

Gesina Tulks (Teullicks, Tolck, Tölck, Tolks, Tullicks), dr. van Herman Esken Tulks en Hindrina Berendsen Esendam op Reimerink, geb. Beuningen in 1745, ovl. aldaar in 1794.

Gesina Tulks.
werkte als dienstmeid op de boerderij van Lambert Hampsink in Volthe.

Uit dit huwelijk 5 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Gerardus~1769 Rossum †1827 Volthe 57


Gesina Tulks
Gesina Tulks (Teullicks, Tolck, Tölck, Tolks, Tullicks), geb. Beuningen in 1745, ovl. aldaar in 1794.

Gesina Tulks.
werkte als dienstmeid op de boerderij van Lambert Hampsink in Volthe.

tr. Rossum op 31 dec 1769
met

Edzhardt Rudolph Rijkhof, zn. van Gerrit Rijkhof (rentmeeste havenzathe Everlo, later grenadier regiment Prins van Oranje) en Anna Schrevelius, ged. Oldenzaal op 13 aug 1749, ovl. Losser op 27 sep 1818.

Edzhardt Rudolph Rijkhof.
landbouwer op erve Smellink (~1769 - ~1790) in Volthe en gekochte erf Essenplaatsje (~1790 - 1818) in Beuningen.

Uit dit huwelijk 5 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Gerardus~1769 Rossum †1827 Volthe 57


Gerrit Rijkhof
Gerrit Rijkhof (Rikhof), ged. Volthe in 1725, rentmeeste havenzathe Everlo, later grenadier regiment Prins van Oranje.

Gerrit Rijkhof.
Gerrit woonde in1748 op het Everlo.

Gerrit Rijkhof is met vrienden naar Ootmarsum geweest naar het z.g. ‘maaksmaal’ van de familie Scholte Splinterinks.

Op de terugtocht naar Volthe, door drank verhit, begint Gerrit, zonder enige aanleiding, met een stok te slaan, waardoor Wense Rijnink aan het hoofd wordt verwond. Uit angst voor mishandeling loopt deze weg en wordt de volgende ochtend gevonden in een sloot, gewond en onderkoeld. Hij overlijdt enige tijd daarna.

Gerrit Rijkhof vlucht naar Duitsland; hij wordt bij verstek veroordeeld tot verbanning uit de provincie.

In de nacht van 23 op 24 maart 1750 vond er een drama plaats op Everlo.

Verschillende knechten en boeren waren in het bouwhuis bijeen, onder wie Gerrit Rijkhof, de rentmeester van Everlo.

’s-Avonds laat na veel onenigheid en ruzie, waarbij het tussen diverse personen nog net niet tot handtastelijkheden was gekomen, gaf Rijkhof uiting aan zijn ergernis over de relatie tussen Van den Clooster (eigenaar van de havezate) met ‘zwarte Gerrit’ ( de jager Gerrit Mensink) en dreigde hem in hechtenis te laten nemen. In grote woede schoot Rijkhof met een geweer in de richting van Gerrit. Het schot hagel miste hem op een haar na – zijn hemd werd verschroeid – maar trof wel zijn eigen vrouwAnna Schrevelius, die ter plekke overleed.

Toen Rijkhof zag wat hij had gedaan, bedreigde hij de anderen met een degen en riep dat de Heer van Everlo en ‘zwarte Gerrit’ de oorzaak waren van de dood van zijn vrouw. Vervolgens vluchtte de dader naar het buitenland, waarschijnlijk het graafschap Bentheim.n de nacht van 23 op 24 maart 1750 vond er een drama plaats op Everlo.

Bladzijde gevoegd bij het getuigenverslag inzake de doodslag van Wense Rijnink:.

Gerrit Rijkhof.

Hiet an kledagin mede genomen:.

een blauwe korte broek met rode voeringe.
een groenagtige met silvere knopen.
een rood kammisool met silvere knopen.
een leer kleur kammisool met de knopen overtrokken.
een ligt kleurde jasch.
een swarte paruck met twe bockels van agteren.
een ib parucke.
nog een met een korte steert met lind bewonden.
een vierkant koffer enigsints met ruig leer overtrokken.
effene hoed zonder kriel(?) of haarsel.
een degen versilvert.
van postuur is Gerrit Rijkhoff middelmatig, niet dick maar tenger, blank van wesen met roodachtige wangen, zwartagtige ogen en zwarte wijnbrauwen.

Verschillende knechten en boeren waren in het bouwhuis bijeen, onder wie Gerrit Rijkhof, de rentmeester van Everlo.

’s-Avonds laat na veel onenigheid en ruzie, waarbij het tussen diverse personen nog net niet tot handtastelijkheden was gekomen, gaf Rijkhof uiting aan zijn ergernis over de relatie tussen Van den Clooster (eigenaar van de havezate) met ‘zwarte Gerrit’ ( de jager Gerrit Mensink) en dreigde hem in hechtenis te laten nemen. In grote woede schoot Rijkhof met een geweer in de richting van Gerrit. Het schot hagel miste hem op een haar na – zijn hemd werd verschroeid – maar trof wel zijn eigen vrouwAnna Schrevelius, die ter plekke overleed.

Toen Rijkhof zag wat hij had gedaan, bedreigde hij de anderen met een degen en riep dat de Heer van Everlo en ‘zwarte Gerrit’ de oorzaak waren van de dood van zijn vrouw. Vervolgens vluchtte de dader naar het buitenland, waarschijnlijk het graafschap Bentheim.

Verslag van de brief van de advocaat van Gerrit Rikhof, eind maart 1750, aan de Ridderschap:.
Op de requeste van Doctor van Ludik, advocaat tot Nijenhuis (Neuenhaus) als last en procuratie hebbende van Gerhard Rijkhoff, rentmeester van Edzard Rudolph van den Clooster toe Everlo, houdende dat gem. deszelfs principael op den 23 Maart deses jaars (1750) ten zelven huise zodanig ware mishandelt, dat door 3 boeren en van deselve geschofden en geslagen, dat hij een snaphaan in een gemak deszelven huises staende, heeft moeten gebruiken tot deszelfs defensie tegen deselve boeren, welke geladengeweest zijnde, het ongeluk zoude gewilt hebben, dat door afgaan van deselve, deszelfs huisvrou in een ander gemak van den zelven huise zittende, zodanig ware getroffen, dat daer door ’t leven gelaten zoude hebben, hetwelk gem. Gerhard Rijkhoff alsonmogelijk voorgecomen sijnde, egter sig had geabsenteerd .oog (?) soo vermeinde in staat wijl ook daer toe geen de minste redenen had gehad, zig dienaengaende in allen dele te cunnen verontschuldigen, als waarom deszelfs geblevene trouwen broeder de Capitain Mettenberg (m.i. Plettenberg) zig ook met hem, Gerhard Rijkhoff, wel had willen versoenen.Versoekende dat haar Ed. Mo. ten einde voorsr.: et ad finem usque litis (?) aen gem. deszelfs principael vrijgeleijde gelieven te verlenen.

Vermits de requeste gedestitueerd is van alle bewijs van depositie daer bij ter nedergestelt, so kan opt versoek bij deselve gedaen niet worden gedisponeerd.

  • Moeder:
    Aaltje Ophuis https://gw.geneanet.org/jaclinders?lang=nl&p=aaltje&n=ophuis]][[, dr. van Lambert Ophuis, geb. circa 1690.

tr. (1) Oldenzaal op 3 apr 1748
met

Anna Schrevelius, dr. van Cornelis Schrevelius en Judith Elisabeth Engelenberg, geb. Berghuizen in 1725, ovl. Volthe doodgeschoten door haar eigen man op 24 mrt 1750.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Edzhardt~1749 Oldenzaal †1818 Losser 69

tr. (2) Oldenzaal op 14 jan 1761
met

Janna Hampsink, ged. Oldenzaal op 22 jan 1727.


Anna Schrevelius
Anna Schrevelius, geb. Berghuizen in 1725, ovl. Volthe doodgeschoten door haar eigen man op 24 mrt 1750.

tr. Oldenzaal op 3 apr 1748
met

Gerrit Rijkhof (Rikhof), zn. van Hendrik Rijkhof en Aaltje Ophuis, ged. Volthe in 1725, rentmeeste havenzathe Everlo, later grenadier regiment Prins van Oranje, tr. (2) met Janna Hampsink. Uit dit huwelijk geen kinderen.

Gerrit Rijkhof.
Gerrit woonde in1748 op het Everlo.

Gerrit Rijkhof is met vrienden naar Ootmarsum geweest naar het z.g. ‘maaksmaal’ van de familie Scholte Splinterinks.

Op de terugtocht naar Volthe, door drank verhit, begint Gerrit, zonder enige aanleiding, met een stok te slaan, waardoor Wense Rijnink aan het hoofd wordt verwond. Uit angst voor mishandeling loopt deze weg en wordt de volgende ochtend gevonden in een sloot, gewond en onderkoeld. Hij overlijdt enige tijd daarna.

Gerrit Rijkhof vlucht naar Duitsland; hij wordt bij verstek veroordeeld tot verbanning uit de provincie.

In de nacht van 23 op 24 maart 1750 vond er een drama plaats op Everlo.

Verschillende knechten en boeren waren in het bouwhuis bijeen, onder wie Gerrit Rijkhof, de rentmeester van Everlo.

’s-Avonds laat na veel onenigheid en ruzie, waarbij het tussen diverse personen nog net niet tot handtastelijkheden was gekomen, gaf Rijkhof uiting aan zijn ergernis over de relatie tussen Van den Clooster (eigenaar van de havezate) met ‘zwarte Gerrit’ ( de jager Gerrit Mensink) en dreigde hem in hechtenis te laten nemen. In grote woede schoot Rijkhof met een geweer in de richting van Gerrit. Het schot hagel miste hem op een haar na – zijn hemd werd verschroeid – maar trof wel zijn eigen vrouwAnna Schrevelius, die ter plekke overleed.

Toen Rijkhof zag wat hij had gedaan, bedreigde hij de anderen met een degen en riep dat de Heer van Everlo en ‘zwarte Gerrit’ de oorzaak waren van de dood van zijn vrouw. Vervolgens vluchtte de dader naar het buitenland, waarschijnlijk het graafschap Bentheim.n de nacht van 23 op 24 maart 1750 vond er een drama plaats op Everlo.

Bladzijde gevoegd bij het getuigenverslag inzake de doodslag van Wense Rijnink:.

Gerrit Rijkhof.

Hiet an kledagin mede genomen:.

een blauwe korte broek met rode voeringe.
een groenagtige met silvere knopen.
een rood kammisool met silvere knopen.
een leer kleur kammisool met de knopen overtrokken.
een ligt kleurde jasch.
een swarte paruck met twe bockels van agteren.
een ib parucke.
nog een met een korte steert met lind bewonden.
een vierkant koffer enigsints met ruig leer overtrokken.
effene hoed zonder kriel(?) of haarsel.
een degen versilvert.
van postuur is Gerrit Rijkhoff middelmatig, niet dick maar tenger, blank van wesen met roodachtige wangen, zwartagtige ogen en zwarte wijnbrauwen.

Verschillende knechten en boeren waren in het bouwhuis bijeen, onder wie Gerrit Rijkhof, de rentmeester van Everlo.

’s-Avonds laat na veel onenigheid en ruzie, waarbij het tussen diverse personen nog net niet tot handtastelijkheden was gekomen, gaf Rijkhof uiting aan zijn ergernis over de relatie tussen Van den Clooster (eigenaar van de havezate) met ‘zwarte Gerrit’ ( de jager Gerrit Mensink) en dreigde hem in hechtenis te laten nemen. In grote woede schoot Rijkhof met een geweer in de richting van Gerrit. Het schot hagel miste hem op een haar na – zijn hemd werd verschroeid – maar trof wel zijn eigen vrouwAnna Schrevelius, die ter plekke overleed.

Toen Rijkhof zag wat hij had gedaan, bedreigde hij de anderen met een degen en riep dat de Heer van Everlo en ‘zwarte Gerrit’ de oorzaak waren van de dood van zijn vrouw. Vervolgens vluchtte de dader naar het buitenland, waarschijnlijk het graafschap Bentheim.

Verslag van de brief van de advocaat van Gerrit Rikhof, eind maart 1750, aan de Ridderschap:.
Op de requeste van Doctor van Ludik, advocaat tot Nijenhuis (Neuenhaus) als last en procuratie hebbende van Gerhard Rijkhoff, rentmeester van Edzard Rudolph van den Clooster toe Everlo, houdende dat gem. deszelfs principael op den 23 Maart deses jaars (1750) ten zelven huise zodanig ware mishandelt, dat door 3 boeren en van deselve geschofden en geslagen, dat hij een snaphaan in een gemak deszelven huises staende, heeft moeten gebruiken tot deszelfs defensie tegen deselve boeren, welke geladengeweest zijnde, het ongeluk zoude gewilt hebben, dat door afgaan van deselve, deszelfs huisvrou in een ander gemak van den zelven huise zittende, zodanig ware getroffen, dat daer door ’t leven gelaten zoude hebben, hetwelk gem. Gerhard Rijkhoff alsonmogelijk voorgecomen sijnde, egter sig had geabsenteerd .oog (?) soo vermeinde in staat wijl ook daer toe geen de minste redenen had gehad, zig dienaengaende in allen dele te cunnen verontschuldigen, als waarom deszelfs geblevene trouwen broeder de Capitain Mettenberg (m.i. Plettenberg) zig ook met hem, Gerhard Rijkhoff, wel had willen versoenen.Versoekende dat haar Ed. Mo. ten einde voorsr.: et ad finem usque litis (?) aen gem. deszelfs principael vrijgeleijde gelieven te verlenen.

Vermits de requeste gedestitueerd is van alle bewijs van depositie daer bij ter nedergestelt, so kan opt versoek bij deselve gedaen niet worden gedisponeerd.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Edzhardt~1749 Oldenzaal †1818 Losser 69


Cornelis Schrevelius
Cornelis Schrevelius, geb. Leiden in 1690.

tr. in 1720
met

Judith Elisabeth Engelenberg, geb. Berghuizen in 1702 of 1695, ovl. in 1760.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Anna*1725 Berghuizen †1750 Volthe 24


Judith Elisabeth Engelenberg
Judith Elisabeth Engelenberg, geb. Berghuizen in 1702 of 1695, ovl. in 1760.

tr. in 1720
met

Cornelis Schrevelius, zn. van Andreas Schrevelius en Anna IJsselstein, geb. Leiden in 1690.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Anna*1725 Berghuizen †1750 Volthe 24


Andreas Schrevelius
Andreas Schrevelius, ged. Leiden op 1 sep 1649.

tr. Leiderdorp op 3 apr 1677
met

Anna IJsselstein.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Cornelis*1690 Leiden    



Bronnen:
1.De Wapenheraut (WH), van 1897 tot 1920

Anna IJsselstein
Anna IJsselstein.

tr. Leiderdorp op 3 apr 1677
met

Andreas Schrevelius, zn. van Dr. Cornelius Schrevelius en Theodora van Groenendijck, ged. Leiden op 1 sep 1649.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Cornelis*1690 Leiden    


Cornelius Schrevelius
Dr. Cornelius Schrevelius1, ged. Haarlem op 25 mrt 1608, ovl. Leiden op 11 sep 1661.

Dr. Cornelius Schrevelius.
practiseerend geneesheer te Haarlem en later rector der latijnsche school te Leyden. Onder den titel van Variorum heeft hij de werken van Homerus Ovidius, Virgilius en van vele oude schrijvers, met noten en bemerkingen uitgegeven; dan heeft men nog van hem een grieksch-latijnsch lexicon, waarvan verscheidene edities, zoo wel in Nederland als in andere landen, het licht hebben gezien. Zie over hem: A. Borremans, Var. Lection. 6, 7.; Journal des Savants van 8 february 1667; Nouvell. de la Républ. des lettres, van Mei 1684; Baillet, Jugements de Savants etc. deel II, 2e afd. blz. 301, no 533, Amsterdamsche editie van 1725; Moreri, Grand dictionnaire historique, etc. op den naam Schrevelius (Corneille). Jacob Torenvliet heeft een schilderij gemaakt voorstellende Cornelis Schrevelius en zijne familie Wij bezitten een uitmuntend fraai miniatuur-portret van Cornelis Schrevelius, met rood krijt naar het leven geteekend, op 13n April 1657, door zijne dochter Adriana, gelijk de dichtregelen van J. Blasius(2) het ons leeren. De teekening is ook geparafeerd A.S. Nog bestaat er een portret van hem gegraveerd door R.A. Persijn. Hij trouwde den 3n Mei 1636 met Theodora van Groenendijck, geboren den 11n Mei 1615, overleden den 5n November 1669. Zij was dochter van Johan van Groenendijck (zoon van Rippert van Groenendijck en van Adriana Andries dr van Vesanevelt) en van Marijtje Pieters.

 

otr. Leiden op 14 mei 1636, tr.
met

Theodora van Groenendijck1, dr. van Jan Rippertsz van Groenendijck (burgemeester van Leiden) en Ariantien Andriesd van van Vesanevelt, ged. Leiden op 11 mrt 1615, ovl. aldaar op 5 nov 1669.

Uit dit huwelijk 3 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Andreas~1649 Leiden    



Bronnen:
1.De Wapenheraut (WH), van 1897 tot 1920

Theodora van Groenendijck
Theodora van Groenendijck1, ged. Leiden op 11 mrt 1615, ovl. aldaar op 5 nov 1669.

otr. Leiden op 14 mei 1636, tr.
met

Dr. Cornelius Schrevelius1, zn. van Theodorus Schrevelius (Rector der Latijnse school te Haarlem (1600-1624) en te Leiden (1625-1642)) en Marijcke van Teylingen, ged. Haarlem op 25 mrt 1608, ovl. Leiden op 11 sep 1661.

Dr. Cornelius Schrevelius.
practiseerend geneesheer te Haarlem en later rector der latijnsche school te Leyden. Onder den titel van Variorum heeft hij de werken van Homerus Ovidius, Virgilius en van vele oude schrijvers, met noten en bemerkingen uitgegeven; dan heeft men nog van hem een grieksch-latijnsch lexicon, waarvan verscheidene edities, zoo wel in Nederland als in andere landen, het licht hebben gezien. Zie over hem: A. Borremans, Var. Lection. 6, 7.; Journal des Savants van 8 february 1667; Nouvell. de la Républ. des lettres, van Mei 1684; Baillet, Jugements de Savants etc. deel II, 2e afd. blz. 301, no 533, Amsterdamsche editie van 1725; Moreri, Grand dictionnaire historique, etc. op den naam Schrevelius (Corneille). Jacob Torenvliet heeft een schilderij gemaakt voorstellende Cornelis Schrevelius en zijne familie Wij bezitten een uitmuntend fraai miniatuur-portret van Cornelis Schrevelius, met rood krijt naar het leven geteekend, op 13n April 1657, door zijne dochter Adriana, gelijk de dichtregelen van J. Blasius(2) het ons leeren. De teekening is ook geparafeerd A.S. Nog bestaat er een portret van hem gegraveerd door R.A. Persijn. Hij trouwde den 3n Mei 1636 met Theodora van Groenendijck, geboren den 11n Mei 1615, overleden den 5n November 1669. Zij was dochter van Johan van Groenendijck (zoon van Rippert van Groenendijck en van Adriana Andries dr van Vesanevelt) en van Marijtje Pieters.

Uit dit huwelijk 3 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Andreas~1649 Leiden    



Bronnen:
1.De Wapenheraut (WH), van 1897 tot 1920

Theodorus Schrevelius
 
Theodorus Schrevelius1 (Dirk Schrevel), ged. Haarlem op 25 jul 1572, Rector der Latijnse school te Haarlem (1600-1624) en te Leiden (1625-1642), ovl. Leiden op 2 dec 1649.


Theodorus Schrevelius.
Schrevelius werd op 28 januari 1591 student aan de universiteit van Leiden. Hij werd in 1597 conrector van de Latijnse school in Haarlem. In 1609 werd hij daar als rector ingehuldigd, maar in 1620 vanwege zijn Remonstrantse gevoelens ontslagen. Tussen 1625 en 1642 was hij rector van de Latijnse school in Leiden aan de Lokhorststraat, waar ook Rembrandt van Rijn leerling was. Hij was gehuwd met Maria van Teilingen (1570-1652). Hun zoon Mr. Augustinus Schrevelius werd advocaat voor het Hof van Holland, hun andere zoon Cornelius Schrevelius, filoloog volgde hem op als rector van de Latijnse school.

Algemeen wordt zijn beschrijving van Haarlem als zijn beste werk beschouwd. Het kwam in 1647 uit in het Latijn, Harlemum, en in 1648 in het Nederlands, Harlemias. In dit werk gaat hij onder meer in op de manier van schilderen van Frans Hals, die hem meerdere malen portretteerde. Tot zijn overige werk behoort een vertaling van Ovidius' Tristia in het Nederlands.

Van 1607 tot 1618 vroedschap te Haarlem, volgde den geleerden Schoneus op als rector der latijnsche school te Haarlem, in het jaar 1600, welke betrekking hij vier en twintig jaren lang bekleedde. Den 1n februari 1625, werd hem door de magistraten van Leyden het rectoraat aldaar aangeboden, dat hij nog in het jaar 1641 vervulde. Hij was zeer geleerd en heeft veel geschreven. Men heeft onder anderen van hem een Triumph van de Damiaten; Trophaeum Pelusiacum; vier boeken van de Alexikakon sive de patientia, te Leyden gedrukt in 1623; verscheidene Oraties onder den titel: Palaemon sive Diatribae scholasticae, wijders verscheidene gedichten als zijn Jambi morales, die op het Beleg van 's Hertogenbosch, 1629, op de pest van Leyden. Anno 1635, enz. en eindelijk zijn Harlemias ofte eerste stichtinghe der stadt Haerlem, 1648. waarvan de heer A.D. Schinkel een exemplaar bezat met een eigenhandig geschreven gedicht van Theodorus Schrevelius(3). Er bestaan verscheidene gedichten waarin (1) Item, blz. 180 et seq. (2) Orlers, Beschrijving van Leyden, blz. 187 en 199. (3) Zie Catalogue de la bibliothèque littéraire et artistique de feu M.A.D. Schinkel, bl. 63, no 630. Zie verder over hem zijn Harlemias, blz. 353-355. [p. 509].

Zijn lof, geleerdheid en verdienste bezongen worden, onder anderen door C. Barleus, Petrus Scriverius, Samuel Ampzing, C. Westerlöus, C. van Kittensteijn, enz. Uit de meesten blijkt, dat zijne geboortestad zijne verdienste met ondankbaarheid beantwoord heeft. Zie ook over hem Val. André, Biblioth. belgica, blz. 831 en Moreri, Grand dictionnaire historique, etc, op den naam Schrevelius (Théodore). J.W. te Water(1) deelt mede, dat onder hem berustende was een latijnsch gedicht door Janus Dousa in het album van zijn vriend Theodorus Schrevelius geschreven In het album van Daniel van Vlierden uit 's Hertogenbosch, student aan de Hoogeschool te Leyden van 1593-1613, komt onder anderen ook de inschrijving voor van Theodorus Schrevelius(2). Hij liet zijn portret maken door Frans Hals, welk meesterwerk vroeger in de collectie Gsell te Weenen, thans in het bezit is van den heer E. Warneck te Parijs(3). Naar dat schilderstuk bestaan twee kopergravuren, de eene door J. Suyderhoef en de andere door. R.A. Persijn. Volgens een gedicht Versus in effigiem Theodori Schrevelij, blijkt dat door Jacob Matham, stiefzoon en leerling van Hendrik Goltzius, mede een portret van hem op koper gegraveerd werd. Hij trouwde te Alkmaar, den 25n Juli 1599, met Maria van Teylingen, geboren in 1570, overleden den (1) Historie van het verbond en smeekschrift der Edelen, D. III, bl. 511. (2) Zie Catalogue de la bibliothèque littéraire et artistique de feu M.A.D. Schinkel, bl. 23, no 188. (3) Mededeeling van den heer E.W. Moes, adjunct-archivaris der stad Rotterdam. [p. 510].

26n Julij 1652. Zij was dochter van Jonker Augustijn van Teylingen, borgemeester van Alkmaar (zoon van Jonker Augustijn van Teylingen, in 1530 rentmeester van Egmond en van Josina(1) of volgens S. van Leeuwen(2), Judith van Egmond vander Nijenburg, die 20 kinderen in de wereld bracht) en van Brechtje Hercules. Uit dit huwelijk zijn 7 kinderen geboren, die onder letter B volgen. Wij bezitten een klein, zeer fraai op paneel in olieverf geschilderd portret van bovengenoemde Augustijn van Teylingen met het volgend bijschrift: avgvstÿn·va·teÿlInge·rentmeester. va·egmot· anno. 1530.

tr. Alkmaar op 25 jul 1599
met

Marijcke (Maria) van Teylingen, dr. van Jonker Augustijn van Teylingen (borgemeester van Alkmaar) en Brechtje Harckensdr Hercules, ged. Alkmaar op 15 mrt 1570, ovl. Leiden op 26 jul 1652.

Marijcke van Teylingen.
Marijcke was de dochter van Jonker Augustijn van Teylingen, borgemeester van Alkmaar (zoon van Jonker Augustijn van Teylingen, in 1530 rentmeester van Egmond en van Josina of volgens S. van Leeuwen, Judith van Egmond vander Nijenburg, die 20 kinderen in de wereld bracht) en van Brechtje Hercules. Uit dit huwelijk zijn 7 kinderen geboren.

Uit dit huwelijk 3 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Cornelius~1608 Haarlem †1661 Leiden 53



Bronnen:
1.De Wapenheraut (WH), van 1897 tot 1920

Marijcke van Teylingen
Marijcke (Maria) van Teylingen, ged. Alkmaar op 15 mrt 1570, ovl. Leiden op 26 jul 1652.

Marijcke van Teylingen.
Marijcke was de dochter van Jonker Augustijn van Teylingen, borgemeester van Alkmaar (zoon van Jonker Augustijn van Teylingen, in 1530 rentmeester van Egmond en van Josina of volgens S. van Leeuwen, Judith van Egmond vander Nijenburg, die 20 kinderen in de wereld bracht) en van Brechtje Hercules. Uit dit huwelijk zijn 7 kinderen geboren.

tr. Alkmaar op 25 jul 1599
met

Theodorus Schrevelius1 (Dirk Schrevel), zn. van Augustijn Schrevelius en Mechteld Suys, ged. Haarlem op 25 jul 1572, Rector der Latijnse school te Haarlem (1600-1624) en te Leiden (1625-1642), ovl. Leiden op 2 dec 1649.

 


Theodorus Schrevelius.
Schrevelius werd op 28 januari 1591 student aan de universiteit van Leiden. Hij werd in 1597 conrector van de Latijnse school in Haarlem. In 1609 werd hij daar als rector ingehuldigd, maar in 1620 vanwege zijn Remonstrantse gevoelens ontslagen. Tussen 1625 en 1642 was hij rector van de Latijnse school in Leiden aan de Lokhorststraat, waar ook Rembrandt van Rijn leerling was. Hij was gehuwd met Maria van Teilingen (1570-1652). Hun zoon Mr. Augustinus Schrevelius werd advocaat voor het Hof van Holland, hun andere zoon Cornelius Schrevelius, filoloog volgde hem op als rector van de Latijnse school.

Algemeen wordt zijn beschrijving van Haarlem als zijn beste werk beschouwd. Het kwam in 1647 uit in het Latijn, Harlemum, en in 1648 in het Nederlands, Harlemias. In dit werk gaat hij onder meer in op de manier van schilderen van Frans Hals, die hem meerdere malen portretteerde. Tot zijn overige werk behoort een vertaling van Ovidius' Tristia in het Nederlands.

Van 1607 tot 1618 vroedschap te Haarlem, volgde den geleerden Schoneus op als rector der latijnsche school te Haarlem, in het jaar 1600, welke betrekking hij vier en twintig jaren lang bekleedde. Den 1n februari 1625, werd hem door de magistraten van Leyden het rectoraat aldaar aangeboden, dat hij nog in het jaar 1641 vervulde. Hij was zeer geleerd en heeft veel geschreven. Men heeft onder anderen van hem een Triumph van de Damiaten; Trophaeum Pelusiacum; vier boeken van de Alexikakon sive de patientia, te Leyden gedrukt in 1623; verscheidene Oraties onder den titel: Palaemon sive Diatribae scholasticae, wijders verscheidene gedichten als zijn Jambi morales, die op het Beleg van 's Hertogenbosch, 1629, op de pest van Leyden. Anno 1635, enz. en eindelijk zijn Harlemias ofte eerste stichtinghe der stadt Haerlem, 1648. waarvan de heer A.D. Schinkel een exemplaar bezat met een eigenhandig geschreven gedicht van Theodorus Schrevelius(3). Er bestaan verscheidene gedichten waarin (1) Item, blz. 180 et seq. (2) Orlers, Beschrijving van Leyden, blz. 187 en 199. (3) Zie Catalogue de la bibliothèque littéraire et artistique de feu M.A.D. Schinkel, bl. 63, no 630. Zie verder over hem zijn Harlemias, blz. 353-355. [p. 509].

Zijn lof, geleerdheid en verdienste bezongen worden, onder anderen door C. Barleus, Petrus Scriverius, Samuel Ampzing, C. Westerlöus, C. van Kittensteijn, enz. Uit de meesten blijkt, dat zijne geboortestad zijne verdienste met ondankbaarheid beantwoord heeft. Zie ook over hem Val. André, Biblioth. belgica, blz. 831 en Moreri, Grand dictionnaire historique, etc, op den naam Schrevelius (Théodore). J.W. te Water(1) deelt mede, dat onder hem berustende was een latijnsch gedicht door Janus Dousa in het album van zijn vriend Theodorus Schrevelius geschreven In het album van Daniel van Vlierden uit 's Hertogenbosch, student aan de Hoogeschool te Leyden van 1593-1613, komt onder anderen ook de inschrijving voor van Theodorus Schrevelius(2). Hij liet zijn portret maken door Frans Hals, welk meesterwerk vroeger in de collectie Gsell te Weenen, thans in het bezit is van den heer E. Warneck te Parijs(3). Naar dat schilderstuk bestaan twee kopergravuren, de eene door J. Suyderhoef en de andere door. R.A. Persijn. Volgens een gedicht Versus in effigiem Theodori Schrevelij, blijkt dat door Jacob Matham, stiefzoon en leerling van Hendrik Goltzius, mede een portret van hem op koper gegraveerd werd. Hij trouwde te Alkmaar, den 25n Juli 1599, met Maria van Teylingen, geboren in 1570, overleden den (1) Historie van het verbond en smeekschrift der Edelen, D. III, bl. 511. (2) Zie Catalogue de la bibliothèque littéraire et artistique de feu M.A.D. Schinkel, bl. 23, no 188. (3) Mededeeling van den heer E.W. Moes, adjunct-archivaris der stad Rotterdam. [p. 510].

26n Julij 1652. Zij was dochter van Jonker Augustijn van Teylingen, borgemeester van Alkmaar (zoon van Jonker Augustijn van Teylingen, in 1530 rentmeester van Egmond en van Josina(1) of volgens S. van Leeuwen(2), Judith van Egmond vander Nijenburg, die 20 kinderen in de wereld bracht) en van Brechtje Hercules. Uit dit huwelijk zijn 7 kinderen geboren, die onder letter B volgen. Wij bezitten een klein, zeer fraai op paneel in olieverf geschilderd portret van bovengenoemde Augustijn van Teylingen met het volgend bijschrift: avgvstÿn·va·teÿlInge·rentmeester. va·egmot· anno. 1530.

Uit dit huwelijk 3 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Cornelius~1608 Haarlem †1661 Leiden 53



Bronnen:
1.De Wapenheraut (WH), van 1897 tot 1920