tr. Leiden op 22 apr 1603 (getuigen: bruidegom: Jan Jansz oom en getuige bruid: Maertgen Pieters moeder)
met
Jan Rippertsz van Groenendijck, zn. van Rippert Jansz van Groenendijck (bakker; olieslager, kruidenier) en Annitgen Pietersdr, geb. Leiden op 22 mrt 1581, burgemeester van Leiden, ovl. Leiden op 26 jan 1650.
Jan Rippertsz van Groenendijck.
olieslager, veertigraad van Leiden 1618-1650, schepen 1621-1623, 1626, 1632, 1633, burgemeester van Leiden 1623, 1624, 1627, 1630, 1634, 1635, 1639, gecommitteerde ter Generaliteitskamer, woonde aan het Noordeinde, overl. Leiden 26 januari 1650, zoon van Rippert Jansz. van Groendijck, bakker, en Annitgen Pieters. Hij huwde Leiden 22 april 1603 (ondertr. 1 april 1603) met Ariaentgen (Adriana) Andries van Versanevel(d)t, overl. 23 juni 1624, dochter van Andries Jaspersz. van Versanevelt, burgemeester en schepen van Leiden, en Maritge (Maertgen) Pietersdr. (zij was getuige bij het huwelijk in 1603). In 1642 legde zijn toen 8-jarige kleinzoon Johannes van Groendijck in zijn tegenwoordigheid de eerste steen bij de verbouwing van de Korenbrug.
Uit dit huwelijk een dochter:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Theodora | ~1615 | Leiden | †1669 | Leiden | 54 | 1 | 3 |
tr. Leiden op 5 mei 1576
met
Maritge Pietersdr Goetcoop, dr. van Pieter Jacobsz Goetcoop, geb. circa 1547, regentes van het St. Catharinagasthuis in 1608, ovl. op 10 mrt 1630.
Maritge Pietersdr Goetcoop.
bij haar huwelijk wordt zij geassisteerd door haar oom Jacob Jacobsz. (komt ook voor met de achternaam Goetcoop in sommige archieven). In het notarieel archief komt een Jacob Jacobsz. voor. Hij is een broer van Pieter Jacobsz. die hier de natuurlijke vader van Maritge Pietersdr. wordt genoemd. Zie ondermeer NA no. 3 folio 462 d.d. 26.10.1574 en NA no. 6 folio 243 d.d. 28.04.1577, zij wordt bevoordeeld bij testament van haar oom Jacob Jacobsz. Goedkoop.
Uit dit huwelijk een dochter:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Ariantien | †1624 | Leiden | 1 | 1 |
tr. Leiden op 5 mei 1576
met
Andries Jaspersz van Vesanevelt, zn. van Jasper Cornelisz van Vesanevelt (bakker te Leiden) en NN Pietersdochter, geb. in 1550, schepen in Leiden, ovl. Leiden op 21 apr 1634.
Andries Jaspersz van Vesanevelt.
bakker te Leiden (in den gloyenden oven), veertigraad sinds 10.11.1597, schepen 1604-1605, 1607-25.07.1618 en op 23.10.1618 door prins Maurits in het stadsbestuur benoemd, burgemeester in 1619, 1620 en 1621 te Leiden, ambachtsheer van Leiderdorp, stompwijk en Leidschendam en in 1621 is er een verlijbrief (leenbrief) naar Zoeterwoude.
Uit dit huwelijk een dochter:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Ariantien | †1624 | Leiden | 1 | 1 |
Hij krijgt een dochter:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Maritge | *1547 | †1630 | 82 | 1 | 1 |
tr.
met
NN Pietersdochter, dr. van Pieter Pieter Wiggertsz (schipper).
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Andries | *1550 | †1634 | Leiden | 83 | 1 | 1 |
tr.
met
Jasper Cornelisz van Vesanevelt, bakker te Leiden.
Jasper Cornelisz van Vesanevelt.
koopt een huys ende erve opten Ouden Rijn opten houck van d'Uuyterstegraft (zie folio 83 v) van Geryt Cornelisz, stienplaetser op 28 januari 1553. Borgen zijn Cornelis Andriesz, bouman, vader van de koper en Pieter Pieter Wiggertsz, schoonvader van de koper, schipper.
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Andries | *1550 | †1634 | Leiden | 83 | 1 | 1 |
Hij krijgt een dochter:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | NN | 1 | 1 |
otr. Leiden in 15761, tr.
met
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Jan | *1581 | Leiden | †1650 | Leiden | 68 | 1 | 1 |
1. | K.O. register A Leiden (T 006), RA Leiden, DTB Leiden, A 1, Leiden, van 1592 tot 1611 (14 apr 1576 blz. 29) |
otr. Leiden in 15761, tr.
met
Rippert Jansz van Groenendijck, geb. Leiden, bakker; olieslager, kruidenier.
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Jan | *1581 | Leiden | †1650 | Leiden | 68 | 1 | 1 |
1. | K.O. register A Leiden (T 006), RA Leiden, DTB Leiden, A 1, Leiden, van 1592 tot 1611 (14 apr 1576 blz. 29) |
tr. Oldenzaal op 14 jan 1761
met
Gerrit Rijkhof (Rikhof), zn. van Hendrik Rijkhof en Aaltje Ophuis, ged. Volthe in 1725, rentmeeste havenzathe Everlo, later grenadier regiment Prins van Oranje.
Gerrit Rijkhof.
Gerrit woonde in1748 op het Everlo.
Gerrit Rijkhof is met vrienden naar Ootmarsum geweest naar het z.g. ‘maaksmaal’ van de familie Scholte Splinterinks.
Op de terugtocht naar Volthe, door drank verhit, begint Gerrit, zonder enige aanleiding, met een stok te slaan, waardoor Wense Rijnink aan het hoofd wordt verwond. Uit angst voor mishandeling loopt deze weg en wordt de volgende ochtend gevonden in een sloot, gewond en onderkoeld. Hij overlijdt enige tijd daarna.
Gerrit Rijkhof vlucht naar Duitsland; hij wordt bij verstek veroordeeld tot verbanning uit de provincie.
In de nacht van 23 op 24 maart 1750 vond er een drama plaats op Everlo.
Verschillende knechten en boeren waren in het bouwhuis bijeen, onder wie Gerrit Rijkhof, de rentmeester van Everlo.
’s-Avonds laat na veel onenigheid en ruzie, waarbij het tussen diverse personen nog net niet tot handtastelijkheden was gekomen, gaf Rijkhof uiting aan zijn ergernis over de relatie tussen Van den Clooster (eigenaar van de havezate) met ‘zwarte Gerrit’ ( de jager Gerrit Mensink) en dreigde hem in hechtenis te laten nemen. In grote woede schoot Rijkhof met een geweer in de richting van Gerrit. Het schot hagel miste hem op een haar na – zijn hemd werd verschroeid – maar trof wel zijn eigen vrouwAnna Schrevelius, die ter plekke overleed.
Toen Rijkhof zag wat hij had gedaan, bedreigde hij de anderen met een degen en riep dat de Heer van Everlo en ‘zwarte Gerrit’ de oorzaak waren van de dood van zijn vrouw. Vervolgens vluchtte de dader naar het buitenland, waarschijnlijk het graafschap Bentheim.n de nacht van 23 op 24 maart 1750 vond er een drama plaats op Everlo.
Bladzijde gevoegd bij het getuigenverslag inzake de doodslag van Wense Rijnink:.
Gerrit Rijkhof.
Hiet an kledagin mede genomen:.
een blauwe korte broek met rode voeringe.
een groenagtige met silvere knopen.
een rood kammisool met silvere knopen.
een leer kleur kammisool met de knopen overtrokken.
een ligt kleurde jasch.
een swarte paruck met twe bockels van agteren.
een ib parucke.
nog een met een korte steert met lind bewonden.
een vierkant koffer enigsints met ruig leer overtrokken.
effene hoed zonder kriel(?) of haarsel.
een degen versilvert.
van postuur is Gerrit Rijkhoff middelmatig, niet dick maar tenger, blank van wesen met roodachtige wangen, zwartagtige ogen en zwarte wijnbrauwen.
Verschillende knechten en boeren waren in het bouwhuis bijeen, onder wie Gerrit Rijkhof, de rentmeester van Everlo.
’s-Avonds laat na veel onenigheid en ruzie, waarbij het tussen diverse personen nog net niet tot handtastelijkheden was gekomen, gaf Rijkhof uiting aan zijn ergernis over de relatie tussen Van den Clooster (eigenaar van de havezate) met ‘zwarte Gerrit’ ( de jager Gerrit Mensink) en dreigde hem in hechtenis te laten nemen. In grote woede schoot Rijkhof met een geweer in de richting van Gerrit. Het schot hagel miste hem op een haar na – zijn hemd werd verschroeid – maar trof wel zijn eigen vrouwAnna Schrevelius, die ter plekke overleed.
Toen Rijkhof zag wat hij had gedaan, bedreigde hij de anderen met een degen en riep dat de Heer van Everlo en ‘zwarte Gerrit’ de oorzaak waren van de dood van zijn vrouw. Vervolgens vluchtte de dader naar het buitenland, waarschijnlijk het graafschap Bentheim.
Verslag van de brief van de advocaat van Gerrit Rikhof, eind maart 1750, aan de Ridderschap:.
Op de requeste van Doctor van Ludik, advocaat tot Nijenhuis (Neuenhaus) als last en procuratie hebbende van Gerhard Rijkhoff, rentmeester van Edzard Rudolph van den Clooster toe Everlo, houdende dat gem. deszelfs principael op den 23 Maart deses jaars (1750) ten zelven huise zodanig ware mishandelt, dat door 3 boeren en van deselve geschofden en geslagen, dat hij een snaphaan in een gemak deszelven huises staende, heeft moeten gebruiken tot deszelfs defensie tegen deselve boeren, welke geladengeweest zijnde, het ongeluk zoude gewilt hebben, dat door afgaan van deselve, deszelfs huisvrou in een ander gemak van den zelven huise zittende, zodanig ware getroffen, dat daer door ’t leven gelaten zoude hebben, hetwelk gem. Gerhard Rijkhoff alsonmogelijk voorgecomen sijnde, egter sig had geabsenteerd .oog (?) soo vermeinde in staat wijl ook daer toe geen de minste redenen had gehad, zig dienaengaende in allen dele te cunnen verontschuldigen, als waarom deszelfs geblevene trouwen broeder de Capitain Mettenberg (m.i. Plettenberg) zig ook met hem, Gerhard Rijkhoff, wel had willen versoenen.Versoekende dat haar Ed. Mo. ten einde voorsr.: et ad finem usque litis (?) aen gem. deszelfs principael vrijgeleijde gelieven te verlenen.
Vermits de requeste gedestitueerd is van alle bewijs van depositie daer bij ter nedergestelt, so kan opt versoek bij deselve gedaen niet worden gedisponeerd.
tr. (1) Volthe op 20 sep 1722
met
Aaltje Ophuis https://gw.geneanet.org/jaclinders?lang=nl&p=aaltje&n=ophuis]][[, dr. van Lambert Ophuis, geb. circa 1690.
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Gerrit | ~1725 | Volthe | 2 | 1 |
tr. (2) in 1709
met
Geesken (Lesscher) Weernink, geb. Volthe circa 1688, ovl. aldaar in 1721.
tr. Volthe op 20 sep 1722
met
Hendrik Rijkhof, zn. van Gerrit Rijkhof en Geesken Obbenkot, geb. Volthe circa 1680, ovl. aldaar voor 1736, tr. (2) met Geesken (Lesscher) Weernink. Uit dit huwelijk een kind.
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Gerrit | ~1725 | Volthe | 2 | 1 |
Hij krijgt een dochter:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Aaltje | *1690 | 1 | 1 |
tr. (1) Denekamp op 30 okt 1729
met
Hindrina Berendsen Esendam op Reimerink, dr. van Berend Esendam op Reimerink, geb. Denekamp in 1704, ovl. Beuningen circa 1757.
Uit dit huwelijk een dochter:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Gesina | *1745 | Beuningen | †1794 | Beuningen | 49 | 1 | 5 |
tr. (2) Denekamp op 16 okt 1758
met
Maria Boerkamp, geb. circa 1728.
tr. Denekamp op 30 okt 1729
met
Herman Esken Tulks, zn. van Esken Tulks en Swenneken Ten Tijhuis, geb. Beuningen circa 1656, tr. (2) met Maria Boerkamp. Uit dit huwelijk geen kinderen.
Uit dit huwelijk een dochter:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Gesina | *1745 | Beuningen | †1794 | Beuningen | 49 | 1 | 5 |
Hij krijgt een dochter:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Hindrina | *1704 | Denekamp | †1757 | Beuningen | 53 | 1 | 1 |
tr. Volthe in 1686
met
Swenneken Ten Tijhuis, geb. Noord-Deurningen in 1661.
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Herman | *1656 | Beuningen | 2 | 1 |
tr. Volthe in 1686
met
Esken Tulks (Tolck, Tölck, Tolks, Tullicks Teullicks), geb. Volthe in 1656.
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Herman | *1656 | Beuningen | 2 | 1 |
tr. Denekamp op 16 okt 1758
met
Herman Esken Tulks, zn. van Esken Tulks en Swenneken Ten Tijhuis, geb. Beuningen circa 1656.
tr. circa 1768
met
Mina Brakink (Olde Braak, Engelbraak), dr. van Jan Brakink (Landbouwer) en Engele Mulderink, geb. Beuningen circa 1750, ovl. aldaar in 1830.
Uit dit huwelijk 4 kinderen, waaronder:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Joanna | *1774 | Beuningen | †1853 | Beuningen | 79 | 1 | 5 |