Cees Hagenbeek
Johanna Maria Catharina Hermans
Johanna Maria Catharina Hermans, geb. Nuth op 24 jun 1835.

tr. Grave op 8 mei 1860
met

Antonius van Eijndhoven, zn. van Francis van Eijndhoven en Maria Hendrica van der Kallen, geb. Boxtel op 10 mrt 1834.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Antonius*1864 Grave †1949 Rotterdam 85


Francis van Eijndhoven
Francis van Eijndhoven.

tr. 's-Hertogenbosch op 1 aug 1818
met

Maria Hendrica van der Kallen.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Antonius*1834 Boxtel    


Maria Hendrica van der Kallen
Maria Hendrica van der Kallen.

tr. 's-Hertogenbosch op 1 aug 1818
met

Francis van Eijndhoven, zn. van Jacobus van Eijndhoven en Maria Anna Henrici Lemmens.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Antonius*1834 Boxtel    


Jacobus van Eijndhoven
Jacobus (Jacobus Francisci) van Eijndhoven, ged. Liempde op 10 nov 1760.

tr. Oirschot op 15 aug 1784
met

Maria Anna Henrici Lemmens, ged. Oirschot op 6 nov 1763.

Uit dit huwelijk 9 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Francis     


Maria Anna Henrici Lemmens
Maria Anna Henrici Lemmens, ged. Oirschot op 6 nov 1763.

tr. Oirschot op 15 aug 1784
met

Jacobus (Jacobus Francisci) van Eijndhoven, zn. van Franciscus Antoni van Eijndhoven en Joanna Corneli Cools, ged. Liempde op 10 nov 1760.

Uit dit huwelijk 9 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Francis     


Franciscus Antoni van Eijndhoven
Franciscus Antoni van Eijndhoven, ged. Esch op 11 mei 1728, ovl. Haaren op 21 apr 1791.

tr. Liempde vermoedelijk 1760
met

Joanna Corneli Cools, ged. Diessen op 4 jan 1724, ovl. Haaren op 8 jun 1795.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Jacobus~1760 Liempde    


Joanna Corneli Cools
Joanna Corneli Cools, ged. Diessen op 4 jan 1724, ovl. Haaren op 8 jun 1795.

tr. Liempde vermoedelijk 1760
met

Franciscus Antoni van Eijndhoven, ged. Esch op 11 mei 1728, ovl. Haaren op 21 apr 1791.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Jacobus~1760 Liempde    


Lowis de Hermalle
Lowis Ridder de Hermalle, geb. Luik (B), Heer van Hermalle & Ville & Heer van Henegouwen, ovl. circa 1288.

tr.
met

Ode de Ville, geb. circa 1270, Dame van Ville sur Illon.

Uit dit huwelijk een zoon:


 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Heny IV*1265 Hermalle-Sous-Huy [België] †1325 Dommartin [België] 60


Ode de Ville
Ode de Ville, geb. circa 1270, Dame van Ville sur Illon.

tr.
met

Lowis Ridder de Hermalle, geb. Luik (B), Heer van Hermalle & Ville & Heer van Henegouwen, ovl. circa 1288.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Heny IV*1265 Hermalle-Sous-Huy [België] †1325 Dommartin [België] 60


Joannes van Diedegem
 
Joannes van Diedegem, geb. circa 1270.


Hij krijgt een zoon:


 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Joannes I*1295 Diegem [België] †1346 Brussel [België] 51


Nicolaus Swaeffs
Nicolaus Swaeffs, geb. Brussel [België] na 1275, Schepen van Brussel, ovl. in 1341.

tr.
met

Lelia Noltens, dr. van Engelbert Noltens en Catherine Blomaert, geb. circa 1280, ovl. in 1341.

Uit dit huwelijk 6 kinderen, waaronder:


 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Lelie*1305 Brussel [België] †1340  35


Lelia Noltens
Lelia Noltens, geb. circa 1280, ovl. in 1341.

 
 

tr.
met

Nicolaus Swaeffs, geb. Brussel [België] na 1275, Schepen van Brussel, ovl. in 1341.

Uit dit huwelijk 6 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Lelie*1305 Brussel [België] †1340  35


Engelbert Noltens
 
Engelbert Noltens, geb. in 1250, ovl. circa 1312.

 
 

tr. (1)
met

Catherine Blomaert, geb. circa 1252.

 

Uit dit huwelijk een dochter:


 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Lelia*1280  †1341  61

tr. (2)
met

Margarita uten Steenweghe, dr. van Willem Rex Coninck ridder uten Steenweghe (schepen Brussel, armmeester, vazal van de hertog van Brabant) en Clarissa de Mons, geb. circa 1274.

 


Catherine Blomaert
 
Catherine Blomaert, geb. circa 1252.

tr.
met

Engelbert Noltens, zn. van Henric Noltens en France Blommaert, geb. in 1250, ovl. circa 1312, tr. (2) met Margarita uten Steenweghe. Uit dit huwelijk geen kinderen.

 

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Lelia*1280  †1341  61


Margarita uten Steenweghe
 
Margarita uten Steenweghe, geb. circa 1274.

 
 

tr.
met

Engelbert Noltens, zn. van Henric Noltens en France Blommaert, geb. in 1250, ovl. circa 1312.

 


Henric Noltens
 
Henric Noltens, geb. circa 1225.

tr.
met

France Blommaert, geb. vermoedelijk 1220.

 

Uit dit huwelijk een zoon:


 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Engelbert*1250  †1312  62


France Blommaert
 
France Blommaert, geb. vermoedelijk 1220.

tr.
met

Henric Noltens, geb. circa 1225.

 

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Engelbert*1250  †1312  62


Willem Rex Coninck uten Steenweghe
 
Willem Rex Coninck (Guillaume) ridder uten Steenweghe, geb. Brussel [België] circa 1240, schepen Brussel, armmeester, vazal van de hertog van Brabant, ovl. circa 1293.


Willem Rex Coninck ridder uten Steenweghe.
Ridder, Schepen van Brussel, directeur van de armen van Sint-Goedele de Platea dictus Rex of Willem uten Steenweghe dit Coninc, schepen van Brussel van 1258 tot 62, 1263 tot 68, 1270 tot 74, 1280 tot 83, 1284 tot 86, gekwalificeerd als ridder uit 1260, achtereenvolgens gebruik gemaakt van drie zegels. Door zijn fortuin, zijn sociale rang, zijn vele attributies in het leven van de stad, was Willem een ??aanzienlijk figuur in het Brussel van zijn tijd.

Hij was hoofd van de armen van Ste-Goedele in 1257, 1259, 1279, 1281, 1292; van de armen van de kapel in 1279, van het kapittel van St-Jacques-sur-Coudenberg in 1271; het Begijnhof van de Wijnstok in 1286, met zijn zoon Willem en met zijn neef Jan de Platea; van het Sint-Niklaasziekenhuis in 1266; vanuit het St-Jean ziekenhuis in 1277; van het Obbrussel Melaatsenziekenhuis in 1286, 92.

Hij wordt aangehaald als censitaire van Léon, kasteel van Brussel, in 1263, in de voorstad van ten Noede, vazal van Léon d'Aa in 1268 en in 1281, voor 16 bonniers van land, weiden en bossen in Tourneppe.

De handelingen waarin hij als partij tussenkomt, zijn bijna allemaal schenkingen aan vrome werken. Op 3 december 1272 schonk hij met Jan Pipenpoy, deken van Sint-Goedele, en Gilles Loze, zijn mede-eigenaars, aan het Sint-Janshospitaal een steeg van 8 bonniers de terre in Sint-Pieters-Woluwe, tussen Melsdelle en Veeweide. Op de 23ste van dezelfde maand ontsloeg hij Heer Laurent Baert voor alle schulden die hij bij hem had aangegaan en annuleerde hij alle overeenkomsten en beloften die eerder tussen hen waren gemaakt, op voorwaarde dat hij zijn rechten op de Coudenberg derde van een stuk grond voor het "nieuwe bos", waarvan Henrick van Coudeberg nog een derde had, evenals in een aangrenzend stuk grond en in een kamer met drie kranten in Schaarbeek, allemaal alleux.

In 1272 creëerde hij een kapel in de nieuwe basiliek van Sint-Goedele, in aanbouw, en vertrouwde hij de bouw van de kapel toe aan een man genaamd Ludovicus de Boitsfort. om de kosten van deze stichting te dekken, schonk hij 11 bonniers en een half alleu in de parochies van Beigem en Hombeek, waarbij hij vruchtgebruik verleende aan Louis de Bosvoorde of zijn afgevaardigde.

Hij laat het aan hem over om de minister van deze kapel te kiezen. Als Louis echter verhinderd wordt zijn missie uit te voeren, zal Guillaume er zelf voor zorgen, met de hulp van Francon de Jetterbeke. In 1286 was hij getuige van een schenking die Henricus de Ossele, zijn vroegere bediende deed aan het melaatsenziekenhuis, van zes aardkranten in Wemmel. In 1291 schenkt hij aan de Infirmerie van het Begijnhof vijf allergiedagboeken in Linderghem, onder Erps, waarbij hij echter de rechten behoudt die Anthonius de Linderghem op dit terrein had.

In 1292 schonk hij aan zijn zoon Jean, kanunnik van Ste-Gudule, land nabij Camborne, in La Putterie, en het huis van Francon Scildere, bewoond door Elisabeth de Camborne, in Alleu. Hij testte in november 1293, stelde zijn laatste wensen op een zeer zorgvuldige manier vast, benoemde als executeurs zijn zoon Jean, voorzanger van Ste-Goedule, zijn zoon Willem, schepen, zijn zoon Arnould, penningmeester van Ste-Goedule, evenals zijn zuster, Yda de Vinea, de minnares van het Begijnhof. Hij legde legaten aan de meeste religieuze en liefdadigheidsinstellingen in Brussel, evenals aan de omliggende kloosters, Ter Kameren, Groot-Bigard, Klein-Bigard, Villers, Kortenberg, Grimbergen, aan een klooster in Evere, aan de Minderbroeders van Diest, Tienen, Leuven, de Preacher Brothers of Leuven, enz ....

 

tr. (1)
met

Clarissa de Mons, dr. van Godefridus de Mons en Beatrix , ovl. na 1293.

 

Uit dit huwelijk 2 kinderen, waaronder:


 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Margarita*1274     

tr. (2)
met

Aleyde Reunne van Neveken, geb. circa 1245.


Clarissa de Mons
 
Clarissa de Mons, ovl. na 1293.

 
  • Moeder:
    Beatrix , geb. circa 1231.

tr.
met

Willem Rex Coninck (Guillaume) ridder uten Steenweghe, zn. van Arnold uten Steenweghe de Platea en Aleidis Monetarius, geb. Brussel [België] circa 1240, schepen Brussel, armmeester, vazal van de hertog van Brabant, ovl. circa 1293, tr. (2) met Aleyde Reunne van Neveken. Uit dit huwelijk geen kinderen.

 


Willem Rex Coninck ridder uten Steenweghe.
Ridder, Schepen van Brussel, directeur van de armen van Sint-Goedele de Platea dictus Rex of Willem uten Steenweghe dit Coninc, schepen van Brussel van 1258 tot 62, 1263 tot 68, 1270 tot 74, 1280 tot 83, 1284 tot 86, gekwalificeerd als ridder uit 1260, achtereenvolgens gebruik gemaakt van drie zegels. Door zijn fortuin, zijn sociale rang, zijn vele attributies in het leven van de stad, was Willem een ??aanzienlijk figuur in het Brussel van zijn tijd.

Hij was hoofd van de armen van Ste-Goedele in 1257, 1259, 1279, 1281, 1292; van de armen van de kapel in 1279, van het kapittel van St-Jacques-sur-Coudenberg in 1271; het Begijnhof van de Wijnstok in 1286, met zijn zoon Willem en met zijn neef Jan de Platea; van het Sint-Niklaasziekenhuis in 1266; vanuit het St-Jean ziekenhuis in 1277; van het Obbrussel Melaatsenziekenhuis in 1286, 92.

Hij wordt aangehaald als censitaire van Léon, kasteel van Brussel, in 1263, in de voorstad van ten Noede, vazal van Léon d'Aa in 1268 en in 1281, voor 16 bonniers van land, weiden en bossen in Tourneppe.

De handelingen waarin hij als partij tussenkomt, zijn bijna allemaal schenkingen aan vrome werken. Op 3 december 1272 schonk hij met Jan Pipenpoy, deken van Sint-Goedele, en Gilles Loze, zijn mede-eigenaars, aan het Sint-Janshospitaal een steeg van 8 bonniers de terre in Sint-Pieters-Woluwe, tussen Melsdelle en Veeweide. Op de 23ste van dezelfde maand ontsloeg hij Heer Laurent Baert voor alle schulden die hij bij hem had aangegaan en annuleerde hij alle overeenkomsten en beloften die eerder tussen hen waren gemaakt, op voorwaarde dat hij zijn rechten op de Coudenberg derde van een stuk grond voor het "nieuwe bos", waarvan Henrick van Coudeberg nog een derde had, evenals in een aangrenzend stuk grond en in een kamer met drie kranten in Schaarbeek, allemaal alleux.

In 1272 creëerde hij een kapel in de nieuwe basiliek van Sint-Goedele, in aanbouw, en vertrouwde hij de bouw van de kapel toe aan een man genaamd Ludovicus de Boitsfort. om de kosten van deze stichting te dekken, schonk hij 11 bonniers en een half alleu in de parochies van Beigem en Hombeek, waarbij hij vruchtgebruik verleende aan Louis de Bosvoorde of zijn afgevaardigde.

Hij laat het aan hem over om de minister van deze kapel te kiezen. Als Louis echter verhinderd wordt zijn missie uit te voeren, zal Guillaume er zelf voor zorgen, met de hulp van Francon de Jetterbeke. In 1286 was hij getuige van een schenking die Henricus de Ossele, zijn vroegere bediende deed aan het melaatsenziekenhuis, van zes aardkranten in Wemmel. In 1291 schenkt hij aan de Infirmerie van het Begijnhof vijf allergiedagboeken in Linderghem, onder Erps, waarbij hij echter de rechten behoudt die Anthonius de Linderghem op dit terrein had.

In 1292 schonk hij aan zijn zoon Jean, kanunnik van Ste-Gudule, land nabij Camborne, in La Putterie, en het huis van Francon Scildere, bewoond door Elisabeth de Camborne, in Alleu. Hij testte in november 1293, stelde zijn laatste wensen op een zeer zorgvuldige manier vast, benoemde als executeurs zijn zoon Jean, voorzanger van Ste-Goedule, zijn zoon Willem, schepen, zijn zoon Arnould, penningmeester van Ste-Goedule, evenals zijn zuster, Yda de Vinea, de minnares van het Begijnhof. Hij legde legaten aan de meeste religieuze en liefdadigheidsinstellingen in Brussel, evenals aan de omliggende kloosters, Ter Kameren, Groot-Bigard, Klein-Bigard, Villers, Kortenberg, Grimbergen, aan een klooster in Evere, aan de Minderbroeders van Diest, Tienen, Leuven, de Preacher Brothers of Leuven, enz ....

Uit dit huwelijk 2 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Margarita*1274     


Aleyde Reunne van Neveken
Aleyde Reunne van Neveken, geb. circa 1245.

tr.
met

Willem Rex Coninck (Guillaume) ridder uten Steenweghe, zn. van Arnold uten Steenweghe de Platea en Aleidis Monetarius, geb. Brussel [België] circa 1240, schepen Brussel, armmeester, vazal van de hertog van Brabant, ovl. circa 1293.

 


Willem Rex Coninck ridder uten Steenweghe.
Ridder, Schepen van Brussel, directeur van de armen van Sint-Goedele de Platea dictus Rex of Willem uten Steenweghe dit Coninc, schepen van Brussel van 1258 tot 62, 1263 tot 68, 1270 tot 74, 1280 tot 83, 1284 tot 86, gekwalificeerd als ridder uit 1260, achtereenvolgens gebruik gemaakt van drie zegels. Door zijn fortuin, zijn sociale rang, zijn vele attributies in het leven van de stad, was Willem een ??aanzienlijk figuur in het Brussel van zijn tijd.

Hij was hoofd van de armen van Ste-Goedele in 1257, 1259, 1279, 1281, 1292; van de armen van de kapel in 1279, van het kapittel van St-Jacques-sur-Coudenberg in 1271; het Begijnhof van de Wijnstok in 1286, met zijn zoon Willem en met zijn neef Jan de Platea; van het Sint-Niklaasziekenhuis in 1266; vanuit het St-Jean ziekenhuis in 1277; van het Obbrussel Melaatsenziekenhuis in 1286, 92.

Hij wordt aangehaald als censitaire van Léon, kasteel van Brussel, in 1263, in de voorstad van ten Noede, vazal van Léon d'Aa in 1268 en in 1281, voor 16 bonniers van land, weiden en bossen in Tourneppe.

De handelingen waarin hij als partij tussenkomt, zijn bijna allemaal schenkingen aan vrome werken. Op 3 december 1272 schonk hij met Jan Pipenpoy, deken van Sint-Goedele, en Gilles Loze, zijn mede-eigenaars, aan het Sint-Janshospitaal een steeg van 8 bonniers de terre in Sint-Pieters-Woluwe, tussen Melsdelle en Veeweide. Op de 23ste van dezelfde maand ontsloeg hij Heer Laurent Baert voor alle schulden die hij bij hem had aangegaan en annuleerde hij alle overeenkomsten en beloften die eerder tussen hen waren gemaakt, op voorwaarde dat hij zijn rechten op de Coudenberg derde van een stuk grond voor het "nieuwe bos", waarvan Henrick van Coudeberg nog een derde had, evenals in een aangrenzend stuk grond en in een kamer met drie kranten in Schaarbeek, allemaal alleux.

In 1272 creëerde hij een kapel in de nieuwe basiliek van Sint-Goedele, in aanbouw, en vertrouwde hij de bouw van de kapel toe aan een man genaamd Ludovicus de Boitsfort. om de kosten van deze stichting te dekken, schonk hij 11 bonniers en een half alleu in de parochies van Beigem en Hombeek, waarbij hij vruchtgebruik verleende aan Louis de Bosvoorde of zijn afgevaardigde.

Hij laat het aan hem over om de minister van deze kapel te kiezen. Als Louis echter verhinderd wordt zijn missie uit te voeren, zal Guillaume er zelf voor zorgen, met de hulp van Francon de Jetterbeke. In 1286 was hij getuige van een schenking die Henricus de Ossele, zijn vroegere bediende deed aan het melaatsenziekenhuis, van zes aardkranten in Wemmel. In 1291 schenkt hij aan de Infirmerie van het Begijnhof vijf allergiedagboeken in Linderghem, onder Erps, waarbij hij echter de rechten behoudt die Anthonius de Linderghem op dit terrein had.

In 1292 schonk hij aan zijn zoon Jean, kanunnik van Ste-Gudule, land nabij Camborne, in La Putterie, en het huis van Francon Scildere, bewoond door Elisabeth de Camborne, in Alleu. Hij testte in november 1293, stelde zijn laatste wensen op een zeer zorgvuldige manier vast, benoemde als executeurs zijn zoon Jean, voorzanger van Ste-Goedule, zijn zoon Willem, schepen, zijn zoon Arnould, penningmeester van Ste-Goedule, evenals zijn zuster, Yda de Vinea, de minnares van het Begijnhof. Hij legde legaten aan de meeste religieuze en liefdadigheidsinstellingen in Brussel, evenals aan de omliggende kloosters, Ter Kameren, Groot-Bigard, Klein-Bigard, Villers, Kortenberg, Grimbergen, aan een klooster in Evere, aan de Minderbroeders van Diest, Tienen, Leuven, de Preacher Brothers of Leuven, enz ....