tr. Hoorn op 31 jan 1595
met
Dr. Theodorus Velius Zeilmaker, zn. van Volkert Maartensz Schagen en Anna Dirksdr Oly, geb. Hoorn op 21 jan 1572, ovl. aldaar op 23 apr 1630, tr. (3) Amsterdam op 13 sep 1626 met Lijntje Pieters. Uit dit huwelijk geen kinderen.
Dr. Theodorus Velius Zeilmaker.
Geschiedschrijver en dichter, vanaf 20 okt 1594 medicus te Hoorn.
Theodorus Velius werd op 10 januari 1572 als 'Dirck Volckertsz' gedoopt. Hij was het tweede kind van Volkert Maartensz. Zeilmaker (het Latijnse woord voor zeil is 'velius') en Anna Dircks Oly, beiden uit Medemblik. Reeds als 6-jarige ging hij naar de Latijnse School in de Hoornse Kruisstraat. In 1587 werd hij op de Universiteit van Leiden toegelaten. Hij studeerde Letteren, Filosofie en Medicijnen. Om zich verder te bekwamen vertrok hij naar Italië, naar de stad Padua, waar hij als doctor in de medicijnen promoveerde. Toen hij in 1594 in Hoorn terugkeerde, was hij een geleerd man. Hij kende Latijn, Frans, Italiaans en Grieks. Velius was volgens tijdsgenoten als Joost van den Vondel en P.C. Hooft "statelijck, stil en zedig van wesen" en "is ook mede geweest een seer goet poëet". Ook had hij een tijd lang zitting in de Hoornse vroedschap, totdat hij in 1618 op verdenking van remonstrantse sympathieën, werd afgezet door Prins Maurits. In 1630 werd de kroniekschrijver begraven in de Grote Kerk. Zijn graf, achter het Koor en bedekt met 'een groote dubbelde blauwe serk", is bij de brand van 1838 verloren gegaan.
In het Rijksmuseum hangt een portret van Theodorus Velius gemaakt door Theodoor Matham, met tekst van Joost van den Vondel.
Velius (Dr. Theodorus), eigenlijk genaamd Dirk Volkertsz, geb. te Hoorn 21 Jan. 1572, overl. aldaar 23 April 1630, geschiedschrijver en dichter. Zijn geslacht, dat oorspronkelijk den naam Schagen droeg, was afkomstig uit Haarlem en had zich omstreeks 1500 te Medemblik gevestigd. Toen Medemblik door de Zwarte Hoop onder Groote Pier werd ingenomen en geplunderd, behoorde Volkert Schagen tot degenen van wie een hoog losgeld geëischt werd. Diens zoon Maarten Schagen overleed jong (1542), waardoor zijn kinderen hun fortuin verloren; een dezer kinderen, Volkert Maartensz (geb. te Medemblik 1542, overl. te Hoorn 1618) leerde het ambacht van zeilmaken en vestigde zich in 1563 metterwoon te Hoorn. Het volgend jaar huwde hij met Anna Dirksdr. Oly, eveneens uit Medemblik afkomstig. Als tweede zoon werd uit dit huwelijk geboren Dirk Volkertsz, die evenals zijn vader den naam Schagen liet varen en zich naar het, ambacht van dezen in latere jaren Theodorus Velius (velum = zeil) noemde.
Brandt verhaalt ons, dat Volkert Maartensz ‘een man van kennis en trouw was onder de Doopsgezinden, die men hedendaags Vriezen noemt’; hij zou een vertrouwd vriend van Menno Simons zijn geweest en aan diens sterfbed hebben gestaan. Aangezien Menno echter reeds in 1559 overleed, is dit verbaal eenigszins apocrief. In ieder geval behoorde Volkert tot de Friesche gemeente der Doopsgezinden; bij de splitsing dezer gemeente in Oude en Jonge Friezen (1589) zal hij zich bij laatstgenoemden hebben gevoegd. Immers dezen versmolten later met de Waterlandsche Gemeente, waartoe ook zijn zoon behoorde.
Deze zoon Dirk (Theodorus) kwam in Mei 1576 op school bij Mr. Gerbrant te Hoorn om ‘Duitsch’ te leeren lezen en schrijven. Twee jaar later ging hij naar de latijnsche school, vervolgens naar de triviale school van rector Nic. Stochius te Leiden (12 Mei 1585), waar hij twee jaar bleef. Als student aan de leidsche Universiteit word hij ingeschreven 29 April 1587; hij studeerde er eerst philosophie, later medicijnen onder Heurnius en Bontius. Na een zesjarige studie te Leiden, begaf hij zich 2 Sept. 1593 op reis naar Italië om zijn studie aan de universiteit te Padua te voltooien. Na een bezoek aan Rome, waar hij op 13 Maart 1594 aankwam, promoveerde hij op 10 Sept. 1594 te Padua tot doctor in de medicijnen. Hij keerde vervolgens door Duitschland naar zijn geboortestad terug, waar hij op 22 Oct. 1594 aankwam. Te Hoorn word hij tot ordinaris stadsdoctor aangesteld, welke betrekking hij tot zijn dood bekleedde.
Op 31 Jan. 1595 huwde Velius met Martha des Muliers, omstreeks 1577 te Hoorn geboren en een zuster van den lateren prof. Nicolaus Mulerius (dl. II, kol. 952). Dit huwelijk is oorzaak dat Velius in de door Pieter Jansz van Twisck e.a. bezorgde nieuwe uitgave van de Historie der vrome getuigen Jesu Christi (Hoorn 1626), 529, als een derzegslieden wordt aangehaald. Immers Martha was een dochter van Pierre des Muliers, van Brugge, die nadat zijn vrouw Claudine le Vett(e)re bij IJperen om geloofs wille levend was begraven (1568), naar Holland was uitgeweken. Pierre was daarna te Hoorn omstr. 1576 hertrouwd met Peronne Hennebo (overl. te Leiden in 1589) en later met Isabelle la Mothe en was in 1591 te Leiden overleden. Het larmoyante verhaal van den dood van Claudine te Vettre was daardoor aan Velius bekend geworden. Het werd overgenomen in den 2den druk van de Martelaarsspiegel van Tieleman Jansz van Bracht (1685), 384, vgl. Doopsgezinde Bijdragen XXXIX (1899), 104. Martha des Muliers overleed reeds op 5 Dec. 1595 in het kraambed. Dr. Pieter Hoogerbeets maakte op haar een gevoelvol grafschrift ‘Epitaphium lectissimae feminae Marthae Muleriae conjugis Th. Velii, Medici’.
Velius hertrouwde te Hoorn op 12 Sept. 1599 als ‘Doctor Dirck Volckertsz’ met Aaf Ewoutsdr, geb. in 1572. Het is niet onmogelijk, dat deze vrouw behoorde tot een hoornsch regeeringsgeslacht, want reeds in 1600 (of Jan. 1601) werd Velius tot raad in zijn geboortestad gekozen. Als zoodanig stond hij in hoog aanzien, doch bij het verzetten van de wet door Maurits (1618) moest hij - omdat hij als Doopsgezinde aan de zijde der Remonstranten stond - aftreden. Men liet hem evenwel zijn ambt van weesmeester, waartoe hij in 1616 was benoemd, behouden. Na den dood van zijn vrouw, die 27 Mei 1622 overleed, trouwde Velius te Amsterdam ten derden male met Lijntje Pietersdr. (13 Sept. 1626), geboortig van Gent, dochter van Pieter Marcelisz. en achtereenvolgens weduwe van Frans Pietersz. te Breda en van Gerrit Cornelisz. Schouten te Amsterdam. Laatstgenoemde was bevriend geweest met Vondel en was de schoonvader van Cornelis Anslo (dl. I, kol. 153), vgl. de Vondelkroniek I (1930), 173. Lijntje was te Amsterdam woonachtig op de Nieuwe Zijds Kolk, Velius ‘op het Achterom’ te Hoorn. Vondel, die ook met Velius' vriend Roscius.
(dl. VIII, kol. 1272) intiem bekend was geweest, maakte op Velius' portret een gedicht.
Velius, die door zijn tijdgenooten beschreven wordt als ‘statelijk, stil en zedig van wezen’ en de daarmede overeenstemmende zinspreuk voerde ‘Ne quid temere’ (niets zonder overleg), had een bijzondere studie gemaakt van het Latijn, Grieksch, Fransch en Italiaansch, terwiji hij bovendien zeer bekwaam was in de kruidkunde. Op het laatst van zijn leven leed hij aan waterzucht, waaraan hij ook bezweek. Op 28 April 1630 werd hij in de Groote Kerk te Hoorn begraven onder een zerk, waarop een door den overledene zelf gemaakt latijnsch grafschrift werd uitgehouwen.
In het bijzonder heeft Velius zich als geschiedschrijver bekendheid verworven. Hij schreef Chronijck van de Stadt Hoorn, daerin des selven begin, opcomen en gedenckweerdige geschiedenissen tot op den iegenwoordigen iaere van 1604 door D.D.V. (Hoorn 1604), waarvan de initialen moeten worden opgelost als D(octor) D(irck) V(olckertsz). Voor het opstellen van dit werk had Velius gebruik gemaakt van een oude geschreven hoornsche kroniek, vermoedelijk vervaardigd door Bartholdus Franciscus, pater van het Sint Geerteklooster (de Origo civitatis Hornensis, thans in het Prov. Archief te Haarlem, Register van Aanwinsten no. 705), die zeer nauwkeurig is en tot 1536 loopt. Verder putte hij uit een geschrift van den vroegeren burgemeester Petrus Junius (1525-33), doorzocht hij de stedelijke archieven, ondervroeg hij geloofwaardige personen en beschreef hij de gebeurtenissen, die hij zelf had meegemaakt. Het geschiedwerk is met groote zakelijke en plaatselijke kennis opgesteld met oordeelkundige critiek op andere schrijvers. Vooral de afval van West-Friesland in zijn oorzaken, verloop en gevolgen is uitnemend behandeld. Ook de beschrijving van zijn eigen tijd is voortreffelijk. De stijl is zuiver en vloeiend. Hier en daar zijn in het geschiedverhaal voortbrengselen van de dichtkunst des schrijvers ingevlochten. Een tweede druk van het werk verscheen onder den titel Chroniick van Hoorn, daer in particulierlyck verhaalt worden des selven stadts eerste begin.... tot op dit teghenwoordighe jaer 1617. Overs. en verb. deur D(octor) Velius (Hoorn 1617), waarachter volgt Westfrisia Theodori Velii Medici Hornani (Hornae 1617). Het laatste is een in het Latijn geschreven lofdicht op Velius' geboortestreek, den vruchtbaren bodem, de voortbrengselen daarvan, de ooft- en veeteelt, de steden, de meeren, de vrijheidszin der bewoners, de slag op de Zuiderzee, de zeevaart, den handel en de beoefenaars van kunsten en wetenschappen, die West-Friesland heeft voorgebracht. De Chroniick zelf wordt voorafgegaan door lofdichten van Roscius, Jan Boulisz. en Israël van der Meersch. Een exemplaar van dozen druk, met eigenhandige opdracht van Velius aan zijn vrouw (22 April 1617) berust in het West Friesch Museum. Het was Velius niet gegeven den 3en druk van zijn werk te beleven. Na voltooiing van het voorbericht d.d. 25 Febr. 1630 stierf hij, terwijl eerst 18 jaar later het licht zag Chroniik van Hoorn.... tot op den jare 1630, 3e dr, bij-gevoeght Westfrisia, overges. in Ned. verzen door J. de Groot J.C. (Hoorn 1648). De vertaler van laatstgenoemd gedicht (in alexandrijnen) Mr. Jan de Groot Jansz. was schepen van Hoorn in 1658, 1661 en 1663. Een vierde druk van Velius' geschiedwerk verscheen ten slotte te Hoorn in 1740, met aanteekeningen vermeerderd door den predikant Seb. Centen. Hierin werd o.a. opgenomen een door Velius in 1615 geteekende kaart van Hoorn. In het Haarlemsche archief bevinden zich nog twee geschreven vervolgen op Velius, van 1630-1795 en van 1796-1838, o.a. van Pieter de Hees, verder aanteekeningen op Velius van P. van der Meersch (Nieuwe Aanwinsten 706). Gedrukt werd het vervolg van C.A. Abbing (dl. IV, kol. 5).
Ondanks het feit, dat Velius ‘so seer beladen was met de practycke en de bedieninge der sieken’, vervaardigde hij vele gedichten, die evenwel grootendeels verloren zijn geraakt. Op Dr. Petrus Hoogerbeets (overl. 1599), Cornelis Vigius of Vijgh (overl. 1602), Albertus Verlianus of Verlaen (overl. 1606) en Nicolaas Bulius of Boelisse (overl. 1615) maakte hij grafschriften, welke in gedenkteekenen boven hun graven in de Groote Kerk te Hoorn werden gebeiteld. Van eerstgenoemde verzamelde hij op last van den magistraat de gedichten en gat deze uit onder den titel P. Hogerbetii Poëmatum reliquiae, waarachter Duytsche gedichten, die behouden zijn (Hoorn 1606).
Van Velius bestaan een viertal portretten: geteekend door een onbekende op 35-jarigen leeftijd (in het Album van West-Friesland, West Friesch Museum te Hoorn), geschilderd door een onbekende op 42-jarigen leeftijd, 1613 (West-Friesch Museum te Hoorn, geschenk van den Heer N.C.J. Velius Baert te 's Gravenhage), gegraveerd door Th. Matham omstr. 1620 en door Sal. Savery, omstr. 1628. Het portret van Matham met onderschrift van Vondel vindt men in den 3den druk van de Chroniik.
Uit het eerste huwelijk van Velius werd één zoon geboren, n.l. Pieter Velius, geb. te Hoorn 21 Nov. 1595, overl. 17 Jan. 1645, getrouwd in 1624 met Elberig Jacobsdr. Berkhout (1597-1659), uit welk huwelijk negen kinderen werden geboren, waarvan slechts een, n.l. Hillegond (geb. 1639, diacones bij de Waterlandsche Gemeente te Hoorn 1692, overl. 1722), in het huwelijk trad en wel met Jacob Jansz. Wognum. Een broeder van Hillegond was Claas Mulierius Velius (1632-52).
Vijf kinderen uit het tweede huwelijk van Velius werden volwassen: Volcardus, die volgt; Hillegond, geb. 5 Oct. 1601, overl. te Leeuwarden aan de pest 24 Juni 1636, trouwt te Hoorn 13 Nov. 1633 met den kunstschilder Lambert Jacobsz. (jongere broeder van Velius' vriend Roscius), die drie dagen na zijn vrouw eveneens aan de pest overleed (dl. VIII, kol. 913); Martinus, die voorgaat; Cornelis (1), die voorgaat; Anna (1608-44), getrouwd met Paulus Jacobsz. Bestevaer te Amsterdam.
De nakomelingen van Velius gingen later tot de Gereformeerde staatskerk over en kwamen daardoor te Hoorn wederom op het kussen. Zij woonden in een patricisch huis in de Gouw aldaar, waar nog het wapen der Veliussen (van zilver met een anker van keel) in de gevel te zien is. Dit zelfde wapen is in een raam op de kamer van den secretaris op het stadhuis te Hoorn aangebracht (1906).
Zie: de levensbeschrijving van Velius vóór in den 3en dr. van den Chroniik; P.L. Velius, Geslachtsregister van de Veliussen (hs.); Huw. int. registers in het Archief te Amsterdam en Hoorn; C.A. Abbing, Geschiedenis der stad Hoorn (1841-42), zijnde een vervolg op Velius tot 1773 met vele aanteekeningen; Ger. Brandt, Geschiedenis der reformatie I, 186, 187; K. Vos, Menno Simonsz 32, 164; W.M.C. Regt. Genealogie des Muliers of Mulerius in Navorscher (1905), 542; de bekende uitgaven van Vondel's gedichten; Catalogus der schilderijen in het West-Friesch Museum te Hoorn, no. 35; J. te Winkel, De ontwikkelingsgang der Ned.
tr.
met
Uit dit huwelijk een dochter:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Martha | *1570 | Hoorn | †1595 | Hoorn | 25 | 1 | 1 |
tr.
met
Uit dit huwelijk een dochter:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Martha | *1570 | Hoorn | †1595 | Hoorn | 25 | 1 | 1 |
tr. Amsterdam op 13 sep 1626
met
Dr. Theodorus Velius Zeilmaker, zn. van Volkert Maartensz Schagen en Anna Dirksdr Oly, geb. Hoorn op 21 jan 1572, ovl. aldaar op 23 apr 1630, tr. (2) met Martha Pieters des Muliers, dr. van Pierre des Muliers en Isabella la Motthe. Uit dit huwelijk een kind.
Dr. Theodorus Velius Zeilmaker.
Geschiedschrijver en dichter, vanaf 20 okt 1594 medicus te Hoorn.
Theodorus Velius werd op 10 januari 1572 als 'Dirck Volckertsz' gedoopt. Hij was het tweede kind van Volkert Maartensz. Zeilmaker (het Latijnse woord voor zeil is 'velius') en Anna Dircks Oly, beiden uit Medemblik. Reeds als 6-jarige ging hij naar de Latijnse School in de Hoornse Kruisstraat. In 1587 werd hij op de Universiteit van Leiden toegelaten. Hij studeerde Letteren, Filosofie en Medicijnen. Om zich verder te bekwamen vertrok hij naar Italië, naar de stad Padua, waar hij als doctor in de medicijnen promoveerde. Toen hij in 1594 in Hoorn terugkeerde, was hij een geleerd man. Hij kende Latijn, Frans, Italiaans en Grieks. Velius was volgens tijdsgenoten als Joost van den Vondel en P.C. Hooft "statelijck, stil en zedig van wesen" en "is ook mede geweest een seer goet poëet". Ook had hij een tijd lang zitting in de Hoornse vroedschap, totdat hij in 1618 op verdenking van remonstrantse sympathieën, werd afgezet door Prins Maurits. In 1630 werd de kroniekschrijver begraven in de Grote Kerk. Zijn graf, achter het Koor en bedekt met 'een groote dubbelde blauwe serk", is bij de brand van 1838 verloren gegaan.
In het Rijksmuseum hangt een portret van Theodorus Velius gemaakt door Theodoor Matham, met tekst van Joost van den Vondel.
Velius (Dr. Theodorus), eigenlijk genaamd Dirk Volkertsz, geb. te Hoorn 21 Jan. 1572, overl. aldaar 23 April 1630, geschiedschrijver en dichter. Zijn geslacht, dat oorspronkelijk den naam Schagen droeg, was afkomstig uit Haarlem en had zich omstreeks 1500 te Medemblik gevestigd. Toen Medemblik door de Zwarte Hoop onder Groote Pier werd ingenomen en geplunderd, behoorde Volkert Schagen tot degenen van wie een hoog losgeld geëischt werd. Diens zoon Maarten Schagen overleed jong (1542), waardoor zijn kinderen hun fortuin verloren; een dezer kinderen, Volkert Maartensz (geb. te Medemblik 1542, overl. te Hoorn 1618) leerde het ambacht van zeilmaken en vestigde zich in 1563 metterwoon te Hoorn. Het volgend jaar huwde hij met Anna Dirksdr. Oly, eveneens uit Medemblik afkomstig. Als tweede zoon werd uit dit huwelijk geboren Dirk Volkertsz, die evenals zijn vader den naam Schagen liet varen en zich naar het, ambacht van dezen in latere jaren Theodorus Velius (velum = zeil) noemde.
Brandt verhaalt ons, dat Volkert Maartensz ‘een man van kennis en trouw was onder de Doopsgezinden, die men hedendaags Vriezen noemt’; hij zou een vertrouwd vriend van Menno Simons zijn geweest en aan diens sterfbed hebben gestaan. Aangezien Menno echter reeds in 1559 overleed, is dit verbaal eenigszins apocrief. In ieder geval behoorde Volkert tot de Friesche gemeente der Doopsgezinden; bij de splitsing dezer gemeente in Oude en Jonge Friezen (1589) zal hij zich bij laatstgenoemden hebben gevoegd. Immers dezen versmolten later met de Waterlandsche Gemeente, waartoe ook zijn zoon behoorde.
Deze zoon Dirk (Theodorus) kwam in Mei 1576 op school bij Mr. Gerbrant te Hoorn om ‘Duitsch’ te leeren lezen en schrijven. Twee jaar later ging hij naar de latijnsche school, vervolgens naar de triviale school van rector Nic. Stochius te Leiden (12 Mei 1585), waar hij twee jaar bleef. Als student aan de leidsche Universiteit word hij ingeschreven 29 April 1587; hij studeerde er eerst philosophie, later medicijnen onder Heurnius en Bontius. Na een zesjarige studie te Leiden, begaf hij zich 2 Sept. 1593 op reis naar Italië om zijn studie aan de universiteit te Padua te voltooien. Na een bezoek aan Rome, waar hij op 13 Maart 1594 aankwam, promoveerde hij op 10 Sept. 1594 te Padua tot doctor in de medicijnen. Hij keerde vervolgens door Duitschland naar zijn geboortestad terug, waar hij op 22 Oct. 1594 aankwam. Te Hoorn word hij tot ordinaris stadsdoctor aangesteld, welke betrekking hij tot zijn dood bekleedde.
Op 31 Jan. 1595 huwde Velius met Martha des Muliers, omstreeks 1577 te Hoorn geboren en een zuster van den lateren prof. Nicolaus Mulerius (dl. II, kol. 952). Dit huwelijk is oorzaak dat Velius in de door Pieter Jansz van Twisck e.a. bezorgde nieuwe uitgave van de Historie der vrome getuigen Jesu Christi (Hoorn 1626), 529, als een derzegslieden wordt aangehaald. Immers Martha was een dochter van Pierre des Muliers, van Brugge, die nadat zijn vrouw Claudine le Vett(e)re bij IJperen om geloofs wille levend was begraven (1568), naar Holland was uitgeweken. Pierre was daarna te Hoorn omstr. 1576 hertrouwd met Peronne Hennebo (overl. te Leiden in 1589) en later met Isabelle la Mothe en was in 1591 te Leiden overleden. Het larmoyante verhaal van den dood van Claudine te Vettre was daardoor aan Velius bekend geworden. Het werd overgenomen in den 2den druk van de Martelaarsspiegel van Tieleman Jansz van Bracht (1685), 384, vgl. Doopsgezinde Bijdragen XXXIX (1899), 104. Martha des Muliers overleed reeds op 5 Dec. 1595 in het kraambed. Dr. Pieter Hoogerbeets maakte op haar een gevoelvol grafschrift ‘Epitaphium lectissimae feminae Marthae Muleriae conjugis Th. Velii, Medici’.
Velius hertrouwde te Hoorn op 12 Sept. 1599 als ‘Doctor Dirck Volckertsz’ met Aaf Ewoutsdr, geb. in 1572. Het is niet onmogelijk, dat deze vrouw behoorde tot een hoornsch regeeringsgeslacht, want reeds in 1600 (of Jan. 1601) werd Velius tot raad in zijn geboortestad gekozen. Als zoodanig stond hij in hoog aanzien, doch bij het verzetten van de wet door Maurits (1618) moest hij - omdat hij als Doopsgezinde aan de zijde der Remonstranten stond - aftreden. Men liet hem evenwel zijn ambt van weesmeester, waartoe hij in 1616 was benoemd, behouden. Na den dood van zijn vrouw, die 27 Mei 1622 overleed, trouwde Velius te Amsterdam ten derden male met Lijntje Pietersdr. (13 Sept. 1626), geboortig van Gent, dochter van Pieter Marcelisz. en achtereenvolgens weduwe van Frans Pietersz. te Breda en van Gerrit Cornelisz. Schouten te Amsterdam. Laatstgenoemde was bevriend geweest met Vondel en was de schoonvader van Cornelis Anslo (dl. I, kol. 153), vgl. de Vondelkroniek I (1930), 173. Lijntje was te Amsterdam woonachtig op de Nieuwe Zijds Kolk, Velius ‘op het Achterom’ te Hoorn. Vondel, die ook met Velius' vriend Roscius.
(dl. VIII, kol. 1272) intiem bekend was geweest, maakte op Velius' portret een gedicht.
Velius, die door zijn tijdgenooten beschreven wordt als ‘statelijk, stil en zedig van wezen’ en de daarmede overeenstemmende zinspreuk voerde ‘Ne quid temere’ (niets zonder overleg), had een bijzondere studie gemaakt van het Latijn, Grieksch, Fransch en Italiaansch, terwiji hij bovendien zeer bekwaam was in de kruidkunde. Op het laatst van zijn leven leed hij aan waterzucht, waaraan hij ook bezweek. Op 28 April 1630 werd hij in de Groote Kerk te Hoorn begraven onder een zerk, waarop een door den overledene zelf gemaakt latijnsch grafschrift werd uitgehouwen.
In het bijzonder heeft Velius zich als geschiedschrijver bekendheid verworven. Hij schreef Chronijck van de Stadt Hoorn, daerin des selven begin, opcomen en gedenckweerdige geschiedenissen tot op den iegenwoordigen iaere van 1604 door D.D.V. (Hoorn 1604), waarvan de initialen moeten worden opgelost als D(octor) D(irck) V(olckertsz). Voor het opstellen van dit werk had Velius gebruik gemaakt van een oude geschreven hoornsche kroniek, vermoedelijk vervaardigd door Bartholdus Franciscus, pater van het Sint Geerteklooster (de Origo civitatis Hornensis, thans in het Prov. Archief te Haarlem, Register van Aanwinsten no. 705), die zeer nauwkeurig is en tot 1536 loopt. Verder putte hij uit een geschrift van den vroegeren burgemeester Petrus Junius (1525-33), doorzocht hij de stedelijke archieven, ondervroeg hij geloofwaardige personen en beschreef hij de gebeurtenissen, die hij zelf had meegemaakt. Het geschiedwerk is met groote zakelijke en plaatselijke kennis opgesteld met oordeelkundige critiek op andere schrijvers. Vooral de afval van West-Friesland in zijn oorzaken, verloop en gevolgen is uitnemend behandeld. Ook de beschrijving van zijn eigen tijd is voortreffelijk. De stijl is zuiver en vloeiend. Hier en daar zijn in het geschiedverhaal voortbrengselen van de dichtkunst des schrijvers ingevlochten. Een tweede druk van het werk verscheen onder den titel Chroniick van Hoorn, daer in particulierlyck verhaalt worden des selven stadts eerste begin.... tot op dit teghenwoordighe jaer 1617. Overs. en verb. deur D(octor) Velius (Hoorn 1617), waarachter volgt Westfrisia Theodori Velii Medici Hornani (Hornae 1617). Het laatste is een in het Latijn geschreven lofdicht op Velius' geboortestreek, den vruchtbaren bodem, de voortbrengselen daarvan, de ooft- en veeteelt, de steden, de meeren, de vrijheidszin der bewoners, de slag op de Zuiderzee, de zeevaart, den handel en de beoefenaars van kunsten en wetenschappen, die West-Friesland heeft voorgebracht. De Chroniick zelf wordt voorafgegaan door lofdichten van Roscius, Jan Boulisz. en Israël van der Meersch. Een exemplaar van dozen druk, met eigenhandige opdracht van Velius aan zijn vrouw (22 April 1617) berust in het West Friesch Museum. Het was Velius niet gegeven den 3en druk van zijn werk te beleven. Na voltooiing van het voorbericht d.d. 25 Febr. 1630 stierf hij, terwijl eerst 18 jaar later het licht zag Chroniik van Hoorn.... tot op den jare 1630, 3e dr, bij-gevoeght Westfrisia, overges. in Ned. verzen door J. de Groot J.C. (Hoorn 1648). De vertaler van laatstgenoemd gedicht (in alexandrijnen) Mr. Jan de Groot Jansz. was schepen van Hoorn in 1658, 1661 en 1663. Een vierde druk van Velius' geschiedwerk verscheen ten slotte te Hoorn in 1740, met aanteekeningen vermeerderd door den predikant Seb. Centen. Hierin werd o.a. opgenomen een door Velius in 1615 geteekende kaart van Hoorn. In het Haarlemsche archief bevinden zich nog twee geschreven vervolgen op Velius, van 1630-1795 en van 1796-1838, o.a. van Pieter de Hees, verder aanteekeningen op Velius van P. van der Meersch (Nieuwe Aanwinsten 706). Gedrukt werd het vervolg van C.A. Abbing (dl. IV, kol. 5).
Ondanks het feit, dat Velius ‘so seer beladen was met de practycke en de bedieninge der sieken’, vervaardigde hij vele gedichten, die evenwel grootendeels verloren zijn geraakt. Op Dr. Petrus Hoogerbeets (overl. 1599), Cornelis Vigius of Vijgh (overl. 1602), Albertus Verlianus of Verlaen (overl. 1606) en Nicolaas Bulius of Boelisse (overl. 1615) maakte hij grafschriften, welke in gedenkteekenen boven hun graven in de Groote Kerk te Hoorn werden gebeiteld. Van eerstgenoemde verzamelde hij op last van den magistraat de gedichten en gat deze uit onder den titel P. Hogerbetii Poëmatum reliquiae, waarachter Duytsche gedichten, die behouden zijn (Hoorn 1606).
Van Velius bestaan een viertal portretten: geteekend door een onbekende op 35-jarigen leeftijd (in het Album van West-Friesland, West Friesch Museum te Hoorn), geschilderd door een onbekende op 42-jarigen leeftijd, 1613 (West-Friesch Museum te Hoorn, geschenk van den Heer N.C.J. Velius Baert te 's Gravenhage), gegraveerd door Th. Matham omstr. 1620 en door Sal. Savery, omstr. 1628. Het portret van Matham met onderschrift van Vondel vindt men in den 3den druk van de Chroniik.
Uit het eerste huwelijk van Velius werd één zoon geboren, n.l. Pieter Velius, geb. te Hoorn 21 Nov. 1595, overl. 17 Jan. 1645, getrouwd in 1624 met Elberig Jacobsdr. Berkhout (1597-1659), uit welk huwelijk negen kinderen werden geboren, waarvan slechts een, n.l. Hillegond (geb. 1639, diacones bij de Waterlandsche Gemeente te Hoorn 1692, overl. 1722), in het huwelijk trad en wel met Jacob Jansz. Wognum. Een broeder van Hillegond was Claas Mulierius Velius (1632-52).
Vijf kinderen uit het tweede huwelijk van Velius werden volwassen: Volcardus, die volgt; Hillegond, geb. 5 Oct. 1601, overl. te Leeuwarden aan de pest 24 Juni 1636, trouwt te Hoorn 13 Nov. 1633 met den kunstschilder Lambert Jacobsz. (jongere broeder van Velius' vriend Roscius), die drie dagen na zijn vrouw eveneens aan de pest overleed (dl. VIII, kol. 913); Martinus, die voorgaat; Cornelis (1), die voorgaat; Anna (1608-44), getrouwd met Paulus Jacobsz. Bestevaer te Amsterdam.
De nakomelingen van Velius gingen later tot de Gereformeerde staatskerk over en kwamen daardoor te Hoorn wederom op het kussen. Zij woonden in een patricisch huis in de Gouw aldaar, waar nog het wapen der Veliussen (van zilver met een anker van keel) in de gevel te zien is. Dit zelfde wapen is in een raam op de kamer van den secretaris op het stadhuis te Hoorn aangebracht (1906).
Zie: de levensbeschrijving van Velius vóór in den 3en dr. van den Chroniik; P.L. Velius, Geslachtsregister van de Veliussen (hs.); Huw. int. registers in het Archief te Amsterdam en Hoorn; C.A. Abbing, Geschiedenis der stad Hoorn (1841-42), zijnde een vervolg op Velius tot 1773 met vele aanteekeningen; Ger. Brandt, Geschiedenis der reformatie I, 186, 187; K. Vos, Menno Simonsz 32, 164; W.M.C. Regt. Genealogie des Muliers of Mulerius in Navorscher (1905), 542; de bekende uitgaven van Vondel's gedichten; Catalogus der schilderijen in het West-Friesch Museum te Hoorn, no. 35; J. te Winkel, De ontwikkelingsgang der Ned.
tr. Hoorn op 22 okt 1564
met
Anna Dirksdr Oly, dr. van Hendrik Dirks Oly en Lijsken Anssems Pieters, geb. Medemblik op 25 mrt 1543, ovl. Hoorn op 14 mei 1602.
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Theodorus | *1572 | Hoorn | †1630 | Hoorn | 58 | 3 | 6 |
tr. Hoorn op 22 okt 1564
met
Volkert Maartensz Schagen, ged. Medemblik op 5 mrt 1542, ovl. Hoorn in sep 1618.
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Theodorus | *1572 | Hoorn | †1630 | Hoorn | 58 | 3 | 6 |
tr. in 1554
met
Lijsken Anssems Pieters, geb. in 1532, ovl. Hilvarenbeek op 4 apr 1625.
Uit dit huwelijk 2 kinderen, waaronder:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Anna | *1543 | Medemblik | †1602 | Hoorn | 59 | 1 | 1 |
tr. in 1554
met
Hendrik Dirks Oly, zn. van Dierck Hendrik Roefs Oly, geb. Lieshout in 1532.
Uit dit huwelijk 2 kinderen, waaronder:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Anna | *1543 | Medemblik | †1602 | Hoorn | 59 | 1 | 1 |
Hij krijgt een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Hendrik | *1532 | Lieshout | 1 | 2 |
Hij krijgt een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Dierck | *1510 | Lieshout | 1 | 1 |
tr.
met
Uit dit huwelijk een dochter:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Trijntje | *1783 | Hauwert | †1835 | Opperdoes | 52 | 1 | 1 |
tr.
met
Uit dit huwelijk een dochter:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Trijntje | *1783 | Hauwert | †1835 | Opperdoes | 52 | 1 | 1 |
tr. Wervershoof op 17 dec 1769
met
Maartje Claas de Haas, dr. van Claas Willemsz de Haas en Geert Jans Raven, ged. Andijk op 19 nov 1752, ovl. Wervershoof op 21 aug 1812.
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Jan | *1786 | Wervershoof | †1858 | Wervershoof | 71 | 1 | 1 |
tr. Wervershoof op 17 dec 1769
met
Pieter Jansz Kooij, zn. van Jan Dircksz Kooij en Grietje Jorisdr, ged. Wervershoof op 3 mei 1750, ovl. aldaar in 1809.
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Jan | *1786 | Wervershoof | †1858 | Wervershoof | 71 | 1 | 1 |
tr. Andijk op 14 jan 1742
met
Geert Jans Raven, dr. van Jan Teeuwisz Raven en Maartje Dircks Spijker, ged. Andijk op 14 nov 1723, begr. aldaar op 14 okt 1801.
Uit dit huwelijk een dochter:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Maartje | ~1752 | Andijk | †1812 | Wervershoof | 59 | 1 | 1 |
tr. Andijk op 14 jan 1742
met
Claas Willemsz de Haas, geb. circa 1716, ovl. Andijk op 18 okt 1778, begr. aldaar op 23 okt 1778.
Uit dit huwelijk een dochter:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Maartje | ~1752 | Andijk | †1812 | Wervershoof | 59 | 1 | 1 |
tr. Andijk op 28 nov 1723
met
Maartje Dircks Spijker (Buijsman), ovl. Andijk op 21 okt 1760.
Uit dit huwelijk een dochter:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Geert | ~1723 | Andijk | 1801 | Andijk | 77 | 1 | 1 |
tr. Andijk op 28 nov 1723
met
Jan Teeuwisz Raven, zn. van Teeuwis Freecken en Geert Jans Raven, ged. Andijk op 17 feb 1697, begr. aldaar op 13 mei 1769.
Uit dit huwelijk een dochter:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Geert | ~1723 | Andijk | 1801 | Andijk | 77 | 1 | 1 |
tr. Andijk op 28 dec 1692
met
Geert Jans Raven, dr. van Jan Pietersz Raven (burgemeester) en Dieuw Broers, ged. Westwoud op 24 aug 1664, begr. Andijk op 25 jul 1702.
Geert Jans Raven.
dochter van Jan Pietersz Raven, geb. circa 1625, Burgemeester en Schepen, ovl. tussen sep 1678 en jun 1679 (z.v. Pieter Jansz (Raven), zn. van (wsch.) Jan Pietersz (Ra(e)ven) en N.N, geb. circa 1600, ovl. na 1658, tr. met NN NN). Jan tr. (1) Westwoud op 13 nov 1650 met Dieuw Broers, ovl. tussen 1667 en 1673.
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Jan | ~1697 | Andijk | 1769 | Andijk | 72 | 1 | 1 |
tr. Andijk op 28 dec 1692
met
Teeuwis Freecken, zn. van Freeck Teeuwissen en Geert Cornelisdr, ged. Wervershoof op 23 dec 1663, begr. Andijk op 7 aug 1731.
Uit dit huwelijk een zoon:
naam | geb. | plaats | ovl. | plaats | oud | relatie | kinderen | |
1 | Jan | ~1697 | Andijk | 1769 | Andijk | 72 | 1 | 1 |