Cees Hagenbeek
Bastiaen Cornelisz van den Nes
Bastiaen Cornelisz van den Nes, geb. de Lindt circa 1611, schepen en heemraad, ovl. na 1688.

Bastiaen Cornelisz van den Nes.
Op 1 november 1676 kwamen enerzijds de schout, schepenen en de secretaris van Meerdervoort en anderzijds Cornelis, Aelbert en Leendert Leenders Snoo, mitsgaders Bastiaen Cornelis van den Nes voor hem selve ende Neeltje Leenders Snoo, meerderjarige dochter, en Cornelis en Bastiaen Leenderts Snoo, minderjarig, alsmede Jan Cornelisz, getrout hebbende Lijsbet Leenderts Snoo, alle kinderen en erfgenamen van Leendert Gerrits Snoo, verwekt bij zijn eerste vrouw Annetje Cornelis ‘ende de laeste mede van dien namen’, hij in leven gewoond hebbende en overleden in het Volgerland van Meerdervoort, tot een akkoord. Cornelis Leendertsz, Aelbert Leenderts Snoo en Cornelis van den Nesch tekenen met een merkje. G.A. Dordrecht, Recht. Arch. Meerdervoort, inv.nr. 1, akte d.d. 1 november 1676. Bron: Kronieken 2000, nr. 2 p. 111: op 1 november 1676 trad Bastiaens Cornelis van den Nes voor het gerecht te Meerdervoort op voor de nagelaten kinderen van zijn zwager Leendert Geerits Snoo, o.a. geboren uit diens huwelijk met Bastiaens zuster Annetje.

tr. Rijsoord op 30 dec 1640
met

Pietertje Willems Waert, ged. Rijsoord op 7 jan 1618, ovl. in 1672.

Uit dit huwelijk 5 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Leendert*1650 Groote Lindt †1714 Groote Lindt 63


Pietertje Willems Waert
Pietertje Willems Waert, ged. Rijsoord op 7 jan 1618, ovl. in 1672.

tr. Rijsoord op 30 dec 1640
met

Bastiaen Cornelisz van den Nes, zn. van Cornelis Bastiaensz van den Nes en Aechtgen Willemsdr, geb. de Lindt circa 1611, schepen en heemraad, ovl. na 1688.

Bastiaen Cornelisz van den Nes.
Op 1 november 1676 kwamen enerzijds de schout, schepenen en de secretaris van Meerdervoort en anderzijds Cornelis, Aelbert en Leendert Leenders Snoo, mitsgaders Bastiaen Cornelis van den Nes voor hem selve ende Neeltje Leenders Snoo, meerderjarige dochter, en Cornelis en Bastiaen Leenderts Snoo, minderjarig, alsmede Jan Cornelisz, getrout hebbende Lijsbet Leenderts Snoo, alle kinderen en erfgenamen van Leendert Gerrits Snoo, verwekt bij zijn eerste vrouw Annetje Cornelis ‘ende de laeste mede van dien namen’, hij in leven gewoond hebbende en overleden in het Volgerland van Meerdervoort, tot een akkoord. Cornelis Leendertsz, Aelbert Leenderts Snoo en Cornelis van den Nesch tekenen met een merkje. G.A. Dordrecht, Recht. Arch. Meerdervoort, inv.nr. 1, akte d.d. 1 november 1676. Bron: Kronieken 2000, nr. 2 p. 111: op 1 november 1676 trad Bastiaens Cornelis van den Nes voor het gerecht te Meerdervoort op voor de nagelaten kinderen van zijn zwager Leendert Geerits Snoo, o.a. geboren uit diens huwelijk met Bastiaens zuster Annetje.

Uit dit huwelijk 5 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Leendert*1650 Groote Lindt †1714 Groote Lindt 63


Jan Dircksz van Driel
Jan Dircksz van Driel1, huistimmerman en gemeenlandstimmerman.

Jan Dircksz van Driel.
Jan Dircksz. Timmerman alias van Driel te Groote Lindt zou vernoemd kunnen zijn naar zijn mogelijke grootvader, de voornoemde Jan Geritsz. Het is opmerkelijk dat Jan Dircksz. een dochter Teuntje noemde. Wellicht had hij dit kind dan vernoemd naar zijn veronderstelde tante Thontken Jansdr, de vrouw van Jan Cornelisz. Timmerman.
Laatstgenoemde was wellicht timmerman van beroep en dit beroep strookt geheel met het milieu der latere familie van Driel. Toevalligerwijs kocht Jan Dirckxssen Timmerman.
(van Driel) in 1643 te Groote Lindt een boomgaard welke belend was aan die van de voornoemde Jan Cornelissen Timmerman. Al met al heb ik tot op heden nimmer de familienaam van Driel in deze oudere familiegroep uit Groote Lindt aangetroffen en ontbreekt nog elk bewijs dat Jan Dircksz. van Driel uit deze groep stamde. Enige aanwijzingen zijn er mijns inziens echter wel voor aan te voeren en in elk geval kan het hier voorgenoemde bij voortgezet onderzoek van belang blijken te zijn.
Jan Dircks van Driel (timmerman te grote Lindt, huistimmerman en gemeenlandstimmerman, sluiswachter en pachter van het windrecht te Kleine Lindt. Schepen 1669-'70, heemraad 1672.
van Kleine Lindt. Het zou kunnen zijn dat Jan ook een kleine herberg dreef, want op 12 april 1665 was hij als eiser gewikkeld in een zaak tegen de weduwe en erfgenamen van Cleys Damise, van wie hij een betaling van 69 guldenen.
8 stuivers eiste, "over verteerde costen dat tot sijne huyse is verteert". (dit is het geslacht van Driel uit de Lindt waar de "Uyterlindes" van afstammen), overl. tussen 3-4-1672 en 4-8-1673, tr. (2) 8-10-1651, "Jan Dircksen (van Driel) wed. won. in de groote Linde x Maijken Melsen(Cronenborg).
Jan tr. 1e Aerjaenken Cornelisdr. overl. ca. 1634, tr. 2e Geertje Gerritsdr. overl. 1651 In het zelfde jaar van zijn vrouw Geertjes overlijden vond Jan.
In 1636 werd Jan voor het eerst in de bronnen aangetroffen en wel toen zijn tweede huwelijk in het trouwboek van Heinenoord werd opgetekend. Van Groote Lindt, de plaats waar ondertrouw en trouw geschiedde, is uit die tijd geen trouwregister bewaard gebleven. Jan stond aanvankelijk in de Lindtse gemeenschap bekend met de toenaam "timmerman", welke dus aan zijn beroep ontleend was. In de zeventiende eeuw treft men in Groote-en Kleine Lindt meerdere ambachtslieden aan, met name timmerlieden en metselaars. Op het eerste gezicht lijkt dit wat vreemd in dergelijke kleine boerengemeenschappen.
Waarschijnlijk echter waren deze ambachtslieden werkzaam bij de wederopbouw van het in 1572 door de Spanjaarden verwoeste kasteeltje Develsteyn in Groote Lindt. De toenmalige sloteigenaar Willem van Diemen had zijn behuizing in 1570.
om veiligheidsredenen verlaten en na zijn dood verkochten zijn kinderen de ruine in 1594 aan Willem van Beveren. Nog datzelfde jaar werd begonnen met de opbouw van het kasteeltje en aangenomen mag worden dat toen allerlei ambachtslui werden aangeworven, waarvan sommige wel met hun gezinnen in Groote Lindt zullen zijn neergestreken.
Zou Jan Dircksz. van Driel tot een dergelijke familie hebben behoord? Dit lijkt wel voor de hand te liggen. Aan de opbouw en verfraaiing van het kasteeltje werd jarenlang -mogelijk met tussenpozen- gewerkt. Zeker nog in de dertiger jaren van de zeventiende eeuw werd in opdracht van Mr.Cornelis van.
Beveren, zoon van de voornoemde Willem, aan het slot gewerkt. Het is mogelijk dat de meeste van de gerecruteerde werklieden uit Dordrecht kwamen, want waar anders zouden de van Beverens- een der voornaamste families in die stad-in de.
eerste plaats naar geschikte werklieden hebben uitgezien ?.
Is het niet opmerkelijk dat juist in die stad de naam van Driel al zeer oud is en dat juist daar de bakermat lijkt te liggen van al die latere boerengeslachten op IJsselmonde en in de Hoekse Waard?.
Op 22 maart 1641 kwam Jan Dircxsz. timmerman, wonende in het dorp Groote Lindt, als vader van zijn omtrent 9 jaar oude kind Aerjaenken Jansdr, nagelaten bij zijn huisvrouw Aerjaenken Cornelis, aan de ene zijde, met ArienHeyndrickxen,.
getrouwd met Janneken Cornelisdr, wonende in Heeroudelandsambacht, alsmede voogd, en zich sterk makende voor de in Ridderkerk wonende Jacob Cornelisz,.
aan de andere zijde, tot uitkoop van het moederlijk erfdeel van het kind. Jan zou in d boedel blijven zitten en zijn dochter moeten opvoeden enz. tot de leeftijd van 15 jaar en vervolgens dan als moederlijk bewijs 50 gulden aan haar, of bij haar vooroverlijden aan haar erfgenamen, moeten uitkeren.
Het is enigszins opmerkelijk dat deze akte pas vijf jaar na het tweede huwelijk van Jan werd opgemaakt. Doorgaans werd een dergelijke overeenkomst kort voor het hertrouwen vastgelegd. Huych Gijsbrechtsz, heemraad van Groote Lindt, transporteerde op 20 februari 1643 omtrent 50 roeden boomgaard en beplanting "aen den kerck wech" aldaar in het dorp Groote Lindt wonende Jan Dirckxssen timmerman. Aan de noordzijde was dit perceel belend aan het schoolhuis en aan de oostkant van de kerk van Groote Lindt. Aan de zuidzijde is 'den bogaert van Jan Cornelissen timmerman als.
belending genoemd. Deze persoon zou een aangetrouwde oom van Jan kunnen zijn geweest.
Op 26 februari 1651 maakten Jan Diricxs van Driel, huystimmerman, en Geertgen Geerits, echtelieden wonende in de Lint, zij ziek zijnde, te Dordrecht een mutueel testament. De langstlevende zou voogd zijn over hun gezamenlijke kinderen en deze moeten opvoeden etc. Indien Jan de eerst stervende zou zijn, moest zijn weduwe aan zijn voordochter een "cleet" "naer de staet en gelegentheyt van sijnen boedel" geven. Indien zij zonder gezamenlijke kinderen zouden komen te overlijden zou de langstlevende van hen beide 3 Car.gld aan de erfgenamen ab intestato van de eerstgestorvene uitreiken.
Binnen enige maanden zal Geertgen zijn gestorven en nog in datzelfdejaar 1651 vond Jan een nieuwe levensgezellin in het naburige Kleine Lindt.
Gehuwd (1) circa 1630 met Aerjaenken Cornelisdr. Overleden 1632-1636 te Groote Lindt.
Gehuwd voor de kerk (2) op 24-02-1636 te Heinenoord(hervormd/gereformeerd) met Geertken (Geertgen) Gerritsdr. J.d.van Asperen wonend Heinenoord, overleden 1651-1651 te Groote Lindt.
Gehuwd voor de kerk (3) op 08-10-1651 te Heerjansdam(hervormd/gereformeerd) met Maijke Melsdr (Melchiorsdr.) Croonenburg. De derde vrouw van Jan Dircksz. van Driel bracht heel wat "opmerkelijk bloed" in deze familie van ambachtslieden en boeren.
Op 11 juni 1652 bevonden Jan Dircksz. van Driel en Mayken Melsen zich op het slot Develsteyn in de Lindt, alwaar Cornelis van Beveren, ridder, heer van Strevelshoek, West-IJsselmonde en Kleine Lindt, zetelde. Van Beveren gaf die dag aan van Driel een buitendijks gelegen erf "naest den opslagh van Develsluys.
aen de oostsijde van dien" in erfpacht uit. Tevens aan hem "den windt van mijn corenmolen aldaer bij den voornoemde van Driel te stellen ende onderhouden tot zijnen costen ende baeten, sonder dat wij op den voorsegde molen nu noch naermaels, voor althoos, het was boven de voorsegde erfpachten sullen.
pretenderen.
Van Driel zou voor dit alles jaarlijks een bedrag van 24 Carolus guldens betalen. Als zekerheid voor deze jaarlijkse betaling stelde van Driel zijn huis op het voornoemde erf, "als oock den voorsegde coren-molen binnendijcx aen ende annex d'oostzijde van de sluys" en zijn tractement als sluiswachter en.
gemeenelandstimmerman.
Tevens is nog de volgende passage in deze overeenkomst opgenomen: "endesal oock de schutskoy alleenlijck met het hout dat daer nu is versetten terplaetse men hem ordonneren sael buytendijcx". Jan ondertekende de akte als "JanDircxsz.
van Driel" en zijn vrouw plaatste een handmerkje. Deze overeenkomst zou voor het gerecht van Kleine Lindt gepasseerd worden wanneer de heer van Beveren dit.
believen zou en niet lang nadien -op 14 juli 1652- had dit metterdaat plaats.
Kennelijk na zijn huwelijk met Mayke Croonenburch vestigde van Driel zich vanuit Groote Lindt in Kleine Lindt. Hij kreeg aldaar wellicht belangen dank-zij zijn derde vrouw. Een akte van 16 april 1653 te Kleine Lindt spreekt van "het huys ende erf van Jan Dyrkxsen van Driell, sluiswachter ende gemeennelandt timmerman" als belending. In een akte van 9 juni 1653 komt een.
Jan Dirckx voor als belender in Kleine Lindt. Waarschijnlijk betrof ook dit van Driel. Op een openbare verkoping te Kleine Lindt ten behoeve van het weeskind van Bastiaen Leendertsen Bleijcker kocht Jan Dircxz. "twee hoofdkussens"voor 3.
gld. en "een kroonmet twee kandelaers met vijf lepels" voor 1 gld.10 st.
Het zou kunnen dat van Driel ook een kleine herberg dreef, want op 12 april 1665 was Jan Dircxz.van Driel als eiser gewikkeld in een zaak voor hetgerecht te Kleine Lindt tegen de weduwe en erfgenamen van Cleys Damise, van wie hij betaling van 69 gulden en 8 stuivers eiste "over verteerde costen tot sijnen.
huyse is verteert". Lenaert Cleysen Schipper, wonende in het ambacht Kleine Lindt, transporteerde op 5 juli 1665 aan Jan Dirccxen van Driel een buitendijks gelegen boomgaard en griend aldaar, hetwelk aan de oostzijde o.a. aan van Driel.
was belend. Een akte te Kleine Lindt van 15 november 1666 spreekt van "Jan Dircksen onsen gerechtsbode".
Kennelijk is hij dan ook identiek met de Jan Dircxken als belender te Kleine Lindt in akten gedateerd 22 april en 12 augustus 1666. De jaarrekening van de Develpolder van Groote - en Kleine Lindt over het jaar 1669 maakt melding van.
een betaling van 16 stuivers aan Jan Dircxs timmerman "van arbeytsloon blijckende bij sijnne declaratie". Hij ondertekende de jaarrekening als "Jan Dircksz.van Driel". In de jaren 1669 - 1670 komt van Driel voor als schepen van Kleine Lindt, terwijl hij in 1672 als heemraad van genoemd ambacht vermeld is.
gevonden. Meeuwis Jans Jongeruyter, wonende op Heerjansdam transporteerde bij akte van 24 februari 1672 aan Jan Dircxs van Driel. "onse medeheemraet", ca 1 1/2 hond weiland "met de voet gestooten int noortendt van den Hoogen Nesse sijnde de twaelf roeden van de Swijndreghsen Waert".
Op 3 april 1672 trad Jan Dircksz.van Driel te Heerjansdam nog op als getuige bij de doop van zijn kleinzoon Jan Willemsz.(de) Gelder, maar op 4 augustus 1673 bleek hij niet meer in leven te zijn, daar Maycke Melsen, weduwe van Jan Dircks van Driel, wonende op Heerjansdam zich toen borg stelde voor de gebroeders Pieter en Willem Ariens te Kleine Lindt. De rekening over het jaar 1670 van de Develpolder spreekt reeds van de weduwe van Jan Dircxs van Driel, die geld te.
vorderen had vanwege door wijlen haar man verrichte werkzaamheden en leverantie. Het is duidelijk dat de afrekening over het jaar 1670 na het overlijden van van Driel moet hebben plaatsgevonden. Op 12 november 1673 spreekt een akte van de weduwe van Jan Dircxsz.van Driel als belender in het Volgerland van Kijfhoek en op 11 oktober 1674 compareerde de op Develsluys wonende Mayken Melsen Croonenburg, weduwe van Jan Dircxs van Driel, te Dordrecht. Joffrouw Pieternella de Jongh, weduwe van Hugo van Westcappel, wonende te Dordrecht, transporteerde op 12 februari 1675 aan de op Develsluis in het ambacht Kleine Lindt wonende Maeyken Mels Croonenburgh, weduwe van Jan.
Dircxe van Driel, 1 merge 450 roeden land te Kleine Lindt. De koopceel was op 12 oktober 1674 voor de Dordtse notaris van Neeten opgemaakt en de koopsom bedroeg 700 Car.gld. met nog een "vereeringh" van 25 gld. voor de dochter van de verkoopster.
Mayken Mels, weduwe en boedelhoudster van Jan Dircxs van Driel,wonende op Develsluis onder Kleine Lindt, verklaarde bij akte gedateerd 27 januari1690 400 Car.gld.schuldig te zijn aan de Dordtse predikant de heer Henricus Francken. Voor deze geldlening stelde zij als zekerheid een huis met 350 roeden.
weiland onder het Volgerland van Kijfhoek aan de Develzijde. Deze schuldbrief werd op 26 maart 1712 geroyeerd.
Op laatstgenoemde datum compareerden te Kijfhoek de kinderen en erfgenamen van Jan Dirckse van Driel en Maeycke Melse Kroonenburg zaliger, in hun leven gewoond hebbende te Kleine Lindt, te weten: Leendert van Nes, getrouwd met.
Trijntie Jans van Driel. Jan Janse van Driel, Geertruy Jans van Driel,weduwe van Willem Franks Benschop, Pieter Kornelesse van de Fijnijert, getrouwd met Fijgie Jans van Driel.
Zij werden geassisteerd met de Heerjansdamse schout Rookes Leenheer, die namens hen een stuk weiland van 1 mergen 150 roeden land in het Volgerland van Kijfhoek aan de Develzijde, dat gemeen lag met 150 roeden van de armen van.
Heerjansdam en aan de oostzijde belend was aan schout Leenheer, voor1300 gld. aan de onder de Kleine Lindt wonende Pieter Wouterse op Sluys transporteerde.
Op 27 januari 1706 was hun moeder evenwel nog in leven, want toen werder voor Bastiaen A.Gelder, weduwnaar van Lijsbet Jans, ten huize van Maeycke Mels op Develsluis een akte door de schout van Kleine Lindt opgemaakt. Deze Bastiaen.
was wellicht een broer van Mayke's overleden schoonzoon Willem Gelder.Het feit dat er door de schout een akte ten hare huize werd opgemaakt lijkt er ook weer op te wijzen dat van Driel en zijn vrouw een soort herberg hebben gedreven, in.
elk geval een enigszins openbare gelegenheid. Maeycken Mels, weduwe van Jan Dircxe van Driel, werd nog in tal van akten vermeld gevonden als belender te Kleine Lindt.
een nieuwe vrouw in Maijke Melsen Crooneburgh, geb. ca. 1630, overl. Gr. Lindt? tussen 27-1-1690 en 26-3-1712. Op 26 maart 1712 compareerde te Kijfhoek de kinderen en erfgenamen van Maeijke, n.l. Leendert van Es, geh. metTrijntje.
Jans van Driel, Jan Janse van Driel, Geertruijt Jans van Driel, wed. van Willem Jans Benschop, Pieter "Kornelese" van de "Fijnaart", geh. met Fijgje Jans van Driel en Mels Jan van Driel. Zij werden geassisteerd door de Schout Rokus Leenheer, die namens hen een stuk weiland van 1 morgen en 150 roeden.
transporteerde voor 1300 gulden aan Pieter Wouterse op Sluijs, dr. van Melchior Jans van Croonenburgh en Trijntje Cornelisdr. van den Bongaert, tr.(1) Heinenoord 24-2-1636 Jan tr. 1e Aerjaenken Cornelisdr, overl. ca. 1634, tr. 3e Maijke Melsen Croonenburg (voorouder).
Mutueel testament: 26 febr 1651 te Dordrecht.
Op 20 febr. 1643 transp. Huijch Gijsbrechtsz, heemraad van Grote Lindtomtrent 50 r. boomgaard en beplanting Aen de kerckwech" in het dorp Grote Lindt aan Jan.
Jan tr. 1e Ariaentje Cornelis en 3e Maeijcke Melden Cronenburgh (voorouder) Op 26 febr 1651 maakten "Jan Diricxs van Driel, huystimmerman",en Geertgen Geerits echtelieden" wonende te Lint, zij ziek zijnde, te Dordrecht een mutueel testament. Indien Jan eerst zou komen te overlijden , zou zijn weduwe aan zijn: voordochter een "cleet naer de staet en gelegentheyt van sijnen boedel" geven. Binnen enkele maanden stierf Geertje en nog in datzelfde jaar vond Jan een nieuwe vrouw.

tr. (1) Heerjansdam op 8 okt 1651
met

Mayke Melsen Croonenburgh, dr. van Mels (Melchior Jansz) van Croonenburgh (schipper en sluiswachter) en Trijntje (Catharina Cornelisdr) van den Bongaert, geb. Kleine Lindt Develsluis in 1630, ovl. Groote Lindt voor 26 mrt 1712.

Uit dit huwelijk 7 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Trijntje~1654 Kleine Lindt †1733 Groote Lindt 79
Jan~1656 Kleine Lindt †1736 Develsluis 80

tr. (2) tot 1630
met

Aerjaenken Cornelisdr, ovl. Groote Lindt in 1636.

Uit dit huwelijk 2 kinderen.

tr. (3) Groote Lindt op 24 feb 1636
met

Geertgen Gerritsdr, geb. Asperen, ovl. in 1651.

Uit dit huwelijk 3 kinderen.


Bronnen:

1.Het geslacht van Driel te Groote/Kleine Lindt en Dordt (B 267), K.J. Slijkerman

Mayke Melsen Croonenburgh
Mayke Melsen Croonenburgh, geb. Kleine Lindt Develsluis in 1630, ovl. Groote Lindt voor 26 mrt 1712.

tr. Heerjansdam op 8 okt 1651
met

Jan Dircksz van Driel1, zn. van Dirck Jansz en Ariaentje Cornelisdr , huistimmerman en gemeenlandstimmerman, tr. (2) met Aerjaenken Cornelisdr. Uit dit huwelijk 2 kinderen, tr. (3) met Geertgen Gerritsdr. Uit dit huwelijk 3 kinderen.

Jan Dircksz van Driel.
Jan Dircksz. Timmerman alias van Driel te Groote Lindt zou vernoemd kunnen zijn naar zijn mogelijke grootvader, de voornoemde Jan Geritsz. Het is opmerkelijk dat Jan Dircksz. een dochter Teuntje noemde. Wellicht had hij dit kind dan vernoemd naar zijn veronderstelde tante Thontken Jansdr, de vrouw van Jan Cornelisz. Timmerman.
Laatstgenoemde was wellicht timmerman van beroep en dit beroep strookt geheel met het milieu der latere familie van Driel. Toevalligerwijs kocht Jan Dirckxssen Timmerman.
(van Driel) in 1643 te Groote Lindt een boomgaard welke belend was aan die van de voornoemde Jan Cornelissen Timmerman. Al met al heb ik tot op heden nimmer de familienaam van Driel in deze oudere familiegroep uit Groote Lindt aangetroffen en ontbreekt nog elk bewijs dat Jan Dircksz. van Driel uit deze groep stamde. Enige aanwijzingen zijn er mijns inziens echter wel voor aan te voeren en in elk geval kan het hier voorgenoemde bij voortgezet onderzoek van belang blijken te zijn.
Jan Dircks van Driel (timmerman te grote Lindt, huistimmerman en gemeenlandstimmerman, sluiswachter en pachter van het windrecht te Kleine Lindt. Schepen 1669-'70, heemraad 1672.
van Kleine Lindt. Het zou kunnen zijn dat Jan ook een kleine herberg dreef, want op 12 april 1665 was hij als eiser gewikkeld in een zaak tegen de weduwe en erfgenamen van Cleys Damise, van wie hij een betaling van 69 guldenen.
8 stuivers eiste, "over verteerde costen dat tot sijne huyse is verteert". (dit is het geslacht van Driel uit de Lindt waar de "Uyterlindes" van afstammen), overl. tussen 3-4-1672 en 4-8-1673, tr. (2) 8-10-1651, "Jan Dircksen (van Driel) wed. won. in de groote Linde x Maijken Melsen(Cronenborg).
Jan tr. 1e Aerjaenken Cornelisdr. overl. ca. 1634, tr. 2e Geertje Gerritsdr. overl. 1651 In het zelfde jaar van zijn vrouw Geertjes overlijden vond Jan.
In 1636 werd Jan voor het eerst in de bronnen aangetroffen en wel toen zijn tweede huwelijk in het trouwboek van Heinenoord werd opgetekend. Van Groote Lindt, de plaats waar ondertrouw en trouw geschiedde, is uit die tijd geen trouwregister bewaard gebleven. Jan stond aanvankelijk in de Lindtse gemeenschap bekend met de toenaam "timmerman", welke dus aan zijn beroep ontleend was. In de zeventiende eeuw treft men in Groote-en Kleine Lindt meerdere ambachtslieden aan, met name timmerlieden en metselaars. Op het eerste gezicht lijkt dit wat vreemd in dergelijke kleine boerengemeenschappen.
Waarschijnlijk echter waren deze ambachtslieden werkzaam bij de wederopbouw van het in 1572 door de Spanjaarden verwoeste kasteeltje Develsteyn in Groote Lindt. De toenmalige sloteigenaar Willem van Diemen had zijn behuizing in 1570.
om veiligheidsredenen verlaten en na zijn dood verkochten zijn kinderen de ruine in 1594 aan Willem van Beveren. Nog datzelfde jaar werd begonnen met de opbouw van het kasteeltje en aangenomen mag worden dat toen allerlei ambachtslui werden aangeworven, waarvan sommige wel met hun gezinnen in Groote Lindt zullen zijn neergestreken.
Zou Jan Dircksz. van Driel tot een dergelijke familie hebben behoord? Dit lijkt wel voor de hand te liggen. Aan de opbouw en verfraaiing van het kasteeltje werd jarenlang -mogelijk met tussenpozen- gewerkt. Zeker nog in de dertiger jaren van de zeventiende eeuw werd in opdracht van Mr.Cornelis van.
Beveren, zoon van de voornoemde Willem, aan het slot gewerkt. Het is mogelijk dat de meeste van de gerecruteerde werklieden uit Dordrecht kwamen, want waar anders zouden de van Beverens- een der voornaamste families in die stad-in de.
eerste plaats naar geschikte werklieden hebben uitgezien ?.
Is het niet opmerkelijk dat juist in die stad de naam van Driel al zeer oud is en dat juist daar de bakermat lijkt te liggen van al die latere boerengeslachten op IJsselmonde en in de Hoekse Waard?.
Op 22 maart 1641 kwam Jan Dircxsz. timmerman, wonende in het dorp Groote Lindt, als vader van zijn omtrent 9 jaar oude kind Aerjaenken Jansdr, nagelaten bij zijn huisvrouw Aerjaenken Cornelis, aan de ene zijde, met ArienHeyndrickxen,.
getrouwd met Janneken Cornelisdr, wonende in Heeroudelandsambacht, alsmede voogd, en zich sterk makende voor de in Ridderkerk wonende Jacob Cornelisz,.
aan de andere zijde, tot uitkoop van het moederlijk erfdeel van het kind. Jan zou in d boedel blijven zitten en zijn dochter moeten opvoeden enz. tot de leeftijd van 15 jaar en vervolgens dan als moederlijk bewijs 50 gulden aan haar, of bij haar vooroverlijden aan haar erfgenamen, moeten uitkeren.
Het is enigszins opmerkelijk dat deze akte pas vijf jaar na het tweede huwelijk van Jan werd opgemaakt. Doorgaans werd een dergelijke overeenkomst kort voor het hertrouwen vastgelegd. Huych Gijsbrechtsz, heemraad van Groote Lindt, transporteerde op 20 februari 1643 omtrent 50 roeden boomgaard en beplanting "aen den kerck wech" aldaar in het dorp Groote Lindt wonende Jan Dirckxssen timmerman. Aan de noordzijde was dit perceel belend aan het schoolhuis en aan de oostkant van de kerk van Groote Lindt. Aan de zuidzijde is 'den bogaert van Jan Cornelissen timmerman als.
belending genoemd. Deze persoon zou een aangetrouwde oom van Jan kunnen zijn geweest.
Op 26 februari 1651 maakten Jan Diricxs van Driel, huystimmerman, en Geertgen Geerits, echtelieden wonende in de Lint, zij ziek zijnde, te Dordrecht een mutueel testament. De langstlevende zou voogd zijn over hun gezamenlijke kinderen en deze moeten opvoeden etc. Indien Jan de eerst stervende zou zijn, moest zijn weduwe aan zijn voordochter een "cleet" "naer de staet en gelegentheyt van sijnen boedel" geven. Indien zij zonder gezamenlijke kinderen zouden komen te overlijden zou de langstlevende van hen beide 3 Car.gld aan de erfgenamen ab intestato van de eerstgestorvene uitreiken.
Binnen enige maanden zal Geertgen zijn gestorven en nog in datzelfdejaar 1651 vond Jan een nieuwe levensgezellin in het naburige Kleine Lindt.
Gehuwd (1) circa 1630 met Aerjaenken Cornelisdr. Overleden 1632-1636 te Groote Lindt.
Gehuwd voor de kerk (2) op 24-02-1636 te Heinenoord(hervormd/gereformeerd) met Geertken (Geertgen) Gerritsdr. J.d.van Asperen wonend Heinenoord, overleden 1651-1651 te Groote Lindt.
Gehuwd voor de kerk (3) op 08-10-1651 te Heerjansdam(hervormd/gereformeerd) met Maijke Melsdr (Melchiorsdr.) Croonenburg. De derde vrouw van Jan Dircksz. van Driel bracht heel wat "opmerkelijk bloed" in deze familie van ambachtslieden en boeren.
Op 11 juni 1652 bevonden Jan Dircksz. van Driel en Mayken Melsen zich op het slot Develsteyn in de Lindt, alwaar Cornelis van Beveren, ridder, heer van Strevelshoek, West-IJsselmonde en Kleine Lindt, zetelde. Van Beveren gaf die dag aan van Driel een buitendijks gelegen erf "naest den opslagh van Develsluys.
aen de oostsijde van dien" in erfpacht uit. Tevens aan hem "den windt van mijn corenmolen aldaer bij den voornoemde van Driel te stellen ende onderhouden tot zijnen costen ende baeten, sonder dat wij op den voorsegde molen nu noch naermaels, voor althoos, het was boven de voorsegde erfpachten sullen.
pretenderen.
Van Driel zou voor dit alles jaarlijks een bedrag van 24 Carolus guldens betalen. Als zekerheid voor deze jaarlijkse betaling stelde van Driel zijn huis op het voornoemde erf, "als oock den voorsegde coren-molen binnendijcx aen ende annex d'oostzijde van de sluys" en zijn tractement als sluiswachter en.
gemeenelandstimmerman.
Tevens is nog de volgende passage in deze overeenkomst opgenomen: "endesal oock de schutskoy alleenlijck met het hout dat daer nu is versetten terplaetse men hem ordonneren sael buytendijcx". Jan ondertekende de akte als "JanDircxsz.
van Driel" en zijn vrouw plaatste een handmerkje. Deze overeenkomst zou voor het gerecht van Kleine Lindt gepasseerd worden wanneer de heer van Beveren dit.
believen zou en niet lang nadien -op 14 juli 1652- had dit metterdaat plaats.
Kennelijk na zijn huwelijk met Mayke Croonenburch vestigde van Driel zich vanuit Groote Lindt in Kleine Lindt. Hij kreeg aldaar wellicht belangen dank-zij zijn derde vrouw. Een akte van 16 april 1653 te Kleine Lindt spreekt van "het huys ende erf van Jan Dyrkxsen van Driell, sluiswachter ende gemeennelandt timmerman" als belending. In een akte van 9 juni 1653 komt een.
Jan Dirckx voor als belender in Kleine Lindt. Waarschijnlijk betrof ook dit van Driel. Op een openbare verkoping te Kleine Lindt ten behoeve van het weeskind van Bastiaen Leendertsen Bleijcker kocht Jan Dircxz. "twee hoofdkussens"voor 3.
gld. en "een kroonmet twee kandelaers met vijf lepels" voor 1 gld.10 st.
Het zou kunnen dat van Driel ook een kleine herberg dreef, want op 12 april 1665 was Jan Dircxz.van Driel als eiser gewikkeld in een zaak voor hetgerecht te Kleine Lindt tegen de weduwe en erfgenamen van Cleys Damise, van wie hij betaling van 69 gulden en 8 stuivers eiste "over verteerde costen tot sijnen.
huyse is verteert". Lenaert Cleysen Schipper, wonende in het ambacht Kleine Lindt, transporteerde op 5 juli 1665 aan Jan Dirccxen van Driel een buitendijks gelegen boomgaard en griend aldaar, hetwelk aan de oostzijde o.a. aan van Driel.
was belend. Een akte te Kleine Lindt van 15 november 1666 spreekt van "Jan Dircksen onsen gerechtsbode".
Kennelijk is hij dan ook identiek met de Jan Dircxken als belender te Kleine Lindt in akten gedateerd 22 april en 12 augustus 1666. De jaarrekening van de Develpolder van Groote - en Kleine Lindt over het jaar 1669 maakt melding van.
een betaling van 16 stuivers aan Jan Dircxs timmerman "van arbeytsloon blijckende bij sijnne declaratie". Hij ondertekende de jaarrekening als "Jan Dircksz.van Driel". In de jaren 1669 - 1670 komt van Driel voor als schepen van Kleine Lindt, terwijl hij in 1672 als heemraad van genoemd ambacht vermeld is.
gevonden. Meeuwis Jans Jongeruyter, wonende op Heerjansdam transporteerde bij akte van 24 februari 1672 aan Jan Dircxs van Driel. "onse medeheemraet", ca 1 1/2 hond weiland "met de voet gestooten int noortendt van den Hoogen Nesse sijnde de twaelf roeden van de Swijndreghsen Waert".
Op 3 april 1672 trad Jan Dircksz.van Driel te Heerjansdam nog op als getuige bij de doop van zijn kleinzoon Jan Willemsz.(de) Gelder, maar op 4 augustus 1673 bleek hij niet meer in leven te zijn, daar Maycke Melsen, weduwe van Jan Dircks van Driel, wonende op Heerjansdam zich toen borg stelde voor de gebroeders Pieter en Willem Ariens te Kleine Lindt. De rekening over het jaar 1670 van de Develpolder spreekt reeds van de weduwe van Jan Dircxs van Driel, die geld te.
vorderen had vanwege door wijlen haar man verrichte werkzaamheden en leverantie. Het is duidelijk dat de afrekening over het jaar 1670 na het overlijden van van Driel moet hebben plaatsgevonden. Op 12 november 1673 spreekt een akte van de weduwe van Jan Dircxsz.van Driel als belender in het Volgerland van Kijfhoek en op 11 oktober 1674 compareerde de op Develsluys wonende Mayken Melsen Croonenburg, weduwe van Jan Dircxs van Driel, te Dordrecht. Joffrouw Pieternella de Jongh, weduwe van Hugo van Westcappel, wonende te Dordrecht, transporteerde op 12 februari 1675 aan de op Develsluis in het ambacht Kleine Lindt wonende Maeyken Mels Croonenburgh, weduwe van Jan.
Dircxe van Driel, 1 merge 450 roeden land te Kleine Lindt. De koopceel was op 12 oktober 1674 voor de Dordtse notaris van Neeten opgemaakt en de koopsom bedroeg 700 Car.gld. met nog een "vereeringh" van 25 gld. voor de dochter van de verkoopster.
Mayken Mels, weduwe en boedelhoudster van Jan Dircxs van Driel,wonende op Develsluis onder Kleine Lindt, verklaarde bij akte gedateerd 27 januari1690 400 Car.gld.schuldig te zijn aan de Dordtse predikant de heer Henricus Francken. Voor deze geldlening stelde zij als zekerheid een huis met 350 roeden.
weiland onder het Volgerland van Kijfhoek aan de Develzijde. Deze schuldbrief werd op 26 maart 1712 geroyeerd.
Op laatstgenoemde datum compareerden te Kijfhoek de kinderen en erfgenamen van Jan Dirckse van Driel en Maeycke Melse Kroonenburg zaliger, in hun leven gewoond hebbende te Kleine Lindt, te weten: Leendert van Nes, getrouwd met.
Trijntie Jans van Driel. Jan Janse van Driel, Geertruy Jans van Driel,weduwe van Willem Franks Benschop, Pieter Kornelesse van de Fijnijert, getrouwd met Fijgie Jans van Driel.
Zij werden geassisteerd met de Heerjansdamse schout Rookes Leenheer, die namens hen een stuk weiland van 1 mergen 150 roeden land in het Volgerland van Kijfhoek aan de Develzijde, dat gemeen lag met 150 roeden van de armen van.
Heerjansdam en aan de oostzijde belend was aan schout Leenheer, voor1300 gld. aan de onder de Kleine Lindt wonende Pieter Wouterse op Sluys transporteerde.
Op 27 januari 1706 was hun moeder evenwel nog in leven, want toen werder voor Bastiaen A.Gelder, weduwnaar van Lijsbet Jans, ten huize van Maeycke Mels op Develsluis een akte door de schout van Kleine Lindt opgemaakt. Deze Bastiaen.
was wellicht een broer van Mayke's overleden schoonzoon Willem Gelder.Het feit dat er door de schout een akte ten hare huize werd opgemaakt lijkt er ook weer op te wijzen dat van Driel en zijn vrouw een soort herberg hebben gedreven, in.
elk geval een enigszins openbare gelegenheid. Maeycken Mels, weduwe van Jan Dircxe van Driel, werd nog in tal van akten vermeld gevonden als belender te Kleine Lindt.
een nieuwe vrouw in Maijke Melsen Crooneburgh, geb. ca. 1630, overl. Gr. Lindt? tussen 27-1-1690 en 26-3-1712. Op 26 maart 1712 compareerde te Kijfhoek de kinderen en erfgenamen van Maeijke, n.l. Leendert van Es, geh. metTrijntje.
Jans van Driel, Jan Janse van Driel, Geertruijt Jans van Driel, wed. van Willem Jans Benschop, Pieter "Kornelese" van de "Fijnaart", geh. met Fijgje Jans van Driel en Mels Jan van Driel. Zij werden geassisteerd door de Schout Rokus Leenheer, die namens hen een stuk weiland van 1 morgen en 150 roeden.
transporteerde voor 1300 gulden aan Pieter Wouterse op Sluijs, dr. van Melchior Jans van Croonenburgh en Trijntje Cornelisdr. van den Bongaert, tr.(1) Heinenoord 24-2-1636 Jan tr. 1e Aerjaenken Cornelisdr, overl. ca. 1634, tr. 3e Maijke Melsen Croonenburg (voorouder).
Mutueel testament: 26 febr 1651 te Dordrecht.
Op 20 febr. 1643 transp. Huijch Gijsbrechtsz, heemraad van Grote Lindtomtrent 50 r. boomgaard en beplanting Aen de kerckwech" in het dorp Grote Lindt aan Jan.
Jan tr. 1e Ariaentje Cornelis en 3e Maeijcke Melden Cronenburgh (voorouder) Op 26 febr 1651 maakten "Jan Diricxs van Driel, huystimmerman",en Geertgen Geerits echtelieden" wonende te Lint, zij ziek zijnde, te Dordrecht een mutueel testament. Indien Jan eerst zou komen te overlijden , zou zijn weduwe aan zijn: voordochter een "cleet naer de staet en gelegentheyt van sijnen boedel" geven. Binnen enkele maanden stierf Geertje en nog in datzelfde jaar vond Jan een nieuwe vrouw.

Uit dit huwelijk 7 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Trijntje~1654 Kleine Lindt †1733 Groote Lindt 79
Jan~1656 Kleine Lindt †1736 Develsluis 80



Bronnen:
1.Het geslacht van Driel te Groote/Kleine Lindt en Dordt (B 267), K.J. Slijkerman

Aerjaenken Cornelisdr
Aerjaenken Cornelisdr, ovl. Groote Lindt in 1636.

tr. tot 1630
met

Jan Dircksz van Driel1, zn. van Dirck Jansz en Ariaentje Cornelisdr , huistimmerman en gemeenlandstimmerman, tr. (3) Groote Lindt op 24 feb 1636 met Geertgen Gerritsdr. Uit dit huwelijk 3 kinderen.

Jan Dircksz van Driel.
Jan Dircksz. Timmerman alias van Driel te Groote Lindt zou vernoemd kunnen zijn naar zijn mogelijke grootvader, de voornoemde Jan Geritsz. Het is opmerkelijk dat Jan Dircksz. een dochter Teuntje noemde. Wellicht had hij dit kind dan vernoemd naar zijn veronderstelde tante Thontken Jansdr, de vrouw van Jan Cornelisz. Timmerman.
Laatstgenoemde was wellicht timmerman van beroep en dit beroep strookt geheel met het milieu der latere familie van Driel. Toevalligerwijs kocht Jan Dirckxssen Timmerman.
(van Driel) in 1643 te Groote Lindt een boomgaard welke belend was aan die van de voornoemde Jan Cornelissen Timmerman. Al met al heb ik tot op heden nimmer de familienaam van Driel in deze oudere familiegroep uit Groote Lindt aangetroffen en ontbreekt nog elk bewijs dat Jan Dircksz. van Driel uit deze groep stamde. Enige aanwijzingen zijn er mijns inziens echter wel voor aan te voeren en in elk geval kan het hier voorgenoemde bij voortgezet onderzoek van belang blijken te zijn.
Jan Dircks van Driel (timmerman te grote Lindt, huistimmerman en gemeenlandstimmerman, sluiswachter en pachter van het windrecht te Kleine Lindt. Schepen 1669-'70, heemraad 1672.
van Kleine Lindt. Het zou kunnen zijn dat Jan ook een kleine herberg dreef, want op 12 april 1665 was hij als eiser gewikkeld in een zaak tegen de weduwe en erfgenamen van Cleys Damise, van wie hij een betaling van 69 guldenen.
8 stuivers eiste, "over verteerde costen dat tot sijne huyse is verteert". (dit is het geslacht van Driel uit de Lindt waar de "Uyterlindes" van afstammen), overl. tussen 3-4-1672 en 4-8-1673, tr. (2) 8-10-1651, "Jan Dircksen (van Driel) wed. won. in de groote Linde x Maijken Melsen(Cronenborg).
Jan tr. 1e Aerjaenken Cornelisdr. overl. ca. 1634, tr. 2e Geertje Gerritsdr. overl. 1651 In het zelfde jaar van zijn vrouw Geertjes overlijden vond Jan.
In 1636 werd Jan voor het eerst in de bronnen aangetroffen en wel toen zijn tweede huwelijk in het trouwboek van Heinenoord werd opgetekend. Van Groote Lindt, de plaats waar ondertrouw en trouw geschiedde, is uit die tijd geen trouwregister bewaard gebleven. Jan stond aanvankelijk in de Lindtse gemeenschap bekend met de toenaam "timmerman", welke dus aan zijn beroep ontleend was. In de zeventiende eeuw treft men in Groote-en Kleine Lindt meerdere ambachtslieden aan, met name timmerlieden en metselaars. Op het eerste gezicht lijkt dit wat vreemd in dergelijke kleine boerengemeenschappen.
Waarschijnlijk echter waren deze ambachtslieden werkzaam bij de wederopbouw van het in 1572 door de Spanjaarden verwoeste kasteeltje Develsteyn in Groote Lindt. De toenmalige sloteigenaar Willem van Diemen had zijn behuizing in 1570.
om veiligheidsredenen verlaten en na zijn dood verkochten zijn kinderen de ruine in 1594 aan Willem van Beveren. Nog datzelfde jaar werd begonnen met de opbouw van het kasteeltje en aangenomen mag worden dat toen allerlei ambachtslui werden aangeworven, waarvan sommige wel met hun gezinnen in Groote Lindt zullen zijn neergestreken.
Zou Jan Dircksz. van Driel tot een dergelijke familie hebben behoord? Dit lijkt wel voor de hand te liggen. Aan de opbouw en verfraaiing van het kasteeltje werd jarenlang -mogelijk met tussenpozen- gewerkt. Zeker nog in de dertiger jaren van de zeventiende eeuw werd in opdracht van Mr.Cornelis van.
Beveren, zoon van de voornoemde Willem, aan het slot gewerkt. Het is mogelijk dat de meeste van de gerecruteerde werklieden uit Dordrecht kwamen, want waar anders zouden de van Beverens- een der voornaamste families in die stad-in de.
eerste plaats naar geschikte werklieden hebben uitgezien ?.
Is het niet opmerkelijk dat juist in die stad de naam van Driel al zeer oud is en dat juist daar de bakermat lijkt te liggen van al die latere boerengeslachten op IJsselmonde en in de Hoekse Waard?.
Op 22 maart 1641 kwam Jan Dircxsz. timmerman, wonende in het dorp Groote Lindt, als vader van zijn omtrent 9 jaar oude kind Aerjaenken Jansdr, nagelaten bij zijn huisvrouw Aerjaenken Cornelis, aan de ene zijde, met ArienHeyndrickxen,.
getrouwd met Janneken Cornelisdr, wonende in Heeroudelandsambacht, alsmede voogd, en zich sterk makende voor de in Ridderkerk wonende Jacob Cornelisz,.
aan de andere zijde, tot uitkoop van het moederlijk erfdeel van het kind. Jan zou in d boedel blijven zitten en zijn dochter moeten opvoeden enz. tot de leeftijd van 15 jaar en vervolgens dan als moederlijk bewijs 50 gulden aan haar, of bij haar vooroverlijden aan haar erfgenamen, moeten uitkeren.
Het is enigszins opmerkelijk dat deze akte pas vijf jaar na het tweede huwelijk van Jan werd opgemaakt. Doorgaans werd een dergelijke overeenkomst kort voor het hertrouwen vastgelegd. Huych Gijsbrechtsz, heemraad van Groote Lindt, transporteerde op 20 februari 1643 omtrent 50 roeden boomgaard en beplanting "aen den kerck wech" aldaar in het dorp Groote Lindt wonende Jan Dirckxssen timmerman. Aan de noordzijde was dit perceel belend aan het schoolhuis en aan de oostkant van de kerk van Groote Lindt. Aan de zuidzijde is 'den bogaert van Jan Cornelissen timmerman als.
belending genoemd. Deze persoon zou een aangetrouwde oom van Jan kunnen zijn geweest.
Op 26 februari 1651 maakten Jan Diricxs van Driel, huystimmerman, en Geertgen Geerits, echtelieden wonende in de Lint, zij ziek zijnde, te Dordrecht een mutueel testament. De langstlevende zou voogd zijn over hun gezamenlijke kinderen en deze moeten opvoeden etc. Indien Jan de eerst stervende zou zijn, moest zijn weduwe aan zijn voordochter een "cleet" "naer de staet en gelegentheyt van sijnen boedel" geven. Indien zij zonder gezamenlijke kinderen zouden komen te overlijden zou de langstlevende van hen beide 3 Car.gld aan de erfgenamen ab intestato van de eerstgestorvene uitreiken.
Binnen enige maanden zal Geertgen zijn gestorven en nog in datzelfdejaar 1651 vond Jan een nieuwe levensgezellin in het naburige Kleine Lindt.
Gehuwd (1) circa 1630 met Aerjaenken Cornelisdr. Overleden 1632-1636 te Groote Lindt.
Gehuwd voor de kerk (2) op 24-02-1636 te Heinenoord(hervormd/gereformeerd) met Geertken (Geertgen) Gerritsdr. J.d.van Asperen wonend Heinenoord, overleden 1651-1651 te Groote Lindt.
Gehuwd voor de kerk (3) op 08-10-1651 te Heerjansdam(hervormd/gereformeerd) met Maijke Melsdr (Melchiorsdr.) Croonenburg. De derde vrouw van Jan Dircksz. van Driel bracht heel wat "opmerkelijk bloed" in deze familie van ambachtslieden en boeren.
Op 11 juni 1652 bevonden Jan Dircksz. van Driel en Mayken Melsen zich op het slot Develsteyn in de Lindt, alwaar Cornelis van Beveren, ridder, heer van Strevelshoek, West-IJsselmonde en Kleine Lindt, zetelde. Van Beveren gaf die dag aan van Driel een buitendijks gelegen erf "naest den opslagh van Develsluys.
aen de oostsijde van dien" in erfpacht uit. Tevens aan hem "den windt van mijn corenmolen aldaer bij den voornoemde van Driel te stellen ende onderhouden tot zijnen costen ende baeten, sonder dat wij op den voorsegde molen nu noch naermaels, voor althoos, het was boven de voorsegde erfpachten sullen.
pretenderen.
Van Driel zou voor dit alles jaarlijks een bedrag van 24 Carolus guldens betalen. Als zekerheid voor deze jaarlijkse betaling stelde van Driel zijn huis op het voornoemde erf, "als oock den voorsegde coren-molen binnendijcx aen ende annex d'oostzijde van de sluys" en zijn tractement als sluiswachter en.
gemeenelandstimmerman.
Tevens is nog de volgende passage in deze overeenkomst opgenomen: "endesal oock de schutskoy alleenlijck met het hout dat daer nu is versetten terplaetse men hem ordonneren sael buytendijcx". Jan ondertekende de akte als "JanDircxsz.
van Driel" en zijn vrouw plaatste een handmerkje. Deze overeenkomst zou voor het gerecht van Kleine Lindt gepasseerd worden wanneer de heer van Beveren dit.
believen zou en niet lang nadien -op 14 juli 1652- had dit metterdaat plaats.
Kennelijk na zijn huwelijk met Mayke Croonenburch vestigde van Driel zich vanuit Groote Lindt in Kleine Lindt. Hij kreeg aldaar wellicht belangen dank-zij zijn derde vrouw. Een akte van 16 april 1653 te Kleine Lindt spreekt van "het huys ende erf van Jan Dyrkxsen van Driell, sluiswachter ende gemeennelandt timmerman" als belending. In een akte van 9 juni 1653 komt een.
Jan Dirckx voor als belender in Kleine Lindt. Waarschijnlijk betrof ook dit van Driel. Op een openbare verkoping te Kleine Lindt ten behoeve van het weeskind van Bastiaen Leendertsen Bleijcker kocht Jan Dircxz. "twee hoofdkussens"voor 3.
gld. en "een kroonmet twee kandelaers met vijf lepels" voor 1 gld.10 st.
Het zou kunnen dat van Driel ook een kleine herberg dreef, want op 12 april 1665 was Jan Dircxz.van Driel als eiser gewikkeld in een zaak voor hetgerecht te Kleine Lindt tegen de weduwe en erfgenamen van Cleys Damise, van wie hij betaling van 69 gulden en 8 stuivers eiste "over verteerde costen tot sijnen.
huyse is verteert". Lenaert Cleysen Schipper, wonende in het ambacht Kleine Lindt, transporteerde op 5 juli 1665 aan Jan Dirccxen van Driel een buitendijks gelegen boomgaard en griend aldaar, hetwelk aan de oostzijde o.a. aan van Driel.
was belend. Een akte te Kleine Lindt van 15 november 1666 spreekt van "Jan Dircksen onsen gerechtsbode".
Kennelijk is hij dan ook identiek met de Jan Dircxken als belender te Kleine Lindt in akten gedateerd 22 april en 12 augustus 1666. De jaarrekening van de Develpolder van Groote - en Kleine Lindt over het jaar 1669 maakt melding van.
een betaling van 16 stuivers aan Jan Dircxs timmerman "van arbeytsloon blijckende bij sijnne declaratie". Hij ondertekende de jaarrekening als "Jan Dircksz.van Driel". In de jaren 1669 - 1670 komt van Driel voor als schepen van Kleine Lindt, terwijl hij in 1672 als heemraad van genoemd ambacht vermeld is.
gevonden. Meeuwis Jans Jongeruyter, wonende op Heerjansdam transporteerde bij akte van 24 februari 1672 aan Jan Dircxs van Driel. "onse medeheemraet", ca 1 1/2 hond weiland "met de voet gestooten int noortendt van den Hoogen Nesse sijnde de twaelf roeden van de Swijndreghsen Waert".
Op 3 april 1672 trad Jan Dircksz.van Driel te Heerjansdam nog op als getuige bij de doop van zijn kleinzoon Jan Willemsz.(de) Gelder, maar op 4 augustus 1673 bleek hij niet meer in leven te zijn, daar Maycke Melsen, weduwe van Jan Dircks van Driel, wonende op Heerjansdam zich toen borg stelde voor de gebroeders Pieter en Willem Ariens te Kleine Lindt. De rekening over het jaar 1670 van de Develpolder spreekt reeds van de weduwe van Jan Dircxs van Driel, die geld te.
vorderen had vanwege door wijlen haar man verrichte werkzaamheden en leverantie. Het is duidelijk dat de afrekening over het jaar 1670 na het overlijden van van Driel moet hebben plaatsgevonden. Op 12 november 1673 spreekt een akte van de weduwe van Jan Dircxsz.van Driel als belender in het Volgerland van Kijfhoek en op 11 oktober 1674 compareerde de op Develsluys wonende Mayken Melsen Croonenburg, weduwe van Jan Dircxs van Driel, te Dordrecht. Joffrouw Pieternella de Jongh, weduwe van Hugo van Westcappel, wonende te Dordrecht, transporteerde op 12 februari 1675 aan de op Develsluis in het ambacht Kleine Lindt wonende Maeyken Mels Croonenburgh, weduwe van Jan.
Dircxe van Driel, 1 merge 450 roeden land te Kleine Lindt. De koopceel was op 12 oktober 1674 voor de Dordtse notaris van Neeten opgemaakt en de koopsom bedroeg 700 Car.gld. met nog een "vereeringh" van 25 gld. voor de dochter van de verkoopster.
Mayken Mels, weduwe en boedelhoudster van Jan Dircxs van Driel,wonende op Develsluis onder Kleine Lindt, verklaarde bij akte gedateerd 27 januari1690 400 Car.gld.schuldig te zijn aan de Dordtse predikant de heer Henricus Francken. Voor deze geldlening stelde zij als zekerheid een huis met 350 roeden.
weiland onder het Volgerland van Kijfhoek aan de Develzijde. Deze schuldbrief werd op 26 maart 1712 geroyeerd.
Op laatstgenoemde datum compareerden te Kijfhoek de kinderen en erfgenamen van Jan Dirckse van Driel en Maeycke Melse Kroonenburg zaliger, in hun leven gewoond hebbende te Kleine Lindt, te weten: Leendert van Nes, getrouwd met.
Trijntie Jans van Driel. Jan Janse van Driel, Geertruy Jans van Driel,weduwe van Willem Franks Benschop, Pieter Kornelesse van de Fijnijert, getrouwd met Fijgie Jans van Driel.
Zij werden geassisteerd met de Heerjansdamse schout Rookes Leenheer, die namens hen een stuk weiland van 1 mergen 150 roeden land in het Volgerland van Kijfhoek aan de Develzijde, dat gemeen lag met 150 roeden van de armen van.
Heerjansdam en aan de oostzijde belend was aan schout Leenheer, voor1300 gld. aan de onder de Kleine Lindt wonende Pieter Wouterse op Sluys transporteerde.
Op 27 januari 1706 was hun moeder evenwel nog in leven, want toen werder voor Bastiaen A.Gelder, weduwnaar van Lijsbet Jans, ten huize van Maeycke Mels op Develsluis een akte door de schout van Kleine Lindt opgemaakt. Deze Bastiaen.
was wellicht een broer van Mayke's overleden schoonzoon Willem Gelder.Het feit dat er door de schout een akte ten hare huize werd opgemaakt lijkt er ook weer op te wijzen dat van Driel en zijn vrouw een soort herberg hebben gedreven, in.
elk geval een enigszins openbare gelegenheid. Maeycken Mels, weduwe van Jan Dircxe van Driel, werd nog in tal van akten vermeld gevonden als belender te Kleine Lindt.
een nieuwe vrouw in Maijke Melsen Crooneburgh, geb. ca. 1630, overl. Gr. Lindt? tussen 27-1-1690 en 26-3-1712. Op 26 maart 1712 compareerde te Kijfhoek de kinderen en erfgenamen van Maeijke, n.l. Leendert van Es, geh. metTrijntje.
Jans van Driel, Jan Janse van Driel, Geertruijt Jans van Driel, wed. van Willem Jans Benschop, Pieter "Kornelese" van de "Fijnaart", geh. met Fijgje Jans van Driel en Mels Jan van Driel. Zij werden geassisteerd door de Schout Rokus Leenheer, die namens hen een stuk weiland van 1 morgen en 150 roeden.
transporteerde voor 1300 gulden aan Pieter Wouterse op Sluijs, dr. van Melchior Jans van Croonenburgh en Trijntje Cornelisdr. van den Bongaert, tr.(1) Heinenoord 24-2-1636 Jan tr. 1e Aerjaenken Cornelisdr, overl. ca. 1634, tr. 3e Maijke Melsen Croonenburg (voorouder).
Mutueel testament: 26 febr 1651 te Dordrecht.
Op 20 febr. 1643 transp. Huijch Gijsbrechtsz, heemraad van Grote Lindtomtrent 50 r. boomgaard en beplanting Aen de kerckwech" in het dorp Grote Lindt aan Jan.
Jan tr. 1e Ariaentje Cornelis en 3e Maeijcke Melden Cronenburgh (voorouder) Op 26 febr 1651 maakten "Jan Diricxs van Driel, huystimmerman",en Geertgen Geerits echtelieden" wonende te Lint, zij ziek zijnde, te Dordrecht een mutueel testament. Indien Jan eerst zou komen te overlijden , zou zijn weduwe aan zijn: voordochter een "cleet naer de staet en gelegentheyt van sijnen boedel" geven. Binnen enkele maanden stierf Geertje en nog in datzelfde jaar vond Jan een nieuwe vrouw.

Uit dit huwelijk 2 kinderen.


Bronnen:

1.Het geslacht van Driel te Groote/Kleine Lindt en Dordt (B 267), K.J. Slijkerman

Geertgen Gerritsdr
Geertgen Gerritsdr, geb. Asperen, ovl. in 1651.

tr. Groote Lindt op 24 feb 1636
met

Jan Dircksz van Driel1, zn. van Dirck Jansz en Ariaentje Cornelisdr , huistimmerman en gemeenlandstimmerman, tr. (2) met Aerjaenken Cornelisdr. Uit dit huwelijk 2 kinderen.

Jan Dircksz van Driel.
Jan Dircksz. Timmerman alias van Driel te Groote Lindt zou vernoemd kunnen zijn naar zijn mogelijke grootvader, de voornoemde Jan Geritsz. Het is opmerkelijk dat Jan Dircksz. een dochter Teuntje noemde. Wellicht had hij dit kind dan vernoemd naar zijn veronderstelde tante Thontken Jansdr, de vrouw van Jan Cornelisz. Timmerman.
Laatstgenoemde was wellicht timmerman van beroep en dit beroep strookt geheel met het milieu der latere familie van Driel. Toevalligerwijs kocht Jan Dirckxssen Timmerman.
(van Driel) in 1643 te Groote Lindt een boomgaard welke belend was aan die van de voornoemde Jan Cornelissen Timmerman. Al met al heb ik tot op heden nimmer de familienaam van Driel in deze oudere familiegroep uit Groote Lindt aangetroffen en ontbreekt nog elk bewijs dat Jan Dircksz. van Driel uit deze groep stamde. Enige aanwijzingen zijn er mijns inziens echter wel voor aan te voeren en in elk geval kan het hier voorgenoemde bij voortgezet onderzoek van belang blijken te zijn.
Jan Dircks van Driel (timmerman te grote Lindt, huistimmerman en gemeenlandstimmerman, sluiswachter en pachter van het windrecht te Kleine Lindt. Schepen 1669-'70, heemraad 1672.
van Kleine Lindt. Het zou kunnen zijn dat Jan ook een kleine herberg dreef, want op 12 april 1665 was hij als eiser gewikkeld in een zaak tegen de weduwe en erfgenamen van Cleys Damise, van wie hij een betaling van 69 guldenen.
8 stuivers eiste, "over verteerde costen dat tot sijne huyse is verteert". (dit is het geslacht van Driel uit de Lindt waar de "Uyterlindes" van afstammen), overl. tussen 3-4-1672 en 4-8-1673, tr. (2) 8-10-1651, "Jan Dircksen (van Driel) wed. won. in de groote Linde x Maijken Melsen(Cronenborg).
Jan tr. 1e Aerjaenken Cornelisdr. overl. ca. 1634, tr. 2e Geertje Gerritsdr. overl. 1651 In het zelfde jaar van zijn vrouw Geertjes overlijden vond Jan.
In 1636 werd Jan voor het eerst in de bronnen aangetroffen en wel toen zijn tweede huwelijk in het trouwboek van Heinenoord werd opgetekend. Van Groote Lindt, de plaats waar ondertrouw en trouw geschiedde, is uit die tijd geen trouwregister bewaard gebleven. Jan stond aanvankelijk in de Lindtse gemeenschap bekend met de toenaam "timmerman", welke dus aan zijn beroep ontleend was. In de zeventiende eeuw treft men in Groote-en Kleine Lindt meerdere ambachtslieden aan, met name timmerlieden en metselaars. Op het eerste gezicht lijkt dit wat vreemd in dergelijke kleine boerengemeenschappen.
Waarschijnlijk echter waren deze ambachtslieden werkzaam bij de wederopbouw van het in 1572 door de Spanjaarden verwoeste kasteeltje Develsteyn in Groote Lindt. De toenmalige sloteigenaar Willem van Diemen had zijn behuizing in 1570.
om veiligheidsredenen verlaten en na zijn dood verkochten zijn kinderen de ruine in 1594 aan Willem van Beveren. Nog datzelfde jaar werd begonnen met de opbouw van het kasteeltje en aangenomen mag worden dat toen allerlei ambachtslui werden aangeworven, waarvan sommige wel met hun gezinnen in Groote Lindt zullen zijn neergestreken.
Zou Jan Dircksz. van Driel tot een dergelijke familie hebben behoord? Dit lijkt wel voor de hand te liggen. Aan de opbouw en verfraaiing van het kasteeltje werd jarenlang -mogelijk met tussenpozen- gewerkt. Zeker nog in de dertiger jaren van de zeventiende eeuw werd in opdracht van Mr.Cornelis van.
Beveren, zoon van de voornoemde Willem, aan het slot gewerkt. Het is mogelijk dat de meeste van de gerecruteerde werklieden uit Dordrecht kwamen, want waar anders zouden de van Beverens- een der voornaamste families in die stad-in de.
eerste plaats naar geschikte werklieden hebben uitgezien ?.
Is het niet opmerkelijk dat juist in die stad de naam van Driel al zeer oud is en dat juist daar de bakermat lijkt te liggen van al die latere boerengeslachten op IJsselmonde en in de Hoekse Waard?.
Op 22 maart 1641 kwam Jan Dircxsz. timmerman, wonende in het dorp Groote Lindt, als vader van zijn omtrent 9 jaar oude kind Aerjaenken Jansdr, nagelaten bij zijn huisvrouw Aerjaenken Cornelis, aan de ene zijde, met ArienHeyndrickxen,.
getrouwd met Janneken Cornelisdr, wonende in Heeroudelandsambacht, alsmede voogd, en zich sterk makende voor de in Ridderkerk wonende Jacob Cornelisz,.
aan de andere zijde, tot uitkoop van het moederlijk erfdeel van het kind. Jan zou in d boedel blijven zitten en zijn dochter moeten opvoeden enz. tot de leeftijd van 15 jaar en vervolgens dan als moederlijk bewijs 50 gulden aan haar, of bij haar vooroverlijden aan haar erfgenamen, moeten uitkeren.
Het is enigszins opmerkelijk dat deze akte pas vijf jaar na het tweede huwelijk van Jan werd opgemaakt. Doorgaans werd een dergelijke overeenkomst kort voor het hertrouwen vastgelegd. Huych Gijsbrechtsz, heemraad van Groote Lindt, transporteerde op 20 februari 1643 omtrent 50 roeden boomgaard en beplanting "aen den kerck wech" aldaar in het dorp Groote Lindt wonende Jan Dirckxssen timmerman. Aan de noordzijde was dit perceel belend aan het schoolhuis en aan de oostkant van de kerk van Groote Lindt. Aan de zuidzijde is 'den bogaert van Jan Cornelissen timmerman als.
belending genoemd. Deze persoon zou een aangetrouwde oom van Jan kunnen zijn geweest.
Op 26 februari 1651 maakten Jan Diricxs van Driel, huystimmerman, en Geertgen Geerits, echtelieden wonende in de Lint, zij ziek zijnde, te Dordrecht een mutueel testament. De langstlevende zou voogd zijn over hun gezamenlijke kinderen en deze moeten opvoeden etc. Indien Jan de eerst stervende zou zijn, moest zijn weduwe aan zijn voordochter een "cleet" "naer de staet en gelegentheyt van sijnen boedel" geven. Indien zij zonder gezamenlijke kinderen zouden komen te overlijden zou de langstlevende van hen beide 3 Car.gld aan de erfgenamen ab intestato van de eerstgestorvene uitreiken.
Binnen enige maanden zal Geertgen zijn gestorven en nog in datzelfdejaar 1651 vond Jan een nieuwe levensgezellin in het naburige Kleine Lindt.
Gehuwd (1) circa 1630 met Aerjaenken Cornelisdr. Overleden 1632-1636 te Groote Lindt.
Gehuwd voor de kerk (2) op 24-02-1636 te Heinenoord(hervormd/gereformeerd) met Geertken (Geertgen) Gerritsdr. J.d.van Asperen wonend Heinenoord, overleden 1651-1651 te Groote Lindt.
Gehuwd voor de kerk (3) op 08-10-1651 te Heerjansdam(hervormd/gereformeerd) met Maijke Melsdr (Melchiorsdr.) Croonenburg. De derde vrouw van Jan Dircksz. van Driel bracht heel wat "opmerkelijk bloed" in deze familie van ambachtslieden en boeren.
Op 11 juni 1652 bevonden Jan Dircksz. van Driel en Mayken Melsen zich op het slot Develsteyn in de Lindt, alwaar Cornelis van Beveren, ridder, heer van Strevelshoek, West-IJsselmonde en Kleine Lindt, zetelde. Van Beveren gaf die dag aan van Driel een buitendijks gelegen erf "naest den opslagh van Develsluys.
aen de oostsijde van dien" in erfpacht uit. Tevens aan hem "den windt van mijn corenmolen aldaer bij den voornoemde van Driel te stellen ende onderhouden tot zijnen costen ende baeten, sonder dat wij op den voorsegde molen nu noch naermaels, voor althoos, het was boven de voorsegde erfpachten sullen.
pretenderen.
Van Driel zou voor dit alles jaarlijks een bedrag van 24 Carolus guldens betalen. Als zekerheid voor deze jaarlijkse betaling stelde van Driel zijn huis op het voornoemde erf, "als oock den voorsegde coren-molen binnendijcx aen ende annex d'oostzijde van de sluys" en zijn tractement als sluiswachter en.
gemeenelandstimmerman.
Tevens is nog de volgende passage in deze overeenkomst opgenomen: "endesal oock de schutskoy alleenlijck met het hout dat daer nu is versetten terplaetse men hem ordonneren sael buytendijcx". Jan ondertekende de akte als "JanDircxsz.
van Driel" en zijn vrouw plaatste een handmerkje. Deze overeenkomst zou voor het gerecht van Kleine Lindt gepasseerd worden wanneer de heer van Beveren dit.
believen zou en niet lang nadien -op 14 juli 1652- had dit metterdaat plaats.
Kennelijk na zijn huwelijk met Mayke Croonenburch vestigde van Driel zich vanuit Groote Lindt in Kleine Lindt. Hij kreeg aldaar wellicht belangen dank-zij zijn derde vrouw. Een akte van 16 april 1653 te Kleine Lindt spreekt van "het huys ende erf van Jan Dyrkxsen van Driell, sluiswachter ende gemeennelandt timmerman" als belending. In een akte van 9 juni 1653 komt een.
Jan Dirckx voor als belender in Kleine Lindt. Waarschijnlijk betrof ook dit van Driel. Op een openbare verkoping te Kleine Lindt ten behoeve van het weeskind van Bastiaen Leendertsen Bleijcker kocht Jan Dircxz. "twee hoofdkussens"voor 3.
gld. en "een kroonmet twee kandelaers met vijf lepels" voor 1 gld.10 st.
Het zou kunnen dat van Driel ook een kleine herberg dreef, want op 12 april 1665 was Jan Dircxz.van Driel als eiser gewikkeld in een zaak voor hetgerecht te Kleine Lindt tegen de weduwe en erfgenamen van Cleys Damise, van wie hij betaling van 69 gulden en 8 stuivers eiste "over verteerde costen tot sijnen.
huyse is verteert". Lenaert Cleysen Schipper, wonende in het ambacht Kleine Lindt, transporteerde op 5 juli 1665 aan Jan Dirccxen van Driel een buitendijks gelegen boomgaard en griend aldaar, hetwelk aan de oostzijde o.a. aan van Driel.
was belend. Een akte te Kleine Lindt van 15 november 1666 spreekt van "Jan Dircksen onsen gerechtsbode".
Kennelijk is hij dan ook identiek met de Jan Dircxken als belender te Kleine Lindt in akten gedateerd 22 april en 12 augustus 1666. De jaarrekening van de Develpolder van Groote - en Kleine Lindt over het jaar 1669 maakt melding van.
een betaling van 16 stuivers aan Jan Dircxs timmerman "van arbeytsloon blijckende bij sijnne declaratie". Hij ondertekende de jaarrekening als "Jan Dircksz.van Driel". In de jaren 1669 - 1670 komt van Driel voor als schepen van Kleine Lindt, terwijl hij in 1672 als heemraad van genoemd ambacht vermeld is.
gevonden. Meeuwis Jans Jongeruyter, wonende op Heerjansdam transporteerde bij akte van 24 februari 1672 aan Jan Dircxs van Driel. "onse medeheemraet", ca 1 1/2 hond weiland "met de voet gestooten int noortendt van den Hoogen Nesse sijnde de twaelf roeden van de Swijndreghsen Waert".
Op 3 april 1672 trad Jan Dircksz.van Driel te Heerjansdam nog op als getuige bij de doop van zijn kleinzoon Jan Willemsz.(de) Gelder, maar op 4 augustus 1673 bleek hij niet meer in leven te zijn, daar Maycke Melsen, weduwe van Jan Dircks van Driel, wonende op Heerjansdam zich toen borg stelde voor de gebroeders Pieter en Willem Ariens te Kleine Lindt. De rekening over het jaar 1670 van de Develpolder spreekt reeds van de weduwe van Jan Dircxs van Driel, die geld te.
vorderen had vanwege door wijlen haar man verrichte werkzaamheden en leverantie. Het is duidelijk dat de afrekening over het jaar 1670 na het overlijden van van Driel moet hebben plaatsgevonden. Op 12 november 1673 spreekt een akte van de weduwe van Jan Dircxsz.van Driel als belender in het Volgerland van Kijfhoek en op 11 oktober 1674 compareerde de op Develsluys wonende Mayken Melsen Croonenburg, weduwe van Jan Dircxs van Driel, te Dordrecht. Joffrouw Pieternella de Jongh, weduwe van Hugo van Westcappel, wonende te Dordrecht, transporteerde op 12 februari 1675 aan de op Develsluis in het ambacht Kleine Lindt wonende Maeyken Mels Croonenburgh, weduwe van Jan.
Dircxe van Driel, 1 merge 450 roeden land te Kleine Lindt. De koopceel was op 12 oktober 1674 voor de Dordtse notaris van Neeten opgemaakt en de koopsom bedroeg 700 Car.gld. met nog een "vereeringh" van 25 gld. voor de dochter van de verkoopster.
Mayken Mels, weduwe en boedelhoudster van Jan Dircxs van Driel,wonende op Develsluis onder Kleine Lindt, verklaarde bij akte gedateerd 27 januari1690 400 Car.gld.schuldig te zijn aan de Dordtse predikant de heer Henricus Francken. Voor deze geldlening stelde zij als zekerheid een huis met 350 roeden.
weiland onder het Volgerland van Kijfhoek aan de Develzijde. Deze schuldbrief werd op 26 maart 1712 geroyeerd.
Op laatstgenoemde datum compareerden te Kijfhoek de kinderen en erfgenamen van Jan Dirckse van Driel en Maeycke Melse Kroonenburg zaliger, in hun leven gewoond hebbende te Kleine Lindt, te weten: Leendert van Nes, getrouwd met.
Trijntie Jans van Driel. Jan Janse van Driel, Geertruy Jans van Driel,weduwe van Willem Franks Benschop, Pieter Kornelesse van de Fijnijert, getrouwd met Fijgie Jans van Driel.
Zij werden geassisteerd met de Heerjansdamse schout Rookes Leenheer, die namens hen een stuk weiland van 1 mergen 150 roeden land in het Volgerland van Kijfhoek aan de Develzijde, dat gemeen lag met 150 roeden van de armen van.
Heerjansdam en aan de oostzijde belend was aan schout Leenheer, voor1300 gld. aan de onder de Kleine Lindt wonende Pieter Wouterse op Sluys transporteerde.
Op 27 januari 1706 was hun moeder evenwel nog in leven, want toen werder voor Bastiaen A.Gelder, weduwnaar van Lijsbet Jans, ten huize van Maeycke Mels op Develsluis een akte door de schout van Kleine Lindt opgemaakt. Deze Bastiaen.
was wellicht een broer van Mayke's overleden schoonzoon Willem Gelder.Het feit dat er door de schout een akte ten hare huize werd opgemaakt lijkt er ook weer op te wijzen dat van Driel en zijn vrouw een soort herberg hebben gedreven, in.
elk geval een enigszins openbare gelegenheid. Maeycken Mels, weduwe van Jan Dircxe van Driel, werd nog in tal van akten vermeld gevonden als belender te Kleine Lindt.
een nieuwe vrouw in Maijke Melsen Crooneburgh, geb. ca. 1630, overl. Gr. Lindt? tussen 27-1-1690 en 26-3-1712. Op 26 maart 1712 compareerde te Kijfhoek de kinderen en erfgenamen van Maeijke, n.l. Leendert van Es, geh. metTrijntje.
Jans van Driel, Jan Janse van Driel, Geertruijt Jans van Driel, wed. van Willem Jans Benschop, Pieter "Kornelese" van de "Fijnaart", geh. met Fijgje Jans van Driel en Mels Jan van Driel. Zij werden geassisteerd door de Schout Rokus Leenheer, die namens hen een stuk weiland van 1 morgen en 150 roeden.
transporteerde voor 1300 gulden aan Pieter Wouterse op Sluijs, dr. van Melchior Jans van Croonenburgh en Trijntje Cornelisdr. van den Bongaert, tr.(1) Heinenoord 24-2-1636 Jan tr. 1e Aerjaenken Cornelisdr, overl. ca. 1634, tr. 3e Maijke Melsen Croonenburg (voorouder).
Mutueel testament: 26 febr 1651 te Dordrecht.
Op 20 febr. 1643 transp. Huijch Gijsbrechtsz, heemraad van Grote Lindtomtrent 50 r. boomgaard en beplanting Aen de kerckwech" in het dorp Grote Lindt aan Jan.
Jan tr. 1e Ariaentje Cornelis en 3e Maeijcke Melden Cronenburgh (voorouder) Op 26 febr 1651 maakten "Jan Diricxs van Driel, huystimmerman",en Geertgen Geerits echtelieden" wonende te Lint, zij ziek zijnde, te Dordrecht een mutueel testament. Indien Jan eerst zou komen te overlijden , zou zijn weduwe aan zijn: voordochter een "cleet naer de staet en gelegentheyt van sijnen boedel" geven. Binnen enkele maanden stierf Geertje en nog in datzelfde jaar vond Jan een nieuwe vrouw.

Uit dit huwelijk 3 kinderen.


Bronnen:

1.Het geslacht van Driel te Groote/Kleine Lindt en Dordt (B 267), K.J. Slijkerman

Dirck Jansz
Dirck Jansz, geb. circa 1575.

  • Vader:
    Jans Gerritsz, zn. van Gerrit , geb. in 1550, ovl. Groote Lindt voor 1607, tr. met

tr.
met

Ariaentje Cornelisdr .

Uit dit huwelijk 3 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Jan     12 


Ariaentje Cornelisdr
Ariaentje Cornelisdr .

tr.
met

Dirck Jansz, zn. van Jans Gerritsz en Neeltgen Dircksdr, geb. circa 1575.

Uit dit huwelijk 3 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Jan     12 


Jans Gerritsz
Jans Gerritsz, geb. in 1550, ovl. Groote Lindt voor 1607.

  • Vader:
    Gerrit , geb. circa 1525.

tr.
met

Neeltgen Dircksdr, ovl. voor 26 mei 1613.

Uit dit huwelijk 4 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Dirck*1575     


Neeltgen Dircksdr
Neeltgen Dircksdr, ovl. voor 26 mei 1613.

tr.
met

Jans Gerritsz, zn. van Gerrit , geb. in 1550, ovl. Groote Lindt voor 1607.

Uit dit huwelijk 4 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Dirck*1575     


Gerrit
Gerrit , geb. circa 1525.


Hij krijgt een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Jans*1550  †1607 Groote Lindt 57


Melchior Jansz van Croonenburgh
Mels (Melchior Jansz) van Croonenburgh, geb. Heerjansdam in 1595, schipper en sluiswachter, ovl. na 1662.

tr. Utrecht op 28 jun 1618
met

Trijntje (Catharina Cornelisdr) van den Bongaert, dr. van Cornelis Jansz van den Bongaert (luitspeler) en Sophia Nicolaesdr, geb. Utrecht circa 1598, ovl. Heerjansdam na 1638.

Uit dit huwelijk 2 dochters:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Mayke*1630 Kleine Lindt †1712 Groote Lindt 81
Cornelia*1620 Develsluis †1660 Groote Lindt 40


Catharina Cornelisdr van den Bongaert
Trijntje (Catharina Cornelisdr) van den Bongaert, geb. Utrecht circa 1598, ovl. Heerjansdam na 1638.

  • Moeder:
    Sophia Nicolaesdr, geb. in 1575, ovl. Utrecht op 28 apr 1640, begr. aldaar in mei 1640.

tr. Utrecht op 28 jun 1618
met

Mels (Melchior Jansz) van Croonenburgh, geb. Heerjansdam in 1595, schipper en sluiswachter, ovl. na 1662.

Uit dit huwelijk 2 dochters:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Mayke*1630 Kleine Lindt †1712 Groote Lindt 81
Cornelia*1620 Develsluis †1660 Groote Lindt 40


Cornelis Jansz van den Bongaert
Cornelis Jansz van den Bongaert, geb. Utrecht in 1568, luitspeler, ovl. Utrecht op 27 jul 1619.

Cornelis Jansz van den Bongaert.
Lutenist (luitspeler), woont te Utrecht in de Donckerstraat. Op 02.09.1600 verklaren Cornelis en Sophia schuldig te zijn aan Frans Wtenbogaert, brouwer te Utrecht, 200 carolusguldens gevestigd op hun huis aan de Donkerstraat. Hij bezat een huis met "kameren" aan de noordzijde van de Kerckstraet, achter de Buurkerk. Cornelis valt wat zijn beroep betreft in de familie wat uit de toon, zijn twee broers zijn resp. rentmeester en schout van Nijenrode, zijn zuster trouwt eveneens een schout.

tr. in 1595
met

Sophia Nicolaesdr, geb. in 1575, ovl. Utrecht op 28 apr 1640, begr. aldaar in mei 1640.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Trijntje*1598 Utrecht †1638 Heerjansdam 40


Sophia Nicolaesdr
Sophia Nicolaesdr, geb. in 1575, ovl. Utrecht op 28 apr 1640, begr. aldaar in mei 1640.

tr. in 1595
met

Cornelis Jansz van den Bongaert, zn. van Jan Bernardz van den Bongaert en Cunera Cornelisdr van Lichtenberch, geb. Utrecht in 1568, luitspeler, ovl. Utrecht op 27 jul 1619.

Cornelis Jansz van den Bongaert.
Lutenist (luitspeler), woont te Utrecht in de Donckerstraat. Op 02.09.1600 verklaren Cornelis en Sophia schuldig te zijn aan Frans Wtenbogaert, brouwer te Utrecht, 200 carolusguldens gevestigd op hun huis aan de Donkerstraat. Hij bezat een huis met "kameren" aan de noordzijde van de Kerckstraet, achter de Buurkerk. Cornelis valt wat zijn beroep betreft in de familie wat uit de toon, zijn twee broers zijn resp. rentmeester en schout van Nijenrode, zijn zuster trouwt eveneens een schout.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Trijntje*1598 Utrecht †1638 Heerjansdam 40


Jan Bernardz van den Bongaert
Jan Bernardz van den Bongaert, geb. in 1526, ovl. Breukelen na 1585.

Jan Bernardz van den Bongaert.
(Bastaardzoon) Schout van Nijenrode sedert 1547, schout van Breukelen(St. Pietersgerecht).
1548 en opnieuw aangesteld op 13 april 1579. Leenman van de heer van Vianen te Lakerveld, gelijftocht op 15 december 1554, (vruchtgebruik) beleend op 15 juni 1555, overgedragen door zijn halfbroer jonkheer Johan v.d.Bongard en aangesteld om gelden en pachten in de stad Utrecht en in het stichtte.
innen. Hij bezat een huis aan de oostzijde van de Oude Gracht bij de St. Jacobsbrug te Utrecht sedert 1570.

tr.
met

Cunera Cornelisdr van Lichtenberch.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Cornelis*1568 Utrecht †1619 Utrecht 51


Cunera Cornelisdr van Lichtenberch
Cunera Cornelisdr van Lichtenberch.

tr.
met

Jan Bernardz van den Bongaert, zn. van Bernard van den Bongaert en Lutgard van Wulven, geb. in 1526, ovl. Breukelen na 1585.

Jan Bernardz van den Bongaert.
(Bastaardzoon) Schout van Nijenrode sedert 1547, schout van Breukelen(St. Pietersgerecht).
1548 en opnieuw aangesteld op 13 april 1579. Leenman van de heer van Vianen te Lakerveld, gelijftocht op 15 december 1554, (vruchtgebruik) beleend op 15 juni 1555, overgedragen door zijn halfbroer jonkheer Johan v.d.Bongard en aangesteld om gelden en pachten in de stad Utrecht en in het stichtte.
innen. Hij bezat een huis aan de oostzijde van de Oude Gracht bij de St. Jacobsbrug te Utrecht sedert 1570.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Cornelis*1568 Utrecht †1619 Utrecht 51


Bernard van den Bongaert
Bernard van den Bongaert, geb. Bocholt [Duitsland] circa 1500, ovl. voor 1556.

relatie
met

Lutgard van Wulven, geb. circa 1500, ovl. voor 1555.

Uit deze relatie een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Jan*1526  †1585 Breukelen 59



Bronnen:
1.Afgeschermd, Periodiek, Kon. Ned. Gen. voor Geslacht- en Wapenkunde, ‘s-Gravenhage, vanaf 1883

Lutgard van Wulven
Lutgard van Wulven, geb. circa 1500, ovl. voor 1555.

relatie
met

Bernard van den Bongaert, zn. van Johannes von dem Bongard en Elisabeth van Erckenthiel, geb. Bocholt [Duitsland] circa 1500, ovl. voor 1556.

Uit deze relatie een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Jan*1526  †1585 Breukelen 59


Johannes von dem Bongard
Johannes von dem Bongard (von dem Bongard1), geb. circa 1450, ovl. in 1520.

Johannes von dem Bongard.
Hermann Dortzant, schepen te Aken, tr. Heylke von Hoekirchen. Zij leefden in de 14de eeuw en hadden een dochter Heylke Dortzant, tr. Ie Johann von Eynenberg en tr. 2e Eustacius (Stas) van den Bongarde, ridder, erfkameraar en raad van de hertog van Gulik, geb. ca. 1375 en t na 1443 (zie: Jaarboek Oud Utrecht 1975, blz. 167 e.v.). Nadere gegevens gevraagd over het echtpaar Dortzant-Von Hoekirchen en hun voorgeslacht. Rotterdam. K. J. Slijkerman. Van Erckenthiel-Van Schoonhoven. Jacob van Erckenthiel en Elisabeth van Schoonhoven hadden een dochter Elisabeth van Erckenthiel, tr. 1484 Joannes von dem Bongart, heer van Bongart, Paffendorf en Bergerhausen, erfkameraar en raad van de hertog van Gulik, ambtman van Nörvenich en Monschau, geb. ca. 1450 en t 1520 (zie Jaarboek Oud Utrecht 1975, blz. 1 70 e.v. ) . (mal copié car copier à partir du moteur de recherche Google et pas à partir du livre car lecture en ligne non libre).
Chambellan héréditaire du duché de Juliers, chevalier de l'ordre de Saint Hubert de Juliers.
Amman (écoutête) à Nörvenich.

tr. in 1484
met

Elisabeth van Erckenthiel (von Argentel), dr. van Jacques I d'Argenteau en Elisabeth van Schoonhoven, ovl. na 1520.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Bernard*1500 Bocholt [Duitsland] †1556  56



Bronnen:
1.Afgeschermd, Periodiek, Kon. Ned. Gen. voor Geslacht- en Wapenkunde, ‘s-Gravenhage, vanaf 1883