Website van Cees Hagenbeek

Otto II van Buren
 
Otto II van Buren1, vermeld 1263-1313.


Otto II van Buren.
de nieuwe heer in 1263, Otto, wordt dan uitdrukkelijk 'nobilis vir' en 'dominus (= heer) de Buren' genoemd. Ridder was hij in januari 1281 zeker nog niet, te oordelen naar een verklaring van de elect Jan van Nassau, en ook nog niet op 22 september 1287, maar in ieder geval wèl op 22 januari 1288 als hij zelf optreedt. Heer van Buren is hij nog op 12 maart 1300, op 3 mei 1313 is dat zijn zoon Alardus, die dan met zijn vaders toestemming twee hoeven te Tricht aan Mariënweerd verkoopt.
In de tussenliggende tijd komt hij zeer veel voor en niet altijd in rust. Vanaf 1287 procedeerde Otto met het kapittel van St. Pieter over de eigendom van tienden te Buurmalsen, waarover pas in 1315 een compromis gesloten werd, én tevens met de abdij Mariënweerd over tienden te Trichterveld en Beesd. Ernstiger waren de problemen met de graven van Gelre en Holland. Van de eerste is hij in 1281 nog borg bij een lombard, maar op 17 april 1298 erkennen Otto en zijn zoon Alard hun kasteel te Buren te hebben verbeurd aan graaf Reinald wegens door hen aangerichte schade, en het nu als leen te hebben terug ontvangen om er een 'open huis' voor de graaf van te maken. Zijn zoon Alard van wie de problemen vermoedelijk uitgingen, laat op 17 juni 1297 aan graaf Jan van Holland de uitspraak over inzake van hem te vorderen boeten en breuken. Eveneens op 17 april 1298 was heer Otto borg voor heer Arnt van Arkel, die dan als voogd optreedt van de dochter van wijlen heer Otto van Zoelen bij diens belening door graaf Reinald met het huis te Zoelen. Was hij een gewezen bondgenoot?

 


Hij krijgt een zoon:


 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Alard III*1240  †1315  75



Bronnen:
1.Middeleeuws Vlechtwerk (A 008), A 008

Alard II van Buren
 
Alard II van Buren (van Bosinchem1), ridder, nobilis vir 1253-1259, vermeld 1248-1262.


Alard II van Buren.
van de acht in 1248 genoemde broeders hebben alleen Alard, Hubert, Otto (alléén in 1249) en Steven meerdere sporen nagelaten. Van een door Alard in 1262 veroorkonde ruiling van land te Erichem met de abdij van Oostbroek waren Wilhelmus en Wenemarus getuige. En als bloedverwant van Steven van Beusinchem, deken en proost van St. Pieter, treedt in 1278 een Wenemarus van Redichem op. Deze verklaart dan met de vorige abt van Mariënweerd, d.w.z. vóór 1272, drie weren in 'Ascherweert' te hebben geruild tegen even zovele in 'Solemunderbroec', en hij laat dat bezegelen door zijn oom (avunculus) de proost en zijn neef (cognatus) Hubertus Schenck de Redinchem (lees: van Beusinchem). Deze Wenemarus behoorde dus tot een volgende generatie, maar of hij een van Buren was en zo ja, wiens zoon, valt bij gebrek aan nadere gegevens niet meer uit te maken.
Hubert en Steven en hun nakroost besprokenna eerst hun oudste broeder Alard en zijn nakomelingen te hebben behandeld. Deze Alard verschijnt als heer van Buren tot 30 april 1262. In 1263 nam een Otto van Buren zijn plaats in. Van graaf Otto van Gelre, wiens getuige hij ook in 1253 is, wordt Alard op 5 mei 1258 'fidelis noster' genoemd. Met een of meer van zijn broeders was hij in 1249 getuige van de Domproost, in 1255 van heer Hendrik van der Leek als deze goederen van St. Marie in erfpacht neemt, in 1262 bij het huwelijkscontract van een dochter van Sweder van Beusinchem (van Vianen) en bij zijn laatste optreden beoorkondt hij - tezamen met zijn broeders Wilhelmus en Wenemarus - de boven vermelde ruiling met Oostbroek.


Hij krijgt 2 zonen:


 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Otto II     
Arnold     



Bronnen:
1.Middeleeuws Vlechtwerk (A 008), A 008

Arnold van Buren
Arnold van Buren.

 



Bronnen:

1.Middeleeuws Vlechtwerk (A 008), A 008

Alard I/II van Buren
Alard I/II (Alard I/ II) van Buren, geb. te Buren circa 12182, vermeld 1220-1243, ovl. (hoogstens 29 jaar oud) voor 12 mrt 1248.

Alard I/II van Buren.
De Burens waren echter niet eenkennig op standsgebied. Na Otto komt in de jaren 1210 tot vermoedelijk 1243 een Alardus de Buren, 'nobilis vir' voor, doorgaans in relatie tot de abdij van Mariënweerd en/of de bisschop van Utrecht Otto (II) van Lippe. Naar hem verwijst wel de schenking van 12 maart 1248, van het collatierecht van de kerk van Ingen aan het Johannieter hospitaal te Utrecht door zijn zoon Alardus heer van Buren, met instemming van diens broeders Hubertus en Otto, ridders, Stephanus, Wilhelmus, Wenemarus, Gerardus en Henricus, knapen, met hun oom Stephanus Pincerna (van Beusinchem) en diens zonen Hubert en Sweder, voor het gezamenlijke zieleheil hunner overleden ouders en van hemzelf, zijn vrouw en kinderen. De moeder van deze Alard blijkt dus een van Beusinchem te zijn geweest, uit een geslacht van bisschoppelijke ministerialen. Of deze ministerialen alle ook inderdaad uit de 'laten' (=grondhorigen) of zelfs slaven omhoog gekomen waren, zoals vroeger heersende leer was, betwijfel ik. In de in abdij-archieven bewaard gebleven "chartae", waarbij het wastijnzig worden van doorgaans weduwen met of zonder wezen wordt geboekstaafd, vallen naast de vele vrouwen van "libera (=vrije) conditio" degenen op, wier stand als 'nobilis' wordt aangeduid. Aan het einde der dertiende eeuw, als het standsonderscheid door de opkomst van de ridderschap inmiddels naar het al dan niet ridderboortig zijn is verschoven, treft het grote aantal overgangen in de stand der ministerialen (dienst-mannen) - met name als borgman - door jongere zonen uit vrije edele geslachten. In dit geval houd ik het niet voor onmogelijk dat vroegere bisschoppen van hun overmacht gebruik hebben gemaakt om potentieel gevaarlijke potentaatjes te onderwerpen en tot hun dienstmannen te maken, zodat tenslotte binnen afzienbare afstand van Utrecht alleen in het rivierengebied nog enkele edelen (van der Leek, van der Leede/Arkel, van Buren en van Kuyck) waren overgebleven, min of meer op de wip tussen de naburige landsheerlijkheden.

tr. (1)
met

NN Hubrechtsdr van Bosinchem, dr. van Hubert van Bosinchem en Johanna van Zuijlen.

NN Hubrechtsdr van Bosinchem.
de moeder van Alard II blijkt dus een van Beusinchem te zijn geweest, uit een geslacht van bisschoppelijke ministerialen. Of deze ministerialen alle ook inderdaad uit de 'laten' (=grondhorigen) of zelfs slaven omhoog gekomen waren, zoals vroeger heersende leer was, betwijfel ik. In de in abdij-archieven bewaard gebleven "chartae", waarbij het wastijnzig worden van doorgaans weduwen met of zonder wezen wordt geboekstaafd, vallen naast de vele vrouwen van "libera (=vrije) conditio" degenen op, wier stand als 'nobilis' wordt aangeduid. Aan het einde der dertiende eeuw, als het standsonderscheid door de opkomst van de ridderschap inmiddels naar het al dan niet ridderboortig zijn is verschoven, treft het grote aantal overgangen in de stand der ministerialen (dienst-mannen) - met name als borgman - door jongere zonen uit vrije edele geslachten. In dit geval houd ik het niet voor onmogelijk dat vroegere bisschoppen van hun overmacht gebruik hebben gemaakt om potentieel gevaarlijke potentaatjes te onderwerpen en tot hun dienstmannen te maken, zodat tenslotte binnen afzienbare afstand van Utrecht alleen in het rivierengebied nog enkele edelen (van der Leek, van der Leede/Arkel, van Buren en van Kuyck) waren overgebleven, min of meer op de wip tussen de naburige landsheerlijkheden.

Uit dit huwelijk 6 kinderen, waaronder:


 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Hubertus     




Bronnen:

1.Notariele akte Leiden (Notar 421), Type: Notariele akte, Archiefnaam: RA Leiden, Archief: Not. Arch. Leiden, Inventarisnr.: 1983, Onderwerp: testamen, Notaris: Pieter Hubertus Pla [ Pietersz.], Akteplaats: Leiden, periode: van 1723 tot 1772 (akte 91)
2.K.O. register PP Leiden (T 117), Type: trouwboek, Archiefnaam: R.A. Leiden, Archief: DTB Leiden, Inventarisnr.: PP 39, Gezindte: NH, trouwplaats: Leiden, periode: 1750 (6 apr 1747 blz. 53)

NN Hubrechtsdr van Bosinchem
NN Hubrechtsdr van Bosinchem.

NN Hubrechtsdr van Bosinchem.
de moeder van Alard II blijkt dus een van Beusinchem te zijn geweest, uit een geslacht van bisschoppelijke ministerialen. Of deze ministerialen alle ook inderdaad uit de 'laten' (=grondhorigen) of zelfs slaven omhoog gekomen waren, zoals vroeger heersende leer was, betwijfel ik. In de in abdij-archieven bewaard gebleven "chartae", waarbij het wastijnzig worden van doorgaans weduwen met of zonder wezen wordt geboekstaafd, vallen naast de vele vrouwen van "libera (=vrije) conditio" degenen op, wier stand als 'nobilis' wordt aangeduid. Aan het einde der dertiende eeuw, als het standsonderscheid door de opkomst van de ridderschap inmiddels naar het al dan niet ridderboortig zijn is verschoven, treft het grote aantal overgangen in de stand der ministerialen (dienst-mannen) - met name als borgman - door jongere zonen uit vrije edele geslachten. In dit geval houd ik het niet voor onmogelijk dat vroegere bisschoppen van hun overmacht gebruik hebben gemaakt om potentieel gevaarlijke potentaatjes te onderwerpen en tot hun dienstmannen te maken, zodat tenslotte binnen afzienbare afstand van Utrecht alleen in het rivierengebied nog enkele edelen (van der Leek, van der Leede/Arkel, van Buren en van Kuyck) waren overgebleven, min of meer op de wip tussen de naburige landsheerlijkheden.

 

tr.
met

Alard I/II (Alard I/ II) van Buren, zn. van Otto I Alardsz van Buren (heer van Buren) en Sofie Huibert Roelofsdr van Beusinchem, geb. te Buren circa 12181, vermeld 1220-1243, ovl. (hoogstens 29 jaar oud) voor 12 mrt 1248, Hij krijgt geen kinderen.

Alard I/II van Buren.
De Burens waren echter niet eenkennig op standsgebied. Na Otto komt in de jaren 1210 tot vermoedelijk 1243 een Alardus de Buren, 'nobilis vir' voor, doorgaans in relatie tot de abdij van Mariënweerd en/of de bisschop van Utrecht Otto (II) van Lippe. Naar hem verwijst wel de schenking van 12 maart 1248, van het collatierecht van de kerk van Ingen aan het Johannieter hospitaal te Utrecht door zijn zoon Alardus heer van Buren, met instemming van diens broeders Hubertus en Otto, ridders, Stephanus, Wilhelmus, Wenemarus, Gerardus en Henricus, knapen, met hun oom Stephanus Pincerna (van Beusinchem) en diens zonen Hubert en Sweder, voor het gezamenlijke zieleheil hunner overleden ouders en van hemzelf, zijn vrouw en kinderen. De moeder van deze Alard blijkt dus een van Beusinchem te zijn geweest, uit een geslacht van bisschoppelijke ministerialen. Of deze ministerialen alle ook inderdaad uit de 'laten' (=grondhorigen) of zelfs slaven omhoog gekomen waren, zoals vroeger heersende leer was, betwijfel ik. In de in abdij-archieven bewaard gebleven "chartae", waarbij het wastijnzig worden van doorgaans weduwen met of zonder wezen wordt geboekstaafd, vallen naast de vele vrouwen van "libera (=vrije) conditio" degenen op, wier stand als 'nobilis' wordt aangeduid. Aan het einde der dertiende eeuw, als het standsonderscheid door de opkomst van de ridderschap inmiddels naar het al dan niet ridderboortig zijn is verschoven, treft het grote aantal overgangen in de stand der ministerialen (dienst-mannen) - met name als borgman - door jongere zonen uit vrije edele geslachten. In dit geval houd ik het niet voor onmogelijk dat vroegere bisschoppen van hun overmacht gebruik hebben gemaakt om potentieel gevaarlijke potentaatjes te onderwerpen en tot hun dienstmannen te maken, zodat tenslotte binnen afzienbare afstand van Utrecht alleen in het rivierengebied nog enkele edelen (van der Leek, van der Leede/Arkel, van Buren en van Kuyck) waren overgebleven, min of meer op de wip tussen de naburige landsheerlijkheden.

Uit dit huwelijk 6 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Hubertus     



Bronnen:
1.K.O. register PP Leiden (T 117), Type: trouwboek, Archiefnaam: R.A. Leiden, Archief: DTB Leiden, Inventarisnr.: PP 39, Gezindte: NH, trouwplaats: Leiden, periode: 1750 (6 apr 1747 blz. 53)
2.Middeleeuws Vlechtwerk (A 008), A 008
3.Notariele akte Leiden (Notar 421), Type: Notariele akte, Archiefnaam: RA Leiden, Archief: Not. Arch. Leiden, Inventarisnr.: 1983, Onderwerp: testamen, Notaris: Pieter Hubertus Pla [ Pietersz.], Akteplaats: Leiden, periode: van 1723 tot 1772 (akte 91)

Eberhard III van Eberstein
Eberhard III Graf van Eberstein, geb. voor 1181, graaf in 1195, ovl. (ongeveer 38 jaar oud) voor 1219.

tr.
met

Kunigunde van Istrië, dr. van Berthold II/V Markgraaf van Andechs (markgraaf Istrië) en Hedwig van Dachau-Wittelsbach, ovl. circa 10 feb 1207.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Agnes*1221  †1251  30


Kunigunde van Istrië
Kunigunde van Istrië, ovl. circa 10 feb 1207.

tr.
met

Eberhard III Graf van Eberstein, geb. voor 1181, graaf in 1195, ovl. (ongeveer 38 jaar oud) voor 1219.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Agnes*1221  †1251  30


Luitgard van Denemarken
Luitgard van Denemarken.

tr.
met

Berthold II/V Markgraaf van Andechs, zn. van Berthold I/IV Graf von Diessen Stein Plassenburg und Andechs (graaf van Andechs) en Sophia van Istrië, geb. voor 1125, markgraaf Istrië, ovl. (minstens 63 jaar oud) op 14 dec 1188, begr. te Diessen, tr. (1) met zijn achternicht Hedwig van Dachau-Wittelsbach. Uit dit huwelijk 3 kinderen.

Berthold II/V Markgraaf van Andechs.
Berthold III (IV) van Andechs (- 14 december 1188) was een zoon van Berthold II van Andechs en van Sophia van Istrië. Hij volgde zijn broer Poppo op als graaf van Andechs. Tijdens zijn regeerperiode breidde hij zijn grondgebied en zijn invloed uit. Berthold was een trouw aanhanger van de Hohenstaufen en begeleidde Frederik Barbarossa op diverse krijgstochten. Wanneer in 1157 de lijn Wolfratshausen in Dießen uitsterft, wordt Berthold erfgenaam. Na een opvolgingsstrijd erft hij in 1158 ook Neuburg en Schärding bij het uitsterven van de graven van Formbach. Van zijn broer Otto, de bisschop van Brixen, krijgt hij de grafelijke rechten in het Norital en het Pustertal en controleert hij de Brennerpas. In de jaren 1170 sticht hij in het Inntal nabij Ambras, de latere stad Innsbruck. Berthold verkrijgt ook de voogdij over Brixen en Neustift. In 1173 krijgt hij van Frederik Barbarossa Istrië-Krain als rijksleen. Wanneer in 1180 Beieren verheven wordt tot hertogdom, krijgt ook Bertholds zoon de titel van hertog van Meranië.


Dietrich von Kempenich
Dietrich von Kempenich, geb. voor 1158, ovl. (minstens 23 jaar oud) na 1181.

tr.
met

Jutta von Müllenark, dr. van Gerhard von Müllenark.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Hedwig     


Jutta von Müllenark
Jutta von Müllenark.

tr.
met

Dietrich von Kempenich, zn. van Sigenus von Kempenich, geb. voor 1158, ovl. (minstens 23 jaar oud) na 1181.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Hedwig     


Gerhard von Müllenark
Gerhard von Müllenark, geb. voor 1129, ovl. (minstens 16 jaar oud) na 1145.


Hij krijgt een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Jutta     


Richwin von Kempenich
Richwin von Kempenich, geb. voor 1093, ovl. (minstens 10 jaar oud) na 1103.

Richwin von Kempenich.
bei Erbteilung erhält er Kempenich. In beiden StiftungsUrkunden der Abtey Laach von den Jahren 1093. und 1112. kommen Graf Mefried von Wied und sein Bruder Richwin von Kempenich, als Zeugen vor; die nehmlichen erscheinen, jedoch blos unter dem Namen: Graf Mefried, und sein Bruder, Richwin, in einer Urkunde, die Erzbischof Bruno von Trier im J. 1103. für das Collegiatstift zu Münster Meinfeld ausstellte, und Erzbischof Arnold von Kölln zählte in seiner ausfehrlichen Beschreibung der Wohlthäter des Klosters Rolandswert, vom Jahr 1143, unter dieselbe auch einen Richwin von Kempenich, der diesem Kloster Besitzungen zu Ramersbach, Runmersdorf und Ludinkoven geschenkt gehabt habe. Es lebten folglich zu Ende des eilften und zu Anfange des zwölften Jahrhunderts zween Brüder, deren einer ein Graf von Wied, der andere ein Herr von Kempenich war. Beider Voreltern sind unbekannt und man will hieraus die Vermuthung ziehen, daß beide StammVäter der folgenden Grafen von Wied und Herren von Kempenich gewesen seyen. So richtig diese Vermuthung zu seyn scheint, so unerörtert bleibt dabei doch noch die Frage, woher es gekommen seyn möge, daß von zween Brüder einer den Beinamen von Wied, der andere jenen von Kempenich angenommen gehabt habe?.
Das Wohnschloß des ersteren lag auf der rechten, jenes des anderen auf der linken Rheinseite und die wiedischen Geschichtsschreiber folgern hieraus die Behauptung, daß die alte Grafschaft Wied dies und jenseits des Rheines gelegen gewesen sey und daß Mefried bei der Brüdertheilung die Besitzungen auf der rechten Rheinseite erhalten, und sich von seinem Wohnsitze einen Grafen von Wied, Richwin hingegen jene Besitzungen auf der linken Rheinseite ererbt und sich einen Herrn von Kempenich genannt habe.
Das Schloß Kempenich war nicht weit von Laach, vom Laacher See, von Nikendich und von Wehr entlegen; es lag in jener Gegend die zu den Besitzungen der alten Grafen von Aar-Hochstadten gehörte.


Hij krijgt een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Sigenus  †1152   


Ruckerus von Wied
Ruckerus von Wied.


Hij krijgt 2 zonen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Richwin*1093  †1103  10
Mattfried III*1093  †1129  36


Joffroi I d'Aspremont Sire d'Aspremont de Dun
Joffroi I d'Aspremont Sire d'Aspremont de Dun, ovl. op 20 jun 1222.

tr.
met

Isabelle de Dampierre, dr. van Guillaume I de Dampierre en Ermengarde de Mouchy, ovl. na 1228.

Uit dit huwelijk 2 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Gobert VI  †1263   
Ermengarde     


Isabelle de Dampierre
Isabelle de Dampierre, ovl. na 1228.

tr.
met

Joffroi I d'Aspremont Sire d'Aspremont de Dun, ovl. op 20 jun 1222.

Uit dit huwelijk 2 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Gobert VI  †1263   
Ermengarde     


Guillaume I de Dampierre
Guillaume I de Dampierre, ovl. voor 1162.

Guillaume I de Dampierre.
Blason de la Maison de Dampierre (de gueules à deux léopards d'or, l'un sur l'autre).

tr.
met

Ermengarde de Mouchy.

Uit dit huwelijk 5 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Isabelle  †1228   
Guy II*1155  †1216  60


Ermengarde de Mouchy
Ermengarde de Mouchy.

tr.
met

Guillaume I de Dampierre, zn. van Guy I de Dampierre Seigneur de Troyes en Helvide de Baudement, ovl. voor 1162.

Guillaume I de Dampierre.
Blason de la Maison de Dampierre (de gueules à deux léopards d'or, l'un sur l'autre).

Uit dit huwelijk 5 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Isabelle  †1228   
Guy II*1155  †1216  60


Guy I de Dampierre Seigneur de Troyes
Guy I de Dampierre Seigneur de Troyes, geb. circa 1130, ovl. (ongeveer 44 jaar oud) circa 1174.

Guy I de Dampierre Seigneur de Troyes.
Blason de la Maison de Dampierre (de gueules à deux léopards d'or, l'un sur l'autre).

tr.
met

Helvide de Baudement, dr. van Andre de Baudement Seigneur de Fere de Nesles de Longueville de Quincy de Baudement en Agnes ? , geb. circa 1100, ovl. (ongeveer 65 jaar oud) in 1165, tr. (resp. ongeveer 10 en ongeveer 25 jaar oud) (2) in 1110 met Hugues de Montréal. Uit dit huwelijk een kind.

Uit dit huwelijk 2 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Guillaume I  †1162   
Agnès*1135  †1192  57


Helvide de Baudement
Helvide de Baudement, geb. circa 1100, ovl. (ongeveer 65 jaar oud) in 1165.

  • Moeder:
    Agnes ? (Agnes) , ovl. na 1137.

tr. (1)
met

Guy I de Dampierre Seigneur de Troyes, zn. van Thibaut de Dampierre en Elisabeth de Montmorency-Monthlery, geb. circa 1130, ovl. (ongeveer 44 jaar oud) circa 1174.

Guy I de Dampierre Seigneur de Troyes.
Blason de la Maison de Dampierre (de gueules à deux léopards d'or, l'un sur l'autre).

Uit dit huwelijk 2 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Guillaume I  †1162   
Agnès*1135  †1192  57

tr. (resp. ongeveer 10 en ongeveer 25 jaar oud) (2) in 1110
met

Hugues de Montréal, geb. te Montréal [Frankrijk] in 1085, ovl. (hoogstens 34 jaar oud) voor 1119.

Hugues de Montréal.
Seigneur de Montréal (Yonne, Bourgogne-Franche-Comté).

Uit dit huwelijk een kind.


Thibaut de Dampierre
Thibaut de Dampierre, ovl. tussen 1106 en 1107.

tr.
met

Elisabeth de Montmorency-Monthlery, dr. van Miles de Montmorency Seigneur de Montlheri et de Chevreuse Vicomte de Troyes en Lithuise Vicomtesse de Troyes, ovl. na 1107.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Guy I*1130  †1174  44